I IMATERIALEN IBETONTECHNOLOGIEKWANTITATIEVE ANALYSEVAN VERHARD BETON VlADEPETROGRAFISCHEMICROSCOOPLie.S.Wirgot, Nationaal Centrum voor Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek der Cementnijverheid, BrusselMet de petrografische polarisatiemicroscoop is het mogelijk de verschillendecomponenten in beton te kwantificeren. De nauwkeurigheid van dezekwantificering verschilt echter per bestanddeel. De water-cementfactor (wcf) en descheurvorming kunnen worden gemeten door middel van fluorescerend licht. Ditartikel belicht de mogelijkheden en de beperkingen van deze kwantitatieve analysevan granulaat, zand, cementsteen, hoogovenslak, vliegas, luchtgehalteenwater-cementfactor.De norm NBN B15~250 'Che~. misch onderzoek van verhardemortel en beton' is in Belgi?het referentiedocument bij de bepalingvan de samenstelling van verhard beton.Op initiatief van het Nationaal Cen~trum voor Wetenschappelijk en Tech~nischOnderzoekderCementnijverheiden in samenwerking met vijfandere la~boratoria, gespecialiseerd inhet beproe-ven van bouwmaterialen, werd dezenorm onlangs herzien door een werk~groep van het Belgisch Instituut voorNormalisatie.De chemische analyse is in de loop derjaren steeds complexer geworden, mededoorhetgebruikvan nieuwe materialenbij de vervaardiging van mortel en be-ton. Deze ontwikkeling heeft het Na~tionaal Centrum voor Wetenschappe~lijk en Technisch Onderzoek der Ce~mentnijverheid gestimuleerd fYsische,voornamelijk microscopische analyse~technieken te ontwikkelen, methetdoeldeze in eerste instantie naast chemischeanalysen te gebruiken en die op denduur zelfs te vervangen.Kwantifleeringvan hetgehalte aangrannlaat, zand en eetnent inverhard betonOndanks de opkomst van de beelda~nalysetechniekwordt de kwantificeringvan objecten door middel van de petro~grafische microscoop nog vaak uitge-voerd via de methode der punttelling,ingevoerd door Glagolev en ontwikkelddoor Chayes.Hierbij identificeert de waarnemer hetCement 1992 nr. 11object in het centrum van het draden~kruis van de microscoop en drukt hij opeen toets die overeenstemt met hetwaargenomen object. Het slijpplaatje(of de gepolijste doorsnede) is gemon-teerd op een tafel met mogelijkeid totkruiselingse bewegingen nahetindruk~ken van de teltoets wordt het preparaatautomatisch over een bepaalde afstandverschoven langs een vastgelegd traject.Deze handeling wordt herhaald tot heteinde van het traject is bereikt. De tel~ling wordt vervolgens hervat op eenhieraan parallel gelegen nieuw traject,tot uiteindelijk het hele proefstuk is ge-analyseerd. De in beschouwing geno~men telpuntenvormeneendenkbeeldigrooster boven het proefstuk.De verhoudingen van granulaat, zand,cementsteen en pori?n inverhard betonkunnen door middel van deze techniekworden bepaald op een slijpplaatje ofopeen gepolijste doorsnede.Bij het einde van de meting zijn de ge~halten aan granulaat, zand, cementsteenen pori?n, uitgedrukr in een oppervlak~tepercentage, bekend. Volgens het prin~cipe van Delesse zijn deze oppervlakte~percentages gelijk aan de volumeper~centages van deze materialen in het be~ton. De massa's van de samenstellendebestanddelen worden berekend via devolgende formules [1] *):*) De redactie heeft gemeend de in de praktijkgehanteerde formules ongewijzigd te moetenovernemen, hoewel deze niet aan hetSI~stelselvoldoen.M = _V---,c",--s_.~10~c 1-+wcfPcwaarin:Mg is massa van het grof granulaat inkg/m3;Mz is massa van het zand in kg/m3;Mc is massa van het cement in kg/m3;Pg is volumieke massa van het grofgranulaat in kgldm3;pz is volumieke massa van het zand inkg/dm3;Pc is volumieke massa van het cementinkg/dm3;V; is volume van het grof granulaat(resultaat van de telling) in %;v: is volume van het zand (resultaatvan de telling) in %;V::s is volume van de cementsteen (re~sultaat van de telling) in %;wcfis water~cementfactor van het be~ton.Reeds geruime tijd tracht men desa~menstelling van verhard beton kwanti~tatief te bepalen.Een studie uitgevoerd in het NationaalCentrum voor Wetenschappelijk enTechnisch Onderzoek der Cementnij-verheid [2] op gepolijste betondoorsne~den met een minimale oppervlakte van100 cm2(foto 1)heeft aangetoond dat de352 Ontwikkeling vanl';" als functie van de gemeten oppervlakte130 150 17010 30 50 70 90 110~ gemeten oppervlakte (102 mm2)2B27293032-r-~---~---~------~----~31IBETONTECHNOLOGIE"ij. 26"' 25~Gepolijstbetonplaatje voor de punttelling; afinetingen van het beschouwdeoppervlak: 105 x 70 nnn21IMATERIALENFiguur 2 illustreertde ontwikkeling vanhetgehalte aan cementsteen Vcs van eencementrijk beton (wcf = 0,40; 420 kgcement/m3) in de loop van de telproce-dure.De curve wordt steeds vlakker en stabi-liseert zich rond een constante waardevan v;,s die als representatief voor hetproefstuk kan worden beschouwd. Deafgebeelde telling werd uitgevoerd opeen gepolijste betondoorsnede, maarzou evengoed gerealiseerd kunnen zijnop slijpplaatjes. Elk punt in de grafiekvan figuur 2 vertegenwoordigt bij bena-dering de oppervlakte vaneen slijp-plaalje (30 x 45 mm2). Veertien slijp-plaaljes zouden dus nodig zijn geweestomde beschouwde totale teloppervlak-te afte dekken.Dit voorbeeld illustreert duidelijk hetbelangvan de afmetingvan het te analy~seren proefstuk om een waarde te ver-krijgen die als representatief kan wor-den beschouwd voor de werkelijke sa-menstelling van het beton.nauwkeurigheid van de methode zekervoldoet voor de raming van het gehalteaan de parameter 'granulaat+zand'(Mg+ Mz). De relatieve fout is hier kleinerdan 5%.De relatieve fout op het cementgehalteMe' berekend vanuit theoretische wcf-waarden is hoger, maar bedraagt tochminder dan 10%, op voorwaarde dat eenvoldoende grootoppervlakinde analysewordt betrokken. De minimale telop-pervlaktezou 200 cm2moetenbedragenbij beton met samenstell?ng: 0,40 < wcf< 0,65; 300 kg/m3s cementgehaltes 400 kg/m3; granulaat 4/28 mmoDe beeldanalysetechniek maakt hetmogelijk een dergelijke meting te auto-matiseren, waarbij de meting tevens on-afhankelijk wordt van de subjectiviteitvan de waarnemer.Met dit doel voor ogen zijn reeds proe-ven opgezet in Denemarken en Duits-land [2].Door middel van dezetechniekkunnen zelfs de zeefdiagrammen vanhet granulaat en het zand worden gere-construeerd.Kwantificering van dewater-cernentfactor van verhardbetonEen microscopische methode om dewater-cementfactor van verhard betonte schatten werd in de jaren zeventigontwikkeld inDenemarken [2].Bij dezemethodewordenslijpplaaljesuitbeton-monsters onder vacuum ge?mpreg-neerd met een fluorescerend epoxyhars,dat de capillaire pori?n vult. Deze voor-behandeling maakt de gehydrateerdecementsteen luminescerend in fluores-3 Zwart-wit beeld van een betonslijpplaatje, bekeken onder fluorescerend licht;afinetingen van het beschouwde oppervlak: 2 nnn x 1,5 nnnwitte zone: porie (in het midden van de foto)grijze zones: cementsteenzwarte zones: zandkorrels36 Cement 1992 nr. 11150140130120[J11010090i 80+---+~--i--~--+-~-+---i--~-+--j~ ~ ~ ~ ~ m ~ ~ ~---;;. water"cementfactor~ m ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~~ water_cementfactor100'"~.. 80..~"':E'0>i 601401204 Regressielijn grijswaarde ( ~ fluorescentie) versuswater-cementfactor van verhard heton 6. Correlatie grijswaarde - water-cementfactor Van hetheton. In de rechthoek, de gemiddelden voor de vijfaan elkaar grenzende slijpplaatjes uit figuur 55 Aan elkaar grenzende slijpplaatjes, op halve hoogte uit een hetonkuhusgenomencerend licht (foto 3). De intensiteitvan defluorescentie van de cementsteenneemttoe met een stijgende capillaire poro~siteit van dit materiaal en dus indirectook met de water-cementfactor.Door vergelijking van een slijpplaatjeuit een proefstuk met een onbekendewater-cementfactor met slijpplaatjesvervaardigd uit beton waarvan de wa~ter-cementfactor bekend is, is het mo~gelijkaan de onbekendewater-cement-factor een waarde toe te kennen.Deze raming is subjectiefdaarzij onver-mijdelijk van de waarnemer afhankelijk1S.Mayfield .[3] stelde voor om de uitge-zonden fluorescentie met behulp vaneen fotodiode te meten.Het Nationaal Centrum voor Weten-schappelijk en Technisch OnderzoekderCementnijverheid heeft een metho-de ontwikkeld om de fluorescentie temeten via beeldanalyse, gekoppeld aande interpretatie van de gegevens via dep-distributie [4,5]. Deze methode biedtde volgende voordelen:- objectiviteit, omdat het een echte me-ting betreft;- selectiviteit, inherent aan het beeld-analysesysteem, waarmee het moge-lijk is uitsluitend de fluorescentie vande cementsteen te meten;- zeer goede reproduceerbaarheid.Acht betonmonsters met een water-ce-mentfactor tussen 0,35 en 0,70 werdenvervaardigd met portlandcement. Permonster werden twee slijpplaatjes ge-maakt.Dematevanfluorescentie vandecementsteen in deze slijpplaatjes (weer-gegeven door de grijswaarde in figuur 4)maakte het mogelijk om een referentie-lijn op te stellen voor de meting van dewater-cementfactor van portlandce-mentbeton met een ouderdom vanmeer dan ??njaar (fig. 4).De spreiding van de resultaten in elkslijpplaatje is soms aanzienlijk. Figuur 4illustreertditverschijnsel:perslijpplaat-je werden 12 velden gemeten, het ge~middelde (m) en de standaardafwijking(s) berekend. De lijnstukken aan weers-zijden van elk gemiddelde vertegen-woordigen tweemaal de standaardaf-wijking. Hiermee wordt de spreidingvan de meetwaarden rond dit gemid-delde afgebeeld.Om het bestaan van deze spreiding vande water-cementfactor te bevestigen,werden vijfaan elkaar grenzende slijp-plaatjes uit eenbetonkubus meteenwa-ter-cementfactor van 0,50 genomen(foto S)en afzonderlijk geanalyseerd. Perslijpplaatje werden 12 velden gemeten.Voor elkslijpplaatje werden hetgemid-delde en de standaardafwijking bere-kend. De representatieve gemiddeldenvoor de vijfslijpplaatjes zijn omkaderdweergegeven in figuur 6.Een variantie-analyse toont aan datsommigevan deze gemiddeldewaardenonderling significant verschillen meteen betrouwbaarheidsgrens van 95%.Dit leidt tot de volgende conclusie: dewater-cementfactor gemeten op eenslijpplaatje vertegenwoordigt slechts dewater-cementfactorvan hetslijpplaatje,en niet noodzakelijk die van het beton-monsterwaaruit het plaatjeis genomen.De schatting van deze parameter zoudus de analyse van verschillende slijp-plaatjes vereisen om een waarde te vin-den die representatiefis voor het onder-zochte beton.Aanvullend onderzoek is nog noodza-kelijk om de invloeden op de capillaireporositeit van de cementsteen vast testellen van de toegepaste cementsoort,de ouderdom en de bewaarom-'standigheden van het beton.Kwantillceringvan het gehalte aanhoogovenslak in verhard betonDe bepaling van de hoeveelheid hoog-ovenslak in verhard beton kan wordenuitgevoerd door het tellen van de zicht-bare slakkorrels volgens de punttel-lingsmethode.Bij deze kwantificering treedt echtereen fout op die te wijten is aan twee ver-schijnselen:1. De hydratatie van slak leidt ondermeer tot de vorming van een gel be-staande uit gehydrateerde calciumsili-Cement 1992 nr. 11 379 Slijpplaatje - gepolariseerd licht - niet-gekruiste nicols.Reactieringen rond de slakkorrels tijdens de hydratatie.Mmetingen van het beschouwde oppervlak:260 flm x 180 flm[CaJ [Si] [AI]originele slakrandzone(ISH-OH randzone)[Ca] [Si] [AI]_-~- "'""ot-wa"'""""_ -_- , (initieel)- - SLAK :- '.- .- - .- - ...._______---_I~MA:~~TE~-RIALE---N-------.J..IB~E~T-O-NT__E_C_H_N~O_L_O~G~IE~--~7 Hydratatiemechanisme van hoogovenslakvolgens Glasser [6]10 Puzzolaan reactiemechanisme van vliegasvolgens Marion [7]8 Slijpplaatje - gepolariseerd licht - niet-gekrniste nicols.Intacte (1) en gedeeltelijk gehydrateerde (2) slakkorrelsin beton op basis van een mengcement (hoogovencement +vliegas). In het midden van de foto (3) is een gedeeltelijkgehydrateerd vliegasdeeltje te zien. Afinetingen van hetbeschouwde oppervlak: 400 flm x 280 flmo macropori?no macropori?no macropori?nill Ca(OH12 -vorming38 Cement 1992 nr. 1111? Slijpplaatje - gepolariseerd licht - niet-gekruistenicols. Volkomen sferische vliegasdeeltjes die nog niethebben gereageerd in de betonmassa. Afinetingeu van hetbeschouwde oppervlak: 215 flm x 150 flm12 Slijpplaatje - gepolariseerd licht - niet-gekruistenicols. Gedeeltelijk door de in beton optredendepuzzolane reactie 'verteerd' vliegasdeeltje. Afinetingen vanhet beschouwde oppervlak: 260 flm x 180 flmcaten. Deze l$~l kan de slakdeeltjes doenverdwijnen (fig. 7 enfoto 8).In de l?teratuuris ook eenander mecha-nisme beschreven, waarbij zich con-centrische reactieringen vormen meteen dikte kleiner dan 1lJ.m (foto 9) [2].De kinetiekVan deze reacties is zeerver-schillend van slak tot slak en hangt inhoofdzaak afvan de hydraulische reac-tiviteit van de slak. Deze wordt beheerstdoor:- het glasgehalte in de slak;- de chemische samenstelling en destructuur van de glazige fase.De in rekening gebrachte slakkorrelsvertegenwoordigen dus slechts de niet-gehydrateerde fractie van de slak dieaanwezig is in het cement. De vorde-ringsgraad van de hydratatiereactiehangt onder meer afvan:- de ouderdom van het beton;- de chemische en mineralogische ei-genschappen van de slak (zie boven);- de temperatuur en de verhardings-omstandigheden van het beton;- het alkaligehalte van het beton;- de water-cementfactor.2. De korrels met afmetingen kleinerdan de dikte van het slijpplaatje (in hetalgemeen 20 tot 30 ,um) zijn niet allenzichtbaar tijdens de telling [2]. Zij be-vinden zich vaak in de massa van hetslijpplaatje en zijn verborgen door hetmateriaal dat hen omringt.In een cement van het type HK40(hoogovencement met laag slakgehalte)bedraagthetgehalteaan korrels (klinker+ slak) kle?ner dan 20 ,um, 70 tot 75%,zodat rekening moet worden gehoudenmet een meetfout bij de kwantificering.Deze fout kan sterk worden geredu-ceerd door het vervaardigen van ultra-dunne slijpplaatjes (5 tot 10 ,um).Om de genoemde redenen en met dehuidige kennis van zaken zal de kwanti-Cement 1992 nr. 11ficering van hoogovenslak in betonslechts het minimum-slakgehalte ople-veren. De telling zou het niettemin mo-gelijk moeten maken onderscheid temaken tussen betonmonsters die zijnvervaardigd op basis van een cementmet eenlaag, een gemiddeld ofeen hoogslakgehalte.Verder onderzoek hiertoe isnog noodzakelijk.Kwantificeringvan hetgehalte aanvliegas in verhard betonDe opmerkingen betreffende de kwan-tificering van hoogovenslak zijn even-eens Van toepassing bij vliegas.1. De hydratatie van vliegas leidt tot devorming van calciumsilicaathydraten(CSH) die devl?egasdeeltjesomgevenentot het ontstaan van gehydrateerde cal-ciumsil?co-aluminaten (C2ASH8), zo-wel aan de buitenkantals aan debinnen-kant van de partikeltjes, alsmede in decementmatr?K (fig. 10,foto's 11 en 12) [7].De puzzolane reactie verteert de glazigefase van de vliegasdeel~es, die volledigkunnen verdwijnen (foto 12) of diekwarts- ofmullietkristallen kunnen la~ten verschijnen (foto 13). Opnieuw is dereactiekinetiek hierbij zeer verschillendvan vliegas tot vliegas en hangt met na-me afvan:- de mineralogische samenstelling vande vliegas (vooral het gehalte aan glas-fase);- de chemische samenstelling van deglazige fase (SiO/A120 3 verhouding);- de f~nte van de as;- de temperatuur.De asdeeltjes die in rekening wordengebracht vertegenwoordigen dus defractie die niet werd verteerd door depuzzolane reactie. Onlangs illustreerde0' Neill [8] dit verschijnsel bij de uit-voering van vliegastellingen in slijp-plaatjes. Hij bewees dat de'telbare' hoe-veelheid vl?egas in de loop van de tijdduidelijk afnam.2. De granulometrische curven vanvliegassen tonen aan dat heel wat deel-tjes kleiner zijn dan 20 ,um en dus voorde telling 'verloren' kunnen gaan. Bo-vendien verschilt de granulometrischecurve Van vliegas tot vliegas.Figuur 14 geeft de granulometrischecurvenweervan devliegassen afkomstiguit de belangrijkste Belgische elektrici-teitscentrales (periode 1981~1983), be-studeerd in .het Nationaal Centrumvoor Wetenschappelijk en TechnischOnderzoek der Cementnijverheid [2].De hoeveelheid asdeeltjes kleiner dan16 ,um varieert tussen 27 en 59%.De hoeveelheid asdeeltjes kleiner dan4 ,um varieert tussen 6 en 23%.Ook hier kon de meetfout worden ver-kleind door de vervaardig?ngvan ultra-dunne slijpplaatjes (5 tot 10 ,um).De kwantificering van vliegas in ver-hard beton zal niettemin het mini-mumgehalte aan vliegas opleveren.De methode moet het tevens mogelijkmaken om een onderscheid te makentussen betonmonsters die werden ver-vaardigd op basis van cementen met eenlaag, een gemiddeld ofeenhoogvl?egas-gehalte.Verderonderzoekhiertoe is nognoodzakelijk.Kwantificering van hetluchtgehalte in verhard betonDeparameters diehet meestwordenge-bruikt bij de meting van het netwerkvan luchtpori?n in verhard beton zijnhet luchtgehalte (A) en de afstandsfactorCL).De afstandsfactor vertegenwoordigt demaximale afstand van een willekeurigpunt in de cementsteen tot de wand vande dichtstbijzijnde luchtporie. Dezewaarde stemt bij benadering overeen39______~~ I_MA:_:r~E~RIAL-~_E-N-_~_--..I...1B_E_T_O~NT_.~E~C~H~N_O_L_O_G_IE ~14 Omhullende van de wanulometrische curven vanBelgische vliegassen (op basis van metingenuitgevoerd met de LASER-difFractometer in het OCCN)~>f-~---l--+-+-50 iE=>E=>i 1~+--F_-__+--_t_-'--+-~--+-~_t_-...L-+_100o ? ~ ~ m~ ronde zeefopeningen (prn)'"iiji 50 -t---t----+---t--b:::"'///m100__r_~-r----r---,..,-.,.---c-r--~_,_-~__r_~_r::;:::;r 0 t".:;;:*13 Slijpplaatje - gepolariseerd licht - niet-gekruistenico1s. Mullietnaaldjes in een vliegaspartikeitje datgedeeltelijk is aangevreten door de in beton optredendepuzzolane reactie. Afmetingen van het beschouwdeoppervlak: 350 Jlm x 240 Jlmmet de gemiddelde halve afstand tussentwee wanden van pori?n.De methoden om de parameters A enIte bepalen bestaan reeds meer dan 40jaar en zijn afgeleid uit hetwerkvan Po-wers (2] en uit de norm ASTM C457 diehieruit voortvloeide.Deze methoden geven zeer bevredigen-de resultaten, ofze nu worden toegepastdoor punttelling of door beeldanalyse,op een gepolijste doorsnede of op eenslijpplaatje.Verschillende auteurs [2] toonden aandat de kwaliteit van de vervaardigingvan het proefstuk, de vergrotingsca-paciteit van de microscoop (die hogerdan 100 X zou moeten zijn) en de maxi-male groottevan de in rekening te bren-gen luchtpori?n van groot belang zijnvoor de resultaten.De oppervlakte van het geanalyseerdeproefstuk speelt een grote rol in de sta-tistische representativiteit van de me-ting [2].De normASTM C457 beveelteenmini-male analyseoppervlakte van 7100 mm2aan (in het geval Van een granulaatkor-relmaat tot 19 mm) en de toekomstigeEuropese norm schrijft een oppervlaktevan 15 000 mm2voor.Sommige laboratoria [2] beperken zichechter tot veel kleinere oppervlakken,die overeenstemmen met twee of drieslijpplaatjes.Ten slotteDe kwaliteitscontrole van beton maaktde kwantificeringvande hoofdbestand-delen vaak noodzakelijk.In Belgi? blijft de chemische analyse dereferentiemethode ten aanzien van dekwantitatieve bepaling van de bestand-delen in verhard beton.De petrografische microscopie levertechter essenti?le informatie over dekwaliteitvanbeton. Zo biedtde fluores-centiemicroscopie onder meer de mo-gelijkheid om een raming te maken vande capillaire porositeiten dus ookin eenzekere matevan dewater-cementfactor,hetgeen een veel gevraagd gegeven is.De invloed die de hydratatiegraad en decementsoort op het verband tussen decapillaire porositeit en de water-ce-mentfactor uitoefenen, moet in de toe-komst nog nader onderzocht worden.Bij de interpretatie van de resultatenmoet rekening worden gehouden metde relatiefzwakke statistische represen-tativiteitvan het slijpplaatjevoor hetge~hele proefstuk.Anderzijds is het zo dat de kwantifi~ceringvanparameters zoals het1uchtge-halte en de afstandsfactor van de lucht-pori?n enkel kunnen worden bepaaldvia de optische microscoop.Bovendien maakt de optische micro-scoop het onder bepaalde voorwaardenmogelijk om andere bestanddelen vanhet beton te kwantificeren met eennauwkeurigheid verschillend van deene component tot de andere.Alle analytische problemen zijn echternog niet opgelost. Verder onderzoek isonontbeerlijk om op dit vlak een totaalhelder inzicht te verkrijgen.Parallel met de zuiver microscopischetechnieken bestudeert het NationaalCentrum voor Wetenschappelijk enTechnisch Onderzoek der Cementnij-verheid momenteel nieuwe analyseme-thoden. Het gaat hierbij met name omafzonderlijke technieken om hetwater-gehalte en het cementgehalte via fYsi-sche weg op een gepolijste doorsnede tebepalen.De combinatie van microscopische, fY-sische en chemische technieken zalwaarschijnlijk noodzakelijk zijn om hetprobleem van de gehaltebepalingenvande bestanddelen in verhard betonvolle~dig op te lossen.Literatunr1. Mielenz, KC., Petrography applied toportland cement concrete. Geologicalsociety ofAmerica, GAEGA, VoL 1, Pp.1-38, 1962.2. Wirgot, S., L'analyse quantitative desb?tons dureis. Proceedings van de stu-diedag 'Beton onder de microscoop',Belgische Betongroepering, mei 1992.3. Mayfield, B., The quantitative eVa-luation ofthe water/cement ratio usingfluorescence microscopy. Magazine ofConcrete Research, 42, nr. 150, 1990.4. Wirgot, S. en Van Cauwelaert, E, Themeasurement of impregnated cementpaste fluorescence by means of imageanalysis. Proceedings van het Third Eu-roseminar on microscopy applied tobuilding materiais, Barcelona, 19-20september 1991.5. Wirgot, S., La mesure du rapport eau/ciment du b?ton durci au microscopeoptique. Inftastructuur in het leifmilieu1992, nr. 2.6. Glasser, EP., Characterization andmodelling ofblended cements and theirapplication to radioactive waste immo-bilization. u.K. DOE Report DOE/HMIPIRR/90/062, 1991.7. Marion, A.M., Contribution ?l'?tudede l'influence des ajouts min?raux sur lamicrostructure du ciment hydrat?.Doctoraatsthesis, Universit? Libre deBruxelles, 1989.8. O'Neill, KC., Petrographic evalua-tion offly ash reaction in concrete andaffects on maleic acid cement content.Petrography applied to concrete andconcrete aggregates, ASTM STP 1061,1990.40 Cement 1992 ur. 11
Reacties