Bij de renovatie van een drukbezochte supermarkt in Hilversum bleek de draagkracht van de beganegrondvloer lager te zijn dan de normbelasting (minimaal 4 kN/m² voor een winkelruimte). Omdat de ruimte onder deze vloer de functie heeft van parkeerkelder, was het tevens noodzakelijk de brandwerendheid van de grondvloer te verhogen. De oplossing is gevonden in een nieuw, in Nederland nog niet eerder toegepast wapeningssysteem: ARMO.
Koolstofwapening in spuitbeton8?2 01242
Koolstof-
wapening in
spuitbeton
Bij de renovatie van een drukbezochte supermarkt
in Hilversum bleek de draagkracht van de begane-
grondvloer lager te zijn dan de normbelasting
(minimaal 4 kN/m
2
voor een winkelruimte). Omdat
de ruimte onder deze vloer de functie heeft van
parkeerkelder, was het tevens noodzakelijk de
brandwerendheid van de grondvloer te verhogen.
De oplossing is gevonden in een nieuw, in
Nederland nog niet eerder toegepast
wapeningssysteem: ARMO.
1
Nieuw 'ARMO-systeem' toegepast bij versterking vloer in supermarkt
Koolstofwapening in spuitbeton 8?2 012 43
F
A B C D E F
F F F
0
8
16
24
32
40
48
56
64
72
80
88
0 20 40 60 80 100120140160180200220
doorbuiging ? [mm]
belasting q
tot
[kN]
vloeien van de
traditionele
wapening
2 lagen ARMO
1 laag ARMO
ontlastingstak
referentiebalk
zonder ARMO
bezwijken
proefstuk
Als versterkingsmaatregel voor de beganegrondvloer werd in
eerste instantie een gebruikelijke oplossing voorgesteld met
koolstoflamellen (CFRP, carbon-fiber-reinforced polymer),
verlijmd aan de onderzijde van de vloer. Het versterken van de
vloer aan de bovenzijde met een gewapende druklaag bleek
niet mogelijk, omdat daarmee de winkel te lang gesloten zou
moeten blijven.
In verband met de geëiste brandwerendheid zou het noodzake-
lijk zijn om de koolstoflamellen te beschermen met brand
werende bekleding. Vanwege de hoge kosten die hieraan zijn
verbonden, is gekeken naar een nieuwe techniek: het versterken
met behulp van een koolstofnet, ingebed in spuitbeton, volgens
het 'ARMO-systeem' van de firma S&P Clever Reinforcement.
ARMO-systeem
Het ARMO-systeem bestaat uit een grid van glasvezel- en kool-
stofvezelstrengen. Soortgelijke grids worden in de wegenbouw
al langer gebruikt bij de versterking van asfaltlagen. Bij dit
systeem wordt het grid in het nog natte spuitbeton aangebracht
zonder toevoeging van een epoxyhechtmiddel. De totale laag-
dikte komt uit op ongeveer twee tot drie centimeter.
Epoxylijm, zoals toegepast bij normaal verlijmde lamellen, zal
bij circa 70 °C de glas-rubberovergangstemperatuur ? ook wel
de glastransitietemperatuur genoemd ? bereiken. Hierbij
treden een drastische afname van de stijfheid en capaciteit op.
In veel gevallen is daarom een brandwerende bescherming
noodzakelijk. Door het ontbreken van de epoxylijm hoeft het
ARMO-systeem niet apart te worden beschermd en zorgt de
extra dekking op de oorspronkelijke stalen wapening voor een
verhoging van de brandwerendheid van de gehele constructie.
Om een goede indicatie van de draagkracht na versterken te
krijgen, zijn proeven uitgevoerd aan de Hochschule für
Technik und Architektur, Fribourg (Zwitserland) [1]. Met
behulp van het eindige-elementenprogramma DIANA zijn
vervolgens de proeven nagerekend en toegepast op berekenin-
gen voor de te versterken beganegrondvloer.
Proeven Fribourg
Op de universiteit in Fribourg zijn drie vloerplaten tot aan
bezwijken belast. De proeven zijn met een vervormings
gestuurde zespuntsbuigproef uitgevoerd (foto 2). De beton
platen zijn uitgevoerd in een overspanning van 6 m met een
dikte van 220 mm en een breedte van 850 mm. De traditionele
wapening van de vloerplaten bestond uit zes staven Ø12 mm.
Plaat A is beproefd zonder versterking, plaat B is versterkt met
een enkele laag ARMO-wapening (L500, 117 mm
2
/m), ingebed
in een 15 mm dikke spuitbetonlaag. Plaat C is versterkt met een
dubbele laag ARMO-wapening (2 x L500, 234 mm
2
/m) in een
20 mm dikke spuitbetonlaag.
Last-zakkingsdiagram
Bij de proeven zijn de optredende krachten en vervormingen
nauwkeurig vastgelegd. In figuur 3 staan de last-zakkings
diagrammen.
Uit de proeven is gebleken dat de ARMO-wapening een duide-
lijke verhoging van de draagkracht geeft. Verder bleek dat er
voldoende ductiel gedrag aanwezig is, anders dan bij uitwendig
gelijmde lamellen, waar het bezwijken zeer plotseling optreedt.
Op basis van de last-zakkingsdiagrammen blijkt dat de stijfheid
van de vloer afneemt op het moment dat de traditionele wape-
ning begint te vloeien. Er moet dus worden gecontroleerd of de
representatieve belasting op de vloer (exclusief de veiligheids-
factoren) leidt tot het vloeien van de traditionele wapening.
Indien dit het geval is, zullen de doorbuiging en de mate van
scheurvorming zeer waarschijnlijk niet meer acceptabel zijn.
3
2b
2a
ing. Mark Verbaten
ABT bv 1 Aanbrengen ARMO-wapening in de
spuitbetonmortel
2 Proefopstelling zespuntsbuigproef
3 Last-zakkingsdiagram van de proeven
Koolstofwapening in spuitbeton8?2 01244
0
2
4
aanhechtspanning [N/mm
2
]
6
8
10
12
14
16
18
20
bondslip wapening
bondslip ARMO-mesh
0 0,02 0,04 0,06 0,08 0,1 0,12
verplaatsing [mm]
invoerparameters DIANA
5
4a
4b
4 Bezwijken van de drukzone
5 Slipgedrag van de wapening
relatief lage stijfheid van de met ARMO-wapening versterkte
constructie zal bij ontwerpdoeleinden de hoogte van de beton-
drukzone (k
x;max
) moeten worden gereduceerd.
Op basis van de proefresultaten lijkt een k
x;max
tussen de 0,15 en
0,20 maximaal toelaatbaar.
Waarschuwend vermogen en onthechting
Vanwege de relatief lage stijfheid van de versterkte constructie
is het waarschuwend vermogen hoog. Conform de methode
zoals deze in CUR-Aanbeveling 91, artikel 8.1.3 [3] is beschre-
ven, wordt bij de onderzochte proefstukken een k
u
/k
e
bereikt
van circa 3,1 à 3,2.
Onthechting van de spuitbetonlaag is niet waargenomen.
Anders dan bij opgelijmde koolstoflamellen is de optredende
schuifspanning lager doordat het gehele vloeroppervlak wordt
aangesproken. Naar verwachting zal dit geen maatgevend
bezwijkmechanisme geven.
Resultaten eindige-elementenberekening
Op basis van de proefresultaten, uitgevoerd in Fribourg, is een
eindige-elementenmodel gemaakt. Hierbij is geprobeerd het
gedrag van de versterkte vloerplaten na te bootsen, zodat de
gevonden parameters kunnen worden toegepast bij de verster-
king van de supermarkt in Hilversum.
De resultaten van de proefbelasting zijn verwerkt in een
2D-eindige-elementenmodel, waarbij de aanhechting en het
slipgedrag van het koolstofgrid zijn gemodelleerd. Hierbij zijn
de wapeningsstaven en de aanwezige ARMO-koolstofvezels
Aanhechting
Ondanks de relatief hoge treksterkte (4300 N/mm
2
) van de
toegepaste ARMO-wapening, blijkt dat de capaciteit van het
versterkte constructieonderdeel wordt bepaald door de mate
van aanhechting aan het beton. Dit is ook bij de toepassing van
de gebruikelijke uitwendig gelijmde koolstoflamellen het geval.
Hierbij wordt de treksterkte van de lamel maar voor een klein
deel gebruikt omdat in de meeste gevallen onthechting optreedt
van de lijmlaag op het beton. Door de relatief grote veranke-
ringslengte blijkt de stijfheid van de vloerplaten, na scheuren,
laag te zijn. Hiermee kan het bezwijken van de drukzone dus
sneller plaatsvinden.
Rotatiecapaciteit
Het bezwijken van de beide met ARMO versterkte vloerplaten
werd geïnitieerd door het ontstaan van een horizontale scheur
net onder de drukzone en het verbrijzelen van de drukzone
(foto 4). De ARMO-wapening zelf is, ondanks het ontstaan van
een vrij wijde scheurvorming, niet bezweken. Op basis van de
uitgevoerde proeven is geconcludeerd dat deze vloerplaten zijn
bezweken door onvoldoende rotatiecapaciteit van de door-
snede. Bij het toepassen van circa 40% extra traditionele
wapening zou immers een overeenkomstige draagkracht zijn
gevonden, maar zou een veel stijver gedrag van de constructie
het bezwijken van de wapening op trek, in plaats van beton op
druk, aannemelijker maken.
Het specifiek voor ARMO maatgevende bezwijkmechanisme
van de rotatiecapaciteit wordt veroorzaakt door de relatief
geringe aanhechting van het koolstofgrid aan het beton ten
opzichte van bijvoorbeeld traditionele stalen wapening.
De rotatiecapaciteit is door het ontbreken van dwarskracht
wapening sterk afhankelijk van de treksterkte van het beton en
de verhouding tussen de optredende dwarskracht en het
optredende moment in de betreffende doorsnede. Vanwege de
Koolstofwapening in spuitbeton 8?2 012 45
0
8
16
24
32
40
48
56
64
72
80
88
0 20 40 60 80 100120140160180200220
doorbuiging ? [mm]
belasting q
tot
[kN]
2 lagen ARMO
1 laag ARMO
referentiebalk
zonder ARMO
= uitvoerparameters DIANA
= testresultaten
6
7
6 Scheurvorming proef en rekenmodel
gecombineerd
7 Last-zakkingsdiagram proeven en
rekenmodel gecombineerd
goede en economische aanvulling op de al bestaande mogelijk-
heden tot versterking.
De toepassing van het ARMO-systeem bij de vloer van de
supermarkt was dan ook een succes.
Ten aanzien van het voor dit systeem typische bezwijken van de
betondrukzone is wel aanvullend onderzoek nodig om goede
ontwerpparameters te verkrijgen.
Behoudends het versterken van vloeren zijn er ook mogelijk
heden voor het versterken van metselwerkwanden en het
herstel van betonwanden in een agressief milieu zoals bijvoor-
beeld rioolwaterzuiveringen.
?
gemodelleerd als fysieke staven in het beton met interface-
elementen tussen de staven en het beton. Er zijn ten aanzien
van de aanhechting van het koolstofgrid aan het beton geen
aanvullende proeven uitgevoerd. Het slipgedrag is daarom
geschat en afgestemd op de proefresultaten. In figuur 5 is een
indicatie weergegeven van de verschillen in aanhechting
(bondslip) tussen het koolstofnet en de traditionele wapening.
Het blijkt dat het scheurgedrag van de vloerplaten goed is na te
bootsen. Zowel voor als na het vloeien van de traditionele
wapening komt de afname van de stijfheid overeen met de
proefresultaten in Fribourg (fig. 6 en 7).
Uitvoering supermarktvloer
De versterking van de supermarktvloer is uitgevoerd door de
firma Vogel BV te Zwijndrecht. Ter voorbereiding op de werke-
lijke uitvoering is op de werf een proefstuk gemaakt. Hierbij
werd onderzocht of er voldoende hechting was van de ARMO-
wapening in het natte spuitbeton. Het bleek niet goed mogelijk
om twee lagen direct in het natte spuitbeton in te bedden en
deze vervolgens met een tweede laag af te werken. Er is uitein-
delijk voor gekozen om de ARMO-wapening in twee stappen
aan te brengen.
Hierbij is na het voorbehandelen van de ondergrond een eerste
laag spuitbeton van circa 10 mm onder de betonnen vloer
aangebracht. Hierin is een enkele laag ARMO-wapening
ingebed. Deze wapening is vervolgens met een tweede laag
spuitbeton afgewerkt. In de tweede spuitbetonlaag is de tweede
laag ARMO-wapening aangebracht. Met een derde laag spuit-
beton is het geheel afgewerkt.
De uitvoering vereist enige handigheid met het aanbrengen van
de ARMO-wapening (foto 1). Maar het is gebleken dat het
aanbrengen van de ARMO-wapening vrij vlot en nauwkeurig is
aan te brengen.
Conclusies ten aanzien van de beproeving en het
ontwerp
Met behulp van een koolstofnet, ingebed in spuitmortel volgens
het ARMO-systeem, is een versterking mogelijk van vloeren.
De mate van versterking is sterk afhankelijk van de aanhech-
ting van het koolstofnet aan de mortel. Het bezwijkgedrag
bestaat uit het overschrijden van de rotatiecapaciteit en heeft
hiermee een hoog waarschuwend vermogen.
Hoewel de mogelijke capaciteitsverhoging enigszins lager is
dan bij een versterking met uitwendig gelijmde koolstof
lamellen, is er geen brandwerende bescherming noodzakelijk.
Naar de mening van ABT is het ARMO-systeem hierdoor een
? Literatuur
1?Zwicky, D., Biegezugverstärkung schlanker Stahlbetonplatten mit
Carbongittern. Hochschule für Technik und Architektur, Fribourg
(HTA-FR), Schweiz.
2?CUR-Rapport 108: 1982, Plastische scharnieren.
3? CUR-Aanbeveling 91: 2007, Versterken van
gewapendbetonconstructies met uitwendig gelijmde
koolstofvezelwapening. Tweede herziene uitgave.
Reacties