O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eVoor schr if tencement 2006 4 77dr.ir. C.P.W. Geurts, TNO Bouw en OndergrondVrijwel alle constructies, zowel hoofddraagconstructiesals onderdelen van gebouwen, moeten worden berekendop windbelasting. Een van de eerste keuzes die in dezeberekening gemaakt moeten worden is die voor de inrekening te brengen stuwdruk. Deze hangt af van hetwindgebied, gedefinieerd in NEN 6702, en van de ruw-heid van het terrein. Dit laatste aspect, vertaald in waar-den voor de stuwdruk voor bebouwd dan wel onbebouwdgebied, leidt in veel gevallen tot discussies. In dit artikelwordt getracht duidelijkheid te scheppen in deze materie.Daarnaast wordt vooruit gekeken naar de toekomstigeEuropese regelgeving op dit gebied.H u i d i g e r e g e l g e v i n gDe windbelasting is voor Nederland geregeld in NEN6702, artikel 8.6. Voor wat betreft de keuze tussenbebouwd dan wel onbebouwd gebied geldt als simpeluitgangspunt, dat moet worden uitgegaan van onbe-bouwd gebied, tenzij wordt aangetoond dat de terrein-ruwheid groot genoeg is om uit te kunnen gaan vanbebouwd gebied. Om dit te kunnen bepalen wordt in8.6.2.3 een procedure gegeven, die in nevenstaandkader staat beschreven.Deze procedure is, omdat deze vrij bewerkelijk is, eendrempel voor het gebruik van bebouwd gebied. Ditbetekent uiteraard dat dit tot een toename van de vei-ligheid leidt.In het laatste correctieblad op NEN 6702, is boven-dien voor de lokale windbelasting toegevoegd dat hetterrein in alle windrichtingen bebouwd moet zijn, omdaadwerkelijk met bebouwd gebied te mogenrekenen. Dit is toegevoegd omdat lokale windbelastin-gen niet zozeer gerelateerd mogen worden aan dewind loodrecht op de betreffende gevel, maar juistaan wind vanuit andere richtingen. Bij daken spelenvrijwel alle windrichtingen een rol.Deze toevoeging is belangrijk voor de berekening vangevelelementen en dakbedekkingen en hun bevesti-gingen. Dergelijke berekeningen worden meestal uit-gevoerd door of namens de leverancier van de gevel-of dakbekleding. Deze berekeningen worden zeldengedaan met voorkennis over het omliggende terrein,Windbelasting op gebouwenKiezen tussen bebouwde enonbebouwde omgeving1 |Kust en grote waterop-pervlakkenO n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eVoor schr if tencement 2006 478laat staan dat de volledige procedure voor bebouwddan wel onbebouwd gebied is gehanteerd.T e r r e i n r u w h e i d i n E N 1 9 9 1 - 1 - 4De nationale rekenregels voor constructies uit deNEN 6700 serie zullen in 2010 worden vervangendoor de Eurocodes. In het normblad EN 1991-1-4worden de windbelastingen gespecificeerd. Voor destuwdrukbepaling zijn keuzes gegeven, die in deNationale Bijlage nader worden ingevuld. In hetNederlandse geval wordt ervoor gekozen de gebieds-indeling van Nederland gelijk te houden aan die inNEN 6702. Tevens wordt voor de stuwdruk nogsteeds onderscheid gemaakt tussen bebouwde enonbebouwde omgeving. Ook de bestaande procedureom deze keuze te kunnen maken is overgenomen.De verschillen met NEN 6702 zijn:? de grenswaarde voor de ruwheidslengte waarbo-ven met bebouwd gebied mag worden gerekend, isvan 0,7 m naar 0,5 m veranderd. Dit betekent datvaker met bebouwd terrein zou mogen wordengerekend;? er is een voorstel geformuleerd voor het hanterenvan een ruwheid voor constructies die direct aan2 |Onbebouwde omgeving"Ten einde te beoordelen of sprake is van bebouwde ofvan onbebouwde omgeving moet een gebied rondomhet bouwwerk zijn aangenomen, ingedeeld in sectoren,zoals aangegeven in figuur A.3. Indien de bouwwerk-hoogte kleiner is dan 100 m mag voor de afstand vande grens van het gebied tot de gevel van het bouwwerkde gunstigste waarde zijn aangehouden die ligt tussenten minste tien maal de bouwwerkhoogte en tenhoogste 1 km. Indien de bouwwerkhoogte groter is dan100 m bedraagt de afstand 1 km. De gekozen afstandis voor alle sectoren gelijk.Het gebied moet in vier sectoren zijn onderverdeeld.De sectorgrenzen moeten onderling loodrecht zijngekozen. De richting van de sectorgrenzen moet eenhoek van 45? met de hoofdrichting van de hoofddraag-constructie maken. Voor de bepaling van de extremewaarde van de stuwdruk uit richtingen overeenkomendmet een sector moet zijn uitgegaan van onbebouwdterrein, tenzij de ruwheidslengte in de betreffendesector groter is dan 0,7 m.Bij het bepalen van de lokale windbelasting moetworden uitgegaan van onbebouwd gebied, tenzij deruwheidslengte in alle vier sectoren groter is dan0,7 m.De ruwheidslengte moet zijn bepaald met de volgendeformule:zo= 0,5hmwaarin:zois de ruwheidslengte, in m; is de bebouwingsdichtheid, zijnde de som van debebouwde en de onbebouwde terreinoppervlakte inde sector gedeeld door de totale terreinoppervlaktein de sector. De bebouwde en de onbebouwde ter-reinoppervlakten moeten zijn bepaald volgens 3.3respectievelijk 3.5 van NEN 2580;hmis de gemiddelde bouwwerkhoogte in de sector,gewogen naar de door het bouwwerk ingenomenoppervlakte, in m; in formulevorm:hm hiAiAi=x r : zn12r=r x 2 r : zn<
Reacties