De gemeente Eindhoven is in samenwerking met Fontys Hogescholen een ontwikkeling gestart voor een nieuwe sporthogeschool in de Genneper Parken in Eindhoven. Dit gebied is momenteel al rijkelijk voorzien van sportinstellingen. In deze nieuw te bouwen sporthogeschool worden de huidige Fontys sporthogescholen in Tilburg en Weert samengevoegd. Het gebouw wordt uitgevoerd zonder  overdrachtsconstructies en wordt gefundeerd op een vlakke staalvezelbetonnen vloer op staal.               
                
             
                              
                                          
                        
                       
                                      
                      Keldervloer met staal vezelbeton
8  2 0 11
10	
Keldervloer met 
staal  vezelbeton
De gemeente Eindhoven is in samenwerking met Fontys Hogescholen 
een ontwikkeling gestart voor een nieuwe sporthogeschool in de 
Genneper Parken in Eindhoven. Dit gebied is momenteel al rijkelijk 
voorzien van sportinstellingen. In deze nieuw te bouwen sporthoge -
school worden de huidige Fontys sporthogescholen in Tilburg en Weert 
samengevoegd. Het gebouw wordt uitgevoerd zonder overdrachtscon-
structies en wordt gefundeerd op een vlakke staalvezelbetonnen vloer 
op staal.	
1	
Efficiënte constructie voor Fontys Sporthogeschool op staal gefundeerd	
Opzet gebouw
In het gebouw zijn verschillende functies gecombineerd die 
vrijwel in elkaar over lopen. In de kelder bevinden zich de 
parkeergarage, de techniekzone en de collegezaal die doorloopt 
in de begane grond. De begane grond biedt ruimte aan de kleed-
lokalen voor alle sportzalen, onderwijsfuncties en in het midden 
van het gebouw een sportzaal voor vechtsporten en gymnastiek.
Op de eerste verdieping bevinden zich de grote sportzalen  
1 t.m. 4 die aan de achterzijde 3,5 m uitkragen over de begane 
grond. De sportzalen 1 t.m. 3 kunnen van elkaar worden 
gescheiden door een harde panelenwand. Sportzaal 4 is 
bestemd voor professioneel basketbal en andere balsporten, 
maar heeft ook een tokkelbaan (kabelbaan). Op de 1e verdie-
Keldervloer met staal vezelbeton
8 2 0 11
11	
1 Artist impression sporthogeschool
2  Rendering hoofddraagconstructie 
sporthogeschool
3  Vervormingen van de -1 vloer en de 
ondergrond (sterk overdreven)	
ping wordt een klimhal gerealiseerd, die kenmerkend boven 
het gebouw uitsteekt.
Verder bevinden zich op de 1e verdieping onderwijsfuncties en 
het sportcafé.
De tweede verdieping is bestemd voor onderwijsfuncties, tussen 
de sportzalen bevindt zich een techniekruimte. Er is in de 
constructie rekening gehouden met een lokale uitbreiding van 
één bouwlaag ter vergroting van de onderwijsfuncties.
Opzet constructie
In het constructief ontwerp van de sporthogeschool is veel 
aandacht besteed aan het voorkomen van overdrachtscon-
structies vanwege de verschillende functies in het gebouw 
boven elkaar. In een vroeg stadium is in nauw overleg tussen 
architecten en constructeur een kolommenstructuur in de 
parkeerkelder vastgelegd, rekening houdend met de struc-
tuur van de bovenbouw. Het bleek goed mogelijk om hierin 
een doorgaande draagstructuur te vinden, waarmee over -
drachtsconstructies konden worden voorkomen.
De onderbouw (kelder tot en met 1e verdieping) is ontwor -
pen in een betonnen hoofddraagconstructie. Vanaf de 1e 
verdieping wordt de hoofddraagconstructie in staal uitge-
voerd in combinatie met kanaalplaatvloeren. Aan de achter -
zijde van het gebouw kraagt de 1e verdieping ongeveer 3,5 m 
uit. Deze uitkraging is gerealiseerd door een vakwerk in de 
achtergevel op te nemen en deze op vier plaatsen te onder -
steunen met vakwerken haaks op deze achtergevel. De stabi-
liteit van het gebouw wordt verzorgd door de betonwanden 
rondom trappenhuizen, rondom de collegezaal en de tech-
niekruimte. De staalconstructie is afzonderlijk gestabili-
seerd.
Van boorpalen naar een fundering op staal
In overleg met de geotechnisch adviseur is het gebouw ontwor -
pen met een fundering op boorpalen. Door de beperkte bema-
lingsduur waren deze palen oorspronkelijk zowel op trek als 
druk belast. De bemaling moest immers, zonder aanvullende 
ballast op de keldervloer, kunnen worden uitgezet zodra de 
begane grond gereed was. 
Na aanbesteding van het project heeft de aannemer advies 
ingewonnen voor een alternatieve fundering en keldervloer. 
In beginsel was er alleen naar een alternatieve keldervloer 
gekeken. Op basis van de sonderingen is er ook gekeken 
naar een fundering op staal in plaats van palen. 
Natuurlijk kan een op palen gefundeerd gebouw niet zomaar  op staal worden gezet, hieraan kleven veel nadelen. In 
samenwerking met de geotechnisch adviseur zijn deze 
nadelen en risico's in kaart gebracht. Met name het trekken 
van de damwanden en samendrukbare lagen in de onder
-
grond zorgden voor mogelijke risico's. Door deze risico's 
goed te onderzoeken kon vooraf nauwkeurig worden inge-
schat of deze aspecten volgens de normen een onacceptabele 
situatie zouden opleveren. De vervormingen van deze 
constructie bleven binnen de marges, omdat de ondergrond-
bewerking op de juiste wijze werd uitgevoerd (fig. 3). De 
vervormingen bleven in dezelfde orde van grootte als een 
constructie gefundeerd op palen. Uiteindelijk is gekozen 
voor een fundering op staal.	
Ontwerp van de keldervloer
Omdat afgezien werd van een fundering op palen, moest het 
ontwerp van de keldervloer op de schop. De gunstige en gecon-
centreerde krachtsafdracht moest worden veranderd in een 
meer gelijkmatige verspreiding van de beddingdruk. Er zijn 
twee opties voorgedragen: 
1  een dunne vloerplaat met poeren 
2  een vlakke hybride gewapende vloer
ing. Michaël Menting
ABT
ing. Marco Moerman RC
JVZ Ingenieurs	
2	
3
Keldervloer met staal vezelbeton
8  2 0 11
12	
voorwaarden door en door. Deze kennis is samengevoegd door 
middel van een nauwe en intensieve samenwerking.
Vloer ter plaatse van de kolommen
De kolommen zijn ingedeeld in 4 kolomklassen. Het merendeel 
van de kolommen behoort tot klasse 1 waarbij geen ponswape-
ning nodig was. Bij klassen 2 en 3 was ponswapening noodzake-
lijk (fig. 6). Bij de zwaarste klasse 4 was de bijlegwapening 
constructief noodzakelijk om de momenten op te vangen. Bij alle 
klassen is additionele onderwapening toegepast. Deze is gebruikt 
om eventuele scheurvorming aan de onderzijde te beperken. 
Door de toepassing van pons-, moment- en stekwapening was 
nabij de kolommen uit klasse 4 forse wapening aanwezig. Door 
de bijlegwapening ten behoeve van het moment aan de kant te 
schuiven was er meer plaats voor de pons- en stekwapening. De 
resterende wapeningconfiguratie in dit gebied zorgde voor 
weinig problemen in de uitvoering. 
Vloeistofdicht ontwerp
De constructieve keldervloer is ontworpen met een betonsterk-
teklasse C35/45. Vanwege het vloeistofdichte karakter van de 
vloer is een krimparm beton (lage wcf ) noodzakelijk. Dit beton 
is, afhankelijk van het weer, langzaam of sneller in zijn sterkte-
ontwikkeling. 
 
Er is rekening gehouden met de sterke verhinderde vervor -
ming door de grote wrijving met de ondergrond in combina-
tie met de beddingdruk vanuit het gewicht van het gebouw. 
De vloer kan door verandering in temperatuur en de krimp 
vervormen. Hierdoor was er relatief veel krimpwapening 
noodzakelijk om de gewenste scheurwijdte tot vloeistofdicht 
niveau te verkleinen.
De vuistregel is dat bij een dergelijke keldervloer circa 1% 
van de betondoorsnede aan wapeningstaal noodzakelijk is 
om te voorkomen dat de scheurwijdte een te hoge waarde 
bereikt. Een andere ontwerpoptie is (veel) dilataties te plaat-
sen in de vloer en dus ook in de andere onderdelen van het 
gebouw. Een derde optie is de vloer niet te wapenen op 
krimp en watervoerende scheuren te injecteren nadat het 
grootste gedeelte van de krimp is opgetreden. 
Het voordeel van een dunne vloerplaat met poeren (1) is de 
materiaalreductie die kan plaatsvinden tussen de poeren. De 
vloer kan hier dun worden uitgevoerd. De dikte van de tussen-
gelegen vloer is grotendeels afhankelijk van de waterdruk. Een 
van de grootste nadelen van deze optie is het verschil in stijf-
heidverhouding waardoor spanningspieken optreden. Deze 
spanningspiek leidt veelal tot het ontstaan van watervoerende 
scheurvorming. Verder is er bij een dergelijke constructie veel 
bijlegwapening langs de poeren noodzakelijk. 
Een vlakke plaatvloer (2) kost iets meer materiaal. Deze variant 
is daarentegen praktisch en ontwerptechnisch veel gemakkelij-
ker vloeistofdicht te maken. Vanwege bovengenoemde redenen 
is gekozen voor deze oplossing met hybride wapening.	
Hybride wapening
Hybride wapening is een combinatie tussen vezels en traditio-
nele wapening. Hierbij wordt optimaal gebruikgemaakt van de 
gunstige eigenschappen van beide materialen. Vezels zijn 
gebruikt voor het opvangen van momenten en dwarskrachten 
in de vloer. Verder zijn zij verantwoordelijk voor een signifi-
cante beperking van de scheurvorming, die door belemmerin-
gen vrijwel niet is te voorkomen. De traditionele wapening is 
toegepast voor het opvangen van grote geconcentreerde krach-
ten en bevorderen van de taaiheid van de vezelwapening. 
Door toepassing van hybride wapening kan de vloer dunner 
worden uitgevoerd: er werd een slanke vlakke vloer gereali-
seerd van slechts 350 mm. Bovendien konden de poerconstruc-
ties achterwege blijven. Het ontwerpcriterium voor de vloer
-
dikte betrof de toelaatbare ?	
2. Er waren circa 10 kolommen die 
te zwaar werden belast, waardoor lokaal een vloerdikte van 
600 mm noodzakelijk was. 
De toepassing van een keldervloer met hybride wapening als 
fundering voor een hogeschool is nieuw; een dergelijke 
constructie met deze randvoorwaarden is in Nederland niet 
eerder gebouwd. De constructeur van de vloer had echter veel 
kennis over staalvezelbetonvloeren. En de hoofdconstructeur 
kent de hoofddraagconstructie van het gebouw en diens rand-	
4	5
Keldervloer met staal vezelbeton
13	
onderwapeningbestaande ondergrond?3150 / ?3850
BSA menggranulaat 0 ? 40
ponswapening
bovenwapening	
4  Controle drukvastheid van de 
ondergrond; hand sondeer -
apparaat en een valgewicht 
deflectiemeter
5  Zeilen op de wapening met 
heaters om de ondergrond 
boven het vriespunt te brengen
6  Kolom met wapening 
7  Detail in de praktijk met het 
vezelbeton dat om de wape -
ning heen vloeit	
Uitvoering
Ondergrond
Het bleek in de uitvoering lastig om met de wisselende grond-
slag voldoende constante drukvastheid te krijgen. Hiervoor zijn 
plaatselijk leemlagen tot 1 m onder het toekomstige niveau 
verwijderd. Deze zijn daarna weer aangevuld en verdicht met 
zand. Tussentijds is de verdichting gecontroleerd met een 
handsondeerapparaat (foto 4). Direct onder de vloer is als 
werkvloer menggranulaat gebruikt. Dit is een gebruikelijke 
werkvloer voor laadkuilen en bedrijfsvloeren en heeft zeer 
gunstige effecten voor het uiteindelijke vloerresultaat. Wat 
belangrijk is, is een goed thermisch contact. Verder verhoogt 
de werkvloer de ondergrondwrijving en kan deze water 
opnemen. Het opnemen van het water is gunstig bij het storten 
waardoor de mate van 'bleeding' wordt beperkt. 
Voor dit project is de eerst genoemde optie gekozen: er werd 
een vloeistofdicht ontwerp uitgewerkt. Door gebruik te maken 
van hybride beton kon er aanzienlijk worden bespaard in de 
benodigde hoeveelheid krimpwapening. 
De vloer is berekend met een theoretische scheurwijdte kleiner 
dan 0,07 mm. Wanneer de vezels worden omgerekend naar 
equivalente wapeningshoeveelheden, komt de totale hoeveel-
heid wapening aan de uitdrogende zijde op circa 0,77% van de 
bruto betondoorsnede (met betrekking tot de toetsing van de 
scheurwijdte). Aan de onderzijde zit nog eens circa 0,4% 
(betrokken op scheurwijdte). Een groot deel van de wapening 
is vervangen door staalvezels. Het totaal aantal kg wapenings-
staal is hierdoor gereduceerd en er waren geen palen meer 
noodzakelijk. 	
Warmteontwikkeling
Doordat gekozen is voor een relatief dunne vloer, was het risico 
op het ontstaan van watervoerende scheuren door hydratatie-
warmte-afkoelingscontractie gering. Dit risico is immers het 
grootst bij dikke constructies. De scheuren kunnen ontstaan 
doordat in de jonge fase van het beton de temperatuur in het 
beton teveel opwarmt in de kern van de doorsnede. De buiten-
zijde kan goed afkoelen door de warmte af te geven. Doordat 
na het opwarmen het beton afkoelt naar een lagere tempera-
tuur wil de kern sterk gaan krimpen. Deze krimp wordt verhin-
derd door de buitenzijde. Hierdoor kan de doorsnede scheu-
ren. 
Verder was vooraf bekend dat de keldervloer zou worden 
gestort in de relatief gunstige winterperiode. Bij een betontem-
peratuur onder de 5 °C ontstaat echter ook het gevaar dat de 
afwerking zou worden bemoeilijkt. 
Trekpalen
Op enkele plaatsen in het gebouw is er weinig bovenbelasting 
aanwezig. In de variant met de paalfundering waren hier extra 
trekpalen voorzien. Bij de fundering op staal is op deze plaat-
sen gebruikgemaakt van GEWI-ankers als trekelementen.
Om te voorkomen dat alsnog een bemalingsvergunning nodig 
zou zijn, is ervoor gekozen de vloer te ballasten in de uitvoe-
ring om zodoende voldoende tegendruk te creëren.	
6	
7
Keldervloer met staal vezelbeton
8  2 0 11
14	
0
0
,0 5
0
,1
0
,1 5
0
,2
0
,2 5
0
,3
0
,3 5
0
,4
0
,4 5
0
,5
1  50001  100001  150001  200001  250001  300001  350001  400001  450001  500001	
sta nd aard  d ev iatie / g em idd eld e w aard e [- ]	
oppe rv lak onde r t rek [ mm² ]	
 9  Spreiding in trekspanning
10  Beton met staalvezels
11  Staalspanning in de wapening in de 
UGT (links) en de scheurrekken in het 
beton (rechts) 
foto's en figuren: L. Huismans, ir. H.B. Monster,  
ir M. Kimenai, ir S. Ma, Mecanoo architecten, JVZ	
ontwikkeld om afkoeling of vorstschade te voorkomen. 
Tijdens het storten ontwikkelde de temperatuur in het beton zich 
goed. Deze bleef boven de 5 °C waardoor het beton kon verhar -
den. Ook kon op tijd met het afwerken worden begonnen. Na 
het afwerken van de vloer is er de eerste uren geen zeil over de 
vloer gelegd om aanvriezing te voorkomen. Pas de volgende dag 
is de vloer afgedekt met een zeil met een temperatuur > 0 °C. 
Berekening hybride beton
In het ontwerp is gebruikgemaakt van de rekenprincipes uit de 
CUR-Aanbeveling 111. Hierbij wordt een relatie gelegd tussen 
vezelbetonbeproeving en aan te houden materiaalparameters. 
De rekenmodellen die zijn gebruikt zijn rek-gestuurd. Dit is 
noodzakelijk omdat hybride gewapende doorsneden moeilijk 
kracht-gestuurd zijn te berekenen.
In de periode van uitvoering van de keldervloer heeft de 
aannemer veel hinder ondervonden van het weer. Het was een 
erg nat en koud najaar. Dit maakte het erg moeilijk de onder
-
grond goed te verdichten. In dit weer is het bovendien onmo-
gelijk de controle van de drukvastheid uit te voeren. Echter, 
midden tot eind december, na de koude periode, bleek de 
drukvastheid toch op het gewenste niveau te zijn gebracht. 	
Stort van de vloer
De vloer van circa 7000 m	2 is in drie fasen gestort. Hierdoor 
zijn er relatief grote vloerstorts ontstaan. Tijdens één fase is een 
productie behaald van 1300 m	
3 beton. De betonsamenstelling is 
afgestemd tussen de leverancier en de constructeur van de 
vloer. In beginsel bleek de combinatie tussen fijnmazige wape-
ning, een relatief grote productie en vezelversterkt beton een 
uitdagende keuze. Voor de eerste stort is extra inspanning 
verricht, onder andere een erg lange stortdag voor het vloeren-
bedrijf. Door het betonmengsel aan te passen en door de lengte 
van een deel van de vezels te veranderen, zijn de andere twee 
storts direct succesvol verlopen. 
De eerste en de laatste stort zijn uitgevoerd bij een temperatuur 
onder het vriespunt. Door zeilen over de wapening te leggen en 
warme lucht onder de zeilen te blazen, werden de grond en de 
wapening op temperatuur gehouden (foto 5). Het betonmeng-
sel is verwarmd aangeleverd. Er is een grotere hoeveelheid 
cement gebruikt bestaande uit 50% CEM I (portland) en 50% 
CEM IIIB. Verder is er een deel vliegas gedoseerd. Door de 
grotere dosering portlandcement werd er voldoende warmte 	
9	
10
Keldervloer met staal vezelbeton
8 2 0 11
15	
De testbalken en -platen zijn gemaakt op de bouwplaats, om 
zodoende het effect van de ruwe uitvoeringcondities mee te 
nemen. Deze balken hebben twee weken lang in de buitenlucht 
(lees: vrieskou) gestaan. Ondanks deze ruwe en ongunstige 
omstandigheden presteerden de proefstukken zoals verwacht. 
Echter bleef de betondruksterkte wat achter door wellicht de 
lagere temperaturen en de mindere verdichting van het beton. 
 
Verder is uit herberekening van eerder verrichte beproevingen 
een goed veiligheidsniveau in te calculeren. De grafiek uit 
figuur 9 laat zien dat de spreiding in trekspanning in het mate-
riaal sterk afneemt met een toename in de doorsnede. Verder 
blijkt dat de spreiding die wordt gevonden bij kleine oppervlak-
ten niet wordt teruggevonden bij constructies van enig formaat. 
Bij puntvormig belaste of ondersteunde platen wordt door de 
plastische herverdeling een erg groot gebied gemobiliseerd. De 
constructie gedraagt zich conform het gemiddelde materiaalge-
drag. Door voor de standaarddeviatie een waarde te nemen van 
0,1 N/mm	
2 kan met de factor 1,64 de karakteristieke, voor het 
constructietype toegepaste materiaalgedrag, worden toegepast. 
Wel duidelijk is dat voor andere constructietypen, zoals een 
balk of kolom een andere karakteristieke waarde moet worden 
gebruikt. Een veiligheidsfactor van 1,25 voor staalvezels is 
wellicht wat aan de hoge kant wanneer er van karakteristieke 
waarden wordt uitgegaan. Zeker als er 3D EEM berekeningen 
worden toegepast. Verder valt te zien dat om de gemiddelde 
waarde vast te stellen ten behoeve van de vezelparameters erg 
veel statistisch materiaal nodig is. Ten slotte is goed zichtbaar 
dat het gedrag van staalvezelbeton vergelijkbaar is met dat van 
constructiestaal en dat het berekenen van volledige plasticiteit 
geen enkel probleem is.  	
? 
De CUR-Aanbeveling 111 is met enige voorzichtigheid alleen 
toepasbaar verklaard voor gebouwen in veiligheidsklasse 2. 
Bouw- en woningtoezicht had moeite met deze verklaring. En 
vanwege de beperkte tijd die nog voorafgaand aan de stort 
beschikbaar was, is ervoor gekozen de kritische punten zonder 
de gunstig werkende vezels door te rekenen. Hierdoor had de 
gemeente geen extra tijd nodig voor een beoordeling op basis 
van gelijkwaardigheid. 	
Beproeving
Om voor toekomstige projecten de werking van de vezels te 
bevestigen is er parallel aan de vloerstort een beproeving opge-
start. Dit onderzoek is momenteel nog in uitvoering. Globaal 
kan al wel worden gesteld dat CUR- Aanbeveling 111 op de 
meeste punten voldoende veiligheid geeft voor een gebouw in 
veiligheidsklasse 3. Echter er moet een aantal parameters 
worden verlaagd, met betrekking tot het omrekenen van resi-
duële buigtreksterkte naar centrische treksterkten. Uit de 
beproeving blijkt verder dat de ponsveiligheid vanuit de 
Aanbeveling conservatief is benaderd. Uit de beproevingen 
blijkt dat dit bezwijkmechanisme een veiligheid heeft van een 
factor >3. Er wordt wel een ponskegel uitgedrukt. Tevens blijkt 
de berekeningswijze vanuit de VBC of Eurocode niet helemaal 
overeen te komen met het gedrag van pons bij staalvezelbeton. 
Een andere wijze van berekenen wordt nu onderzocht. 	
? 
PRojeC tgegevens
opdrachtgever  Gemeente Eindhoven 
en Fontys Hogescholen
architect  Mecanoo architecten
hoofdconstructeur  JVZ Ingenieurs
aannemer  Mertens bouwbedrijf
constructeur keldervloer  ABT
geotechnisch adviseur  Inpijn-Blokpoelleverancier betonmortel 
Raijmakers 
leverancier staalvezels  Bekaert
leverancier kanaalplaatvloeren  Dycore
uitvoering keldervloer  Vloerenbedrijf 
Someren en Raijmakers
uitvoering  2010 -2012	
? BRonnen
1  Flyer menggranulaat, www.vloerenadvies.eu
2  CUR-Aanbeveling 111 - Staalvezelbeton bedrijfsvloe -
ren op palen ? Dimensionering en uitvoering
3  NEN 6720 Voorschriften Beton - Constructieve eisen 
en rekenmethoden ( VBC 1995)
4  NEN-EN 1992 Eurocode 2 - Ontwerp en berekening 
van betonconstructies
11                  
                 
                              
Reacties