Het 'zand-symposium' te Delftter gelegenheid van het 14e lustrum van 'Practische Studie'IRingdijk Afsluiting Brouwers-Afsluitdijk Oostelijk Veersche havenscheFlevoland Gat Gatzand (in m3) 300 100 1100 1300 (f 1300)keileem/mijnsteen (in m') 70 30 80 80 (f 600)kleibekleding (in m3) 30 20 la 15 (f 250)glooiing materiaal (in m2) 35 15 130 120 (f 3600)Het Gezelschap 'Practische Studie', de studievereniqinq vanstudenten aan de Afdeling Weg- en Waterbouwkunde der T.H.te Delft, opende de festiviteiten ter gelegenheid van haar 14elustrum met een symposium, gewijd aan het onderwerp zand.Dit 'zand-symposium' vond plaats op 14 februari 1964 in hetGebouw der Weg- en Waterbouwkunde te Delft.Dat het onderwerp en de daarvoor aangezochte sprekers goedgekozen waren, bleek uit de overweldigende belangstelling.Hoewel men aanvankelijk had gerekend op ten hoogste 200deelnemers, waren ca. 500 belangstellenden naar Delft ge-komen om te luisteren naar de acht vooraanstaande deskundi-gen, die verschillende aspecten van zowel 'opbooqzond als in-dustriezand kwamen belichten. Omdat de grootste collegezaalvan Weg- en Waterbouw dit auditorium niet kon bevatten, wa-ren in enige andere collegezalen voorzieningen getroffen, zo-dot daar de voordrechten via televisie waren te volgen.Prof. ir. F. M. C. Be r k hou t, voorzitter van de Afdeling derWeg- en Waterbouwkunde, wees er in zijn openingswoord op,dat het de eerste maal was dat aan het onderwerp zand eensymposium werd gewijd. De grote belcn?stellinq uit de velekringen die met het materiaal zand te maken hebben, is hetbewijs voor de juistheid van de keuze van het onderwerp. Nazijn waardering voor dit initiotief te hebben uitgesproken, wen-ste prof. Berk hou t het gezelschap 'Practische Studie' eensuccesvol lustrum toe en met het 'gehoor' hoopte hij dat hetsymposium niet 'als los zand aan elkaar zou hcn?en'.De voorzitter van 'Prcctische Studie', de heerW. J. Ti mme r-man s, sprak als gastheer woorden von welkom en hij brachtvoorts zijn dank tot uitdrukking voor de financi?le steun diedoor het bedrijfsleven is gegeven oen dit symposium en aande festiviteiten, die het 14e lustrum verder zullen opluisteren.De ochtendzitting werd op vakkundige en dikwijls geestigewijze geleid door prof. ir. P. P. Jan sen, die in zijn inleidinghet belang van zand deed uitkomen door erop te wijzen dat inons lond naar ruwe schatting jaarlijks 60 ? 70 miljoen ton zandwordt verplaatst: een hoeveelheid weermee men, om de ge-dachte te bepalen, een flinke dijk om ons gehele land zou kun-nen aanleggen Dit zand komt in de eerste plaats uit onzegrote rivieren: de Rijn voert bij l.obith per jaar ca. 1 miljoen tonzond aan. Verder wordt het gewonnen uit droge groeven ofvan zandheuvels en vooral de laatste jaren uit diep gelegenlagen in onze meren en plassen. De omvang van het deel datbij voorbeeld het zondtransport in onze notionale economieuitmaakt, wordt willicht ge?llustreerd door het feit dat hetzondvervoer per schip ruim 25% is van het totale transport datop onze binnenwateren plaatsvindt.De eerste voordracht werd gehouden door ir. F. Roe lof s z,ingenieur 1e klos, Rijkswaterstaot, die sprak over de verwerkingfoto 1prof. lr. f. M.C\ Be r k hou ttiidens ziinopeningsrede158foto 2. welkomstwoord van de voorzitter van 'Practische Studie',de heer W. 1. Ti mme r man svan zand in waterbouwkundige werken, speciaal 'zand indijken'. Er heeft zich langzamerhand een ingrijpende wijzigingvoltrokken in deconstructie van onze zeedijken. Vroegermaakte men een dijk van klei, tegenwoordig gaat men uit vaneen zandlichaam dat bekleed wordt met een schil klei en an-der materiaal. Tabel 1 laat deze verschuiving zien i het blijktdat de behoefte aan zand voor dijkenbouw sterk is toegeno-men en nog zal blijven toenemen.In guldens uitgedrukt verschuift het beeld echter conzienlijk.zie de geldbedragen voor het Brouwershavensche Gat.De in tabel 1 getoonde ontwikkeling in het gebruik van zandblijkt ook uit het volgende: voor de sluiting von het VeerscheGat is een totale hoeveelheid van 6000 000 m3 zond nodig ge-weest; voor de sluiting van het Brouwershavensche Got en desluiting ven de Oostersehelde zullen resp. 20 000 000 m' en50 000 000 m' zand nodig zijn.Ir. R 0 el of s z noemde hierbij ols groot probleem de verwer-king van deze enorme hoeveelheden zand in korte tijd. Tweeoplossingen hiervoor zijn wellicht:1. de totale hoeveelheid benodigd zand verminderen doormeer samenhang in het zand te brengen, waardoor de te-luds steiler kunnen worden, bij voorbeeld door toepassingvan gebitumineerd zend,2. een snellere verwerking van het zand, door de zuigbaar-heid te wijzigen en de zuigtechniek te verbeteren.Noor de mening van de spreker biedt de tweede oplossingmeer mogelijkheden en is zij bovendien een paradijs voor on-derzoekers op dit gebied.De spreker was van mening dat, indien voldoende hoeveel-heden zand op goedkope wijze beschikbaar zullen komen,dijkenbouw uitsluitend in zand tot de mogelijkheden behoort.zijns inziens kan men van zand all??n een goede zeeweringbouwen, zoals door onze duinen wordt bewezen.tabel 1. benodigde hoeveelheid materiaal voor 1 m' diik,gerekend vanaf 1,00 m waterpeilCernent XVI (1964) Nr. 3Dr. ir. D. Th 0 ene s, hoofdtechnoloog van het Rijkswegen-bouwlaboratorium, behandelde het zand vanuit. het gezichts-punt van de technoloog; deze tracht immers de eigenschappenvan zand te verklaren uit vorm, korrel opbouw en waterhuis-houdingin hetzond, met als doel het voorspellen van het ge-drag van zondmesso's en voorts het beoordelen of een be-paald zand voor een gegeven doel geschikt, respectievelijkgeschikt te maken is. Speciaal wordt hierbij gedacht aan toe-passingen in de wegenbouw. Aan de hand van de mineralo-gische samenstelling van de korrels en op grond van de korrel-vorm kan de herkomst van het zand vastgesteld worden. In onsland is zand afkomstig van de grote rivieren. Verder vindtmen hier Scandinavischgletsjerzand en zeezand. Besprokenwerden diverse wijzen van defini?ren wat betreft de samen-stelling, zoals de indeling naar de hoekigheid der korrels, defijnheidsmodulus en het gelijkmatigheidsgetal, alsmede tenaanzien van de eigenschappen die nauw verband houden methet in het zand aanwezige water, waaronder verstaan wordtgeabsorbeerd water, vrij water en capillair gebonden water.Dr. Th 0 ene s memoreerde zijn nog niet voltooid werk aaneen zand-classificatie en sprak de wens uit dat anderen ditwerk zullen voortzetten.De spreker ging nader in op de stabiliteit van zendmessc's.welke eigenschappen bepaald kunnen worden met behulp vande zgn. 'Florida-proef'. Verschillende manieren om de sta-biliteit te verbeteren werden behandeld zoals:? het stabiliseren met cement, waarbij de stabiliteit van hetzand lineair toeneemt met de toename van het cement-gehalte;? het vermengen met slakkenzand, waarvan echter veel groterehoeveelheden moeten worden toegevoegd;? het mengen van meerdere zondsoorten.Ookleemzand is door een toevoeging van een bindmiddel(zoals cement) aanzienlijk te verbeteren.Ten slotte kwam de spreker op het proble?m van het opdooi-verschijnsel in wegen. Uit recente onderzoekingen is een dui-delijk inzicht verkregen in de opdooidiepten. Door het aan-brengen van een 'opdooi-vrij' materiaal tot ca. 80 cm dieptekan opdooischade in de regel worden voorkomen.De secretaris van de Vereniging van Beugelschippers, de heerL? rin k, gaf een interessant overzicht van de geschiedenisen de ontwikkeling van de beugelschipperijin Nederland, eenonderwerp waar de zandgebruiker in het algemeen weinigvan af weet. Het eerste zand werd uit onze rivieren gebaggerdomstreeks 1860, nadat oude droge winningsplaatsen waren uit-geput. Aanvankelijk gebeurde dit baggeren uitsluitend met dehand, namelijk met de baggerbeugel, van welk gereedschapalleen de naam voort is blijven leven in het woord beugel-schipper. Het lossen van de zeilschepen van 12- 20 ton ge-beurde met de .schop en een kruiwagen.Na een ontwikkelingsgang, waarbij omstreeks 1900 de zgn.hijsbeugel in gebruik kwam, die aanvankelijk met een handlieren later door een motor werd aangedreven, ontstonden alspoedig moderne werktuigen met een aanzienlijk hogere pro-duktie, zoals de grijper, die omstreeks 1920 in gebruik kwam.Ook de schepen namen bij deze ontwikkeling in grootte toe,werkte men met de hijsbeugel meestal op schepen van 20?30 ton, nu worden schepen van gemiddeld 150 ton gebruikt.foto 3prof. dr. ir.G. deJosselinde JongCern enI XVI (1964) Nr. 3In 1935werd de zandwinning op de rivieren wettelijk geregeld;vanaf dat jaar werd een zand-contingentering ingesteld, diegebaseerd was op de in voorafgaande jaren behaalde pro-dukties van de individuele zandschippers.De spreker vroeg ten slotte begrip van de overheidsinstantiesvoor de positie van de beugelschipper. Het is onjuist om hetvakmanschap van de beugelschipper, die vaak uitstekend be-tonzand levert, verloren te laten gaan.De middagzitting, die onder leiding. stond van prof. W. C.Bis c hof f van H e em s k e r c k, was gewijd aan de pro-blemen die verband houden met de zandwinning.De eerste spreker, prof. dr. ir.G. de J os s e I i 1'1 de Jon g,hoogleraar in de grondmechanica, hield een kort maar krach-tig college, waarin hij met behulp van enkele spectaculaireproeven een aantal eigenschappen van zand onder wisselendeomstandigheden toonde. De proef met de plosticzok, gevuldmet zand, waarin vacu?m is gezogen, mocht dan niet geheelgelukken, voor een ieder was het duidelijk dat dit vacu?m-zand zich gedraagt als een compacte massa.Prof. De J 0 s s e li 1'1 de Jon g be?indigde zijn voordrachtmet de vertoning van een filmpje, waarin enkele proeven tezien waren, die de verstoring van de stabiliteit van het zand alsgevolg van op de zandmassa uitgeoefende schokken duidelijkillustreerde. De gefilmde proeven waren genomen op het La-boratorium van Grondmechanica en stonden daar onder lei-ding van ir. E. W. Ta con i s.Prof. 'ir. W. Bos, hoogleraar in de civiele werktuigtechniek,behandelde de winning en het transport van ophoogzand enbesprak daartoe allereerst het moderne materieel, dat teqen-woordig beschikbaar is voor het winnen van dikwijls diep ge.legen lagen zand en het transport daarvan met behulp vanbakken en buisleidingen.Uit zijn betoog bleek, dat zand tot een diepte van ca. 25 mgoed te zuigen is bij een normale produktie, de produktie tus-sen 25 en 30 m gaat teruglopen en tussen 30 en 45 m specialemaatregelen nodig zijn. Om zand op nog grotere diepten tezuigen zijn zeer bijzondere maatregelen vereist, zoals ondermeer een pomp in-de zuigbuis.De fraaie film 'Zand boven water' toonde vervolgens de nieu-we zandwinnings- en zandtransportapparatuur, waarmededoor de N.V. Bos & Kalis zand gewonnen wordt in de Vinke-veen se plassen. Dit zand wordt met bakken vanaf de zuigervervoerd naar een opvangtrechter aan de wal, waarna het meteen snelheid van 16 km/uur dooreen buisleiding over een af-stand van 12 km wordt geperst naar de op te hogen terreinennabij Amsterdam, te weten het industrieterrein Duivendrecht ensinds kort de Bijlmermeer. Een aantal modern geoutilleerdepompstations langs de route zorgt ervoor dat de zandstroomonder voldoende druk blijft.De winning van industriezand werd besproken door ir. J. deG r oot, adjunct-directeur van de N.V. Nieuw Grind Verkoop-kantoor. De winningsgebieden langs Maas en Rijn leveren perjaar ca. 10 miljoen ton zand op. In de Maas wordt zand ge-baggerd tot nabij Hedel; op de Waal tot Zaltbommel. Verderzijn er winplaatsen in de IJssel die meer van lokaal belang zijn.De spreker betoogde dat het in verband met'de aard van hetin de natuur voorkomende materiaal nauwelijks mogelijk is omop economische wijze zand te winnen dat constant voldoet aanbepaalde nauw begrensde eisen ten aanzien van de korrel-verdeling, zoals deze gesteld zijn in de G.B.V. 1962. Met hetgrind ligt dit wat gvnstiger; in dit verband werd gewezen ophet binnenkort op de markt te brengen zgn.keurgrind, dat ech-ter duurder zal zijn dan het normale grind.De spreker ging vervolgens vitvoerig in op het vergunnings-beleid van de regering. In mei 1961 is een ontwerpwijzigingvan de onteigeningswet ingediend, waardoor het mogelijk zalworden om over te gaan tot onteigening van gronden die ge-schikt zijn voor zandwinning.De heer D e G r oot schetste de grote moeilijkheden dieoverwonnen moeten worden voor het verkrijgen van een con-cessie. De Rijkswaterstaat en de provincies hebben daarbijdikwijls tegenstrijdige belangen tegen elkaar af te wegen, zo-als waterstaatkundige, landbovwkundige en recreatieve be-langen. De wet op de ontgronding, die de bevoegdheden vande Minister van Verkeer en Waterstaat aanzienlijk beoogt uitte breiden, doch stuit op oppositie van de provincies, is nogaltijd de Tweede Kamer niet gepasseerd. Deze onzekere toe-stand schept volgens de spreker een moeilijke situatie in dezand- en grindwinning.159Ten slolte wierp de spreker enig licht op de moeilijkhedendie bestaan om industriezand te winnen. Nabij Bergen inLimburg, bij het plaatsje Weil, is vergunning verleend aan eencombinatie van zandwinningsbedrijven voor het terrein Leuken(80 ha) en het terrein Bergerheide (300 ha), gelegen in dencbiiheid van de weg Nijmegen-Venlo. Een kostbare kwestieis onder meer het passeren van genoemde weg, alsmede deverschillende hoogwaterpeilen die in de betreffende ontgra-vingen gehandhaafd moeten worden in verband met de water-huishouding van de omgeving.Dit laatste maakt het graven van een open waterverbindingmet de Maas onmogelijk. Kiest men de vooroplossing, danzullen twee schutsluizen gebouwd moeten worden. Andere mo-gelijkheden voor het zandtransport zijn: het persen door buis-leidingen en het transportbanden-systeem. Een keuze tussendeze oplossingen is nog moeilijk door technische en economi-sche problemen. De spreker vroeg de overheid om bij het ont-werpen van wegen en kanalen ook rekening te houden met debelangen van de zand- en grindwinningsbedrijven, door dezebedrijfstak bij voorbeeld vroegtijdig in te schakelen bij hetvooroverleg.Nadat aldus diverse zandproblemen waren belicht vanuit hetgezichtspunt van de zandwinningsindustrie, was het zeer be-langwekkend om het standpunt te vernemen dat door de over-heid i.c, Rijkswaterstaat in deze wordt ingenomen.Allereerst sprak ir. H. A. Fe r g uso n, hoofdingenieur-direc-teur Rijkswaterstaat, Directie Benedenrivieren, over de zand-winning in het Deltagebied. Momenteel worden er in dit gebiedreeds aanzienlijke hoeveelheden zand gewonnen, namelijk ca.10 miljoen m3per jaar. Ten gevolge van de stroombewegingdoor eb en vloed worden langs natulirlijke weg enorme hoe-veelheden zand verplaatst: naar schatting heeft bij voorbeeldde Oosterschelde gedurende de laatste 100 jaar 300 miljoen m3zand verloren, ten gevolge waarvan een verdieping optradvan ca. 100 cm; in het Haringvliet daarentegen is in dezelfdetijd ca. 50 miljoen m3gewonnen,waardoor aldaar de gemid-delde diepte met ca. 100 cm is afgenomen. Als het Haringvliettegen 1970 zal zijn afgesloten, worden volgens de spreker demogelijkheden tot zandwinning ruimer dan voorheen. Bij openzee-armen heeft het verdiepen door zandwinning bezwaren,omdat dit verhoging van de stormvloedstand tot gevolg kanhebben. Ook na de afsluiting zijn er echter nog bedenkingentegen een ongelimiteerde verdieping van het Haringvliet enhet Hollands Diep, onder meer in verband met de gevaren diedit inhoudt voor de waterhuishouding (zoutgehalte van hetbodemwater). Op 20 m minus NAP. ligt namelijk in dit gebiedeen waterdoorlatende laag waar men waarschijnlijk zal moe-ten stoppen. Ook andere belangen, zoals scheepvaart, recre-atie, en dergelijke leggen beperkingen op.Ir. F erg uso n gaf enkele suggesties ten aanzien van een aante houden vol?orde van exploitatie, namelijk te beginnen inhet Haringvliet of het Hollands Diep en dan geleidelijk naarhet zuiden, waarbij echter de transportafstand naar de gebrui-ker van het ophoogzand, te weten de randstad Holland, groteren dus onvoordelig wordt Later zal men wellicht gedwongenkunnen worden om over te stappen naar zandwinning in deNoordzee. Dit zal echter op veel bezwaren stuiten. Met mo-derne hopperzuigers is dit technisch wel mogelijk doch hetaantal werkbare dagen bedraagt meestal niet meer dan 60 perjaar. De technische ontwikkeling op het gebied van het zand-zuigen staat echter niet stil en de mogelijkheden tot econo-Benoemil1g ereleden van 'Prac:tisc:he Studie'Ter gelegenheid van het 14e lustrum zijn in de feestvergaderingop 18 maartjl. vanwege grote verdiensten voor het gezelschap'Practische Studie', prof. ir, A. A. van Do uwe n en dr. ir, G. F.Jan ss 0 n i us ge?nstalleerd als ereleden.Tentoonstelling 'Delta Delft'In het kader van de lustrumviering werd van 10- 21 maart in hetgebouw van Weg- en Waterbouwkunde van de TechnischeHogeschool te Delft een tentoonstelling georganiseerd (fotorechts) waarin de reeds voltooide en n09 in uitvoering zijndewerken van het Deltaplan in beeld waren gebrachtVerdere evenementen t.g.v. het lustrumBehalve het 'zand-symposium' werd door 'Practische Studie' op19 maart ook een symposium georganiseerd over de Grevelin-gendam. In aansluiting op de bijzondere aandacht die aan ditproject 'tijdens 'Delta Delft' besteed is, werden door enkelesprekers verschillende aspecten naar voren gebracht160mische winning van zeezand zullen dan ook groeien, bij voor-beeld met sleepzuigers, waarbij het aantal werkbare dagenaanzienlijk groter is. De winning van het zand zal echter meernaar het zuiden moeten plaatsvinden, omdat anders gevarenvoor kustveranderingen ontstaan.De spreker legde er de nadruk op, dat de steeds toenemendelandhonger de overheid dwingt tot een plan op lange termijnen tot het stellen van steeds sterker geprononceerde eisenbij het vestigingsbeleid.Ir. I. L. Kie i n jan, hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat,Directie Bovenrivieren, behandelde het beleid dat in zijnambtsgebied wordt gevoerd ten aanzien van de zandwinningin het zomerbed van de rivieren. Hij gaf allereerst een histo-risch overzicht van de ontwikkeling der reglementering van dezandwinning gedurende de laatste eeuw. Gewezen werd op deconsequenties die verbonden zijn aan een ongeregelde en on-beperkte zandonltrekking aan het zomerbed. Geulverdiepinqen profielvergroting kunnen ongewenste waterstandverlagingtot gevolg hebben, waardoor behalve bezwaren voor descheepvaart, beschadigingen aan de oeverbescherming kun-nen ontstaan. Ook de landbouwkundige belangen wegen indeze zwaar.Dein 1935 ingesteldezandcontingentering is nog steeds vankracht en vormt het uitgangspunt van het vergunningsbeleidvan Rijkswaterstaat Het baggeren wordt in het algemeen be-perkt tot die bedrijven, die in de voorafgaande jaren reedsbezig waren. In de kanalisatiegebiedenis het beleidqerichtop het verzekeren van een stabiele bodemdiepte van het be-treffende riviervak. De studiedienst van de Rijkswaterstaat ver-strekt de nodige gegevens, waarna de vaststelling van contin-genten geschiedt Na 1945 was het noodzakelijk om de contin-gentering ingrijpend te beperken, waardoor een aantal contin-genten zelfs tot ca. 10% moesten worden teruggebrachtOok een ongelimiteerde zandwinning in het winterbed kan veelbezwaren hebben, zoals gevaar voor de waterkering en land-bouwbezwaren, zoals verlies weidegrond, verlaging grond-waterpeil, kwelbezwaren en ten slolte schade aan natuur-schoon. Hoewel deze zandwinning niet bij de wet verboden is,wordt Rijkswaterstaat meestal wel ingeschakeld in verbandmet de toegangsgeul tot het zomerbed. Bij Rijkswaterstaatwint het inzicht veld, dat de winning in de uiterwaarden ge-heel dient te verdwijnen. Gezocht moet worden naar anderemogelijkheden, waarvan door de heer 0 e G r oot reedshet project Bergen is genoemd. Ook -winning inde randmerenvan de IIsselmeerpolders dient onderzocht te worden.Ir. Kie i n jan achtte het gewenst, dat alle belangen vanoverheid en zandwinningsbedrijven worden geco?rdineerd,zodat een beleid kan worden gevolgd dat beide partijen kanbevredigen.Tijdens de discussie na deze middagzitting -ook na de och-tendzitting w?s er een aantal vragen werd ondermeer aandacht gevraagd voor het volgende: in het westen vanons land bevindt zich op grotere diepte zand, dat geschikt isals industriezand. Bij grootscheepse zandwinningen voor op-hoogzand, zoals thans in de Vinkeveense Plassen, bestaat hetgevaar dat dit industriezand wordt gebruikt als ophooqzond.Hoewel het scheiden van het fijne en grove zand een grootprobleem is, verdient deze zandreserve door het steeds schaar-ser worden van goed industriezand (betonzand!) ons alleraandacht. Tr. S b.Cernen I XVI (1964) Nr. 3
Reacties