Het stuwcomplex te Hagestein (II)*door J. Hof, technisch hoofdambtenaar Iste klasse, Rijkswaterstaat, Directie Sluizen en StuwenInleidingHet stuwcomplex te Hagestein is ??n van de drie stuwcomplexen, die zijn ontworpen in de Nederrijn en de Lek als onderdeel van de kanalisatie vandeze rivier. Het doel, dat met deze kanalisatie wordt beoogd, is tweeledig:I. de verbetering van de zoetwater-voorziening van de noordelijke provincies door vergroting van de afvoer van de IJssel in tijden van lage Rijnafvoer;1. de verbetering van de bevaarbaarheid van de IJssel, het Pannerdens-kanaal, de Nederrijn en de Lek.Beziet men de gemiddelde afvoer van de Rijn, die gedurende 50 dagen per jaar wordt onderschreden, dan blijkt, dat de vaardiepte van de Nederrijnen de IJssel thans in deze perioden 1,70 m bedraagt. Door de kanalisatie zal deze worden vergroot tot 2,80 m. De drie stuwcomplexen zullen res-pectievelijk worden gebouwd in Hagestein, Amerongen en Driel (fig. I).AlgemeenHet stuwcomplex Hagestein wordt gebouwd in de zuidelijk van deLek gelegen uiterwaard, oostelijk van Vianen, nabij het dorpHagestein in de provincie Zuid-Holland. Het complex omvat eenstuw met beweegbare keringen en een schutsluis. Het wordt doornieuw te graven toeleidingskanalen zowel beneden- als boven-strooms met de Lek verbonden, waardoor tevens een bocht in derivier wordt afgesneden. In het gedeelte van de Lek dat komt tevervallen, wordt een dam gemaakt (fig. 2). De hoogte van dezedam wordt zodanig gekozen, dat bij zeer hoge afvoeren het waterover de dam kan afvloeien.De stuw bezit twee scheepvaartopeningen, elk 48 m breed, onder-ling gescheiden door een pijler van 14 m breedte, waarin eenwaterkracht-turbine en een fijnregelschuif zijn aangebracht.In de landhoofden van de stuw worden vispassen ingebouwd.Door een tunnel onder de beide scheepvaartopeningen is zoweleen verbinding gemaakt tussen de landhoofden en de pijler alsvan oever tot oever.De sluis heeft een gegarandeerde breedte van 18 m en een nuttigekolklengte van 220 m. Door een tussenhoofd kan de kolk wordenonderverdeeld in een gedeelte met een lengte van 90 m en eengedeelte met een lengte van 110 m*.Beide kunstwerken worden in een bouwput gebouwd. Door eentijdelijke ringdijk, die dezelfde hoogte heeft als de bandijk (fig. 3),zijn bouwput en werkterrein tegen hoog water beveiligd.Bouwput en bronbemaling (fig. 3)De bouwput voor de sluis en de stuw is in den natte gegraven toteen diepte van 7 m -N.A.P.; de verdere ontgravingen zijn in dendroge uitgevoerd.fig. I. situatie drie stuwcomplexenfig. 2. situatie stuwcomplex Hagestein* Zie ook 'Het stuwcomplex te Magestein' door J. Hof, CEMENT 10 (1958)Nr. 23-24, blz. 9451954, waarin in het bijzonder de constructie en de uitvoeringvan de schutsluis worden beschreven.Cement 11 (1959) Nr. 4 339De ondergrond ter plaatse van de kunstwerken bestaat uit:1. een moeilijk water-doorlatende laag, bestaande uit rivierklei oflemig zand en reikende van maaiveldhoogte (2 m +N.A.P.) totongeveer 0,50 m +N.A.P. ;2. een watervoerend, middelfijn tot zeer grofzandig pakket,gelegen van ongeveer 0,50 m +N.A.P. tot 3 m -N.A.P.;3. een moeilijk waterdoorlatende klei-veenlaag, die reikt van3 m -N.A.P. tot ongeveer 7 m -N.A.P. en plaatselijk tot 9 m-N.A.P.;4. een uit matig fijn tot zeer grof zand opgebouwd watervoerendpakket, dat zich onder de klei-veenlaag tot grote dieptevoortzet.De onder 3. genoemde klei-veenlens verdeelt het grondwater intwee gebieden :a. Het boven deze lens gelegen ondiepe grondwater. Dit wordtdoor een damwand, die van het maaiveld tot in de klei-veenlensreikt, afgeschermd van de bouwput en wordt niet bemalen.Op enkele lekken na is deze wand waterdicht. De lekken zijnwaarschijnlijk te wijten aan plaatselijke onregelmatigheden inde klei-veenlaag.b. Het onder deze lens gelegen diepe grondwater. Dit waterwordt bemalen door een bronbemaling met diepwelpompen,die in filters zijn geplaatst. Voor de permanente bemaling wasgerekend op 43 bronnen rondom de bouwput, met filters tot35 -N.A.P. en met een pompcapaciteit per bron van 100 m3per uur. Doordat later de ontgravingen dieper zijn voort-gezet dan tijdens het opmaken van de bronbemaling was aan-genomen, is genoemd aantal met 3 stuks uitgebreid. Terplaatse van de pijlerfundatie moest het spanningswater tot19 m -N.A.P. worden afgemalen. Hiervoor zijn om de pijlerput8 bronnen geslagen met een filterdiepte tot 39 m -N.A.P.Het voor de bronbemaling ge?nstalleerde vermogen bedraagt 600kVA. Door de directie is aan de aannemer een hoogspannings-installatie van 4x300 kVA beschikbaar gesteld. Hiervan kan hijvoor zijn eigen bedrijf 600 kVA gebruiken, wattevens een reservevoor de bronbemaling is. Door de directie is hiervan intussentijdelijk 200 kVA voor de bronbemaling in gebruik genomen omtijdens hoogwaterafvoer de put voldoende droog te kunnenhouden.foto 6. gietstalen stoel met stelcon-structle, gesteld en verankerdop fundatieplaatfoto's: G. J, van Neerijnenfoto 5. het opstellen van een gietstalen oplegstoel voor de lagers vande draaiingsas van de vlzierschuivenfoto 4. maquette van de stuw foto: `Abstede'De stuw (fig. 4)De schuiven van de stuw zijn half-cirkelvormige segmentschuiven.Zij hebben de naam `vizierschuiven' gekregen, doordat bij ge-opende en gesloten stand deze schuif doet denken aan het viziervan een middeleeuwse-ridderhelm.De waterdruk staat tegen de holle zijde van de schuif, zodat degehele constructie op trek wordt belast. Twee randliggers,waartussen de half-cirkelvormige beplating is bevestigd, dienenvoor verstijving tijdens het heffen van de schuif. De hijskabelszijn ongeveer in het zwaartepunt van de schuif bevestigd aan de terplaatse uitgebouwde bovenliggers. De schuiven zijn in de land-hoofden en de pijler scharnierend bevestigd. De assen van deschuiven draaien in kogellagers, die aan in het beton verankerdegietstalen stoelen zijn bevestigd. De draaipunten van de schuiven,en derhalve de oplegstoelen, vereisen een zeer nauwkeurigemaatvoering. De zware stoelen zijn daartoe afgesteld op eenstijfgeconstrueerde stalen stelconstructie met verankering, zodatook tijdens het betonstorten de maatvoering gehandhaafd blijft.340 Cement 11 (1959) Nr. 4Na het ?nbetonneren van deze stoelen wordt de stelconstruc-tie uit de schuifnis verwijderd om vervolgens in het anderehoofd en daarna in de pijler te worden gebruikt. Voor de pijler isbovendien een tweede stelconstructie vervaardigd. De foto's5 en 6 geven een indruk van de opstelling en de constructie vanoplegstoelen en stelconstructie. De zijafdichting van de schuif iszo aangebracht, dat de lagers van de draaipunten (0,75 m +N.A.P.)zich aan de laagwaterzijde bevinden. Figuur 7 geeft een detail vande afdichtingsconstructie.Door spoelriolen worden de vizierschuif-nissen vrijgehouden vanbodemmaterialen. De riolen hebben een doorlaat van 2 m ? 2 m enworden gesloten door een wielschuif (flg. 8). De zij- en boven-afdichting van de schuif wordt verkregen door een rubber-constructie, die de vorm heeft van een lus. De lusholte staat inverbinding met het bovenwater aan de waterkerende zijde. Bijgesloten schuif ontstaat door het drukverschil een zijdelingseuitzetting van de rubberlus, die dan in de V-vormige aanslagwordt gedrukt. Tijdens het openen zal al direct, bij het evenlichten van de schuif, de druk in de lus grotendeels wegvallen,waardoor de lusvorm zich ontspant en vrij in de V-vormigeaanslag kan bewegen. Deze afdichtingsconstructie is geschiktvoor een schuif, die tevens dienst moet doen als negatieve kering.De vizierschuiven behoeven slechts over een hoek van 60? teworden geheven om de vereiste doorvaarthoogte voor de scheep-vaart te verkrijgen (zie in fig. 9 blz. 342, aanzicht en aanzichtbenedenstrooms).fig. 7. zijafdichting vizierschuif (detail van fig. 10, blz. 343)fig- 8rioolschuif(detail R vanfig. 10, blz. 343)Cement 11 (1959) Nr. 4 341342 Oement 11 (1959) Nr. 4De landhoofden (fig. 9)De stuw krijgt zowel op de linker- als op de rechteroever van descheepvaartopeningen een landhoofd. De afmetingen en construc-tie van de beide hoofden houden nauw verband met:a. de constructievorm van de vizierschuiven;fa. de onder te brengen vispassen.De hoofden zijn gefundeerd op de vaste zandlagen, bij het noorde-lijke landhoofd op een diepte van 7,50 m -N.A.P., bij het zuidelijkelandhoofd op een diepte van ongeveer 9,00 m -N.A.P. De hoofdenmet de aansluitende vleugels en grond plateaus (bovenstroomsvan de draaiingsas van de schuiven) reiken tot een hoogte van6,50 m + N.A.P. ten einde bij hoge waterstanden (wanneer deschuiven omhoog zijn getrokken) het stromen van water achterhet hoofd om onmogelijk te maken. De hoogste waterstand,die bekend is, bedraagt 6,13 m +N.A.P. (in 1926).Daar het mogelijk moet zijn, de vizierschuiven te vervangen,verkrijgt de bovenzijde van het dek (benedenstrooms van dedraaiingsas) een hoogte van 4,50 m +N.A.P. Behalve de nissen ende stalen stoelen voor de zijafdichting en voor de bevestiging vande aslagers van de schuiven, bevatten de landhoofden een spoel-riool en achter de vizierschuif een omloopriool. Door het spoel-riool wordt de schuifnis vrijgehouden van bodemmateriaal. Hetomloopriool voorkomt een plaatselijke opstuwing van waterbij gedeeltelijk omhoog getrokken stuw) in de nis en dienten-gevolge een ongewenste zijdelingse druk op de schuif.Elk hoofd verkrijgt ten behoeve van de vispassen verscheideneuitsparingen, riolen en schuiven, terwijl voor de inspectie vanbijvoorbeeld de vistrek door de passen een observatie-inrichtingwordt gemaakt. Constructie, inrichting en bediening van de vis-passen wordt in het navolgende afzonderlijk behandeld.De landhoofden bezitten voorts twee schachten, ??n hiervanwordt voorzien van een lift, de andere schacht dient voor hetonderbrengen van talrijke elektrische kabels, leidingen enz. Dezeschachten staan via de t?nnelgang onder de scheepvaartopeningenin verbinding met de pijlerschacht. De doorsneden (fig. 10) geveneen indruk van de in de landhoofden aan te brengen nissen,riolen e.d.De bovenbouw van de hoofden bestaat uit een gewapend-betonboog, waarop een machinegebouwtje is aangebracht,waarin het bewegingswerktuig van de vizierschuif wordt op-gesteld. Het gebouwtje zal door een spiltrap bereikbaar zijn.Zowel ten behoeve van de con-structie en de technische uit-voering van de boog als voor hetvervaardigen en stellen van detrap, wordt de trapspil uit-gevoerd in gewapend beton, detrapconstructie evenwel in staal.De spil wordt vooraf in eenliggende bekisting gestort endaarna in het werk gelijktijdigmet de bekistingsconstructie vande boog gesteld. In verband metde grote hoogte wordt de trapdoor bordessen in een aantalkortere trappen verdeeld, waar-door een goed trapbeloop wordtverkregen en het vervaardigenen het in gedeelten stellen een-voudiger is uit te voeren. Detrappen krijgen de zgn. `QGrating' treden; deze bezitteneen gering gewicht en hebbeneen stroef en open loopvlak.Door de omgezette wel en desoortgelijke achterrand verkrijgtde aan de trapboom gelaste tredeeen stijf profiel. Figuur 11 geefteen aanzicht van een trapgedeel-te tussen twee bordessen.fig. II. spiltrapCement 11 (1959) Nr. 4343f,g. 10.horizontale enverticale doorsnedenoordelijk landhoofdfoto 12. bekistingssegment voor de betonboog(vervaardigd op de stuwvloer)foto''s: G. J. van Neerijnenfoto 13. bekisting en ondersteuningsconstructie voor de betonnenboog op het noordelijke landhoofd in uitvoeringfoto 15. betonstorten bij kunstlichtrechts: verrijdbare stortinstallatie; links: transportbandfoto's: G. I. van Neerijnenfoto 16. betonstorten op het noordelijke landhoofd(vanaf 4,50-- tot 4,50+ resp. 6,05+N.A.P.)foto 14. ontkiste boog met machinegebouwtjeDe bekisting van de boog Is samengesteld uit vooraf klaargemaaktegedeelten. De formelen zijn in de fabriek vervaardigd en uit-gevoerd als gelijmde houten spanten. De bekistingen van desegmenten werden grotendeels gereed gemaakt op de stuwvloer(foto 12), waarna deze segmenten op een ondersteuningscon-structie tot een volledige boogbekisting zijn samengesteld.(foto 13). Foto 14 toont een van de reeds ontkiste bogen met hetmachinegebouwtje.UitvoeringDe bouw van de hoofden wordt in zes etappes uitgevoerd, inverband met de grootte van de 'storten', de bekistingen tenbehoeve van de te maken schuifnissen, vispassen en riolen en hetstellen van de in de betonconstructie aan te brengen staalcon-structies.In het reeds uitgevoerde eerste, en bovendien ook het grootste,stort, t.w. de fundatieplaat tot 4,50 m -N.A.P., is 3 060 m3betonen 278 ton wapeningsstaal verwerkt. De betonspecie werd metbehulp van vrachtauto's van de betonmenginstallatie vervoerdnaar en gestort in een langs de bouwput opgestelde, verrijdbarestortinstallatie en van hieruit met behulp van transportbandennaar het stort gebracht (foto 15 en foto 25, blz. 347).Bij de volgende storten is gebruik gemaakt van de zgn. 'klomp-k?bels'. Deze k?bels werden met een bouwkraan naar de stort-plaats getransporteerd (foto 16), waar de specie in trechters werdgestort en vervolgens door stortpijpen in het werk werd gebracht.Het voordeel van deze werkwijze is, dat de specie gemakkelijkernaar elke gewenste plaats van het stort gedirigeerd kan wordendan wanneer de specie over transportbanden wordt aangevoerd.Voortdurend werd de specie direct na het storten door middelvan elektrische trilnaalden verdicht. Foto 17 geeft een overzichtvan het noordelijke landhoofd (in uitvoering) met een stort-hoogte van 4,50 m +N.A.P. benedenstrooms en van 6,50 +N.A.P.bovenstrooms. De openingen aan de dagzijde benedenfrontzijn de toegangen van de vispassen en de uitstroomopening vanhet omloopriool, aan de langszijde bevindt zich de nis voor devizierschuif. Op de voorgrond de in uitvoering zijnde stuw-drempelvloer op 4,50 m -N.A.P., geheel links op de voorgrondde ter plaatse gestorte betonblokken, die bestemd zijn voor destortebedden.Cement 11 (1959) Nr. 4344De vleugelsDe vleugels aan de beneden- en bovenstroomse zijde van dehoofden bestaan uit een stalen damwandbeschoe?ng. De dam-planken (type Belval B.Z.I.R.) zijn verankerd aan een gewapend-betonplaat op betonpalen, die door de klei-veenlaag tot in hetvaste zand zijn geheid.Ter verlaging van de wateroverdruk na een hoogwaterstandwordt een drainage aangebracht, die zo goed mogelijk tegenvervuiling is beschermd. De beschoe?ng krijgt aan de bovenzijdeeen betonnen deksloof. De koppen van de stalen damplanken zijnin deze deksloof opgenomen en verankerd. Figuur 18 geeft eendwarsdoorsnede van de op palen gefundeerde ankerplaat metdamwandbeschoe?ng.De pijlerDe pijler is op staal gefundeerd tot een diepte van 14,50 m-N.A.P. Het damwandscherm om de fundering vormt ??n ge-sloten geheel met de kweldamwand van de stuwdrempel en dientzowel tegen het onderloops worden van de fundering als voor hettegengaan van de kwel. De figuren 9 (blz. 342) en 19 geven eenindruk van de constructie en bouw van de pijler.Bij de bouw van de pijler zijn verschillende fasen te onderscheiden,die verband houden met de vervaardiging en het stellen van degecompliceerde bekistingen en met het betonstorten.a. Onderbouw, de eerste bouwfase ,van 14,50 m -N.A.P. tot 4,50 m-N.A.P., verkrijgt:1. een tunnelgalerij, die toegang geeft tot de liftschacht en totde beide leidingtunnels naar de landhoofden;2. afvoerkanalen voor het doorlaatwater van de waterkracht-turbine en van de cilinderschuif op het benedenstroomse rivier-pand.foto: G. J. van Neerijnenfoto 17. het noordelijke landhoofd in uitvoering (benedenstroomsezijde)fig. 18. dwarsdoorsnede benedenstroomse vleugelfig. 19. doorsneden pijler en detail deur in afvoerkanaal van turbineCement 11 (1959) Nr. 4 345foto's 20-22. uitvoering bekisting voor de afvoerkanalen van de turbine en de cilinderschuif; links: montage van de bekistingselementen voor het af-voerkanaal van de cilnderschuif; midden: montage van de bekistingselementen voor het afvoerkanaal van de turbine onder de voltooide bekistingvan het afvoerkanaal van de cilinderschuif; rechts: voltooide bekisting voor beide kanalenfoto's: G. J. van Neerijnenfoto 23. wapeningsnet langs de buitenwand vanhet tweede stortfoto: G. J. van NeerijnenDe onderbouw is ?n twee storten uitgevoerd. In het eerste stort,de fundatieplaat, werd 3 015 m3beton en 330 ton wapeningsstaalverwerkt; ?n het tweede stort, tot 4,50 -N.A.P., 4 800 m3beton,272 ton wapeningsstaal en 33 ton constructiestaai. De foto's20-25 geven een indruk van de constructie en het stellen van debekistingen voor de afvoerkanalen van de waterkracht-turbineen de cilinderschuif; bovendien de wapeningsconstructie en hetbetonstorten tijdens de uitvoering van de onderbouw. De be-kisting van de afvoerkanalen (foto 26) is door de aannemer in dewerkplaats in afzonderlijke gedeelten vervaardigd en daarnain het werk opgebouwd.b. De tweede bouwfase, van 4,50 m -N.A.P. (stuwdrempel-peil)tot het dek benedenstrooms op 4,50 m +N.A.P. en tot 6,40 m+N.A.P. bovenstrooms.Evenals de landhoofden bezit het pijlergedeelte benedenstroomsnissen en spoelriolen voor de vizierschuiven en ook ingebeton-neerde stalen stoelen voor de bevestiging van de assenlagers enaanslagen voor de zijdichting van de schuiven. Daar het mogelijkmoet zijn de schuiven te demonteren, heeft het dek beneden-strooms een hoogte van 4,50 m +N.A.P. en het dek bovenstroomseen hoogte van 7,50 m +N.A.P.Stroomopwaarts worden de twee afvoerkanalen in de pijlervoorzien van een waterkrachtturbine en van een cilinderschuif.De doorlaat van het afvoerwater kan door de turbine en decilinderschuif worden geregeld tot een nauwkeurige hoeveelheidvan 150 m3/sec op 5 m3/sec, de zgn, 'fijnregeling'.De turbine krijgt een tweezijdige instroming, waarvoor in dedagzijden van de pijler toevoeropeningen zijn gemaakt. Foto 27geeft een indruk van de vorm en het profiel van de in ??n van dedagzijden gemaakte toevoeropening van het slakkenhuis.Cement 11 (1959) Nr. 4346foto 24. uitvoering van het tweede start met verrijdbare stort-installatie en transportbandenDe cilinderschuif verkrijgt een ??nzijdige instroming (foto 28).De instroming naar de turbine wordt dus niet ongunstig be-?nvloed, terwijl de pijler een zo kort mogelijke lengte heeft.Loodrecht boven de tunnelgalerij worden, behalve een lift-schacht, drie compartimenten aangebracht. Hierin zullen detechnische apparaturen en elektrische installaties wordenopgesteld. Voor de inspectie van de turbine-waaieras met lagersfoto 26. vervaardiging van de bekistingselementen voor deafvoerkanalenfoto's: G. J. van Neer/jnenis het afvoerkanaal van de turbine door een tunnelgang vanuit depompenkamer toegankelijk gemaakt. Om deze inspectie tekunnen uitvoeren, dient onder de waaieras in het afvoerkanaaleen vloer te worden aangebracht, die overigens in gedeeltenwordt opgeslagen in de tunnelgang.foto 25. overzicht van de werkzaamheden van het tweede stort; opde achtergrond de beide afvoerkanalen van turbine encilinderschuif; op de voorgrond de uitstroomopeningen vande afvoerkanalen foto 27. instroomopening van het slakkenhuis naar de turbinefoto 28. instroomopening cilinderschuifCement 11 (1959) Nr. 4 347fig. 29. doorsneden van bovenstrooms gedeelte van de pijler met turbine en cilinderschuif (N.B. de onderste figuur toont twee horizontaledoorsneden op 1,50--en 4,00+N.A.P.)Figuur 29 toont de constructie en de 'inhoud' van het boven-stroomse gedeelte van de pijler.Het pijlergedeelte van 4,50 m -N.A.P. tot 6,40 +N.A.P. is in??n stort uitgevoerd. Vele problemen ten aanzien van de in-348gewikkelde maatvoering en constructietekeningen moestenworden opgelost, vooral omdat voor de uitvoering van ditgedeelte een door de afmetingen zeer gecompliceerde bekisting,wapening en stortmethoden nodig waren. De foto's 30?33geven een overzicht van de werkzaamheden tijdens de uitvoering.Cement 11 (1959) Nr. 4foto: ill & Roosenfoto 34. vervaardiging van de bekisting voor het slakkenhuisIn dit stort is 4614 m3beton, 258 ton wapeningsstaal en 22 tonconstructiestaai, verwerkt. De bekisting van het slakkenhuisvoor de turbine werd in de werkplaats vervaardigd (foto 34) enis naderhand in het werk opgebouwd.Als bijzonderheid mag hierbij worden opgemerkt, dat de schen-kels van de bekisting werden vervaardigd uit op elkaar gelijmdeschroten en als gelijmde spanten zijn samengesteld. Door dezewerkwijze is een aanmerkelijke besparing aan hout en arbeidsloonverkregen. Alvorens het stortgedeelte van 6,40 m +N.A.P. tot7,50 m +N.A.P. kon worden uitgevoerd, moesten eerst diverseonderdelen van de turbine worden gesteld en ingebetonneerd.foto's: G. J. van Neerijnenfoto 30. uitvoering van diverse werkzaamheden op 4,50+N.A.P?(benedenstroomse zijde)foto 31. gedeelte van bekisting voor het slakkenhuis in uitvoeringfoto 32. bekisting voor het derde stort (van 4,50-- tot 4,50+resp.6,40+N.A.P.)foto 33. het wapeningsnet voor het tweede stort ter plaatse vanturbine en cilinderschuifCement 11 (1959) Nr. 4 349foto 35. het plaatsen en stellen van de waaiermantel,Deze werkzaamheden werden ?n twee etappes verricht:1. het stellen en inbetonneren van de waaiermantel in Hetafvoerkanaal ;2. het stellen van de vaste leidschoepen in de hevelovergang vanhet slakkenhuis en de waaiermantel, vervolgens het plaatsenen het nauwkeurig afstellen van de schachtmantel op de leid-schoepen en tenslotte het betonneren.De waaier- en schachtmantel hebben een diameter van respec-tievelijk 4,08 m en 5,70 m, een eigen gewicht van respectievelijkca. 15 en 11 ton. De mantels zijn geheel in ??n stuk van defabriek aangevoerd en in het werk gebracht. De foto's 35 en 36geven hiervan een overzicht.Bovenbouw, de derde bouwfase van de pijler bestaat uit tweebogen van gewapend beton met, evenals bij de landhoofden, eenmachinegebouwtje op de bogen. De machineruimten zijn dooreenoverkapte gewapend-betonnen brugverbinding onderling ver-bonden en door een spiltrap vanaf het pijlerdek bereikbaar.Foto 37 geeft een overzicht van de uitvoering van de bekistingvoor de beide bogen.Het betonwerkVoor het bereiden van de betonspecie wordt gebruik gemaaktvan een centrale betonmenginstallatie. De installatie bestaat uiteen tegen weer en wind afgesloten toren, waarin zijn onder-gebracht: twee betonmolens (elk met een inhoud van 1000 liter),een weegbak voor zand en grind, een weegbak voor cement,dagsilo's voor zand, grind en cement.foto 37. bekisting voor de bogen op de pijler in uitvoering (beneden-stroomse zijde)foto's:G. J. van Neerijnenfoto 36. het plaatsen en stellen van de schachtmantelDe installatie is half-automatisch en vereist voor de bedieningslechts drie man. De gemiddelde produktie-capaciteit bedraagt50 m3betonspecie per uur. Het verwerkte cement is hoogoven-cement; dit wordt onverpakt per schip aangevoerd en metbehulp van een havenkraan gelost in twee cementsilo's, met eengezamenlijke inhoud van 400 ton.Voor de grote hoeveelheden te verwerken cement (circa 1000 tontijdens de grootste storten) moeten de silo's tijdens de uitvoeringsteeds worden bijgevuld met voorraad-cement uit in de havenliggende schepen. Het cement uit de voorraadsilo's wordt naarde molensilo getransporteerd door een pijpleiding, met behulpvan perslucht via een compressievat. Het zand en het grindworden per schip aangevoerd en met de havenkranen gelost optransportbanden, die het materiaal op het terrein in depotbrengen. Met behulp van een circa 56 m lange transportbandworden de toeslagstoffen naar de zand- en grindsilo's van demoleninstallatie getransporteerd. Foto 38 geeft een overzichtvan de betonmenginstallatie.foto 38. de betonmenginstallatie350 Cement 11 (1959) Nr. 4WaterkrachtturbineDe turbine is een Kaplan-hevelturbine met verstelbare loop- enleidschoepen. Via een tandwieltransmissie wordt de draaiing vande waaieras overgebracht naar een generator. De overbrengings-verhouding is van 62,5 naar 750 toeren per minuut bij een ver-mogen van 2 500 pk. De turbine is als een hevelturbine uit-gevoerd, omdat het afvoerkanaal dan minder diep gelegd kanworden. In fig. 29 (blz. 348) geven de doorsneden met de detailseen indruk van de turbineconstructie.CilinderschuifDe cilinderschuif is van het type m?t deksel. Figuur 39 geeft vande ontworpen schuif enige doorsneden en enige constructie-details. Het oplopende bodemprofiel van het instroomkanaal metde daarop aangebrachte leidschotten dienen om een goedewaterverdeling door de schuif te verkrijgen.Ten behoeve van het onderhoud van de schuif en voor revisievan onderdelen, zijn, boven het stuwpeil, op 3,20 m +N.A.P.bordessen aangebracht, die vanaf het pijlerdek door middel vanladders toegankelijk zijn.De schuif wordt met het eigen bewegingswerktuig boven hetstuwpeil gehesen, zodat vanaf de bordessen eventuele werkzaam-heden aan de binnen- en buitenzijde van de cilindermantel zijnuitte voeren;Krooshekken en ijskleppen (fig. 40)De instroomopeningen van de turbine en de cilinderschuifworden van roosters (zgn. krooshekken) voorzien om drijvendvuil tegen te houden. De zgn. ijskleppen moeten in perioden vanijsgang de instroomopeningen afsluiten en tevens de krooshekkenafschermen. Deze stalen kleppen zijn opgehangen aan de kroos-hekken en worden in een inkassing langs de dagzijden van depijler in een licht hellende, verticale stand aan de pijler ver-grendeld. Bij te verwachten ijsgang wordt vanaf het pijlerdekklep voor klep ontgrendeld. Door hun eigen gewicht vallen dekleppen naar voren, worden door het water afgeremd en draaienvervolgens door tot tegen de regels en stijlen van de kroos-hekken. De ijskleppen kunnen worden verwijderd met behulpvan een op een vlet af te laten hijsdraad, die door een duiker aand? kleppen wordt bevestigd. De kleppen doen tevens dienst bijhet eventueel droogzetten van de instroomkanalen voor deturbine en de cilinderschuif.Ook de afvoerkanalen kunnen drooggezet worden. Daartoe isieder afvoerkanaal voorzien van een hard-houten deur. De deurenfig. 40. details krooshekken en ijskleppen voor de instroomopeningvan de turbineworden in geopende stand in de inkassingen van de kanaal-wanden vergrendeld (fig. 19, detail I). Het afsluiten van de kanalendient te geschieden door een duiker, die de deuren ontgrendelten sluit. De kanalen worden vanaf het pijlerdek via de pomp-schacht leeggepompt.Cement 11 (1959) Nr. 4 351LeidingtunnelDe tunnels onder de beide scheepvaartopeningen sluiten aan opgalerijen en liften in de landhoofden en in de pijler; zij vormeneen verbinding van oever tot oever. Deze tunnels dienen voor dedoorvoer van kabels, leidingen e.d. en tevens als dienstgang voorhet personeel. Vooral in perioden van hoogwater en bij ijsgang,waarbij de stuwschuiven zijn opgetrokken en de normale ver-binding over de loopbrug van de vizierschuiven is verbroken, zaldeze oeververbinding van grote waarde zijn (flg. 9 blz. 342 ).De tunnels hebben een rechthoekige doorsnede met een breedtevan 2,00 m en een hoogte van 2,00 m. Zij zijn elk door dilatatie-voegen in drie moten verdeeld. Uitwendig worden de tunnelsvoorzien van een waterdichte bekleding met aan de zijkanteneen beschermlaag van halfsteens metselwerk. Figuur 41 (door-snede III) en foto 42 geven een detail resp. de uitvoering van eentunnel.Ontvang- en stortebedden en stuwdrempelDe lengte van de ontvangbedden is bepaald uit de noodzakelijkehorizontale kwelweg. Berekeningen hebben uitgewezen, dat doorhet vrij grove zandpakket, hetwelk zich onder de stuwdrempelbevindt en zich tot zeer grote diepte uitstrekt, niet veel te be-reiken is met een verticaal waterafsluitend scherm. De dam-wanden zouden lang en dus kostbaar worden, terwijl het gewensteeffect gering zou zijn. Daarom is de kwel bestreden met eenhorizontaal afgesloten kleilaag, die door betonplaten wordtafgedekt. Voor en achter het kwelbed is een perforatie gemaaktvan grof zand, dat afgedekt is met grind en bovendien met nietgeheel aaneensluitende betonblokken als ballast, ten einde hetgevaar van openbarsten of grote overdrukken bij het plotselingeomhoogtrekken van de schuiven te voorkomen, aangezien deklei-veenlaag, hoewel deze zich zowel beneden- als bovenstroomsover een vrij grote afstand uitstrekt, hier niet overal even dik is.De stuwdrempel bestaat uit geprefabriceerde betonblokken, dieeen segmentvorm bezitten waarvan de straal overeenkomt metde onderaanslag van de vizierschuiven. Het aanslagvlak van dedrempel is voorzien van een 3 cm dikke slijtlaag van staalpantser-beton. Genoemde blokken zijn eerst op een ondersteunings-constructie gesteld en werden daarna tegelijk met de stuw-drempelvloer ingebetonneerd.foto 42. bekisting en wapening voor de leidingtunnelDoor deze werkwijze is over de totale aanslag zowel een nauw-keurige maatvoering als een zuivere waterpassing van alle seg-menten verkregen. Figuur 41 (doorsnede II) en fig. 43 geven eendetail van de dorpel resp. de stelconstructie.fig. 41. details stuwdrempel, stortebed en tunnel (doorsneden van fig. 9, blz. 342)352 Cement 11 (1959) Nr. 4fig.43.detail Svan fig. 41De stroomdorpels op de stuwdrempelvloer en de dorpels van deoelbak (voor de uitstroomkanalen) bestaan uitgeprefabriceerdebetonblokken, die eveneens van een 3 cm dikke laag staalpantser-beton zijn voorzien. Deze blokken kunnen op eenvoudige wijzemet behulp van een dragline worden geplaatst en gesteld, waarbijzij worden verankerd in een achter de blokken gestorte beton-balk. Figuur 41 (doorsnede I) toont van deze constructie eendetail. Foto 44 geeft een overzicht van de werkzaamheden tijdenshet stellen en plaatsen van de blokken.BijzonderhedenDe bediening van de stuw zal geschieden vanuit een centraalbedieningsgebouw, dat gebouwd zal worden op het plateautussen de stuw en de sluis.De waterstanden, die ten behoeve van de automatische regelingvan de turbine worden opgenomen, zullen vanuit twee peil-schaalgebouwtjes (fig. 45), ??n boven- en ??n benedenstroomsvan de stuw, worden overgebracht. In deze gebouwtjes zullentevens de automatische peilschrijvers van de Algemene Dienstvan de Rijkswaterstaat worden geplaatst.foto 44. het stellen van een geprefabriceerd stroomdorpelelementfig. 45.details peil-schaalgebouw(benedens-trooms)Cement 11 (1959) Nr. 4 353
Reacties