Het nut van certificerenVerslag van een discussieEen van de middelen om ervoor te zorgendat produkten en processen een bepaaldkwaliteitsniveau bereiken, is certificatie.Een certificaat is een schriftelijkeverklaring van een onafhankelijkecertificatie-instelling. Daarin wordt tenaanzien van een bepaald produkt ofproces verklaard dat de omschreveneigenschappen van het produkt of dekwaliteit van het proces overeenstemmenmet de gestelde eisen. Letterlijk wordtgesteld dat de eigenschappen of dekwaliteit 'geacht worden te voldoen' aande gestelde eisen.In het kader van dit themanummer vanCement, kan de vraag gesteld worden ofcertificatie een ge?igend middel is om vande gewenste kwaliteit verzekerd teworden. Wat is de essentie van eencertificaat? En wegen de kosten op tegenhet economisch nut?In de bouwwereld staan die kwestiesmeermalen ter discussie. Het certificerenontmoet zowe! voor- als tegenstanders.Om de vragen nader uit te diepen, beslootde redactie van Cement een aantaldeskundige betrokkenen bijeen te brengenvoor enkele uren discussie. Onder leidingvan ing.D.C.Binnekamp werd aan hetgesprek deelgenomen door ing.C.Sou-werbren (namens BMC), ir.F. Wagenmaker(namens KOMa), prof.ir.LP.Sikkel(TH-Eindhoven), ir.P.H.Jansma (MinisterieVROM), J.C.Couwenbergh (BFBN) enir.P.A. van Wijnen (aannemersbedrijf).Voor de redactie waren aanweziging.M.G.P.Nelissen en ing.J.H.K?hne.In dit verslag worden de hoofdzaken vandeze discussie weergegeven.Cement XXXVII (1985)nr. 4Toetsingsgrondslagen voorgelijkwaardige beoordeling vanbouwmaterialenEenbelangrijke voorwaarde voor een eerlijkekwaliteitsbeoordeling is toetsing van de ei-genschappen van bouwmaterialen (beton,staal, metselwerk en hout) aan de hand vangelijkwaardige eisen c.q. voorschriften. Voorde betonwereld is er reden daarin zeer waak-zaam te zijn, nu een geheel nieuwe Neder-landse TGB in voorbereiding is. De opzet isonder meer om de basisprincipes en reken-regels gescheiden te houden van de mate-riaaleigenschappen, die zijn of zullen wordenvastgelegd in zgn. produktnormen.Een en ander correspondeert met de evenzoin voorbereiding zijnde Eurocodes. Binne-kamp wijst erop dat beton zich nu nog in eennadelige positie bevindt ten opzichte van dievan bijvoorbeeld staal en metselwerk.Bij het ontwerpen van staalconstructies kanop grond van de huidige TGB's worden vol-staan met een lagere veiligheidsco?ffici?ntdan bij betonconstructies. Dat is een verwor-venheid die nog dateert uit een tijd dat bijbetonen betonstaal inderdaad sprake wasvan een grotere spreiding in eigenschappendan bij constructiestaal. Dit verschil bestaatnu niet meer.Zo geven ook wanden van ongewapend be-ton problemen. Waar metselwerk zondermeer wordt toegestaan op grond van traditieen ervaring, moet voor ongewapend betonvan dezelfde vorm en afmetingen de veilig-heid met berekeningen worden aangetoond.Bij de voorbereiding van de genoemde pro-duktnormen lopen die voor beton voor tenopzichte van die voor andere produkten.Produktnormen moeten ondubbelzinnig vantekst en duidelijk van inhoud zijn, niet vat-baar voor gerechtvaardigde kritiek. Boven-dien moeten ze aansluiten bij de algemeengeldende belasting- en rekenregels. Op dezewijze wordt de beste uitgangsstelling inge-nomen om een gelijkwaardige behandelingten opzichte van de andere bouwmaterialente bevorderen.Sikkel vraagt hoe de uitdrukking 'gelijkwaar-digheid' wordt gedefinieerd. Binnekampwijst erop dat die uitdrukking verschillendeaspecten omvat. Hier wordt gedoeld op hetveiligheidsaspect. Internationaal wordt ge-werkt aan de invoering van een veiligheidsin-dex waarmee de rekenkundige faalkans van267een constructie kan worden uitgedrukt. Zo'nveiligheidsindex is derhalve een kwallteits-aspect.Sikkel wijst op verwarring bij het gebruik vanhet begrip kwaliteit. Enerzijds wordt kwaliteitals een gefixeerd begrip behandeld, ander-zijds als een relatief begrip, zoals in het ver-dere verloop van de discussie zal blijken.Het pleidooi voor een gelijkwaardige beoor-deling van bouwmaterialen is echter nietvoor twee?rlei uitleg vatbaar. Wanneer deTGB-commissies zich binnenkort gaan uit-spreken over specifieke materiaaleigen-schappen, materiaalfactoren en grenstoe-standen, zal het resultaat kritisch moetenworden beoordeeld. Niet alleen hoe het ma-teriaal beton daarbij uit de bus komt, maarook de behandeling van andere materialenzal daarbij doorde betonwereld moeten wor-den bekeken.Kwaliteit en kwaliteitssystemenNa deze algemene inleiding wordende ver-schillende aspecten van kwaliteit nader be-schouwd. Kwaliteit kan volgens Couwen-bergh alleen worden beoordeeld door deprodukteigenschappen te relateren aan degebruikssituatie. Kwaliteit is een relatief be-grip en krijgt betekenis door een marktge-richte benadering: wat kan de fabrikant enwat wenst de afnemer?Couwenbergh wijst op de NEN-normen2646-2648 Kwaliteitsborging waarin de al-gemene voorwaarden te stellen aan kwali-teitssysternen worden behandeld. Begrip-pen als kwaliteit, kwaliteitsbeheersing, kwa-liteitssysteem en -borging worden daaringoed met elkaar in verband gebracht.Kwaliteitsbeheersing moet rechtstreeks ver-band houden met de verkoopbaarheid vanhet produkt. De verschillende fasen van eenprodukt, vanaf de opdracht via produktspe-cificatie en uitvoering naar resultaat, moeteneen gesloten circuit vormen. Daarin horenook nazorg, marketing e.d, Het resultaat vanelke uitvoering is weer een ingang voor hetverkoopproces (om niet iets aan te biedenwat niet zodanig gemaakt kan worden). Menspreekt van integrale kwaliteitszorg indienvoor het gehele circuit sprake is van eengeorganiseerde zorgvuldigheid van werken,aldus Couwenbergh. In de verschillende fa-sen van zo'n circuit moeten de betrokkenenbinnen het bedrijf elkaar als klant beschou-wen.1Discussie over het nut van certificatie,gehouden op 8 februari ten kantore van deBetonvereniging.V.l.n.r.: ing. M.G.P.Netiseen,prof.ir.L.P.Sikkef, ir.P.A. van Wijnen,ir.P.H.Jansma, ing.D.C.Binnekamp(voorzitter), ing. C.Souwerbren,ir.F. Wagenmaker en J.C.Couwenbergh.De beschrijving van zo'n circuit noemt meneen kwaliteitssysteem, terwijl kwaliteitsbor-ging betekent dat ook wordt aangetoond dathet systeem goed functioneert.Couwenberghheeft de nodige ervaring op-gedaan met onderzoek naar kwaliteitskostenbinnen Nederlandse betonfabrieken. Vol-gens hem is aangetoond dat het streven naarkwaliteit zoals door hem omschreven kos-tenbesparend werkt. Hij wijst er met enigenadruk op dat het hanteren van kwaliteits-systemen producenten- en afnemersrisico'sbeter voorspelbaar maken. Het verlenen vaneen certificaat aan een bedrijf of produktmoet dan ook niet worden uitgelegd als eenkwaliteitsgarantie, maar als een bewijs vankwaliteitsborging. Daarmee zijn we aange-komen bij het zwaartepunt van de discussie.Het waarom van kwaliteitsmerkenHet ligt voor de hand datbinnen de samenle-ving pogingen in het werk worden gesteldom de kwaliteit van produkten 'zeker' te stel-len. Dat wordt in het belang geacht van zowelde afnemer als de producent. Een middelhiertoe is certificatie. De certificaten verle-nende instituten worden door de Raad voorde certificatie beoordeeld op hun onafban-kelijkheid en deskundigheid.KOMO werd ruim 20 jaar geleden opgerichtop initiatief van de Vereniging van Neder-landse Gemeenten. De betekenis van KOMObinnen de bouwwereld wordtgeleidelijk gro-ter nu het certificeren als een instrument voorCement XXXVII (1985)nr. 4kwaliteitsborging meer ingang vindt. De hui-dige opzet en werkwijze van KOMO is nietmeer vergelijkbaar met de oorspronkelijkeopzet. Vorig jaar is bij KOMO een ingrijpendereorganisatie afgerond, waardoor dit insti-tuut geen verlengstuk meer is van bepaaldegroeperingen, en nu sprake is van een sa-menwerkingsverband van alle bouwpartijen.Wagenmaker lichtte in het kort de werkwijzevan KOMO toe. Bij het certificeren van pro-duktenis er sprake van een betrokkenheidvan drie partijen: producent, certificatie-in-stituut en afnemer. De afnemer besluit dekwaliteitskeuring aan KOMO als onafhanke-lijk instituut over te laten in plaats van zelf tekeuren. De eisen die aan de produkten wor-den gesteld, worden opgesteld door NNI-normcommissies, waarin de verschillendepartijen zijn vertegenwoordigd.Deze zijn vervolgens grondslag voor de cer-tificatie. De kosten van KOMO komen voorrekening van de producent. De controle isafgestemd op een bepaald kwaliteitsniveauom ervoor te zorgen dat de kosten econo-misch aanvaardbaar zijn.KOMO werkt momenteel ook aan erken-ningsregelingen voor het uitvoeren van spe-cifieke werkzaamheden op de bouwplaats,zoals betonreparatie en voorspannen. Dezeregelingen zijn enerzijds gericht op de kwa-liteit van het produkt, anderzijds op de wijzevan procesvoering.Voor en tegenHet is hier de beste plaats om naar voren tebrengen dat Sikkel zich een fel tegenstandervan KOMO toont. Een mening die hij ook bijandere gelegenheden niet onder stoelen ofbanken steekt. Een KOMO-certificaat is vol-gens hem een verkeerde opvatting van kwa-liteit. 'Men verkoopt lucht voor een niet-ge-ringe prijs'. De eisen en controles wordenaan producenten opgedrongen. Zij hebbener niet om gevraagd. Sikkel is tegen een der-gelijke bemoeienis met het bedrijfsleven enis ervan overtuigd dat dit belemmerendwerkt op de vernieuwing van produkten.Van opdringen is volgens Wagenmaker geensprake. De producenten zijn imrners betrok-268ken bij het opstellen van de NNI-normen ende overige grondslagen.Couwenbergh toont zich geen uitgesprokenvoorstander van produktcertificatie maarstaat toch positief tegenover elke eenstruc-tieve bijdrage tot kwaliteitsverbetering. Hijverwacht meer van systeemcertificatie.Sik-kei meent dat ondernemingen zelf moetenkunnen bepalen hoe hun produkt op het ge-wenste kwaliteitsniveau te houden.Wagenmaker stelt dat de afnemer het rechtheeft te eisen dat controle op kwaliteit dooreen onafhankelijk instituut geschiedt. En ei-sen worden de producent niet opgelegd,maar worden overeengekomen.Sikkel kan zich overigens wel verenigen methet certificeren van betonmortelbedrijven.Hij heeft daar als vroegere voorzitter van deBetonvereniging zelfs aan meegewerkt.Waarom gelden zijn bezwaren tegen KOMOhier niet?BMC-modefSouwerbren, directeur van BMC (Bureau Be-tonmortelcontrole. aangesloten organisatievan de Betonvereniging) gaf een uiteenzet-ting over de uitgangspunten die bij het beleidworden gehanteerd. In de eerste plaats moe-ten als basis voor certificatie normen meteenduidige kwaliteitseisen beschikbaar zijn.Ook moet er een maatschappelijke behoeftebestaan. Voorts dient bij het vaststellen vanhet beleid en de regels voor de controle metalle betrokkenen te worden samengewerkt.Souwerbren stelt nadrukkelijk dat hetzen certificeringssysteem economisch ver-antwoord dient te zijn, dat wil zeggen, dathet betrokken bedrijven niet voor extra kos-ten stelt. Het is verder van belang dat hetsysteem kwaliteitsbevorderend werkt. Metdeze uitgangspunten kunnen zowel Wagen-makerais Sikkel het eens zijn.Souwerbren geeft als hoofdpunten van hetgekozen model voor de Betonmortelcontroleaan:- nauwe samenwerking tussen betrokkenpartijen op bestuursniveau;- onafhankelijke deskundigheid bij de tech-nische toetsing;- korte interne communicatielijn tussen be-leid, keuring en het eigen controlebureau;- rechtspraak via een apart orgaan;- eenvoudige en snelle besluitvorming.Hij noemt het model uniek. BMC heeft name-lijk in de Betonvereniging en de StichtingCUR-VBeen achterban met een groot poten-tieel aan know-how. Het systeem is daardoor'zelfvoedend', hetgeen hij ook voor anderecertificeringsinstellingen bepleit.Sikkel meent dat de regeling voor betonmor-telcontrole niet opgaat voor andere produk-ten of produktieprocessen in de bouw. In detijd van de omschakeling van beton makenop de bouwplaats naar produktie in beton-mortelcentrates, hadden de centrales duide-lijk behoefte aan een controlesysteem, omdaarmee ook het vertrouwen van aannemerste winnen. Bij beton mortel gaat het erom datde aannemer de verantwoordelijkheid over-neemt voor een produkt dat hij zelf niet heeftgemaakt maar wel 'afmaakt'. Bij allerlei an-dere zaken binnen de bouw geldt dat niet.Niet voor niets constateert hij verzet tegenallerlei externe bemoeienissen wanneer hetover kwaliteit gaat.Couwenbergh wijst opnieuw op de NEN-nor-men voor kwaliteit en de betekenis ervan alsraamwerk. Normen zouden echter een maxi-male geldigheidsduur moeten hebben, bij-voorbeeld 3 jaar. Een kwaliteitssysteemmoet in beweging zijn en geen statische op-zet hebben. Om verstarring te voorkomenmoeten gebruikerservaringen worden terug-gekoppeld.Wagenmaker erkent dat de korte lijnen bijhet BMC-model uitstekend werken. Ook bijKOMO wordt direct met de meest betrokke-nen overlegd.Reikwijdte certificatenIn een verdere gedachtenwisseling komt nognaar voren dat de betekenis van een keur-merk op een produkt (zoals het KOMO- ofKEMA-vignet) nogal eens wordt overdreven.Zo'n merk is geen garantiebewijs; wel eenteken dat het totstandkomingsproces onderexterne controle staat. Het certificaat bete-kent dat mag worden aangenomen dat hetprodukt aan de gestelde eisen voldoet. Dezeeisen zullen zeker niet alle gebruiksaspectendekken. Voorts wordt benadrukt dat de over-heid certificatie niet op naam mag voor-schrijven. Dat is tegen de Europese marktaf-spraken en werkt concurrentievervalsing inde hand. Daarentegen moet voor een niet-gecertificeerd produkt verantwoorde partij-keuring verplicht worden gesteld.OverheidVolgens Jansma hebben de overheden zichaltijd al met kwaliteit beziggehouden. Gewe-zen kan worden op de bouwvoorschriftenvan Hammurabi (Perzi?). In het oude Romeen Londen bestonden voorschriften om paalen perk te kunnen stellen aan brand enbranduitbreiding.In het begin van deze eeuw is in Nederlandde Woningwet van kracht geworden, alsreactie op de soms miserabele woonom-standigheden. Dit stukje kwaliteitszorg wasin eerste instantie een kwestie van volksge-CementXXXVII(1985) nr. 4zondheid en veiligheid. Maar in het recenteverleden zijn voorbeelden aan te wijzenwaarbij de rijksoverheid zich in uitgebreiderezin de zorg voor kwaliteitsprodukten in debouw heeft aangetrokken. Zo is thans ookhet aspect van het energieverbruik toege-voegd aan veiligheid en gezondheid alsantwoordelijkheden die de overheid zichaantrekt.In het algemeen is het opstellen van kwall-teitsnormenin de eerste plaats een taak voorde industrie. De overheid ondersteunt hetwel. Wat betreft het certificeren is het haarvisie dat de voorwaarden verbonden aan eencertificaat bij voorkeur moeten leiden totmeer kwaliteit voor minder geld. Dat is metname in het belang van de lagere overheden.De Rijksoverheid denkt dus mee, zowel methet NNI als met KOMO, maar is voorstandervan vernieuwing, van duidelijkheid enduidigheid. KOMO zou men daarbij graagwillen zien als een overkoepelende organisa-tie voor de bouw waarbij andere certificeren-de instituten zich kunnen aansluiten. Hetvoordeel hiervan zou zijn dat bedrijfsbran-ches hun eigen identiteit kunnen behouden.Jansma erkent dat de overheid de certifica-ten niet op naam mag voorschrijven. Dat zouin strijd zijn met het verdrag van Rome.Standpunt vanuit het aannemersbedrijfVan Wijnen betoogt dat kwaliteit een begripis dat veelvuldig misbruikt wordt. Tot nu toeis in feite alleen over de technische kwaliteitgesproken, terwijl er nog vele andere facet-tenzijn. Bij de oplevering zou beter kunnenworden gesproken over 'initi?le kwaliteit',want de levensduur van een produkt of ge-bouw is er dan nog niet bij betrokken. Deduurzaamheid krijgt tegenwoordig meeraandacht dan vroeger, en dat vindt Van Wij-nen een gelukkige ontwikkeling.Voor het beoordelen van andere dan de tra-ditionele bouwmaterialen heeft de aannemerbehoefte aan een externe deskundigheid.Certificeren speelt daarbij een belangrijkerol. Van Wijnen staat daar positief, maar welkritisch tegenover. Naar zijn mening is hetnu voor een deel ontaard in bureaucratise-ring. Daardoor werkt het lnnovatle-belem-.merend, terwijl er juist nu zoveel behoefte isaan creativiteit ten aanzien van zowel mate-rialen als bedrijven. Om innovatie niet te be-lemmeren suggereert hij 'voorlopige' certifi-cering.De bouw is wat het management betreft wel-licht de moeilijkste bedrijfstak. Het is eenproces dat telkens weer opnieuw moet wor-den opgezet, wat niet eenvoudig is. Hijmeent dat het mogelijk is de organisatie vanhet bouwbedrijf procesgericht op te zetten,in plaats van projectgericht. Terugkoppelingvan ervaring zal daardoor beter uitvoerbaarzijn, met positieve resultaten voor kwaliteit.Enkele kanttekeningen van Van Wijnen: Hetbouwgebeuren staat of valt met een goedontwerp. Ontwerpers zouden meer uitvoe-ringsgericht moeten denken. Een technischcorrect ontwerp kan bijzonder uitvoerings-gevoelig zijn. De omstandigheden waarin hetbouwen plaatsheeft is naar zijn opvatting inhet certificatieproces zwaar onderbelicht.269Couwenbergh ondersteunt de opmerkingdat een goed ontwerp het uitgangspunt dientte zijn. Hij wijst op SBR-commissie B 48,Kwaliteitssystemen bij project-voorberei-ding. Daarin wordt onder meer gesprokenover het belang van goede bouwtekeningen.Algemeen wordt helaas geconstateerd datde kwaliteit van de technische tekeningenachteruit gaat.Wagenmaker is het ermee eens dat certlfice-ren innovatie niet in de weg mag staan. KO-MO probeert aan dit idee vorm te geven.Daarbij dientbedacht te worden dat innova-tie in feite wordt belemmerd door elke forme-le drempel, ook door regels van de gemeen-telijke Bouwtoezichten. Volgens anderen ishet de vraag in welke tijdsfase KOMO bij hetinnovatiegebeuren moet worden betrokken.SlotTerwijl het gesprek het einde nadert, wordtnogmaals benadrukt dat goed moet wordengerealiseerd wat een keurmerk precies in-houdt. Vaak hecht men te veel waarde aanhetetiket, wat wordt genoemd 'de psychote-gie van het plaatje'. Dit ontlokt aan Sikkel deverzuchting 'als je het niet hebt, dan ben jeslecht; zoiets lijkt op chantage'. De voorlich-ting zal erop gericht moeten worden dat on-begrip weg te nemen en de relatieve waardevan certificatie te verduidelijken.Opnieuw wordt gesteld dat een certificaatgeen kwaliteitsgarantie is, maar dat het aan-geeft dat de producent volgens een bepaaldkwaliteitssysteem werkt. Certificatie heeftwaarde omdat het fabricage-processen doettoegroeien naar een goed eindprodukt. Kwa-liteitscontrole moet niet in de eerste plaatstot doel hebben op basis van statistischetechnieken gerede produkten te selecterenin voldoende en onvoldoende.ConclusieCertificaten hebben slechts betekenis voorzover zij kwaliteitsbevorderend werken. Hetiszowel voor de afnemers als voor de produ-cent van belang dat er objectieve kwaliteits-eisen worden gesteld.Certificaten kunnen een juist instrument zijn.Het dienen van een maatschappelijk doel ensamenwerking met betrokkenen zijn daarbijessentieel.Certificatie dus als dienstverlening ten be-hoeve van degenen die erom vragen.Redactie
Reacties