De eigenschappen van de meeste opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen worden bepaald aan de hand van de normenserie NEN-EN 1337. Technisch inhoudelijk is deze normenserie geheel herzien. Er zijn echter problemen ontstaan bij het formeel vaststellen van deze herziening, met verschillende risico's tot gevolg.
Herziening
productnormen voor
opleggingen gestrand
Waarom de herziene normenserie NEN-EN 1337 er nog steeds niet is
1 Prefab viaduct Amstelstroombrug te Amsterdam met gemonteerde staalgewapende elastomeren type B,
foto: Paul Poels, Haitsma Beton
1
54? CEMENT 1 20 22
Opleggingen (als product, Engels:
bearings) worden toegepast in al-
lerlei constructies in de utili-
teitsbouw en infrastructuur.
De
verschijningsvorm van opleggingen is zeer
uiteenlopend. In de utiliteitsbouw worden
allerlei typen ongewapende elastomeren,
glijfolies en oplegvilten toegepast. In infra-
structurele werken worden staalgewapende
elastomeren ? al dan niet gefixeerd of met
glijdelementen ? en stalen opleggingen zoals
potopleggingen en bolsegmentopleggingen
gebruikt. Het ontwerpen, produceren en
monteren van de meeste van deze opleggin-
gen is geregeld in de normenserie NEN-EN
1337 ? Opleggingen voor bouwkundige en
civieltechnische toepassingen [1].
Ontwikkelen van productnormen
voor opleggingen
De NEN-EN 1337 normenserie geldt sinds
2005, met kleine verschillen in publicatieda-
ta tussen de normdelen. De huidige delen
3 t/m 8 zijn geharmoniseerde productnor-
men [7]. Ze zijn opgenomen in het OJEU
(Official Journal of the European Union, het
Europese staatsblad). Dit betekent dat als
een oplegging (een bouwproduct) valt onder
het toepassingsgebied van een van deze ge-
harmoniseerde bouwproductnormen en
deze producten op de Europese markt wor-
den gebracht, zij moeten worden voorzien
van CE-markering en prestatieverklaring
conform de desbetreffende productnorm.
(Dit geldt overigens voor alle bouwproduc-
ten die onder het toepassingsgebied van één van de in de OJEU genoemde normen voor
bouwproducten vallen, en op de Europese
markt worden gebracht.)
Al in 2006 werd besloten de NEN-EN 1337
normenserie te herschrijven om tekstfouten
en technische omissies te herstellen en om
beter aan te sluiten op de huidige Eurocode.
Het herschrijven gebeurde in een Europese
normalisatie-werkgroep bij CEN, waarbij
nationale normalisatie schaduwcommissies
inhoudelijk meeschreven en controleerden.
De herziening werd voltooid in 2018. In dat
jaar verscheen de achtdelige prEN 1337 nor-
menserie [2] voor commentaar (enquiry) in
de verschillende Europese lidstaten.
Dit heeft geleid tot de volgende con-
ceptnormdelen (prEN 1337 normenserie):
Deel 1: Algemeen
Deel 2: Glijdelementen
Deel 3: Opleggingen van elastomeren
Deel 4: Rolopleggingen
Deel 5: Potopleggingen
Deel 6: Taatsopleggingen
Deel 7: Bolsegment- en Cilindersegment
opleggingen
Deel 8: Geleide-opleggingen en Vasthoud-
opleggingen
Het nieuwe algemene deel prEN 1337-1 is een
samentrekking van de huidige delen 1, 9, 10
en 11 van NEN-EN 1337. Deel 4 t/m 8 worden
normaal gesproken door gespecialiseerde
constructeurs bij onder andere fabrikanten
gebruikt. We gaan nu niet in op de inhoude-
lijke wijzigingen in deze conceptnormdelen.
IR. EVERT VAN VLIET
Constructieadviseur Adviesbureau
ir. J.G. Hageman B.V. auteur
De eigenschappen van de meeste opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische
toepassingen worden bepaald aan de hand van de normenserie NEN-EN 1337. Technisch inhoudelijk is deze normenserie geheel herzien. Er zijn echter problemen ontstaan bij het formeel vaststellen van deze herziening, met verschillende risico's tot gevolg.
CEMENT 1 2022 ?55
De enquiry is afgerond en het commentaar
is verwerkt in het najaar van 2018. De tijds-
lijn van het proces is weergegeven in figuur 3;
met een stip is de effectief bereikte positie
op de tijdlijn weergegeven. Te zien is dat het
technisch-inhoudelijke werk is afgerond en
dat enkel de formele afronding nog moet
worden doorlopen. Het opstarten van de
afronding laat echter op zich wachten, aan-
gegeven met een vraagteken in figuur 3.
CE-markering en
prestatieverklaring
Zoals in het voorgaande uitvoeriger toege-
licht, moeten bouwproducten die vallen
onder een geharmoniseerde productnorm,
op de Europese markt worden voorzien van
een CE-markering en prestatieverklaring.
Er zijn twee ontwikkelingen geweest waar-
door de 'kapstok' voor de CE-markering en
prestatieverklaring wijzigde.De eerste ontwikkeling is de wijziging
van Bouwproducten Richtlijn (Construction
Products Directive, CPD) naar Bouwproduc-
ten Verordening (Construction Products Re-
gulation, CPR). De oude opdrachten van de
Europese Commissie om tot geharmoni-
seerde productnormen te komen, zijn ge-
schreven onder de CPD en niet onder de
CPR. Elk land moest in die tijd eigen regelge-
ving opstellen om deze Directive te imple-
menteren. Met de inwerkingtreding van de
verordening op 1 juli 2013, werd deze Euro-
pese wetgeving voor alle lidstaten van de EU
van kracht zonder tussenkomst van de nati-
onale wetgeving. Een van de grote verschil-
len tussen de CPD en CPR: bij de CPD lag de
nadruk op het voldoen aan de eisen uit nor-
men, bij de CPR ligt deze op het aantonen
van de prestatie op een set van gekozen eigen -
schappen. De tweede ontwikkeling is de uit-
spraak van het Europese Hof in de zoge-
noemde Elliott-case. Als gevolg van deze
2 Bepaling van glijdingsmodulus G van staalgewapende elastomeren in het laboratorium volgens de eis van RTD 1012 uitgevoerd conform bijlage F van NEN-EN 1337-3, foto: Gudy Verhoeven, Vilton
Dit artikel is tot stand gekomen in nauwe
samenwerking en in goed overleg met:
-
dr
.ing. Han Leendertz
Technisch Adviseur
JSL Consulting
-
ir
. Taco van den Broek
Sectormanager Constructief Prefab
Betonhuis
-
ing
. Jan Jouke Eikelboom MSEng
Technisch Adviseur Kunstwerken
Rijkswaterstaat
-
Gudy V
erhoeven
Technisch Specialist Opleggingen
Vilton
-
ing
. Wilco Sliggers
Hoofd Engineering
Vilton
-
Martin Makkink
Zelfstandig Specialist Opleggingen
Makkink Infra Techniek
OPLEGGINGEN IN DE UTILITEITSBOUW
In de utiliteitsbouw kan het zijn dat de toe te passen materialen en gekozen
oplossingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 nor-
menserie. Hierbij valt te denken aan opleggingen in hoogbouw, parkeergarages,
kantoren of stadions. Via de ingetrokken norm DIN 4141 kan dan door middel van
een Duitse Zulassung de toepassing worden aangetoond. Deze norm is weliswaar
ingetrokken in 2016, maar kan privaatrechtelijk worden aangewezen.
Binnen de herziene versie van de normenserie is het toepassingsgebied niet ver-
anderd, en blijven er opleggingen bestaan die niet onder het toepassingsgebied
vallen.
Een aanbeveling is om de 'reparaties' van de RTD 1012 (Rijkswaterstaat Technisch
Document, zie kopje 'opdrachtgever') niet altijd onverkort van toepassing te ver-
klaren bij de NEN-EN 1337 normenserie in het geval van utiliteitsbouw, omdat dit
niet altijd goed aansluit. De onduidelijkheid rondom normen en richtlijnen voor
typen opleggingen die buiten het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 nor-
menserie vallen, moet in de toekomst worden opgelost. Dit verdient een vervolg.
2
56? CEMENT 1 20 22
? van werkversies
tot ontwerpnorm commentaar
(3 maanden) vertaling
(2 maanden) stemming
(3 maanden) afronding
(2 maanden)
verwerken
commentaar
(8 maanden)
begin CE N enquiry beginformal vote einde CE N enquiry eindeformal vote definitieve tekst ligt vast stand vanzaken
uitspraak is de Europese Commissie verant-
woordelijk gesteld voor de inhoud van de
norm. Daarnaast is bij de evaluatie van de
CPR geconstateerd, dat in zijn algemeenheid
de wetgeving verbetering behoeft.
Bij het formele assessment van de
herziene normenserie begin 2020, werd ge-
steld dat de inhoud van de norm niet in
overeenstemming is met de CPR, zoals die
nu wordt geïnterpreteerd ten gevolge van de
Elliott-case. Concreet betrof het de volgende
opmerkingen: de definities en symbolen zijn
niet in lijn met de CPR en de norm mag geen
ontwerpprocedures en regels of eisen om-
vatten. Opgemerkt wordt dat het voorgaan-
de een probleem is dat speelt bij het herzien
van veel Europese productnormen voor
bouwmaterialen, bijvoorbeeld ook die van
geprefabriceerd beton. In juli 2020 werd in een vergadering
van de Europese normcommissie CEN TC
167 Structural Bearings besloten de volgende
optie te onderzoeken: De normdelen splitsen in een geharmoni-
seerd en een aanvullend deel.
Het geharmoniseerde deel moet in over-
eenstemming zijn met de eisen uit de CPR
en dit bevat de normtekst om de essentiële
eigenschappen te bepalen.
Het aanvullende deel bevat eisen die bui-
ten de scope van de CPR vallen (niet nodig
voor CE-markering en prestatieverklaring)
en derhalve buiten het formele assessment-
proces.
Momenteel is een kleine ad-hocgroep van
CEN/TC 167 deze optie aan het onderzoeken
voor enkele kleinere normdelen. Op deze
manier zou dan de CE-markering behouden
blijven. Maar het is daarbij nog onzeker of
gesplitste normen zullen worden geaccep-
teerd door CEN en/of de Europese Commissie. Het gevolg van het vastgelopen proces
is dat de herschreven prEN 1337 normense-
rie voorlopig nog niet de afrondende Formal
Vo t e procedure in kan gaan en dus niet
bruikbaar is als geharmoniseerde norm, als
opvolger van de huidige NEN-EN 1337 nor-
menserie. Zodoende zijn de verouderde nor-
men nog steeds wettelijk voorgeschreven
om tot CE-markering en prestatieverklaring
te komen. Een belangrijk gevolg is ook dat
de nieuwste kennis ten aanzien van con-
structieve veiligheid niet van toepassing is,
terwijl dit wel zeer gewenst is.
In het vervolg van dit artikel is vanuit ver-
schillende gezichtspunten gekeken naar de
risico's van het werken met de vigerende,
verouderde normen en het niet kunnen toe-
passen van de herziene normen op basis
van nieuwe kennis.
Constructeur
Voor een constructeur is het van belang om
de juiste rekenregels te gebruiken bij het
ontwerpen en toetsen van een construc-
De publicatie
van de herziene
NEN-EN 1337
normenserie is
vastgelopen bij
het formele
assessment door
de Europese
Commissie
NEDERLANDSE SCHADUWCOMMISSIE / NORMCOMMISSIE OPLEGGINGEN
De Nederlandse schaduwcommissie is ondergebracht bij NEN. De schaduwcommissie
heeft in de jaren 2014-2017 veel energie gestoken in het controleren van de werkversies
van de prEN 1337 normenserie. Na het afronden van het technisch inhoudelijke werk
kwam er een einde aan deze werkzaamheden.
Deze commissie bestaat nu nog steeds, in afwachting van de resultaten van de
ad-hocgroep om te kijken hoe deze normen toch kunnen worden opgenomen in het
OJEU (zie onder 'CE-markering en prestatieverklaring'). Dit heeft inmiddels geleid tot
een niet-sluitende begroting bij NEN, waardoor de schaduwcommissie waarschijnlijk
zal worden beëindigd. Ook voor een slapend bestaan is er niet voldoende budget.
Dit gaat de auteurs enorm aan het hart maar lijkt op dit moment niet te voorkomen,
tenzij er toch voldoende financiële middelen voorhanden komen.
Volgens de auteurs is het belangrijk de nieuwe voorstellen die in de toekomst uit
Europa komen, in de Nederlandse schaduwcommissie te kunnen blijven beoordelen.
De commissie moet dan opnieuw worden opgestart om technische inbreng te kunnen
hebben. Maar hoe houden we in de tussentijd de ontwikkelingen in de gaten?
3
3 Tijdslijn van de Europese werkgroep (m = maanden) CEMENT 1 2022 ?57
Rijkswaterstaat Titel: EISEN VOOR BRUGOPLEGGINGEN document : RTD 1012 pagina : 2 van 33 uitgave :21-02-2017
Afd./opsteller * toetser * autorisator * uitgave * status J.Vorstenbosch F. van Beek F.J.van Dooren * 21-2-2017 * definitief 2
Rijkswaterstaat Technisch Document (RTD)
EISEN VOOR BRUGOPLEGGINGEN
(te gebruiken met NEN EN 1337
"Opleggingen voor bouwkundige en
civieltechnische toepassingen"
uitgave 2005
( EN 1337 "Structural Bearings" )
Document : RTD 1012
Uitgave : 21/02/2017
tie. Dit geldt ook voor opleggingen, een be-
langrijke component van een constructie.
Maar wat zijn de verschillen tussen de vige-
rende NEN-EN 1337 normenserie en de (ge-
strande) herschreven prEN 1337 normense-
rie? Zijn deze verschillen zodanig groot dat
er iets mis gaat in het ontwerp?
De nieuwe ontwerpregels voor norma-
le staalplaatgewapende elastomeeropleggin-
gen (type B), of gefixeerde aansluitvlakken
(type C), of opleggingen met glijdelementen
(type E) in respectievelijk prEN 1337-1, -2 en
-3, zien er soms wat anders uit. Maar ze ge-
ven bij veel aspecten geen substantieel
ander
e uitkomst, behalve dat het wel min-
der foutgevoelig is door het gebruik van
actuele symbolen. Er wordt wel een andere uitkomst
gevonden voor de 'slip resistance' zoals uit-
voerig is beschreven in het Cement-artikel
'Wandelende opleggingen' van 31 januari
2020 [6]. Onlangs werd in het door het Plat-
form Voegovergangen en Opleggingen (PVO)
uitgevoerde onderzoek 'Wandelende opleg-
gingen' [5] bevestigd dat de formules voor
wrijvingscapaciteit conform de vigerende
NEN-EN 1337-3 te hoge waarden geven. De
prEN 1337-3 geeft in principe goede formu-
les, ware het niet dat er een fout in is geslo-
pen bij een redactionele slag. De juiste for-
mules voor de wrijvingscoëfficiënten zijn
toegelicht in [6]. De vigerende NEN-EN 1337-3
geeft een forse overschatting van de wrij-
vingscoëfficiënt, het kan dus risicovol zijn
om zo te blijven toetsen. De eigenschappen van elastomeerop-
leggingen worden in de vigerende NEN-EN
1337-3 vaak gerelateerd aan de glijdingsmo-
dulus G. In ontwerpberekeningen wordt
deze belangrijke kenmerkende eigenschap
constant verondersteld. In prEN 1337-3 is
meer aandacht voor het feit dat bij lagere
temperaturen dan ?10 °C, gedurende een
periode langer dan 6 weken, de glijdingsmo-
dulus G toeneemt. Dit moet in de toekomst
voor de betreffende gevallen in de ontwerp-
berekeningen worden beschouwd.
Opdrachtgever
Vanuit de opdrachtgever bezien is het van
belang dat de normen aansluiten bij de hui-
dige stand van techniek en kennis. De huidi- ge NEN-EN 1337 normenserie met betrek-
king tot brugopleggingen sluiten nu niet
meer volledig aan.
Het is inmiddels gebleken dat bijvoor-
beeld de rekenregels niet in alle gevallen
volledig juist zijn, zoals toegelicht onder
'Constructeur'. Rijkswaterstaat (RWS) heeft, als grote
opdrachtgever, eigen richtlijnen (Rijkswater-
staat Technisch Document, RTD) voor diverse
onderwerpen. Dit zijn aanvullende eisen en
richtlijnen ten opzichte van de geldende
normen. Hierin worden normoverstijgende
eisen gesteld die van toepassing zijn op wer-
ken van RWS. Op het gebied van opleggingen
is de RTD 1012 [3] beschikbaar (fig. 4). In
principe is het mogelijk hierin de tekortko-
mingen van de huidige versie van de norm
te 'repareren'. Hier wordt momenteel aan
gewerkt. Vanuit RWS als opdrachtgever en be-
heerder blijft het desondanks wenselijk dat
de normen up-to-date zijn. Dan zijn er min-
der 'reparaties' nodig in aanvullende RWS-
richtlijnen. Opleggingen worden veelal in het
buitenland ingekocht. Zeker met leveringen
door fabrikanten vanuit andere landen is
gebleken, dat het de nodige inspanningen
vergt om aanvullende RWS-eisen toegepast
te krijgen. Wanneer de NEN-EN 1337 normen -
serie up-to-date is, kunnen de reguliere
opleggingen ook binnen de RWS-projecten
worden toegepast. De kans op onderschrij-
ding van de verwachte levensduur wordt
dan verkleind.
Leverancier
Het is ook in het belang van een leverancier,
en zijn fabrikant, dat er duidelijkheid is over
de eisen aan opleggingen, zodat een passen-
de oplegging kan worden geleverd voor een
bepaalde constructie. Het werken met ge-
harmoniseerde normen moet uniformiteit
geven en eerlijke concurrentie bevorderen.
Nu er interpretatieverschillen over de huidi-
ge NEN-EN 1337 bestaan en zoals voorgaand
aangegeven, niet alles nog juist blijkt te zijn,
ontstaat er ruis. Ruis kan al ontstaan vroeg
in de ontwerpfase door interpretatiever-
schillen van de normen (toepassing van
formules, te rekenen belastingen), en loopt
door in aanbestedingen en uitvoering.
4
4 Voorkant van de vigerende RTD 1012 [3] met 'Eisen voor brugopleggingen'
Er wordt
momenteel
gewerkt aan
het repareren
van de tekort-
komingen van
de huidige
versie van de
norm in de
RTD 1012 van
RWS
58? CEMENT 1 20 22
5
Wanneer een inkoper aanvragen indient en
prijzen van leveranciers wil vergelijken, kun-
nen er grote prijsverschillen ontstaan door
de genoemde interpretatieverschillen. Er kan
zelfs de onwenselijke situatie ontstaan dat de
inkopende partij een leverancier vraagt om
zijn interpretatie terzijde te schuiven. Zolang er geen opvolger voor de huidi-
ge NEN-EN 1337 normenserie is, is er meer
discussie. Om dit te voorkomen voert RWS,
zoals gezegd, 'reparaties' uit met de RTD
1012 [3], specifiek voor brugopleggingen. De
RTD 1012 zal meer aanzien krijgen omdat
daar vanuit RWS de nieuwe inzichten in
worden vastgelegd, terwijl Europees wordt
gewerkt met de huidige NEN-EN 1337 nor-
menversie die alle fabrikanten kennen. Als
elk land veel aanvullende eisen gaat stellen,
wordt het een stuk complexer voor fabri-
kanten om alle eisen van verschillende
landen te kennen en daar aan te voldoen.
Juridische discussies
Vanuit juridisch oogpunt zijn alle betrokken
partijen gebaat bij een norm waarin de laat-
ste stand van de beschikbare vakkennis is
geborgd door middel van publicatie in het
OJEU. De risico's op onverwachte verplich-
tingen zijn dan minimaal. Vanwege mogelijke verschillen tussen
de huidige, vigerende normenserie en be-
schikbare vakkennis moet nu iedereen voor
zichzelf de afweging maken hoe hiermee om
te gaan.
Hoe nu verder?
De gewenste, noodzakelijke herziening van
de NEN-EN 1337 normenserie is na alle in-
spanningen gedurende vele jaren helaas
vastgelopen bij het formele assessment door
de Europese Commissie. Hier hebben hon-
derden andere productnormen ook mee te
maken, dit is geen op zichzelf staand pro-
bleem. Het verschijnen van de herziene nor-
menserie (in het OJEU) voor opleggingen is
zeer gewenst. Hiermee blijft het kwaliteits-
systeem met CE-markering en prestatiever-
klaring in stand, met verbeterde eisen. Het is dan ook zeer wenselijk dat de
huidige patstelling wordt doorbroken. Het is
daarbij wachten op de routes die worden
onderzocht, zoals het initiatief van de adhoc- groep, die enkele normdelen aan het split-
sen is. Maar de uitkomst hiervan is onzeker
en het is van belang de ontwikkelingen te
volgen. Momenteel is er geen budget be-
schikbaar om de Nederlandse normcom-
missie in stand te houden, waardoor helaas
formeel geen invloed meer kan worden uit-
geoefend vanuit Nederland. Om de ontwik-
kelingen te kunnen volgen, en om direct in-
vloed te kunnen uitoefenen als dit onder-
werp weer in beweging komt, is het belang -
rijk dat de normcommissie slapend blijft
bestaan. Dit kan alleen met deelname aan de
NEN-normcommissie 353 068: Opleggingen.
Zolang constructieve veiligheid en kwaliteit
niet voldoende geborgd zijn ? wat met de
vigerende normen nu in een aantal situaties
het geval is ? blijft er ( juridische) discussie
over de eisen aan opleggingen. Dit bemoei-
lijkt de communicatie tussen opdrachtge-
vers, bouwers en leveranciers met hun
(veelal buitenlandse) fabrikanten. Voor de korte termijn moeten prakti-
sche oplossingen worden gezocht. Zolang er
geen oplossing is gevonden voor het vastgelo-
pen normgevingsproces, zijn goede afspraken
tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers
nodig. Het initiatief van RWS om de RTD 1012
uit te breiden, is daar een voorbeeld van.
Wordt vervolgd!
5 Montage van een staalgewapende elastomeer met uitwendige stalen platen (type C) tussen onder- en bovenbouw van een viaduct,
foto: Arnoud Middel, Heijmans Span- en verplaatsingstechnieken
LITERATUUR
1?NEN-EN 1337 normenserie (vigerend)
? Opleggingen voor bouwkundige en
civieltechnische toepassingen.
2?prEN 1337 normenserie (2018) ?
Structural bearings.
3?RTD 1012 (2017) ? Eisen voor brug-
opleggingen.
4?HAS consultants assessment. Alexandre
Beltrão en Thierry Legrand op 12 juni 2018.
5?Samenvatting onderzoek
wandelende opleggingen, pveno.nl,
geraadpleegd op 1 april 2021.
6?Vliet, E. van, Leendertz, H., Wandelende
opleggingen, Cement 2020/1.
7?Summary of references of
harmonised standards, 20 december
2019, https://ec.europa.eu/docsroom/
documents/38863.
CEMENT
1 2022 ?59
Dit artikel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking en in goed overleg met:
- dr.ing. Han Leendertz
Technisch adviseur - JSL Consulting
- ir. Taco van den Broek
Sectormanager Constructief Prefab - Betonhuis
- ing. Jan Jouke Eikelboom MSEng
Technisch adviseur kunstwerken - Rijkswaterstaat
- Gudy Verhoeven
Technisch Specialist opleggingen - Vilton
- ing. Wilco Sliggers
Hoofd Engineering - Vilton
- Martin Makkink
Zelfstandig specialist opleggingen - Makkink Infra Techniek
Opleggingen (als product, Engels: bearings) worden toegepast in allerlei constructies in de utiliteitsbouw en infrastructuur. De verschijningsvorm van opleggingen is zeer uiteenlopend. In de utiliteitsbouw worden allerlei typen ongewapende elastomeren, glijfolies en oplegvilten toegepast. In infrastructurele werken worden staalgewapende elastomeren – al dan niet gefixeerd of met glijdelementen – en stalen opleggingen zoals potopleggingen en bolsegmentopleggingen gebruikt. Het ontwerpen, produceren en monteren van de meeste van deze opleggingen is geregeld in de normenserie NEN-EN 1337 – Opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen [1].
Opleggingen in de utiliteitsbouw
In de utiliteitsbouw kan het zijn dat de toe te passen materialen en gekozen oplossingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 normenserie. Hierbij valt te denken aan opleggingen in hoogbouw, parkeergarages, kantoren of stadions. Via de ingetrokken norm DIN 4141 kan dan door middel van een Duitse Zulassung de toepassing worden aangetoond. Deze norm is weliswaar ingetrokken in 2016, maar kan privaatrechtelijk worden aangewezen.
Binnen de herziene versie van de normenserie is het toepassingsgebied niet veranderd, en blijven er opleggingen bestaan die niet onder het toepassingsgebied vallen.
Een aanbeveling is om de ‘reparaties’ van de RTD 1012 (Rijkswaterstaat Technisch Document, zie kopje ‘opdrachtgever’) niet altijd onverkort van toepassing te verklaren bij de NEN-EN 1337 normenserie in het geval van utiliteitsbouw, omdat dit niet altijd goed aansluit. De onduidelijkheid rondom normen en richtlijnen voor typen opleggingen die buiten het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 normenserie vallen, moet in de toekomst worden opgelost. Dit verdient een vervolg.
De NEN-EN 1337 normenserie geldt sinds 2005, met kleine verschillen in publicatiedata tussen de normdelen. De huidige delen 3 t/m 8 zijn geharmoniseerde productnormen [7]. Ze zijn opgenomen in het OJEU (Official Journal of the European Union, het Europese staatsblad). Dit betekent dat als een oplegging (een bouwproduct) valt onder het toepassingsgebied van een van deze geharmoniseerde bouwproductnormen en deze producten op de Europese markt worden gebracht, zij moeten worden voorzien van CE-markering en prestatieverklaring conform de desbetreffende productnorm. (Dit geldt overigens voor alle bouwproducten die onder het toepassingsgebied van één van de in de OJEU genoemde normen voor bouwproducten vallen, en op de Europese markt worden gebracht.)
Al in 2006 werd besloten de NEN-EN 1337 normenserie te herschrijven om tekstfouten en technische omissies te herstellen en om beter aan te sluiten op de huidige Eurocode. Het herschrijven gebeurde in een Europese normalisatie-werkgroep bij CEN, waarbij nationale normalisatie schaduwcommissies inhoudelijk meeschreven en controleerden. De herziening werd voltooid in 2018. In dat jaar verscheen de achtdelige prEN 1337 normenserie [2] voor commentaar (enquiry) in de verschillende Europese lidstaten.
Dit heeft geleid tot de volgende conceptnormdelen (prEN 1337 normenserie):
- Deel 1: Algemeen
- Deel 2: Glijdelementen
- Deel 3: Opleggingen van elastomeren
- Deel 4: Rolopleggingen
- Deel 5: Potopleggingen
- Deel 6: Taatsopleggingen
- Deel 7: Bolsegment- en Cilindersegment opleggingen
- Deel 8: Geleide-opleggingen en Vasthoudopleggingen
Het nieuwe algemene deel prEN 1337-1 is een samentrekking van de huidige delen 1, 9, 10 en 11 van NEN-EN 1337. Deel 4 t/m 8 worden normaal gesproken door gespecialiseerde constructeurs bij onder andere fabrikanten gebruikt. We gaan nu niet in op de inhoudelijke wijzigingen in deze conceptnormdelen.
Reacties