De eigenschappen van de meeste opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen worden bepaald aan de hand van de normenserie NEN-EN 1337. Technisch inhoudelijk is deze normenserie geheel herzien. Er zijn echter problemen ontstaan bij het formeel vaststellen van deze herziening, met verschillende risico's tot gevolg.
Dit artikel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking en in goed overleg met:
Foto 1. Prefab viaduct Amstelstroombrug te Amsterdam met gemonteerde staalgewapende elastomeren type B (foto: Paul Poels, Haitsma Beton)
Opleggingen (als product, Engels: bearings) worden toegepast in allerlei constructies in de utiliteitsbouw en infrastructuur. De verschijningsvorm van opleggingen is zeer uiteenlopend. In de utiliteitsbouw worden allerlei typen ongewapende elastomeren, glijfolies en oplegvilten toegepast. In infrastructurele werken worden staalgewapende elastomeren – al dan niet gefixeerd of met glijdelementen – en stalen opleggingen zoals potopleggingen en bolsegmentopleggingen gebruikt. Het ontwerpen, produceren en monteren van de meeste van deze opleggingen is geregeld in de normenserie NEN-EN 1337 – Opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen [1].
In de utiliteitsbouw kan het zijn dat de toe te passen materialen en gekozen oplossingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 normenserie. Hierbij valt te denken aan opleggingen in hoogbouw, parkeergarages, kantoren of stadions. Via de ingetrokken norm DIN 4141 kan dan door middel van een Duitse Zulassung de toepassing worden aangetoond. Deze norm is weliswaar ingetrokken in 2016, maar kan privaatrechtelijk worden aangewezen.
Binnen de herziene versie van de normenserie is het toepassingsgebied niet veranderd, en blijven er opleggingen bestaan die niet onder het toepassingsgebied vallen.
Een aanbeveling is om de ‘reparaties’ van de RTD 1012 (Rijkswaterstaat Technisch Document, zie kopje ‘opdrachtgever’) niet altijd onverkort van toepassing te verklaren bij de NEN-EN 1337 normenserie in het geval van utiliteitsbouw, omdat dit niet altijd goed aansluit. De onduidelijkheid rondom normen en richtlijnen voor typen opleggingen die buiten het toepassingsgebied van de NEN-EN 1337 normenserie vallen, moet in de toekomst worden opgelost. Dit verdient een vervolg.
De NEN-EN 1337 normenserie geldt sinds 2005, met kleine verschillen in publicatiedata tussen de normdelen. De huidige delen 3 t/m 8 zijn geharmoniseerde productnormen [7]. Ze zijn opgenomen in het OJEU (Official Journal of the European Union, het Europese staatsblad). Dit betekent dat als een oplegging (een bouwproduct) valt onder het toepassingsgebied van een van deze geharmoniseerde bouwproductnormen en deze producten op de Europese markt worden gebracht, zij moeten worden voorzien van CE-markering en prestatieverklaring conform de desbetreffende productnorm. (Dit geldt overigens voor alle bouwproducten die onder het toepassingsgebied van één van de in de OJEU genoemde normen voor bouwproducten vallen, en op de Europese markt worden gebracht.)
Al in 2006 werd besloten de NEN-EN 1337 normenserie te herschrijven om tekstfouten en technische omissies te herstellen en om beter aan te sluiten op de huidige Eurocode. Het herschrijven gebeurde in een Europese normalisatie-werkgroep bij CEN, waarbij nationale normalisatie schaduwcommissies inhoudelijk meeschreven en controleerden. De herziening werd voltooid in 2018. In dat jaar verscheen de achtdelige prEN 1337 normenserie [2] voor commentaar (enquiry) in de verschillende Europese lidstaten.
Dit heeft geleid tot de volgende conceptnormdelen (prEN 1337 normenserie):
Het nieuwe algemene deel prEN 1337-1 is een samentrekking van de huidige delen 1, 9, 10 en 11 van NEN-EN 1337. Deel 4 t/m 8 worden normaal gesproken door gespecialiseerde constructeurs bij onder andere fabrikanten gebruikt. We gaan nu niet in op de inhoudelijke wijzigingen in deze conceptnormdelen.
Reacties