? ? onderzoek ? betontechnologieir.G.M.Wolsink, Bouwdienst Rijkswaterstaat, hoofdafdeling Droge Infrastructuurdr.ir.D.A.Hordijk, TNO Bouwing.}. de Vries, Bouwdienst Rijkswaterstaat, afdeling BouwspeurwerkSinds een aantaljaren neemt het gebruikvan grove gebroken natuurlijke toeslagmateria-len als grindvervanger toe. In relatie tot specifieke toepassingen kunnen de eigenschap?pen in zekere mate verschillen ten opzichte van grindbeton. In dit artikel worden de matevan brosheid en van vermoeiingsgevoeligheid vergeleken van beton, vervaardigd met har-de kalksteen en met grind. De sterkte van het beproefde beton ligt in het gebied van hethoge sterkte beton.HARDEKALKSTEENBETONOF GRINDBETONtEEN VERGELIJKING AAN DE HAND VAN ENKELE SPECIFIEKE ASPECTEN26De laatste jaren is door het strengere con-cessiebeleid van de overheid bij de grindwin-ning, een vervangingsstroom van alternatie-ve toeslagmaterialen op ganggekomen. Hettoepassen van toeslagmaterialen andersdan grind wordt al een aantal jaren in de Ne-derlandse normen toegestaan. Volgens deVBC 1990 [1] zijn de daarin aangegeven re-kenregels voor betonconstructies van toe-passing voor beton dat is samengesteld metde harde dichte grove toeslagmaterialengrind, gebroken kwartsiet, gebroken porfier,gebroken harde zandsteen, gebroken hardedichte kalksteen ofeen combinatie van dezetoeslagmaterialen.De lange ervaring metgrind alstoeslagmate-riaal in Nederland is bij alternatieve toeslag-materialen natuurlijk nog niet voorhanden.Wel ligt dit in het buitenland anders. Vandaardat het gebruik van andere toeslagmateria-len met behulp van deze buitenlandse erva-ring ook relatief snel in Nederland was in tevoeren.Het voorgaande sluit echter niet uit dat voorbepaalde specifieke toepassingen de 'nieu-we' toeslagmaterialen toch enige verrassin-gen in petto kunnen hebben. In de praktijkvan het construeren in beton zijn de eigen-schappen druksterkte, splijtsterkte en elas-ticiteitsmodulus van beton algemeen be-kend. Niet elk gedrag van betonconstructieswordt echter door deze eigenschappen be-paald.zoek naar het mogelijk afwijkende gedragvan beton vervaardigd met gebroken hardekalksteen, versus beton met grind als toe-slagmateriaal. Het betreft hier het specifie-ke gedrag onder hoge dynamische belastin-gen zoals die optreden bij het heien van pre-fab palen. Dit naaraanleidingvan enkele sig-nalen vanuit de dagelijkse praktijk, waarbijonder bepaalde omstandigheden een mo-gelijk wat gevoeliger gedrag voor scheurvor-mingwerd waargenomen bij palen met hardekalksteen als toeslagmateriaal.Omdat uit door IROjMaTSjCUR verricht on-derzoek [2] en uit buitenlandse literatuur deindruk bestond dat een brosser beton ge-voeliger kan zijn voor vermoeiing, is hiernaarvoor harde kalksteenbeton ook een naderonderzoek verricht. De norm NEN 6723 -Voorschriften Beton Bruggen [3] vereist datwordt aangetoond dat de constructie nietvoortijdig bezwijkt als gevolg van vermoeiingdoor wisselende spanningen als gevolg vande belasting door het wegverkeer. Speciaalbij slanke en daardoor relatief lichte prefabliggers en directdoor het verkeer belaste on-derdelen als dwarsbalken en dergelijke, kanvermoeiing maatgevend worden.De heipalen waaruit ten behoeve van heton-derzoek de proefstukken werden gezaagd,zijn welwillend beschikbaar gesteld door Lo-dewikus Voorgespannen Beton BV.Onderzochte betonsoortenIn het onderzoek is een onderlinge vergelij-Dit artikel gaat in op de resultaten van een king gemaakttussen beton vervaardigd metdoor TNO Bouw, in opdracht van de Bouw- grind en met harde kalksteen als toeslagma-dienst Rijkswaterstaat, uitgevoerd onder- teriaal [4, 5].CEMENT1995jl0Ter bepaling van de druksterkte, treksterkte,elasticiteitsmodulus en breukenergie zijnvoor zowel grindbeton als harde kalksteen-beton in zesvoud prisma-drukproeven, ku-bus-splijtproeven en vierpunts-buigproevenuitgevoerd. Op het moment van beproevenwas het beton ongeveertwee maanden oud.Alle proefstukken van grindbeton zijn doorzagen verkregen uit ??n prefab paal, hetzelf-de geldt voor alle proefstukken van hardekalksteenbeton.In aansluiting op CUR-Aanbeveling 15 'On-derzoek aan de betonconstructie - onder-zoek naar de druksterkte' is ervoor gekozende betonprisma's gedurende' een periodevan 48 uur voor beproeving onder water tebewaren. Als aanvulling zijn er voor elke be-Ft- ......FFttonsoort ook nog twee kubusdrukproeven Q) Gedrag van beton onder trekbelastinguitgevoerd, waarbij de proefstukken niet on-der water zijn bewaard.Op de toegepaste betonsamenstellingenwordt in dit artikel niet ingegaan, anders dande vermelding dat de grootste korrelafme-ting van het grind 32 mm was en die van deharde kalksteen 20 mmoDe druksterkte van de beide betonsoortenbleek bij benadering gelijk te zijn, zodat diteen goede basis was voor een verdere verge-lijking van enkele andere eigenschappen.De kubusdruksterkte van beide betonsoor-ten varieerde van circa 85 tot 90 N/mm2, desplijtsterkte bedroeg circa 5 N/mm2. Hier-mee vallen beide betonsoorten feitelijk on-der de categorie 'hoge sterkte beton'. Bij bei-de betonsoorten loopt het breukvlak dwarsdoor de grove toeslag~orrels, wat karakteris-tiek is voor hoge sterkte beton.Tijdens het onderzoek is geconstateerd datde verhouding prismadruksterkte/kubus-druksterkte nogal afwijkt van de rekenwaar-de van 0,85 zoals die in de VBC 1990 wordtaangehouden als verhoudingtussen de ??n-assige druksterkte en de kubusdruksterkte.Voor het grindbeton is deze verhouding ge-middeld 0,72; voor het harde kalksteenbe-ton gemiddeld 0,69. Dit zou bij de omreke-ningvan prismadruksterkte naarkubusdruk-sterkte aanzienlijk lagere waarden gevendan de waarden die rechtstreeks worden ver-kregen uit een kubusdrukproef (waarbij dekubus niet van te voren in water is onderge-dompeld).CEMENT1995/10Een mogelijke verklaring kan worden gezocht van de optredende spanningen iets korter is.in hetgegeven dat de 48 uur onder water ge- Dit is kwalitatief vergelijkbaar met het ver-houden betonprisma's in die periode lang schil tussen een klap met een hamer op bij-nietverzadigd zullen zijn. Hierdoorzijn inwen- voorbeeld een harde betonnen ondergronddige vochtgradi?nten aanwezig, die ervoor en op een rubberen ondergrond.zorgen dat het beton aan de buitenzijde wilgaan zwellen. De oppervlakte komt dan on- Breukmechanica van betonder druk te staan, terwijl het hart vanwegehet noodzakelijke krachtenevenwicht aantrekspanningen wordt onderworpen. Wel-licht kan door deze trekspanningen al enigemicroscheurvorming ontstaan. Echter ookzonderaanwezigheid van deze microscheur-vorming hebben de reeds aanwezige inwen-dige spanningen tijdens de prismadrukproefeen verlagend effect op de druksterkte. El-ders in dit artikel wordt in het kader van hetonderwerp vermoeiing nog teruggekomenop het mogelijke nadelige effect van aanwe-zige vochtgradi?nten.StijfheidDe elasticiteitsmodulus van het onderzoch-te harde kalksteenbeton bleek significantgroterte zijn dan dievan hetgrindbeton. Voorhet grindbeton is een gemiddelde waardegevonden van 37 300 N/mm2(variatieco?f-fici?nt3,6%), voor het harde kalksteenbetoneen gemiddelde van 47 000 N/mm2 (varia-tieco?ffici?nt 6,8%).Bij dezelfde energie-inhoud van een dynami-sche belastingzijn, vanwege de grotere elas-ticiteitsmodulus, bij harde kalksteenbetonde optredende maximale spanningen watgroter dan bij grindbeton, terwijl de pulsduurEen belangrijke eigenschap van beton, dieoverigens niet in de voorschriften wordt ge-hanteerd, maar waarvan in verschillendeempirische relaties in die voorschriften indi-rect in belangrijke mate gebruik wordt ge-maakt, is het zogenoemde na-scheurgedragvan beton (in het Engels 'softening' ge-naamd). Als beton onder trek wordt belastdan valt, bij een vervormingsgestuurde trek-proef, na het bereiken van de treksterkte despanning' in de scheur niet direct naar nul,maar neemt geleidelijk af met een toenamevan de scheuropening (fig. 1).De verklaring hiervoor is dat voordat eenscheur volledig is ontwikkeld (er kan dangeen spanning meer worden overgebracht),er eerst een fase van microscheurvormingoptreedt. Dit 'na-scheurgedrag' van betonwordt gekarakteriseerd door de relatie tus-sen de mate van scheuropening en de span-ning die bij die scheuropening nog kan wor-den overgebracht.Het oppervlak onder de curve in figuur 1 re-presenteert de hoeveelheid energie (krachtxweg) die nodig is om ??n oppervlakte-een-heid scheur te cre?ren en wordt aangeduidmet het begrip breukenergie GF (in J/m2).~27? ? onderzoekOm de brosheid van beton te karakteriserenmet een enkele parameter wordt in de litera-tuurveel gebruikgemaaktvan de 'karakteris-tieke lengte' 'eh:? betontechnologiegestuurde proef gemeten en gestuurd alseen vervorming die met een constante snel-heid in de tijd toeneemt. De vervormings-snelheid (doorbuiging) in de proeven wasgelijk aan 0,04 mm per minuut en werd aanbeide zijden van de balk gemeten met be-hulpvan inductieve verplaatsingsopnemers.materialen, in relatie tot de omstandighedentijdens het heien, aan de orde komt.In [6] wordt het geval behandeld van heipa-len vervaardigd van beton met enerzijdsgrind en anderzijds gebroken dolomiet (ookeen vorm van kalksteen). Ook hier werd in dewaarin:E is de elasticiteitsmodulus van het beton;~ is de treksterkte van het beton;praktijk een verschil in scheurgevoeligheidIn figuur 2 zijn voor respectievelijk grindbe- tijdens het heien geconstateerd, Het grind-ton en harde kalksteenbeton de kracht- beton bleek een wat lagere druk- en trek-GF is de breukenergie van het beton. doorbuigingsrelaties weergegeven. sterkte te bezitten dan het dolomietbeton,In de figuren is de doorbuiging getekend tot maar bleek minder scheurgevoelig.Hoe kleinerde waarde voor 'eh' deste brosseris het beton.De breukenergie van beton kan worden be-paald met een vervormingsgestuurde trek-proef of een vervormingsgestuurde buig-proef op ongewapend beton. Deze laatste iseenvoudiger uitte voeren en is in het hier be-schreven onderzoek dan ook toegepast.De vergelijking van de mate van brosheid on-der sterk dynamische omstandigheden, zo-als die bij het heien van prefab palen aan deorde is, zou een zeer complexe laboratorium-opstelling vereisen. Hiervan is afgezien.Naar verwachting geeft de onder statischeomstandigheden verkregen waarde voor 'ehook een op zijn minst kwalitatieve indruk vanhet gedrag onder sterk dynamische omstan-digheden.BrosheidIn hetonderzoek is gebruikgemaaktvan eenbij TNO Bouw beschikbare opstelling voorvervormingsgestuurde vierpunts-buigproe-ven. De proefstukken hebben afmetingen(lengte x breedte x hoogte) van 600 x 100 x200 mm3en zijn in het midden voorzien vaneen zaagsnede meteen diepte van 100 mmoDe doorbuigingvan het proefstuk in het mid-den van de balk wordt in deze vervormings-@ Kracht-doorbuigingsrelatiesa. grindbeton15,0 r--,-----,---,---,-----,-----,12,5 I--+---+--f--+---+---I10,0 Ho'Wlrl---+--Ieen waarde van 0,75 mmo Voor harde kalk-steenbeton zijn resultaten beschikbaar totcirca 0,60 mmo De reden hiervoor is dat dedalende tak bij harde kalksteenbeton lagerligt dan bij grindbeton, Verder is het een be-perking van het meetsysteem dat op het mo-ment dat de belasting lager wordt dan het ei-gen gewicht van de balk (inclusief meetap-paratuur), de belasting niet meer door hetregelsysteem kan worden gestuurd, waarnade proefstopt. Van de meetresultaten is in fi-guur 2c een met de hand getrokken gemid-delde aangegeven.Uit de oppervlakte onder de kracht-vervor-mingrelatie kan de hoeveelheid breukener-gie worden bepaald. Voor het onderzochteharde kalksteenbeton heeft deze breuk-energie een grootte van gemidd?ld 85 J/m2,voor het grindbeton is dit 135 J/m2: een ver-houding van 0,63, De bijbehorende karakte-ristieke lengte 'eh bedraagt dan voor hardekalksteenbeton 149 mm en voor grindbeton203 mm: een verhouding van 0,73.Het is duidelijk dat harde kalksteenbetonzich, volgens de definities die in de breukme-chanica worden gehanteerd, brosser ge-draagt dan grindbeton,In de literatuur zijn twee bronnen gevondenwaarin het verschil in breukgedrag van be-tonsoorten vervaardigd metdiverse toeslag-b. harde kalksteenbeton15,012,5O,SF O,5F10,0* * r---I I~ I r---------~" "~ -~~ g.,~~ 5.0 1+---t'!Ik-"I-..+--t--+---j-----1 ~ 5.0~ ~t2,5 r-r~~~ t2,50,0 L-_-'-_-'-_---''--_-'-_-'-_---' 0,0Verder bleek het dolomietbeton een hogereelasticiteitsmodulus te hebben en bleek debreukenergie significant lager te zijn. Hier-mee werd een verklaring gevonden voor hetgeconstateerde verschil in scheurgedrag tij-dens het heien.In [7] wordt ook een significant verschil ge-vonden tussen enerzijds beton vervaardigdmetkwartsiet of hoogovenslaken anderzijdsbeton met basalt of kalksteen. De laatstetwee betonsoorten vertoonden een aan-zienlijk lagere slagvastheid dan de eerstetwee. Naast het verschil in elasticiteitsmo-dulus van de korrels (basalt en kalksteenhebben een hogere stijfheid), wordt een deelvan de verklaring gezocht in het gegeven datde dwarscontractie bij basalt en kalksteenook groter is, waardoor de hechting van dekorrels aan de cementsteen bij herhaaldebelasting eerder verstoord raakt.Deze in de literatuur gevonden ervaringencorresponderen kwalitatief goed met de re-sultaten van het hier beschreven onderzoek.Opzet van het vermoeiingsonderzoekIn het IRO/MaTS/CUR-onderzoek [2] zijnveel invloedsfactoren onderzocht. Het grind-beton is onderzocht in de sterkteklassenB30en B45. Hetin ditartikel beschreven on-c. handmatige gemiddelden voor (a) en (b)15,012,5ft a,SF O,SF* Jo r---------'j' I I' ,I' ,r---\' " "',a\ , ,'\,.b, ,-'-........~ .. " .... ----- ..........10,0_ 7,5g-5 5.0~t2,50,00,00 0,25 0,50 0,75 0,00 0,25 0,50 0,75 0,00 0,25 0,50 0,75~ doorbuiging(mm) ~ doorbuiging (mm) ~ doorbuiging (mm)28 CEMENT1995/10derzoek geeft dus niet alleen informatie om-trent de vraag in hoeverre het gedrag vanharde kalksteenbeton qua vermoeiing af-wijktvan datvan grindbeton, maarmaakthettevens mogelijk voor grindbeton een vergelij-king te trekken tussen het in het IRO/MaTS/eUR-onderzoek onderzochte 'normale' be-ton en de aanzienlijk hogere betonsterk-teklasse zoals die in het hier beschreven on-derzoek is toegepast.Het vermoeiingsgedrag van een materiaalwordt gekenmerkt door het feit dat na eenaantal belastingswisselingen bezwijken kanoptreden bij een belasting die kleiner is dande bezwijkbelasting die wordt gevonden alshet materiaal direct tot breuk wordt belast('statische sterkte'). Over het algemeenwordt een bij benadering lineair verband ge-vonden tussen het op een logaritmischeschaal uitgezette aantal wisselingen totbreuk en de lineair uitgezette bovengrensvan de belastingswisselingen. De op dezewijze weergegeven meetresulaten staan be-kend als een W?hlerdiagram. Het aantal wis-selingen tot breuk wordt niet alleen door debovengrens van de belastingswisselingenbe?nvloed, maar ook door de ondergrensdaarvan. Het blijkt datvoor verschillende on-dergrenzen min of meer parallelle lijnen wor-den gevonden. Verderblijkt dat een vermoei-ingsbelasting waarbij tekenwisseling in despanning optreedt (trek-drukwisseling) toteen significant lager aantal wisselingen totbreuk leidt dan bij een trek-trekwisseling [2].de ontwikkeling van de vervormingen methet aantal belastingswisselingen te bepa-len. Omdat tijdens een vermoeiingsproef detoename van de vervormingen zeergering is,was het noodzakelijk om in .de orde vangrootte van micrometers te kunnen metengedurende een relatief lange periode.De proefstukken hadden afmetingen van250 x 100 x 100 mm3. Om bij de vermoei-ingsproeven met bezwijken op trek, bezwij-ken ter plaatse van de aansluiting aan de be-lastingsplaten te voorkomen, is halverwegede hoogte van het proefstuk aan twee zijdeneen zaagsnede van 10 mm diepte aange-bracht. De ouderdom van het beton tijdenshet uitvoeren van de vermoeiingsproevenwas voor de druk-drukproeven ongeveertienmaanden en voor de trek-drukproeven onge-veer twaalf maanden.Voor de druk-drukproeven is voor de boven-grensspanning een relatief spanningsni-veau ten opzichte van de gemiddelde stati-sche druksterkte (f~m) van 0,80, 0,70 en0,65 aangehouden. Omdat een ondergrens-spanning van ?N/mm2proeftechnisch nietmogelijk was, is hiervoor een geringe druk-spanning aangehouden.De bovengrensspanning in de trek-druk-proeven is gelijk genomen aan respectieve-lijk 0,75, 0,60 en 0,45 maal de statischetreksterkte. Voor de ondergrens is, met hetoog op de spanningstoestand in heipalen, inhet algemeen een drukspanning gekozendie in absolute zin ongeveer overeenkomtmet vijfmaal de trekspanning bij de boven-proefd. Gezien het feit dat de grirl?Jbeton-proefstukken en harde kalksteenbeton-proefstukken door elkaar zijn beproefd endat bij de harde kalksteen geen afwijkingenwerden gevonden, kan worden geconclu-deerd dat de oorzaak niet in een slecht func-tionerende proefopstelling kan hebben gele-gen. Nadat de proefstukken weer langer bin-nen waren opgeslagen, nam hun vermoei-ingssterkte weer toe. In overeenstemmingmet wat hiervoor is vermeld bij de bepalingvan de druksterkte, leidt dit tot de conclusiedat door aanwezige vochtgradi?nten ontsta-ne eigenspanningen nadeliguitwerken op devermoeiingssterkte. Het effectvan vochtgra-di?nten wordt wellicht te vaak verwaarloosd,waardoor de waargenomen spreidingtussenproefresultaten in ??n onderzoek en vooraltussen verschillende onderzoekers, groterkan zijn dan noodzakelijk is.Resultaten druk-drukproevenIn figuur 3 worden de resultaten van de druk-drukproeven door middel van een W?hlerdia-gram samengevat. Uit de figuur blijkt, geziende bij vermoeiingsproeven inherente sprei-ding in de proefresultaten, geen significantverschil in vermoeiingsgedrag tussen grind-beton en harde kalksteenbeton. Verder blij-ken de resultaten voor grindbeton B45, ge-vonden in eUR-rapport 163 [2], goed metdehierverkregen resultaten voor beton van eenveel hogere sterkteklasse overeen te ko-men. Dit resultaat wordt globaal ook in [8]gevonden.In het onderzoek is primair aandacht gege- grens.ven aan druk-drukwisselingen, omdat bijvoorgespannen brugconstructies onder ver-keersbelasting alleen dittype spanningswis-selingen relevant is. Teneinde ook voor hei-palen een indruk te krijgen of qua vermoei-ingsgedragwellicht een onderscheid aanwe-zig is tussen grindbeton en harde kalksteen-beton, zijn ook moeilijker uit te voeren proe-ven met trek-drukwisselingen en bezwijkenop trek verricht.Voor de vermoeiingsproeven zijn drie ver-schillende belastingsniveaus aangehouden,waarbij in de meeste gevallen ook drie proe-ven per belastingsniveau zijn uitgevoerd.Aansluitend bij eerdere onderzoeken zijn deproefstukken belast met een frequentie van6 Hz. Naast het bepalen van het aantal wis-selingen tot breuk, is ervoor gekozen om ookeEMENT1995/10Voor een beschrijving van de voor de ver-moeiingsproeven benodigde proefopstellingwordt kortheidshalve verwezen naar [5].Resultaten van het vermoeiingsonderzoekVoor grindbeton zijn enkele afwijkende resul-taten gevonden met een vermoeiingssterktedie sterk afweek ten opziChte van de overigeproefresultaten. Het aanvankelijk geplandeaantal proefstukken is na het zagen uit deZoals hiervoorvermeld, is ook de vervormingin relatie tot het aantal belastingswisselin-gen gemeten. In figuur4 wordt het algemenebeeld gegeven van hetverloop van de vervor-ming 0, hetgeen karakteristiek is voor allevermoeiingsproeven op beton (trek, druk enaanhechting van betonstaal). In deze figuurstaat 0 voor de vervormingstoename per se-conde, fvoor de frequentie en is het aantalwisselingen tot breuk N = 26494.paal geruime tijd opgeslagen in een ruimte Uit vermoeiingsonderzoeken in [2] is geble-met een gemiddelde temperatuur van 20 oeen een relatieve vochtigheid van 50%. Om-dat door aanloopproblemen meer proef-stukken nodig waren dan voorzien, zijn deaanvullend benodigde proefstukken ge-zaagd uit een resterend deel van de paal datin een natte periode buiten had gelegen. De-ze zijn vervolgens vrij snel na het zagen be-ken dat er een sterke relatie bestaat tussende helling 0 van de tweede tak en het aantalwisselingen tot breuk.29? ? onderzoek ? betontechnologie650~ ~"O.......~~? ?l~ . C~~.....0 grindbeton0,8e,D5::-,)---V625600-- grindbeton (lineaire regressie)? kalksteenbeton~0,6eb~~~?gem.i 575"10C 550/- - kalksteenbeton (lineaire regressie)t ..-~ 118 ?f?l00- - - CUR-rapport 163 [2]; B 450,42 3 4 5 6~ logNt525500o 10000~ aantal wisselingen n. gem.?=I1n20000 26494 30000? W?hler-diagram voor de druk-drukproevena'mi,/fbm = 0,05@ Voorbeeld van de relatie tussen de vervorming en het aantal be-lastingswisselingenUit figuur 5 blijkt dat de secundaire kruip-snelheidi sec ~ meetlengtevoor grindbeton en harde kalksteenbetonvrijwel gelijk is: een extra indicatie dat er quavermoeiing geen verschil is tussen de beidebetonsoorten.Het bezwijken van de proefstukken gebeur-de explosief. Het breukbeeld na bezwijkenkwam overeen met het beeld dat bij druk-proeven meestal wordt gevonden ('zandlo-per'). In de bezwijkvorm was geen onder-scheid tussen grindbeton en harde kalk-steenbeton te ontdekken.Resultaten trek-drukproevenIn figuur 6 worden de resultaten van de trek-drukproeven samengevat. Er is sprake vaneen grote spreiding, wat ook in de uitgevoer-de proeven in het IROjMaTSjCUR-onder-zoek werd gevonden. De resultaten gevenechter opnieuw geen aanleiding tot het ver-onderstellen van een significant verschil tus-sen grindbeton en harde kalksteenbeton.Conclusies? Het onderzoek heeft een verklaring gege-ven voor het scheurgevoeliger zijn van hardekalksteenbeton ten opzichte van grindbetonbij sterk dynamische belastingen zoals diebijvoorbeeld tijdens het heien optreden. Hetonderscheid is gelegen in significante ver-schillen in de mate van brosheid en de groot-te van de elasticiteitsmodulus, terwijl moge-30lijk ook een grotere dwarscontractie vankalksteen, zoals in [7] aangegeven, een rolspeelt.? Ten aanzien van de vermoeiingssterkte ishet onderzochte harde kalksteenbeton ge-lijkwaardig aan grindbeton. Verder is geble-ken dat er geen significant verschil in relatiefvermoeiingsniveau is tussen het onderzoch-te hoge sterkte beton en de in de literatuuraanwezige resultaten voor meernormale be-tonsterktes.? De ervaringen opgedaan bij het onderzoeknaar het gedrag van harde kalksteen gevenaan dat hettoepassen van gebroken natuur-lijke toeslagmaterialen als grindvervangersniet betekent, dat alle eigenschappen vanhet ermee vervaardigde beton exact gelijkzijn aan die van grindbeton. Afhankelijk vande toepassing zal aanvullend onderzoeknoodzakelijk kunnen zijn.? Gesteld moet worden dat uit het onder-zoek nietgebleken is dat heipalen met hardekalksteen als toeslagmateriaal van minderekwaliteitzijn. Echtertijdens de heiwerkzaam-heden bij bodemprofielen waarin afwisse-lend stijve en slappe lagen aanwezig zijn,dient men er rekening mee te houden dat depaal van harde kalksteenbeton zich enigs-zins anders kan gedragen als gevolg van deafwijkende eigenschappen.Literatuur1. NEN 6720, Technische grondslagen voorbouwconstructies TGB 1990 - VoorschriftenBeton. Constructieve eisen en rekenmetho-den (VBC 1990), NNI, Delft, september1991 +correctieblad, maart 1992.2. IROjMaTSjCUR-rapport 112, Vermoeiingvan beton, deel 1: drukspanningen.IROjMaTSjCUR-rapport 116, Vermoeiingvan beton, deel2: trek- en trek-drukspannin-gen.IROjMaTSjCUR-rapport 137, Vermoeiingvan beton, deel 3: trek- en trek-drukspannin-gen.IROjMaTSjCUR-rapport 163, Vermoeiingvan beton, deel 4: drukspanningen.3. NEN 6723, Voorschriften Beton Bruggen(VBB 1995). NNI, Delft, juni 1995.4. Hordijk, O.A., Vergelijkend onderzoek naareen aantal materiaaleigenschappen vangrindbeton en kalksteenbeton. TNO-rapport93-CON-R0802, september 1993.5. Hordijk, O.A., Vergelijkend onderzoek naareen aantal materiaaleigenschappen vangrindbeton en kalksteenbeton, fase 11: Ver-moeiing. TNO-rapport 94-CON-R0270, april1994.6. Elices, M., G.V.Guinea en J.Planas, Choo-sing the right concrete for piles: An applica-tion in concrete fracture mechanics. Fractu-re mechanics of concrete structures Ed.Z.P.Bazant, Elsevier Applied Science, 1992,pp.782-787.7. Dahms, J., Die Schlagfestigkeit des Be-tons. Schriftenreihe der Zementindustrie,Heft 34j1968, Beton-Verlag GmbH, D?ssel-dorf.8. Petkovic, G., Properties of concrete rela-ted to fatigue damage with emphasis on highstrength concrete. Proefschrift, NTH Trond-heim, BK-rapport 1991:2.?CEMENT1995jl0-5 1,0CII..0o.@-?00~- 0 grindbeton"" o?? kaIksteenbeton..-6-7~til'-'"1l.'"~ -8t -90,80,6E10,4~---(;jE1bt0,20,0, 0'"r.s:',..,, ,,ti,, ."-,90%B.G.~, 900IoB.G., ,~,, ,i',0 grindbetonf---? kaIksteenbeton-- CUR-rapport 137 [2]I2 3 4 5 6 o 2 3 4 5 6 7~ logN ~ logN? Verband tussen de secundaire kruipsnelheid en het aantal wis- ? W?hler-diagram voor de trek-drukproevenselingen tot breuk bij druk-drukproevenNederlandse ingenieursbureaus bij wereldtopVolgens een onderzoek van het Amerikaan-se tijdschrift Engineering News-Record(ENR) horen twaalf Nederlandse ingenieurs-bureaus tot de top 200 van de wereld.Het gaat om:? Nethconsult, Den Haag: nr. 2? Fugro NV, Leidschendam: nr. 5;? NEDECO, Den Haag: nr. 7;? Heidemij NV, Arnhem: nr. 9;? DHV Beheer BV, Amersfoort: nr. 22;? Haskoning BV, Nijmegen: nr. 56? Schoonenwolf Consuiting Engineers, Bad-hoevedorp: nr. 89;? NACO BV, Den Haag: nr, 90;UIT BUITENLANDSEVAKBL.ADENOp deze lijst zijn de ingenieursbureaus ge-rangschikt naar hun totale nationale en in-ternationale omzet. Uit het onderzoek vanENR blijkt dat ingenieursbureaus er vooraldoor overname van buitenlandse bedrijvenin slagen nieuwe markten aan te boren. Zosteeg de orderportefeuille van Haskoningdoor overname van Posford Duvivier uit En-? Delft Hydraulics, Delft: nr. 122; geland. Ingenieursbureaus worden wereld-? De Weger Architects & Consuiting Engi- wijde organisaties: de grote bureaus wordenneers, Rotterdam: nr. 146; steeds groter, de middelgrote en kleine bu-? Witteveen en Bos Consuiting Engineers, reaus verdwijnen.Deventer: nr. 173;? Tauw Milieu BV, Deventer: nr. 199. Ten opzicht van 1993 daalden de omzettenin 1994 met 7,5%, van 12,08 tot 11,18 bil-joen dollar. Dit werd vooral veroorzaakt doorafname van de opdrachten in het Midden-oosten. Ook in Europa en Afrika was sprakevan een daling van de opdrachten. In Cana-Een samenvatting van het onderzoek kunt u da, de VS, Zuid Amerika en Azi? was sprakevinden in ENR,july 24,1995, Vol. 235 No. 4. van groei. In Azi? ligt een veelbelovendeU kunt dit artikel ter inzage aangevragen bij markt, met name in China, Indonesi?, Thai-het Beton-informatiecentrum van de Vereni- land en Maleisi?.ging Nederlandse Cementindustrie in 's-Her-togenbosch, bij voorkeur via de Beton-Info- De twaalf Nederlandse ingenieursbureausFax: (073) 640 12 84. hadden een gezamenlijke omzet van 1,56CEMENTi995/10B.G. is de betrouwbaarheidsgrensbiljoen dollar (14% van de totale omzet vande top 200). Daarvan werd 29,8 % in de VSverdiend, 18,5% in Europa, 10,7% in Afrika,10,2% in Azi?, 6,4% in Zuid Amerika en 5,7%in het Midden-oosten.Op verschillende markten, zoals de utiliteits-bouw, de bouw van industriecomplexen, deolieindustrie, de weg- en waterbouw, de wa-tervoorziening, rioleringen en afvalverwer-king behoren Nederlandse ingenieursbu-reaus tot de top tien. Alleen op de markt vande energiewerken zijn zij niet vertegenwoor-digd.?31
Reacties