? ? geotechniek ? voorschriftening.J.Gosselink, gemeente 's-Hertogenbosch, afdeling SO/BMAlser sprake isvan 'Ervaringen bij Bouwtoezichten' metbetrekkingtotgebruiken toepas'sing van de geotechnischenormen bij vergunningverlening en controlevan bouwwerkenwaarvoor bouwvergunningen zijn vereist, dan lijkthet of er sprake is van een min of meeruniforme handelwij:z:e bij de gemeenten. Door de invoering van de nieuwe Woningwet enhet Bouwbesluit met de daarbij aangewezen normen of delen daarvan, zou immers eenvan de belangrijkste grieven, te weten het naar willekeur handelen van het Bouwtoezicht,verdwijnen. Helaas is ervan deze zo gewenste gelijkwaardige behandeling (nog) nietveelte merken. Deze boude bewering is helaas het enige watheel duidelijk is te distilleren uitde verschillende interviews die over dit onderwerp zijn gehouden.ERVARINGENBIJBOUWTOEZICHTENMETDENIEUWENORMENCEMENT1995/5Om meer dan een globale indicatie te verkrij-gen over het reilen en zeilen bij de Bouwtoe-zichten ten aanzien van de nieuwe geotech-nisene normen is een aantal gemeenten be-naderd met de volgende specifieke vragen:1. Hoe groot is het percentage van :de inge-diende berekeningen en tekeningen datmet behulp van de normen is vervaar-digd?2. Wat is het oordeel van het Bouwtoezichtover de aard en wijze van uitvoering vanhet grondonderzoek (opschaal van goed,redelijk, matig en onvoldoende)?3. Wat is de kwaliteit van het ingediende ma-teriaal, zowel inhoudelijk conform de nor-men als de controleerbaarheid ervan(schaal conform 2)?4. Hoe isde behandeling van paalfunderin-gen versus funderingen op staal met denormen, in verhouding ten aanzien vanhet onder 1 genoemde percentage?5. Hoestaat het met de getoonde kennis bijzowel de adviesbureaus voorbouwcon-structies als bij de geotechnische advies-bureaus (schaal zie 2)?6. Hoe groot is het percentage Bouwtoe-zichtmedewerkers dat de NNI-cursusGeotechniek heeft gevolgd?Voor beantwoording van deze vragen zijntwee gemeenten benaderd met minder dan10 000 inwoners (categorie E), vier met10 000 tot 30 000 inwoners (0), vijf met30000 tot 100 000 inwoners (C), vijf met100000 tot 200 000 inwoners (B) en driemet meer dan 200 000 inwoners (A).Door het geringe aantal gemeenten kan ergeen sprake zijn van een exacte uitkomst, te-meer gezien de grote variaties in geaardheiden grootte van de gemeenten, de samen-stelling en de organisatie van het Bouwtoe-zicht en de variatie in de grondgesteldheid.Gezien echter de aard van de antwoordenzijn er geen pogingen gedaan om nog meergemeenten te benaderen.ResponsDe antwoorden op de vragen waren nogal va-ri?rend. Dit in tegenstelling tot datgene water aan respons kwam bij soortgelijke inter-views, medio 1993, ten behoeve van de KlvI-bijeenkomst aangaande 'Ervaringen metGeotechniek-normen'. Toen waren de ant-woorden eensluidend en duidelijk: De nor-men werden niet toegepast!Destijds is een deel van de nu ge?nqu?teer-de gemeenten ook benaderd. Kon toen nogworden gesteld datde periode van anderhalfjaar te kort was Om van ervaringen te spre-ken, nu is dat, vier jaar na invoering van denormen, niet meer als excuus te accepteren.Niet alle geconstateerde verschillen zullenhier aan bod komen; wel zullen de significan-te aspecten worden vermeld. Uit tabel 1 kanal een globale indicatie worden verkregen.19? ? geotechniek ? voorschriftenTabe/lBeantwoording vragen per gemeente-cate-gorieIn algemene zin kan hetvolgende worden op-gemerkt:? de kleinere gemeenten konden mindernauwkeurige informatie verstrekken;? van de in de tabel weergegeven getallen enkwalificaties zijn de extreme uitschietersenigszins aangepast verwerkt; ze wordenechter nog wel nader beschreven;? bij veel gemeenten worden de overigeTGB-normen meer toegepast dan de geo-technische normen;? het, conform onder meer 10.7 en 11.12van NEN 6740, vereiste 'ontwerprapport'wordt nagenoeg nooitverstrektdoorde ad-viesbureaus, noch door het Bouwtoezichtverlangd.Toelichting bij de beantwoording van de af-zonderlijke vragenad. 1Bij ??n gemeente van categorie A loopt hetpercentage op tot 95%; er is daar wel sprakevan enigedwangdoorde ingediende pakket-ten die onvoldoende informatie verschaffen,niet ontvankelijk te verklaren. Van alle ge?n-qu?teerde gemeenten was deze de enigedie zo werkte.De grote spreiding bij categorie B werd ver-oorzaakt doordat er bij ??n gemeente werdgesteld dat in de woningbouw nauwelijksmet de normen wordt gewerkt en dat bij eenandere gemeente het percentage ongeveer30% bedroeg. Tenslotte kan er bij deze vraagnog worden vastgesteld dat de wat groteregerenommeerde bureaus de geotechnischenormen veel meergebruikten dan de overigebureaus. Dit verschijnsel kon ook worden ge-constateerd bij bouwwerken van enige im-portantie.ad. 2Dat bij categorie A het grondonderzoekslechts met 'redelijk' wordt gekwalificeerd20heeft te maken met het feit dat erweinig bo-ringen worden verricht en dat laboratorium-onderzoek zeer sporadisch voorkomt, alleenbij problemen. Sonderingen daarentegenworden over het algemeen ruimschoots ge-maakt. Bij de overige categorie?n kan het-zelfde worden opgemerkt. Het sonderenneemt echter af naarmate de gemeentenkleiner worden. Bij ??n gemeente van cate-gorie C was er wel sprake van grondonder-zoek met betrekkelijk veel boringen, kenne-lijk het gevolg van de specifieke bodemge-steldheid ter plaatse.ad. 3Bijdeze vraag kan over hetalgemeen wordenvastgesteld dat men grote moeite heeft metde bepaling van de grenstoestanden lB en2. Het verwerken van de zettingsverschillenin de berekeningvan de draagconstructies iskennelijk een probleem. Datzelfde geldt ookvoor het bepalen van veerconstanten voorbijvoorbeeld stabiliteitskemen.Verder werd geconstateerd dat ook hier gro-te verschillen zijn tussen de gerenommeerdebureaus en de overigen. Hetzelfde geldt ooktussen grote c.q. complexe en kleine bouw-werken. Ook komt het nogal veelvuldig voordat wordt volstaan met het verstrekken vanstapels computeruitdraaien, zonder daareen begeleidende berekening bij te verstrek-ken.ad. 4Hier is uitgegaan van het maximale percen-tage van vraag 1. Dan nog valt het op datfun-deringen op staal nagenoeg niet met de nor-men worden behandeld. Enerzijds heeft datte maken met hetfeit dat, vooral in de groteresteden, bouwwerken van enige importantiebijna allemaal op palen worden gefundeerden de zogenaamde 'ondergeschikte' bouwslechts op staal, hetgeen derhalve minderaandacht krijgt. Anderzijds vindt men NEN6744 moeilijkerdan NEN6743. Tochzijn bei-de normen door dezelfde subnormcommis-sie opgesteld.Fungeren op staal is kennelijk niet 'in', ookniet in die gemeenten waar toch sprake isvan redelijk goede zandlagen direct onderhet maaiveld. Bij de grotere bouwwerkenwordt dan toch voor een paalfundering geko-zen.Bij ??n gemeente van categorie D wordt na-genoeg alles op staal gefundeerd. Helaaskon men daarover geen inhoudelijke infor-matie geven.ad. 5De eerste kwalificatie heeft betrekking op degeotechnische adviesbureaus en de tweedeop de adviesbureaus voor bouwconstruc-ties. De algemene indruk was dat de advies-bureaus voor bouwconstructies grotendeelsleunen op de kennis van de geotechnischebureaus. Op deze constatering wordt nog te-ruggekomen.Er is over het algemeen, zo is de indruk, teweinig overleg tussen de verschillende disci-plines. De constructiebureaus doen nauwe-lijks moeite om zich de geotechnische ken-nis eigen te maken. 'Het is bar en boos', zodrukte een collega zich tijdens het interviewuit.ad. 6Bij ??n gemeente van categorie A werd hetgeweldige percentage van 100% gescoord,hetgeen overigens wel het totale resultaatvan 50% be?nvloedt.Het percentage bij categorie D is enigszinsvertekend, doordat bij ??n gemeente dehelft van de twee medewerkers de cursushad gevolgd.CEMENT1995j5NabeschouwingEr wordt nogal vaak gesteld dat de geotech-nlsche normen moeil?k z?n. Dekreet 'kon-den we de RFG*) nog maar gebruiken' wordtzowel door de constructiebureaus als doormenig bouwtoezicht regelmatig gebezigd.Het valt niet te ontkennen datde nieuwe nor-men ingewikkeld z?n,maar dat verklaart niethet vrij grote verschil tussen het gebruik vande geotechnische normen en de overigeTGB-normen, die toch ook nieteenvoudig z?nen ook vaak verkeerd worden gehanteerd.Overigenswas indertild b? de introductie vande RFG ook de nodige klaagzang te verne-men.In dit verband kan toch ook worden vastge-steld dat de cursus geotechniek redehik isgevolgd. Natuurflik kan hetnog beter, ook bijde Bouwtoezichtmedewerkers.Verder valt er landeljk een zekere angst tebespeuren en is er ook sprake van laksheid,mede gevoed uit economische overwegln-gen, om het zetttngsgedrag van funderingente bepalen. Tochzullen de grenstoestanden1 B en 2 steeds meer beoordeeld moetengaan worden. Enerziids doordat er weer eentendens is om hoger te gaan bouwen en an-derzjds door het feit dat ook voor de zoge-naamde eenvoudige bouw de 'goede' bouw-gronden op raken.Conclusies en aanbevelingen1. De adviesbureaus voor bouwconstructieshebben over het algemeen onvoldoendekennis op hetgebied van de geotechniek. Ditheeft tot gevolg dat er teveel adviserendetaken worden overgelaten aan de geotech-nische bureaus,waardoor er onder meer on-voldoende aandacht is voor de interactietussen grond en bovenbouw.Indien de geotechnische bureaus niet b? deadvisering worden betrokken, is de kansgroot dat bepaalde funderingsaspecten on-voldoende worden bekeken of dat klakke-loos computerprogramma's worden ge-volgd.Het is derhalve van het grootste belang datbeton-, staal- en houtconstructeurs zichgoed laten b?scholen op het gebied van degeotechniek. Funderingen bovenbouwzijn inwerkelijkheid aan elkaar verbonden en datmoet dus in het constructief denken ook zoz?n.De b? ad. 5 geconstateerde feiten zjn zeerserieus te nemen; redenen temeer om dezeCEMENT1995/5materie in dit t?dschrift te behandelen.2. De normen Z?n in veel gevallen te ingewik-keld, niet alleen de geotechnische normen!Deze constatering wordt niet gemaakt omdatgene wat onder 1 is beschreven weerenigszins af te zwakken. Uit economischeoverwegingen is het immers zinvol, wat een-voudigkan ook eenvoudig uit te voeren.De leden van de (sub)normcommissiesmoeten zich daarom ook bij de overheden,Nederlandse en Europese, sterk maken omvoor eenvoudige bouwconstructies met eendaarb? goed voorspelbaar funderlngsge-drag, eenvoudige normen en regels te mo-gen maken.3. Vaneen gelijkwaardige behandeling isb?de Bouwtoezichten nauwelijks sprake. Is dehele Bouwbesluitexercitie dan voor niets ge-weest, zo kan men zich afvragen? Verschil indeskundigheid, maar ook in organisatie ishierb? een heel duidelijk waarneembarezaak. Is het niet vreemd dat bij twee stedenmet ongeveer dezelfde omstandigheden enmet een gelijk aantal inwoners (ongeveer130000) de ene stad v?f constructeurs :bijhetbouwtoezicht heeft en de andere slechts??n?Nog erger is het feit dat er zelfs gemeentenzijn die weer eigen nadere eisen zijn gaanstellen!Een andere vraag in dit verband kan bijvoor-beeld zijn: heeft een woningbouwcomplex ineen kleinere gemeente, gesitueerd in een ri-vierengebled. constructief gezien minderfunderingtechnische problemen dan eenzelfde complex in een willekeurige grotestad?Wil het Bouwtoezicht bij de gebruiker/eige-naarvan bouwwerken geloofwaardig overko-men, dan zal ook de behandeling en controlevan die bouwwerken in het gehele land opeen gelijkwaardige manier moeten geschie-den en nietalleen op papier. Als een publiekecontrole nodig en gewenst is, dan moet datzowelkwalitatief als kwantitatief overal gelijkworden afgestemd op de te behandelen ente controleren taak.Het :is nagenoeg niet te voorkomen om diepublieke taak op een of andere wijze los tekoppelen van de gemeentelijke taak. Hier-over moet eens goed worden gediscus-sieerd. We kunnen daar echter niet te langmee wachten.*) De RFG (Richtlijnen voor Funderingen van Gebou-wen) is indertijd door een aantal (grotere) gemeen-ten opgesteld en bij invoering van de geotechnischenormen vervallen.21
Reacties