O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnologiecement 2005 682ir. K. Audenaert, prof.dr.ir. G. De Schutter, ir. V. Boel,Laboratorium Magnel voor Betononderzoek, UniversiteitGentDe duurzaamheid van zelfverdichtend beton (ZVB) isonderzocht. Een uitgebreid proefprogramma is uitge-voerd om het verband te vinden tussen de pori?nstruc-tuur van ZVB en traditioneel beton (TB) en de transportei-genschappen van vloeistoffen en gassen (doorlatendheid,capillariteit, diffusie). Deze kunnen vervolgens in relatieworden gebracht met de duurzaamheid (carbonatatie,chloridenindringing, vorst al dan niet in combinatie metdooizouten, sulfaataantasting, zuuraantasting). In dezebijdrage wordt het transportgedrag toegelicht.B e t o n s a m e n s t e l l i n g e nZestien zelfverdichtende (ZVB 1 t.m. ZVB 16) envier traditionele betonmengsels (TB 1 t.m. TB 4)worden beproefd. Tabellen 1 en 2 tonen de meng-selsamenstellingen. ZVB 1 is de basissamenstel-ling.Met ZVB 2-4 wordt de invloed van het cementtypeonderzocht; met ZVB 5-6 een variatie van het typevulstof (kalksteenmeel met twee verschillendefijnheden en vliegas).Het totaal van 600 kg/m3poeder (cement plusvulstof) wordt ook in andere onderlinge massa-verhoudingen toegepast, zie ZVB 7-9. De cement-poederverhouding varieert hierbij van de oorspron-kelijke 0,60 naar 0,50; 0,67 en 0,75.ZVB 10-12 hebben een gelijke cement-poeder-verhouding van 0,6 maar een variatie in de totalehoeveelheid poeder: van 500 kg/m3tot 800 kg/m3;dit bij een bijna gelijkblijvende water-cementver-houding van circa 0,47.Ook wordt bij een totaal poedergehalte van 600 kg/m3de hoeveelheid water gevarieerd (ZVB 13-15).Afsluitend wordt in de plaats van rolgrind 4/14,kalksteenslag 2/7 en 7/14 gebruikt (ZVB 16); dit bijzo dicht als mogelijk bij elkaar liggende korrelver-delingscurves voor de combinaties zand/rolgrind,respectievelijk, zand/kalksteenslag.De mengsels TB 1-4 zijn vergelijkbaar met respec-tievelijk ZVB 1, ZVB 3, ZVB 4 en ZVB 8.Tabellen 1 en 2 bevatten ook de vloeimaat en de 28-daagse kubusdruksterkte (150 mm).P r o e f p r o g r a m m aOm de transporteigenschappen te bepalen wordenvier proeven besproken: de waterdoorlatendheid,de gasdoorlatendheid, capillaire waterabsorptie enwaterdampdoorlatendheid.Transportmechanismen in zelfverdichtend betonDuurzaamheid vanZelfverdichtend Beton (2)W e t e n s c h a pTabel 1 | Samenstelling en eigenschappen zelfverdichtende samenstellingen1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16CEM I 42,5 R [kg/m?] 360 360 360 300 400 450 300 400 450 360 360 360 360CEM I 52,5 [kg/m?] 360CEM III/A 42,5 LA [kg/m?] 360CEM I 52,5 HSR [kg/m?] 360kalksteenmeel P2 [kg/m?] 240 240 240 240 300 200 150 200 300 350 240 240 240 240kalksteenmeel S [kg/m?] 240vliegas [kg/m?] 240water [kg/m?] 165 165 165 165 165 165 165 165 165 137 192 220 144 198 216 165zand 0/5 [kg/m?] 853 853 853 853 853 853 853 853 853 923 782 712 865 835 825 816grind 4/14 [kg/m?] 698 698 698 698 698 698 698 698 698 755 640 583 707 683 675kalksteenslag 2/7 [kg/m?] 346kalksteenslag 7/14 [kg/m?] 388superplastificeerder [l/m?] 2,3 2,5 2,3 2,2 2,8 2,8 2,2 2,9 3,0 3,4 2,6 2,7 3,6 1,8 2,0 2,3poedergehalte P [kg/m?] 600 600 600 600 600 600 600 600 600 500 700 800 600 600 600 600wcf [-] 0,.46 0,46 0,46 0,46 0,46 0,46 0,55 0,41 0,37 0,46 0,48 0,49 0,40 0,55 0,60 0,46cpf [-] 0,60 0,60 0,60 0,60 0,60 0,60 0,50 0,67 0,75 0,60 0,57 0,56 0,60 0,60 0,60 0,60slump flow [mm] 685 725 845 815 770 810 670 835 790 720 795 690 785 765 820 820druksterkte [N/mm?] 56 67 66 70 57 66 46 65 69 61 58 51 69 47 40 75O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnol ogiecement 2005 6 83WaterdoorlatendheidDoor een drukgradi?nt ontstaat stroming van vloei-stof door beton. Deze is bij kleine drukverschillenlaminair. De vloeistof stroomt niet alleen door decapillaire pori?n (en gelpori?n), maar ook doorinterne microscheuren en door de meer poreuzezone tussen de cementmatrix en het toeslagma-teriaal. De waterdoorlatendheid van beton wordtvoornamelijk bepaald door die van de cementma-trix. Vooral de aanwezigheid van capillaire pori?ndie onderling verbonden zijn, draagt bij aan destroming.Omdat geen standaard proefmethode voor hetbepalen van de waterdoorlatendheid van beton zelfbeschikbaar is, is een toestel ontworpen (fig. 1):in een PVC-ring wordt een proefstuk (?80 mm;h = 25 mm) gelijmd. Boven en onder de ring wor-den cilindervormige compartimenten geplaatst.Het bovenste compartiment wordt gevuld metwater en eventueel ingesloten lucht wordt verwij-derd. Aldus wordt een drukverschil van ongeveer500 mm gecre?erd. Op een glazen buis wordt eenstrook millimeterpapier bevestigd zodat de dalingvan het waterniveau op verschillende tijdstippenkan worden afgelezen.De wet van Darcy voor stationaire laminaire stro-ming door een verzadigd poreus medium is voordeze specifieke proefopstelling:KAbuisAproefstukLt2 t1?h2h1 ln=kapp4 04P2QL 105?,A P12P22?( )=J Ddcdx=D JRTMLp1 p2?=JlA=(1)waarin:K is de waterdoorlatendheidsco?ffici?nt(m/s);Abuisis de inwendige dwarsdoorsnede van debuis (m2);Aproefstukis de dwarsdoorsnede van het betonnenproefstuk (m2);L is de dikte van het proefstuk (m);t is het tijdstip (s);h is de drukgradi?nt (m).Uit 150 mm kubussen, bewaard bij 20?C ? 2?C enmeer dan 90% R.V., worden op een ouderdom van28 dagen uit het midden, vanaf het afwerkvlak,kernen geboord (?80 mm). Uit het midden van eenkern wordt een 25 mm dik schijfje gezaagd. Dezeschijfjes worden tot het moment van beproevenweer in de klimaatruimte geplaatst. Juist v??r hetopstarten van de proef worden de proefstukken ineen vacu?m met water verzadigd. Voor elke beton-samenstelling worden drie kernen beproefd.De afgelezen niveaudaling uitzetten als functie vande tijd geeft resultaten zoals getoond in figuur 2. Deduur van de proef wordt voornamelijk bepaald doorde tijd die nodig is om een goed lineair verband tekrijgen. Pas dan is sprake van een stationaire situ-atie en kan met formule (1) en de helling van derechte lijn, de waterdoorlatendheidsco?ffici?nt wor-den bepaald (fig. 3).GasdoorlatendheidPrisma's met afmetingen 400 x 400 x 100 mm3worden vervaardigd, na een dag ontkist en tot eenouderdom van ongeveer twaalf weken bewaard bij20?C en meer dan 90% R.V. Op een ouderdom van21 ? 28 dagen worden uit elke prisma drie kernen?150 mm geboord. Schijven met een dikte van 50mm worden gezaagd uit het midden van deze ker-nen en de oppervlakken worden ge?ffend.De proefprocedure verloopt analoog zoals beschre-ven in [1]. In dit proefprogramma is gekozen voorhet gebruik van zuurstof aangezien dit een inertgas is. De waterverzadigingsgraad S (%) van deproefstukken heeft een zeer belangrijke invloed opde gasdoorlatendheid. Daarom wordt de gasperme-abiliteit bij drie verschillende verzadigingsgradenbepaald. Alleen de resultaten op droge proefstuk-ken (na droging bij 105?C) worden hier besproken.Tabel 2 | Samenstelling en eigenschappen traditionele samenstellingenTB 1 TB 2 TB 3 TB 4CEM I 42,5 R [kg/m?] 360 400CEM I 52,5 [kg/m?]CEM III/A 42,5 LA [kg/m?] 360CEM I 52,5 HSR [kg/m?] 360kalksteenmeel P2 [kg/m?]kalksteenmeel S [kg/m?]vliegas [kg/m?]water [kg/m?] 165 165 165 165zand 0/5 [kg/m?] 640 640 640 626grind 4/14 [kg/m?] 1225 1225 1225 1200kalksteenslag 2/7 [kg/m?]kalksteenslag 7/14 [kg/m?]superplastificeerder [l/m?]poedergehalte P [kg/m?] 360 360 360 400wcf [-] 0,46 0,46 0,46 0,41cpf [-] 1,00 1,00 1,00 1,00druksterkte [N/mm?] 49 50 50 54betonepoxypvc251| Waterdoorlatendheids-toestelrubber80O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnologiecement 2005 684Met de formule van Hagen-Poisseuille voor lami-naire stroming onder stationair regime van eensamendrukbare vloeistof door een poreuze massa,kan de schijnbare gaspermeabiliteitsco?ffici?nt kappworden berekend:KAbuisAproefstukLt2 t1?h2h1 ln=kapp4 04P2QL 105?,A P12P22?( )=J Ddcdx=D JRTMLp1 p2?=JlA=(2)waarin:kappis de schijnbare gaspermeabiliteitsco?f-fici?nt (m2);Q is het debiet (m3/s);L is de hoogte van het proefstuk (m);A is de dwarsdoorsnede van het proefstuk(m2);P1, P2is de stroomopwaartse en stroomneer-waartse druk (N/m2).De proef wordt bij 20?C uitgevoerd. De stroomneer-waartse druk P2is gelijk aan de atmosferische druk(105N/m2= 1 bar). De proef wordt uitgevoerd bijdrie drukken P1, namelijk 3, 4 en 5 bar. Het debietwordt gemeten met de zeepbelmethode.Figuren 4 en 5 tonen de proefopstelling; figuur 6bevat de proefresultaten. Daaruit blijkt dat naar-mate het drukverschil over het proefstuk groteris, de gasdoorlatendheid afneemt. Dit kan wordenverklaard doordat dan geen laminaire, maar turbu-lente stroming optreedt [2].CapillariteitAls een niet-verzadigd materiaal in aanraking komtmet een vloeistof, ontstaat capillaire stroming,bepaald door de eigenschappen van de vloeistof(zoals viscositeit, densiteit en oppervlaktespanning)en het materiaal (zoals de pori?nstructuur, in hetbijzonder de straal van de pori?n, de tortuositeit ende continu?teit tussen de pori?n) en de oppervlakte-energie. Capillariteit speelt een belangrijke rol bijde chloridenindringing in beton, omdat samen metwater de chloriden worden opgenomen.Theoretisch [3] is de totale massa vloeistof geab-sorbeerd in een tijdspanne t evenredig met de vier-kantswortel uit de tijd:w = St (3)waarin:w is de totale massa opgenomen vloeistofper oppervlakte-eenheid (kg/m2);t is de tijd (h);S is de capillaire vloeistofopnameco?ffici?nt(kg/(m2h)).Ook de stijghoogte van het water in niet-statio-naire toestand, kan beschreven worden met eent ? relatie. Deze relatie wordt bevestigd door proef-resultaten [4,5]. Nu wordt alleen de massatoenamebesproken.Kubussen met zijde 150 mm worden tot een ouder-dom van 28 dagen bewaard in een geklimatiseerderuimte bij 20 ?C ? 2 ?C en meer dan 90% R.V. Daarna0510152025303540450 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600tijd (h)afgelezenindringing(mm)ZVB 83 |Waterdoorlatendheids-co?ffici?nt voor verschil-lende mengsels2 |Afgelezen indringingvoor 1 proefstuk ZVB 8024681012141618201 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1 2 3 4ZVB TBK(10-12m/s)4 |Proefopstelling gasdoor-latendheid5 |Opbouw van een proefcelgasdoorlatendheidO n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnol ogiecement 2005 6 85volgt nog twee weken opslag bij 40?C ? 5?C en 40%? 3% R.V. om een homogene vochtigheidsgraad inhet buitenste deel van het beton te verkrijgen; hetdeel waar de indringing zal plaatshebben. De proefzelf wordt uitgevoerd bij 20?C ? 3?C en 60% ? 3%R.V. volgens NBN B15-217. De proefstukken zijndan op steunen geplaatst zodanig dat het waterni-veau tot 5 mm ? 1 mm boven de onderzijde van hetproefstuk reikt. Voor de test en na 3, 6, 24, 72 en 168uur wordt het gewicht bepaald. Het water zal eerstin contact komen met de meer poreuze wand vande betonkubus (de mortelhuid (buitenste 4-5 mm)wordt in enkele uren bereikt; een indringing van14 mm (de grootste korrelafmeting) na circa 24 uur).Hierdoor zal in een eerste fase de massatoenamegroot zijn. Vervolgens neemt door het bereiken vanhet minder poreuze inwendige van de betonkubusde snelheid van massatoename af (fig. 7). Daaromworden twee waarden bepaald, namelijk S1voort = 0-24 uur en S2voor t = 72- 168 uur (fig. 8).WaterdampdiffusieAls twee gassen zich elk aan een zijde van eenmateriaal bevinden, zullen moleculen van beidegassen zich door het materiaal bewegen om eenevenwicht aan beide zijden te realiseren. Dit even-wicht bestaat uit een samenstel van beide gassen.Dit proces wordt diffusie genoemd.Diffusie van een gas door een bouwmateriaal zoalsbeton, is in de praktijk veelal alleen van belangin het geval van lucht aan beide zijden met eenverschillende relatieve vochtigheid (binaire meng-sels van lucht en waterdamp met verschillendewaterdampconcentraties). Het verschil in water-dampconcentratie zorgt voor een gradi?nt die hetwater van de lucht met hoge relatieve vochtigheidnaar de lucht met lage relatieve vochtigheid brengt.De waterdampstroming of flux wordt beschrevendoor de eerste wet van Fick voor diffusie. Deze wetbeschrijft de hoeveelheid moleculen die door eenoppervlakte stromen:KAbuisAproefstukLt2 t1?h2h1 ln=kapp4 04P2QL 105?,A P12P22?( )=J Ddcdx=D JRTMLp1 p2?=JlA=(4)waarin:J is de flux (kg/(m2s));D is de waterdampdiffusieco?ffici?nt (m2/s);c is de concentratie van waterdamp in hetgas (kg/m3);x is de lengte volgens de as van diffusie(m).Voor D geldt:KAbuisAproefstukLt2 t1?h2h1 ln=kapp4 04P2QL 105?,A P12P22?( )=J Ddcdx=D JRTMLp1 p2?=JlA=(5)waarin:R is de universele gasconstante (8,3145J/(mol K));T is de temperatuur (K);M is de molaire massa van water (g/mol;water: M = 18 ?10-3g/mol);L is de dikte van het materiaal (m);p1, p2zijn de partieeldrukken van de water-damp aan respectievelijk de zijde methoge en met lage relatieve vochtigheid(N/m2).00,511,522,533,51 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1 2 3 4ZVB TBgasdoorlatendheid(10-16m2)3 bar4 bar5 bar051015202530350 50 100 150 200tijd (h)massatoename(g)6 |Gasdoorlatendheidsco-effici?nten verschillendemengsels7 |Massatoename in functievan de tijd voor ZVB68 |Gemeten capillaireopslorpingsco?ffici?ntenS1enS2(kg/m2h)0,000,050,100,150,200,250,300,351 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1 2 3 4ZVB TBO n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnologiecement 2005 686De gebruikte proefmethode is gebaseerd op DIN52615 `Bestimmung der Wasserdampfdurchl?s-sigkeit von Bau- und D?mmstoffen'. Een kern ?80mm en h = 20 mm wordt in een PVC-ring gelijmden op een cilindervormig recipi?nt geplaatst (fig. 9).In dit recipi?nt bevindt zich een verzadigde oplos-sing van NH4H2PO4in water. De positionering iszodanig dat de luchtspleet tussen het oppervlakvan de vloeistof en de onderzijde van het proef-stuk ongeveer 10 mm bedraagt. NH4H2PO4is eenhygroscopisch zout dat ervoor zorgt dat de relatievevochtigheid in die luchtspleet constant is en 93%bedraagt.Het geheel wordt in een ruimte bij 20 ? 3 ?C en60 ? 3 % R.V. geplaatst. Dit veroorzaakt een con-stante vochtigheidsgradi?nt over het proefstuk.Regelmatig wordt de massa van het proefstuk enhet recipi?nt bepaald, zodat de afname van demassa van het water bekend is. Deze uitzetten alsfunctie van de tijd maakt het mogelijk D te bereke-nen. De flux J (zie formule (5)) is voor deze proef-opstelling gelijk aan:KAbuisAproefstukLt2 t1?h2h1 ln=kapp4 04P2QL 105?,A P12P22?( )=J Ddcdx=D JRTMLp1 p2?=JlA= (6)waarin:I is het massaverlies per tijdseenheid vanhet proefstuk en recipi?nt (g/s);A is de oppervlakte van het proefstuk (m2).De dampdrukken volgen uit:p = RVps(7)waarin:RV is de relatieve vochtigheid (-);psis de verzadigingsdampdruk bij eenbepaalde temperatuur (Pa).Deze laatste kan worden afgelezen in tabellen enis 2340 Pa bij 20?C. Figuur 10 toont de proefresul-taten.R e s u l t a t e nUit de proefresultaten en een statistische analysedie rekening houdt met de spreiding in resultaten,kunnen de volgende conclusies worden getrokken(ZVB 1 is hierbij de referentie):Variatie van cementtypeCement met een hogere fijnheid, zoals in ZVB 2,leidt tot een hogere hydratatiegraad die weer leidttot een dichtere pori?nstructuur. Hierdoor wordende transportparameters kleiner. Vergelijk hiertoeZVB 2 en ZVB 1.ZVB 3, gebaseerd op hoogovencement, heeft ookeen hogere fijnheid. De hydratatiereactie is echternog niet voltooid op een ouderdom van 28 dagen.Daarom is de randzone van beton op basis van dezecementsoort ook gevoeliger voor uitdroging. Ditleidt tot een grotere porositeit van deze randzone.De beide factoren hebben een tegenovergesteldeffect: een dichtere pori?nstructuur door de hogerefijnheid maar een meer poreuze structuur aan derand door de langere duur van de hydratatiereactie.Daarom zijn voor ZVB 2 de transporteigenschap-pen bepaald op grotere ouderdom en op proef-stukken geboord uit de kern van kubussen, zoalsde waterdoorlatendheid en de gasdoorlatendheid,lager dan voor ZVB 1. Dit geldt ook voor S2, decapillaire wateropnameco?ffici?nt van de kern. Dewaarde voor S1, die sterk wordt be?nvloed doorde randzone en de waterdampdiffusieco?ffici?nt,en die is bepaald op kernen uit een kubus, geefthogere waarden dan voor ZVB 1.Bij het gebruik van cement met een hoge sulfaat-weerstand (ZVB 4), zou de pori?nstructuur op deproefouderdom van duidelijk meer dan 28 dagen,iets dichter moeten zijn dan die van portlandce-ment. Dit wordt toegeschreven aan 1) de hogerefijnheid en 2) het hogere C2S- en C3S-gehalte. Ditleidt tot een kleiner transport van vloeistoffen engassen. Dit is ook terug te vinden in de proefresul-taten, behalve voor de waterdoorlatendheid.Variatie van het type vulstofDe verschillen in de transporteigenschappen zijnklein. Hieruit kan men concluderen dat het ver-vangen van de vulstof door een vulstof met fijnerestructuur geen invloed heeft op de uiteindelijketransporteigenschappen.Door het gebruik van vliegas (ZVB 6) als vulstof enniet als gedeeltelijke vervanging van het cement,verkrijgt men een dichtere pori?nstructuur en lage-re porositeiten dan in vergelijking met kalksteen-meel als vulstof. Dit blijkt uit de proefresultaten diemeestal een duidelijke reductie uitwijzen.Variatie van de onderlinge hoeveelheid cement - poederBij een variatie in de onderlinge verhoudingen vanhet cement en vulstof bij een gelijke water-poeder-9 |Toestel voor het bepalenvan de waterdampdiffu-siebetonepoxypvcrubberO n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB etontechnol ogiecement 2005 6 87factor (wpf), blijkt dat hoe hoger de water-cement-factor (wcf) en hoe lager de cement-poederfactor(cpf), hoe hoger de transportco?ffici?nten (ZVB 7,ZVB 1, ZVB 8, ZVB 9). Bij een afname van de wcfdaalt de porositeit, waardoor minder transport zaloptreden. Deze trend is duidelijk zichtbaar in deproefresultaten.Variatie poederhoeveelheidAangezien zowel de wcf als de wpf (en dus ookde cpf) constant wordt gehouden, betekent eenverhoging van het poedergehalte (van ZVB 10,ZVB 1, ZVB 11 tot ZVB 12) een verhoging van dehoeveelheid water. In de mengels wordt een gro-tere hoeveelheid water gebruikt (wcf 0,47) dannodig voor de volledige hydratatie van het cement(wcf 0,40). Een toename van de hoeveelheidwater bij gelijke wcf betekent een toename van hetwater dat niet nodig is voor de hydratatie. Dit watergeeft aanleiding tot het vormen van capillairen.Een bijkomend aspect is dat door het toenemendepoedergehalte, de hoeveelheid pasta per m3betontoeneemt. Omdat pori?n uitsluitend voorkomenin de pasta en niet in de toeslagmaterialen leidtdit tot een toename van de hoeveelheid pori?n pervolume-eenheid. Voor de mengels met het hoogstepoedergehalte en dus ook de hoogste hoeveelheidwater en dus capillairen, zullen de transporteigen-schappen dan ook het grootst zijn. ZVB 10 heeftdan de laagste en ZVB 12 de grootste transportpa-rameters. De proefresultaten bevestigen dit.Variatie waterhoeveelheidAls de totale hoeveelheid water toeneemt van144 kg/m3voor ZVB 13 tot 216 kg/m3voor ZVB15, stijgt de porositeit volgens dezelfde redene-ring als beschreven in de vorige paragraaf. Detransporteigenschappen zullen stijgen, hetgeen deproefresultaten bevestigen.Verandering van grof toeslagmateriaalDe porositeit zal door de vervanging van rolgrind4/14 door kalksteenslag 2/7 en 7/14 (ZVB 16)nauwelijks veranderen. Eventueel kan een verbe-terde hechting optreden tussen de mortelfractieen het granulaat. Uit de proefresultaten blijkt datdeze vervanging geen invloed heeft op de transport-eigenschappen.Vergelijking ZVB en TBTB 1, TB 2, TB 3 en TB 4 kunnen respectievelijkworden vergeleken met ZVB 1, ZVB 3, ZVB 8 enZVB 4. In deze sets mengels is de hoeveelheidcement en water gelijk. Ze hebben dus dezelfdewcf, maar een verschillende wpf. Uit de proefre-sultaten volgt dat niet duidelijk is welke van beidebetonsoorten de grootste transporteigenschappenheeft. Alleen in het geval van de gasdoorlatendheidkan worden gesteld dat deze veel groter is voorTB dan voor ZVB. Verder onderzoek moet dezegrote verschillen verklaren. Uit de resultaten voorde capillaire wateropname volgt dat TB een meerporeuze randzone heeft dan ZVB. Ook kan wordenopgemerkt dat ZVB een hogere druksterkte heeftdan TB.C o n c l u s i e sUit de studie kunnen de volgende conclusies getrok-ken worden:? de verandering van een vulstof naar een vul-stof met een fijnere korrelverdeling heeft geeninvloed, net zoals de vervanging van rolgrinddoor kalksteenslag;? traditioneel beton of zelfverdichtend beton opbasis van hoogovencement of met vliegas alsvulstof heeft een meer poreuze randzone hetgeenhet transport in die randzone bespoedigt;? een verhoging van de wcf of van de totale hoe-veelheid poeder bij constante wcf, zal aanleidinggeven tot een groter transport door het beton. L i t e r a t u u r1. RILEM TC 116-PCD: Permeability of Concreteas a Criterion of its Durability, Recommenda-tions. Materials and Structures, Vol. 32, 1999.2. Audenaert, K., V. Boel en G. De Schutter, Rela-tion between Gas Permeability and Carbona-tion in Self Compacting Concrete. InternationalConference on Concrete and Reinforced Con-crete ? Development Trends, Moscow, Septem-ber 2005.3. Hall, C., Water Sorptivity of Mortars and Con-cretes: a Review. Magazine of Concrete Research,1989.4. Reda Taha, M., A. El-Dieb, N. Shrive, Sorptivity:a Reliable Measurement for Surface Absorptionof Masonry Brick Units. Materials and Structu-res, 2001.5. Neville, A., Properties of Concrete. 4th and finaledition, London, 1995.012345671 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1 2 3 4ZVBD(10-3cm2/s)TB10 | Gemeten waterdamp-diffusieco?ffici?nten
Reacties