ir.A. van der Ploegadjunct-directeur Architecten- enIngenieursbureau Philips EindhovenDemonteerbaar bouwen vooreffici?nte bedriijfshuisvestingLezing uitgesproken tijdens het internationalesymposium overdemonteerbaar bouwen teRotterdamInleidingDit artikel is geen wetenschappelijke of technische verhandeling, maar geeft meer een aantalbeschouwingen over wat demonteerbaar bouwen zou kunnen betekenen voor een industri?leonderneming. De benadering is vanuit de gezichtshoek van een grote multinationale onder-neming, en dus niet voor alle situaties even relevant.Een industrieel produktie-apparaat is erop ingesteld, dat datgene wat wordt geproduceerdeen beperkte levensduur heeft; dat geldt eveneens voor de produktierniddelen, die in hetalgemeen na een bepaalde gebruiksperiode moeten worden afgedankt. Het normale beeldbij gebouwen, die voor produktie in gebruik zijn is derhalve, dat deze op een gegeven momenthet einde van hun levensduur hebben bereikt en 'gedemonteerd' worden, meestal op dernanier zoals door foto 1 wordt ge?llustreerd. Slopen dus.1Slopen van een bedrijfsgebouwNu zetten we een vraagteken bij deze manier van demonteren, ons realiserende dat detechniek ons inmiddels wellicht andere mogelijkheden biedt. Hoewel: voor ontwerpers engebruikers van bedrijfshuisvesting is 'slopen'tot dusver de enige bekende techniek om eengebouw te demonteren. Er zullen heel goede redenen moeten zijn om andere methodes toete passen! Immers, er zal veel denk- en ontwikkelingswerk plaats moeten vinden, alvorenseen demontage-methode is verkregen, die het mogelijk maakt, de bouwdelen die daarbij vrijkomen, weer te gebruiken (zie foto 2 van een renovatieproject).Zijn er zulke redenen, die de ontwikkeling van een dergelijke methode zinvol maken? Ik denkdat deze er zijn. En ik denk daarbij niet alleen aan demonteerbare betonconstructies, maaraan het totale bouwwerk, inclusief de installaties.Het feit, dat het tot dusver niet aantrekkelijk was om bouwtechnieken te ontwikkelen voordemonteerbare gebouwen had z'n redenen! De oorzaak was gewoon dat er in financieel-eco-nomische zin geen aanleiding was zo'n systeem te ontwikkelen: er was niemand die het geldop tafel wilde brengen dat nodig is, om de daarvoorte plegen inspanningen te financieren.We mogen dus concluderen dat, als er nu studies op gang komen naar de mogelijkhedenvan demonteerbare bouwwerken, er iets is veranderd, of iets gaat veranderen. Is dat waar?Afgezien van het feit, dat we in een continu veranderingsproces opereren, wil ik in dit artikeleen vijftal factoren aangeven die het mijns inziens duidelijk maken, dat er specifieke veran-deringen plaatsvinden die aanleiding kunnen geven tot het toepassen van demonteerbareconstructies. Deze factoren zijn de volgende:a. De 'life cycle'* van industri?le processen is korter aan het worden; vandaar dat het eennoodzaak wordt, bedrijfsgebouwen te kunnen aanpassen aan andere bestemmingen.*Met excuses voor het Engelse woord, maar b. Gebouwen maken deel uit van een infrastructuur die in waarde toeneemt; ook wanneer een'levensduur' is wat anders dan 'life cycle'. gebouwop zich veroudert, moet het soms gehandhaafd blijven als deel van de infrastructuur.2Sloopwerkzaamheden voor de renovatievan een bedrijfsgebouwCement XXXVII (1985)nr.8 6153Sigarenindustrie in de dertiger jaren4Hedendaagse werkplek in de elektronischeindustrie5Hoogbouw magazijn in aanbouwCementXXXVII (1985)nr.8c. Sociale ontwikkelingen maken het nodig om ruimschoots binnen de afschrijvingsperiodevan bedrijfsgebouwen tot herstructurering over te gaan. (De foto's 3 en 4 illustreren deenorme veranderingen in werkomstandigheden die zich de laatste 50 jaar voordeden).d, De afschrijvingstermijn van gebouwen en die van de daarin voorkomende installaties zijnniet meer in fase. Vooral dit aspect wordt meer enmeer financieel gezien onaanvaardbaar.e. Een modern bouwwerk is in principe al een assemblageproject (foto 5).Op ieder van deze aspecten zal in het volgende kort worden ingegaan.Delife cyc::le van industri?le processen wordt korterBedrijfsgebouwen vormen samen met de produktie-apparatuur de duurzame produktiemid-delen en komen als zodanig als activa voor op de balans. Evenals bij moderne produktie-ap-paratuur eindigt de levensduur van gebouwen niet omdat ze instorten, maar omdat ze aanhet einde zijn van hun economische levensduur. Er zijn wel verschillen tussen gebouwen enapparatuur: produktie-apparatuur is meestal afgestemd op een bepaald type produkt; alsdit niet meer wordt geproduceerd, is de apparatuur onbruikbaar en wordt het als schrootverkocht. Gebouwen worden anders behandeld. Een bedrijfsgebouw komt in het algemeentot stand omdat het nodig is voor een specifiek doel. De investering maakt deel uit van eentotaalplan, waartoe verder de kosten behoren van de aanschaf van apparatuur, personeel,aanloopkosten enz. De Raad van Bestuurvan de onderneming wenst een rentabiliteitsbere-kening te zien bij het investeringsvoorstel, met een bepaalde terugverdientijd. Ook de inves-tering in het gebouw moet op een bepaalde manier worden terugverdiend. Deze benaderinghoudt wel in, dat het gebouwontwerp optimaal is afgestemd op de bedrijfsvoering zoalsdeze in eerste instantie gaat plaatsvinden, dus voor het eerste 'project' waarvoor het gebouwnodig is.6166Moderne fabrieksruimte7Het tweede bedrijfscamplex dat Philipsbouwde in Eindhoven tussen 1930 en 1960Cement XXXVII (1985)nr.8Om een positieve beslissing te krijgen van de Raad van Bestuur mag de terugverdientijd nietmeer zijn dan 5 ? 6 jaar (tenzij het een meer strategisch project betreft); zoals reeds gezegdis deze termijn nog korter aan het worden. Gezien de snelle veranderingen in marktsituatiesis de investering bij een langere terugverdientijd te riskant. Aangezien iedereen ervan over-tuigd is dat een gebouw langer staat dan 5 ? 6 jaar, wordt in de rentabiliteitsberekening eenrestwaarde ingevoerd voor het moment, dat de eerste operatie diein het gebouw plaatsvindt,is ge?indigd. Men verwacht dat er tegen die tijd een volgend project is, een ander soortproduktie, die in het gebouw kan worden gehuisvest.De benadering is dan wel van de andere kant af: er is een bestaand gebouw, en de nieuweactiviteit moet zich aanpassen aan de bestaande accommodatie. Consequentie van dezeaanpak is, dat alleen in de eerste gebruiksperiode het gebouw geheel effici?nt is, maar datbij iedere volgende activiteit de effici?ntie minder zal zijn. En vrij snel ontstaat een kritischesituatie.Wat dus nu in dit opzicht aan het veranderen is, is het volgende:-De cyclustijd van industri?le projecten wordt korter, wat tevens inhoudt, dat de eis tenaanzien van de terugverdientijden scherper wordt. Dit wordt veroorzaakt door snelle veran-deringen in produktietechnieken en door de fellere concurrentie in de markt. De concurrentenproberen elkaar de loef afte steken doorsneller nieuwe produkten op de marktte brengen.- De technologische ontwikkelingen zijn drastischer dan voorheen: miniaturisatie, automatlee-ring en robotisering veroorzaken dat de eisen gesteld aanbedrijfsgebouwen veel ingrijpenderwijzigen dan in het nabije verleden.-Door de in felheid toenemende concurrentiestrijd is er een sterker wordende behoefte aanzeer effici?nte produktiemethoden. Een minder effici?nte plattegrond, technische installatiesdie niet helemaal up to date zijn, niet optimale interne transportoplossingen, al deze factorenkunnen tot gevolg hebben, dat de produktiekosten te hoog liggen, wat verlies van marktaan-deel betekent en winst voor de concurrent.Consequentie is derhalve dat er een toenemende behoefte is aan hoogwaardige bedrljtsac-commodatie, evenwel met een korte life cycle, ziebijvoorbeeld foto 6. Bovendien zijn verou-derde bedrijfsgebouwen sneller onaanvaardbaar. Wat we dus zouden willen is een gebouwdat op eenvoudige manier is aan te passen aan nieuwe bedrijfseisen, zodat bij de opeenvol-gende gebruiksfasen toch een effici?nt gebouw wordt verkregen.De infrastructuur waarvan een bedrijfsgebouw deel uitmaakt, neemt in waarde toeIndustri?le processen hebben in toenemende mate een onderlinge samenhang. Een los-staand bedrijfsgebouw of -kantoor wordt meer en meer een uitzondering. Bedrijfscomplexenverrijzen veelal in een zekere periode, meestal enkele decennia (foto 7 toont het tweedebedrijfscomplex van Philips in Eindhoven, ontstaan tussen 1930 en 1960). Zo'n complexheeft een infrastructuur van transport- en verkeersfaciliteiten, communicatiesystemen, be-drijfsstoffenvoorzieningen, datanetwerken enz. Alle activiteiten in de verschillendewen maken gebruik van deze infrastructuur en hebben een onderlinge relatie. De infrastruc-tuur vertegenwoordigt een belangrijk deel van de totale waarde van de huisvestingsaccom-modatie, globaal te stellen op 30? 35%. In vergelijking met het bouwen van een nieuwbedrijfsgebouw op een maagdelijk bouwterrein is het dus aanzienlijk voordeliger, wanneeraangehaakt kan worden aan bestaande faciliteiten.Wat zich nu voordoet in zo'n bestaand conglomeraat van gebouwen is, dat een bepaaldeactiviteit eindigt, terwijl in aangrenzende gebouwen of gebouwdelen de activiteiten nog volopdoorgaan. Om dan de vrijkomende ruimte te kunnen benutten, moeten altijd aanpassings-werkzaamheden worden verricht, wat nu altijd nog op een heel ambachtelijke manier gebeurt.Het kan ook gebeuren dat zo'n ruimte leeg blijft staan, omdat er geen passende activiteit iste vinden zonder zeer ingrijpende en kostbare maatregelen. Dit leidt dan totleegstandsver-lies, niet alleen van het gebouwdeel, maar ook door onvoldoendebenutting van de infrastruc-tuur.Een demonteerbaar gebouw, dat herbouwd of aangepast kan worden op dezelfde plek, methandhaving van de waarde van de infrastructurele voorzieningen zou derhalve bijzonderwaardevol kunnen zijn.6178Fabricage anno 19159Fabricage anno 194010Lopende band produktiet t e-ba. Montagewerk in een hedendaagseproduktiep/aatsb. Clean room produktieDe invloed van sociale ontwikkelingenSociale omstandigheden veranderen momenteel in een versneld tempo. Ik heb de indrukdat gedurende de eerste helft van deze eeuw de sociale en organisatorische omstandighedenniet veel veranderden. De foto's 8 en 9 hebben betrekking op fabrieksomstandigheden res-pectievelijk rond 1915 en rond 1940; het niveau van de werkplek ziet er ongeveer eenderuit. Maar sinds de zestiger jaren is het beeld snel veranderd. Ik denk, dat men zich bewusterwerd van de persoonlijke waarden. Een emancipatieproces kwam op gang. De vakbondenbeklemtoonden de belangrijkheid van goede werkomstandigheden; de ondernemers zagenhoe een goed werkklimaat de produktiviteit verbeterde, het ziekteverzuim terugbracht eneen gunstige invloed had op de kwaliteit van het eindprodukt. Men begon te experimenterenmet werknemersparticipatie, werken in groepsverband, inspraakprocedures en dergelijke;dit deed de hele industri?le omgeving veranderen.De lopende band (foto 10) verdween, het taylorisme had afgedaan, de steeds verdergaandearbeidsdifferentiatie maakte plaats voor integratie, uitbreiding van de werkinhoud voor deindividuele werknemer en er werd bewust gestreefd naarverbetering van het sociale klimaat.Defoto's 11a en b geven beelden van zo'n modern fabrieksinterieur. Dit ontwikkelingsprocesis volop gaande. Misschien dat we zelfs pas begonnen zijn met uit te vinden, wat de werkelijkbelangrijke factoren zijn, die de houding en het gedrag van de industri?le werkers bepalen.Cement XXXVII(1985)nr. 8 61812Werkomstandigheden in een fabriek voorproduktie van halfgeleidersWat we thans zien is, dat vanuit sociaal en organisatorisch oogpunt bekeken, het verande-ringsproces van de werkomgeving erg snel verloopt. Een fabriek of kantoor die 15 jaar gele-den modern was, is vandaag ouderwets. Een nieuwe halfgeleiderfabriek (foto 12) stelt eisen,die vijf jaar geleden nog onbekend waren.Vijftig jaar geleden was het niet zo'n punt, dat de werkomgeving niet aantrekkelijk was, maarvandaag de dag trekt de industri?le ondernemer zich dit allemaal aan omdat hij zich gaatrealiseren dat de werknemers de meest belangrijke activa vormen van zijn onderneming eneen goed gemotiveerde bemanning beslissend kan zijn in de concurrentiestrijd.Nogmaals: wat we graag zouden zien is, dat het mogelijk zou zijn hetzelfde vloeroppervlakin dezelfde infrastructuur te kunnen gebruiken, maar regelmatig aanpasbaar aan nieuweontwikkelingen. Niet alleen waar het de produktie betreft, maar ook het deel dat de socialevoorzieningen bepaalt. De inzichten in optimale werkomstandigheden zullen in de komendedecennia blijven veranderen, omdat we nog steeds niet goed weten hoe werkomgevingsele-menten het gedrag van de werknemers be?nvloeden. Maar we zijn er wel van overtuigd dater nog veel verbeterd kan worden. Deze verbeteringen zijn niet alleen waardevol voor hetindividu, maar zijn ook financieel/economisch van belang. Dus opnieuw: een uitdaging voordemonteerbaar bouwen!13Maquette van het zgn. halfgeleider?ontwikkelingscentrum op hetresearchcomplex van Philips te Eindhoven14Doorsnede van de nieuwe fabriek voorontwikkeling en proefproduktie vanmegabit-chipsHoofdaannemer bouwkundig werk:Hottendscn? Beton MaatschappijTotale bouwkosten: f 150 miljoen, waarvanf 40 miljoen bouwkundig en f 60 miljoenvoor de installaties.Bouwtijd: 14 maandenCementXXXVII (1985)nr.8De afschrijvingstermijn van installaties is korter dan die van het bouwkundige deelHiervoor werd reeds vermeld, dat produktietechnieken en sociale omstandigheden steedssneller veranderen. Wat we eveneens constateren is dat de installatie-intensiteit toeneemt.Een sprekend voorbeeld, hoewel niet geheel representatief voor andere bedrijfsgebouwen,is een gebouw voor fabricage van micro-elektronica. Foto 13 toont de maquette van tweegebouwen die thans in aanbouw zijn op het researchcomplex van Philips in Eindhoven.Figuur 14 geeft de doorsnede van een der gebouwen. Van de vijf bouwlagen worden er vierDWARSDOORSNEDE TPV.619ingenornen door installaties voor de luchtbehandeling en de bedrijfsstoffenvoorziening. Hetgebouw is bestemd voor de ontwikkeling en proefproduktie van de nieuwe generatie halfge-leiders (rnegabit-chip) waarbij zeer hoge eisen worden gesteld ten aanzien van stofvrijheid,temperatuurbeheersing en trillingsvrijheid.De meeste delen van de werktuigkundige installaties hebben een levensduur van 15 ? 20jaar. Dus afgezien nog van wijzigingen in de bedrijfsvoering zal de installatie na die periodedrastisch moeten worden aangepast. De vervangende installatiedelen zullen ongetwijfeldanders zijn dan de huidige, andere afmetingen hebben en dus andere ruimte-eisen stellen.Het aanpassen van het gebouw aan deze eisen zal tot ernstige problemen leiden, terwijltoch getracht zal worden, het gebouw dat een levensduur heeft welke die van de installatiesverre overtreft, te blijven gebruiken.Het Zouwaardevol zijn overeen bouwstructuurte beschikken, die gedemonteerd kan worden,om plaats te maken voor vernieuwingen in het installatiepakket, waarna het weer samenge-bouwd kan worden met dezelfde sarnenstellende bouwdelen.Een moderne bouwplaats is al een assemblageprojectVroeger was bouwen een ambacht. Er werd gemetseld, beton vervoerd per japanner, bouw-delen versjouwd per paardetractie. Vandaag is een bouwplaats in hoge mategemechani-seerd met uitstekende transportmiddelen, zware bouwkranen, veel prefabricage (foto 16).Vanuit gespecialiseerde toeleveringsfabrieken worden vrijwel alle bouwonderdelen aanqe-voerd, geheel afgewerkt, gereed om hun plaats in het bouwwerk in te nemen. Een modernbedrijfsgebouw wordt ontworpen op basis van de door de toeleveringsindustrieontwikkeldeelementen, die op de bouwplaats worden samengevoegd.Het punt is dat tot nutoe deze bouwdelen altijd zodanig worden samengebouwd, dat demon-tage alleen op destructieve manier kan plaatsvinden. Misschien is het mogelijk, zelfs metminder inspanningen maar iets meer vindingrijkheid, toch een stevig en stabiel gebouw temaken bestaande uit demonteerbare delen. Misschien is het alleen een kwestie van eenandere benadering; wellicht zou een andere aanpak kunnen bijdragen tot een snellere ont-wikkeling van het ambacht naar een industri?le opzet.Vanuit gebruikersstandpunt zou een dergelijke ontwikkeling zeer welkom zijn, omdat daar-mee onze bedrijfsgebouwen langer hun functie kunnen behouden.SlotSamenvattend denk ik dat demonteerbaar bouwen kan leiden tot-lagere huisvestingskosten;aanpasbaarheid;-betere benutting van materialen;-betere rentabiliteit van industri?le investeringen.Afscheidcollegeprof.ir.J.W.KamerlingOp 7 juli jl. hield prof.ir.JW.Kamerling zijnafscheidscollege aan de Technische Hoge-school Eindhoven, waar hij vanaf 1968 hoog-leraar was in het vak Constructief Ontwar-pen, afdeling Bouwkunde. Onder de talrijkeaanwezigen waren vele vertegenwoordigersvan de betonwereld.In de loop der jaren heeft prof. Kamerling eengroot aantal artikelen in Cement geschreven.In de tijd dat de rubriek VARCEbestond (vra-Cement XXXVII (1985)nr.8gen en antwoorden omtrent de VB '74) washij voorzitter van de redactiecommissie. Nogsteeds is hij lid van de redactieraad.In zijn afscheidscollege ontvouwde prof. Ka-merling enkele gedachten omtrent het bou-wen, die we hier verkort weergeven.In de na-oorlogse wederopbouw kwam deindustrialisatie van de woningbouw op gang.Met overheidssteun werden woningfabrie-ken opgericht. Om de kosten te drukkenkwamen er grote series identieke woningen.Niettemin bleef de traditionele bouw de sys-teembouw steeds een stapje voor en is eenechte industrialisatie niet bereikt. Het pro-bleem zit niet aan de produktiekant, maaraan de marktzijde. Vergelijken we de wo-ningbouw met de autoindustrie, dan blijktaan het ontwerp van een nieuw huis 50 tot500 uur te worden gewerkt, tegenover 5 mil-joen uur aan een nieuwe auto. Voor de autoheeft de consument veel geld over, voor zijnwoning niet. Eengevolg is huursubsidie, pre-mie-regelingen enz. De Nederlander steltmaar weinig eisen aan zijn woning, maar ver-anderingen daarin zijn merkbaar. Dezgn. uit-breidbare woning is daar een voorbeeld van.De bouw zelf heeft gewerkt aan verbeterin-gen door op de bouwplaats minder werk telaten verrichten. Er worden steeds grotereen beter afgewerkte elementen aangeboden.Dit gaat in de richting van een catalogus-wo-620ning, waarbij de koper kan zien wat hij aan-schaft en wat het exact gaat kosten.Bouwen is nooit nieuw. Elk project is door-bouwen op eerder opgedane ervaring, opeen vorig ontwerp. In feite is elk ontwerp eenexperiment voor het volgende. Het resultaatis nooit af. Nog te weinig leren we van ge-maakte fouten en ook gebruikers zoudenopener moeten zijn over hun ervaringen. Terillustratie gaf prof. Kamerling de volgendeanekdote: Een ingenieur bouwde kort na1945 een brug in voorgespannen beton. Na-derhand bekende hij: 'eerst kun je nietslapenomdat je geen voorgespannen beton hebtgebouwd, en dan kun je niet slapen omdatje er een hebt gebouwd',Juist in het onderwijs zoals aan de Techni-sche Hogeschool moet een situatie wordengeschapen waarin nieuwe idee?n kunnenworden ontwikkeld en getoetst. Het ismoei-lijkin de doorgevoerde verkorting van de stu-dieduur voldoende integratie tot stand tebrengen. Een constructief ontwerper moetvoldoende inzicht krijgen in het totale con-cept van het project, om daaraan een bijdra-ge te kunnen leveren. Om goed te kunnenfunctioneren in een team, zal men geoefendmoeten worden in samenwerken. Prof. Ka-merling had zijn afscheidsrede daarom de ti-tel gegeven 'Bouwen is samenwerken'.Red.
Reacties