In Nederland moeten we, waterbouwkundig gezien,rekening houden met twee fenomenen: de stijgendezeespiegel en toenemende waterafvoeren uit Duitslanden Belgi?. Het voortdurend aanpassen van dijkhoogtenis in de huidige tijd geen acceptabele oplossing. Na1000 jaar traditionele waterbouw komt er een omslagin het denken. De hero?sche strijd tegen de `waterwolf'(de visie van mannen als Thijsse en Van Veen) is aan bij-stelling toe. De nieuwe visie gaat in de richting van inte-greren: leven met water. Dat gaat verder dan alleen dekust en rivieren. Water kan een antwoord vormen op destijgende vraag naar ruimte voor wonen en werken ineen natter wordende omgeving. Een aantal mogelijkhe-den wordt in deze uitgave voor het voetlicht gebracht,zowel in ruimtelijke als stedelijke ontwerpen. Maar deaftrap is voor enkele huidige ontwikkelingen op water-bouwkundig gebied.T w e e w a t e r ( b o u w ) d a g e nOp 18 februari '03 werd op Neeltje Jans de Water-bouwdag gehouden, een dag die in het teken stondvan de gevolgen van de stormvloed van 1953. Nietminder dan 1100 belangstellenden waren aanwe-zig. Het accent lag op technische en wetenschap-pelijke ontwikkelingen van voor, tijdens en na deA r c h i t e c t u u r & o n t w e r pN a t t e w a t e r b o u wcement 2003 44watersnoodramp. De voordracht van ir.J. van Oor-schot,`Ontwikkelingengezienvanuithetperspectiefvan de aannemerij' gaf een goed beeld (zie blz. 22).Aansluitend werd op 19 februari het symposium`Nederland leeft met het water' gehouden. Hier werdonder meer gekeken naar de menselijke en maat-schappelijke kant van overstromingen. Gekekenwerd hoe politiek en maatschappij op deze situatieinspelen. Op welke wijze er gebruik gemaakt kanwordenvanwaterals`bouwgrond',werdbelichtdoormr. W.C.T.F. de Zeeuw, `Bouwen aan (het) water'(zie blz. 9).Wat hebben we geleerd van 1953In kort bestek enkele punten. Binnentaluds blekenzwakke elementen te zijn van dijkconstructies. Bijhet dichten van enkele grote sluitgaten is ervaringopgedaan met het toepassen van grote elementen.Caissons (al dan niet met manchetten) waren nodigom de stroomgaten bij Zierikzee en Schelphoek opSchouwen-Duiveland te dichten.Verder zijn in de nasleep van de ramp de eerste erva-ringen opgedaan met risico-analyses. Ook zijn uit-voeringssimulaties gemaakt met behulp van eendroog (schaal)model [1].1 | Tot voor de aanleg vande Maeslandkering washet gebied rond deNieuwe Waterweg een`bedreigd' gebied, zoalsrondom de haven inMaassluis vaak werdervarenfoto: HZF, Den HaagDE KUSTEN DE GROTE RIVIERENWelke ontwikkelingen brachten de Deltawerken?Doel van de Deltawerken was de inwoners van zuid-west Nederland voldoende veiligheid te bieden tegendezee,daarnaastzorgenvoorzoetwatervoordeland-bouw en het realiseren van een getijdevrije vaarwegnaar Antwerpen.Op waterbouwkundig gebied hebben de Delta-werken veel opgeleverd: als succesvol intellectueelproduct heeft de probabilistiek z'n intrede gedaan.Prof. Vrijling bemant de leerstoel Probabilistischetechnieken en waterbouwkundige kunstwerken.Het werken met grote geprefabriceerde elementenheeft bij tal van afsluitingen een rol gespeeld (door-laatcaissons) en heeft een hoogtepunt bereikt bij debouw van de stormvloedkering in de Oosterschelde.Een aanzet die vervolgen kreeg.Het milieu werd een factor van betekenis. Een be-langrijke functie was weggelegd voor de Deltadienstvan de Rijkswaterstaat. De dienst heeft een integra-tie tussen techniek en ecologie tot stand gebracht enzich zodanig in milieuzaken verdiept dat vragen vanmilieugroeperingen beantwoord konden worden.A r c h i t e c t u u r & o n t w e r pN a t t e w a t e r b o u wcement 2003 4 52 | Voorbeeld van een`harde' overgang tussenzee en land: Vlissingenfoto: Tineke Dijkstra3 | Omdat de Nederlandsekust zich terugtrekt,ligt de HondsbosseZeewering tegenwoor-dig als een kaap in zeefoto: Meetkundige DienstK e n n i s v a n d e k u s t e n d e g r o t er i v i e r e nIn de nationale en internationale wereld van hetwater is Delft een bekend begrip. Prof.dr.ir. M.J.F.Stive en prof.drs.ir. J.K. Vrijling, zijn beiden ver-bonden aan de TU Delft, Civiele Techniek Water-bouwkunde en Geotechniek. Ze benadrukken dat dehuidige ontwikkeling zich voor een groot deel ken-merkt in minder `harde' kustconstructies. De over-gang tussen zee en land wordt minder scherp dandie nu veelal is (foto 2). Herstel van de natuurlijk-heid wordt meer en meer nagestreefd. Zijn dezenieuwe ide?en goed genoeg om nu al te realiseren?Neen, zegt Vrijling, er moeten bepaalde keuzesworden gemaakt en met name de beleidsmakersmoeten daarover kritisch oordelen.K u s t w a t e r b o u wAan de veiligheid tegen overstromingen wordenzwaardere randvoorwaarden gesteld. Prof. Stive zegtdat het bij de kustwaterbouw gaat om het beheer vande primaire keringen en het bestrijden van structu-rele erosie. Gekeken wordt waar de zwakste schakelszich bevinden. Langs de kust zijn dat de badplaat-sen, maar niemand zit erop te wachten om bijvoor-beeld in Scheveningen de zeewering met 1 m te ver-hogen.Bij de verdediging van de kustlijn speelt zand alsbouwmateriaal een belangrijke rol (foto 3). Zand isgoedkoop en maatschappelijk aantrekkelijk. Zand-suppleties moeten waar nodig de kust verdedigen.Onderzocht wordt op welke plaatsen dit moet gebeu-ren, op het strand of in dieper water. De verplaatsingvan zand over het profiel onder invloed van stromingis vaak ongewis door de werking van zandbanken.Door te monitoren krijgt men beeld van hetgeen ergebeurt. Over het onderzoek wordt elders in dezeuitgave gerapporteerd.Bouwen op zee is al lang onderwerp van studie. Detechnieken hiervoor moeten deze vorm van land-winningopeconomischewijzemogelijkmaken.Hetwerken met zand onder natuurlijk profiel zal veelaandacht krijgen. In dat licht bezien geeft een onder-zoek zoals bij het Marsdiep gebeurt, waar gekekenwordt naar zandbewegingen in de geulen en de sta-biliteit van de kust, nuttige informatie.I n g e w i k k e l d h e i d k e n m e r k v o o r d eg r o t e r i v i e r e nProf.ir. H.J. de Vriend is directeur Kennis en Tech-nologie van WL Delft Hydraulics, deeltijd hoogleraaraan de TU Delft en onder meer voorzitter van dewerkgroepRivierenvandeTAW.Inditverbandgeefthij een toelichting op hoe we omgaan met hoogwa-ter in het rivierengebied (foto 4).Bij het huidige beleid voor de grote rivieren is devraag hoe het hoge water gecontroleerd af te voeren.Het gaat om grote hoeveelheden. De maatgevendehoogwaterafvoer in de Rijn bedraagt 16 000 m3perseconde bij Lobith. In verschillende onderzoeken isgetracht meer licht te werpen op mogelijk te ver-wachten grotere afvoeren. Overigens is het recordvan 1926, 12 600 m3per seconde bij Lobith, nog nietoverschreden. Welke stappen hebben tot de huidigeinzichten geleid?De Deltacommissie heeft als acceptabele kansenvoor overstromingen gehanteerd 1/10 000 per jaarin West Nederland en 1/1250 per jaar in het rivie-rengebied. Deze waarden zijn vastgelegd in de wet.Verschillende studiecommissies (Becht, Boertien I,BoertienII)hebbenzichgebogenoverdevraagwelkemaatgevende afvoer daarbij hoorde, telkens met eenander resultaat. Na de hoogwaters van 1993 en 1995in Maas en Rijn zijn de maatgevende afvoerenopnieuw vastgesteld: 16 000 m3/s voor de Rijn en3 800 m3/s voor de Maas. Na het hoogwater van 1995bleken sommige waterkeringen niet te voldoen aande toen geldende veiligheidseisen, gebaseerd op15 000 m3/s bij Lobith. Die achterstand is versneldweggewerkt via het Deltaplan Grote Rivieren.Intussen is een nieuw plan in ontwikkeling: `Ruimtevoor de rivier', waarvan de studiefase loopt tot 2005.Uitgegaan wordt van de nieuw vastgestelde maatge-vendeafvoervan16 000m3/sbijLobith.Deinhetplanvoor te stellen werken moeten in 2015 zijn afgerond.De commissie Van Tielrooy heeft onlangs onder-zocht hoe het waterbeheer in de 21eeeuw eruit moetzien. Daarbij is ook gekeken naar andere maatrege-A r c h i t e c t u u r & o n t w e r pN a t t e w a t e r b o u wcement 2003 464 | Omgaan met hoog waterfoto: Tineke Dijkstralen dan alleen maar (te) snel afvoeren. Tracht hetwater vast te houden in de haarvaten van het systeemenvervolgensgecontroleerdaftevoeren.Daarbijkanhet nodig zijn grote hoeveelheden water tijdelijk tebergen in daarvoor bestemde gebieden: retentie.Verder kijkend in de toekomst (50 jaar) wordt reke-ning gehouden met nog grotere afvoeren (18 000m3/s bij Lobith). Die afvoercapaciteit kan dan nietmeer alleen buitendijks worden gevonden, er zijnbinnendijkse maatregelen nodig, zoals omleidings-geulen rond sommige steden. Om de daarvoor beno-digde ruimte te kunnen reserveren, is nu al een ver-kennende studie uitgevoerd: de Spankrachtstudie.De commissie Luteijn heeft gekeken welke nood-maatregelen genomen moeten worden als het tochfout gaat. Men heeft zich daarbij geconcentreerd opslechts ??n mogelijke oorzaak: een hogere afvoer bijLobith dan de maatgevende. Het gecontroleerd latenoverstromen van gebieden langs het bovenstroomsegedeelte van de rivier, is dan een mogelijk effectievenoodmaatregel. Voordat hiertoe kan worden beslo-ten, moet er veel beter worden gekeken naar zakenals effectiviteit, risicobeheersing, technische realisa-tie en schaderegelingen, om maar niet te sprekenvan het politieke draagvlak.Om de gevolgen van te nemen beslissingen helderte maken, stelt de TAW voor overstromingsrisico'suit te drukken in schadebedragen maal de kans vanvoorkomen. Het is aan de politiek om daarvoornormen op te stellen.Beleid maken in deze is niet eenvoudig, aldus prof.De Vriend, omdat we te maken hebben met partici-patieve besluitvorming die wordt gekenmerkt dooreen groot aantal medespelers en een grote ingewik-keldheid. Ter vergelijking, in Frankrijk is het beleidfundamenteelandersgeregeld,namelijkperstroom-gebied van een rivier. Daarmee is het beleid inhanden van ??n organisatie en kan slagvaardigerworden gewerkt dan in de Nederlandse situatie, metzijn fijnmazig verdeelde, elkaar onderling overlap-pende organen als waterschappen, polders, gemeen-ten enz. Bepaalde beslissingen of waterbouwkun-dige ingrepen kunnen nu eenmaal niet blijvendworden uitgesteld, want, zo zegt prof. De Vriend,`maatschappelijke processen gaan ook door en danschiet je op den duur op een bewegend doel'.N i e u w w e r k a a n r i v i e r e nDe Maas kent grote stroomsnelheden die bodem- enoeverbeschermingen nodig maken. Verruiming vanhet doorstroomprofiel zou een oplossing zijn, maarbepalend in deze zijn de sluisvloerhoogten. Boven-dien is er het probleem van vervuild slib. Eigenlijkmag het niet verplaatst worden, wat de mogelijkhe-den tot aanpassing verkleint.Een poging om met tijdelijke maatregelen proble-men te voorkomen, is het bouwen van mobielekades. Hiervoor is een aluminiumconstructie be-dacht, min of meer vergelijkbaar met de vloedplan-ken uit vroeger tijd. In de ogen van deskundigen zijndeze mobiele kades technisch te kwetsbaar en dusop lange termijn te weinig robuust.Een ander aspect: het Julianakanaal is zodanig hoogboven de omgeving gelegen dat bodem en oeversdichtgemaakt moeten worden om het water tekunnenvasthouden.Hierwordtgestudeerdopduur-zame maatregelen om dit te bereiken. Begin jaren'90 werden de stortsteenoevers gepenetreerd metcollo?daal beton (foto 5).Strekdammen in rivieren bestaan vandaag de dag uitdichteconstructies.Datkanproblemenopleverenbijhoge waterafvoeren omdat die het doorstroompro-fiel beperken. Door de systematische bodemdalingin de Rijntakken is er ruimte om de kribben te ver-lagen. Daarnaast is onderzoek gaande om met lage-re, anders gevormde kribben, lagere hoogwaterstan-dentebereikenenwordtergekekennaargedeeltelijkopen varianten (vergelijkbaar met de rijen houtenpalen op de Zeeuwse stranden).V e i l i g h e i d e n m i l i e uNa tal van studies over de wijze waarop de toe-nemende hoeveelheid rivierwater moet worden ge-loosd en waar, is besloten tot twee grote lozings-punten: IJmuiden en de Afsluitdijk. Meer waterafvoeren bij een toekomstige verdere stijging van dezeespiegel, maakt dat spuien onder natuurlijk vervalonvoldoende capaciteit oplevert.In IJmuiden wordt de spuisluis enorm vergroot. Erkomen twee openingen bij en de pompcapaciteitwordt opgevoerd.In de Afsluitdijk wordt tegen de Friese kust een extraspuisluis gebouwd (fig. 6). Als die eenmaal in ge-bruik is, bestaat het gevaar dat een gedeelte van deA r c h i t e c t u u r & o n t w e r pN a t t e w a t e r b o u wcement 2003 4 75 | Penetratie stortsteen inde taluds van hetJulianakanaal metcollo?daal betonWaddenzee wordt belast met een grote hoeveelheidzoet water. Ontoelaatbaar uit milieu-oogpunt. Van-daar dat naar een wisselwerking wordt gekeken,namelijk om in het IJsselmeer rondom de spuisluiseen brak gebied te maken.Een vergelijkbaar plan betreft het opnieuw zout of inelk geval zouter maken van het Haringvliet door hetgetij opnieuw toe te laten. Hiertoe worden de schui-ven in de Haringvlietsluizen gedeeltelijk open ge-laten. Ook hier wordt op grond van milieu-aspectenbezien of dit tegemoetkomt aan de wens van eengeleidelijker overgang tussen zout en zoet.B e s l u i tWe kunnen niet anders stellen dan dat een anderevisie op het gebied van omgaan met het water zichontwikkelt. De scherpe scheiding tussen overgang(zee)water en land die de hoogste veiligheid leek tebieden,wordt`zachter'gemaakt.DeWaterwolfwordtop een andere wijze benaderd dan vroeger. Herstelvandenatuurlijkheid,metmilieu-aspectendiemedede leidraad daartoe vormen, zorgen voor een ge?nte-greerd leven met water.De mogelijkheden en ide?en daartoe treft de lezer inde hierna volgende artikelen aan. sPieter SpitsL i t e r a t u u r1 Waterbouwdag 2003, 50 Jaar na Stormvloed1953, CUR-Publicatie 212, Gouda.2 Inez Flameling, HOOGWATER, 50 jaar na deWatersnoodramp, uitgave: Ministerie Verkeeren Waterstaat, Kosmos-Z&K Uitgevers, VeenMagazines.3 Kees Slager, De Ramp, tweede druk 2003.A r c h i t e c t u u r & o n t w e r pN a t t e w a t e r b o u wcement 2003 486| Voorlopig ontwerp voorde Spuisluis in deAfsluitdijk (BouwdienstRijkswaterstaat)Pannerdense Kop: `verdeel-punt' van het water naarWaal en IJssel; een civiel-technische oplossing wordtgezocht om die verdeling tebe?nvloedenfoto: Meetkundige Dienst
Reacties