De IJ-oeververbinding bij Schellingwoude (II)*door A. Been, techn. ambt. Ie kl. van de Rijkswaterstaat in de Directie BruggenHet maken en plaatsen van de caissonsDe caissons zijn op een vooraf aan de oever van het Buiten-IJ ge-bouwde steiger vervaardigd, die gefundeerd is op ruim 100 houtenpalen, elk met een lengte van ca. 19,00 m. De steigervloer is ge-maakt van baddinghout, dat op railprofielen en kespen vanE-profielen rust. Voordat kon worden overgegaan tot het uit-voeren van deze steiger (afmetingen 25x45 m), die voor een be-langrijk gedeelte in het Buiten-IJ uitsteekt, moest de bodem vangenoemde waterweg ter plaatse door baggeren worden uit-gediept.In totaal zijn op de steiger vervaardigd : 6 caissons voor de kleinepijlers (buitenwerkse afmetingen 2,15x4,50x20,00 m) en 3 cais-sons voor de grote pijlers van de stalen brug en de basculebrug(met afmetingen van resp. 3,30x9,20x16,80 m, 3,30 12,40 16,80 m en 3,30X10,40X17,35 m) (zie fig. 11--12, Cement 9 (1957)Nr. 5-6, biz. 219).Het was mogelijk om op de steiger tegelijkertijd 2 kleine caissonsen I grote caisson te bouwen.* Vervolg van 'De IJ-oeververbinding bij Schellingwoude (I)', Cement 9(1957), Nr. 5-6, olz. 209/212 en 217/220fig. 15a. detail stelconstructie van een grote dubbelwandige caisson;rechts de buiten-, links de binnenwandDe bekisting van de buitenvlakken werd met watervast triplexbekleed.De betonspecie is m.b.v. een traverse in de bekisting gebracht.De mechanische verdichting van de specie geschiedde bij de kleinecaissons met behulp van naaldtrillers en bij de grote caissons(wanddikte 15 cm, dubbel wapeningsnet) met bekistingtrillers.De samenstelling van de betonspecie bedroeg per m3: 375 kgcement, 630 kg zand, 1283 kg grind en 100 cm3air-hulpstof(Darex); w.c.f. = 0,42.De vloeren en de wanden van de caissons zijn op eenzelfde daggestort. Daarbij werd de binnenbekisting op betonnen afstand-houders afgesteld of op de sparingen, die in de vloeren warenaangebracht om de 'H.B.-palen' door te kunnen laten. Deze spa-ringen zijn rondom 25 cm groter gehouden dan de afmetingenvan genoemde palen.Na de verharding van de specie zijn de caissons m.b.v. twee drij-vende bokken van de steiger gelicht (foto 14) en naar de plaatsvan bestemming gesleept, waarbij de caissons gedeeltelijk in hetwater hingen.Voordat tot het plaatsen van de caissons kon worden overgegaan,moesten eerst op vier palen tijdelijke taatsen worden aangebracht.In de caissons werden bovendien tijdelijke stalen oplegconstruc-ties gemonteerd. De hoogte van de taatsen bepaalde tevens dehoogte van deze oplegconstructies. Bovendien werden rondiedere paal de houten afdichtingsschotten neergelaten en opge-hangen (fig. 15a, b).Nadat een caisson m.b.v. meetdraad en theodoliet op de juisteplaats was afgesteld, werden de afdichtingsschotten tegen decaissonbodem opgetrokken en werd de opening tussen vloer enpaal met 'onder-water-gestort-beton' gedicht. Hierbij is gebruikgemaakt van een met betonspecie gevulde buis, die aan de onder-zijde van een klep is voorzien.Wanneer deze vulspecie was verhard, werden de stelconstructiesverwijderd en de openingen tussen caissonvloer en de vier stel-'palen gedicht.Het gewicht van de caisson werd dus op een gegeven ogenblik--door de wrijving in het vulbeton-- op de palen overgebracht.Om deze wrijving te vergroten waren de koppen van de 'H.B.-palen' van ribbels voorzien en in de zijkanten van de sparingenin de caissonvloer 'visbekken' aangebracht (fig. 15a). Deze con-structie is vooraf op zijn doelmatigheid getest.Hoewel de caissons vrij nauwkeurig op hun plaats waren af testellen (de afwijkingen bedroegen max. I cm), is voor het ver-krijgen van de juiste afstand tussen de pijlers van de dubbeleCement 9 (1957) Nr. 7-8 279fig. 15b. bovenaanzicht en doorsneden van een kleine caisson met stelconstructiesbasculebrug gebruik gemaakt van zgn. afstandhouders, die vanstalen persbuizen waren vervaardigd. Deze afstandhouders drevenop het water en werden voor het plaatsen van de tweede caissonaan de reeds gestelde eerste caisson bevestigd (foto 16).De afdichtingsschotten waren getimmerd van l-duims geschaafden geploegd vurenhout, dat aan op hun kant geplaatste baddingswas bevestigd. Zij werden met betonblokken geballast (zie fig.15a), zodat zij niet konden opdrijven wanneer zij aan de palenwaren opgehangen.Na het afdichten zijn de caissons in twee lagen volgestort. Bij deafbouw van de drie grote pijlers zijn voor het maken van de vloe-ren op 2,00 m -1-N.A.P. X-vormige gewapend-betonbalken toe-gepast, die op de caissonsteiger waren geprefabriceerd (zie fig. 12,Cement 9 (1957), Nr. 5-6, blz. 219).BetonwerkenVoor alle pijlers was de bekisting, die met watervast triplex werdbekleed, samengesteld uit gekantrecht 4-zijdig geschaafd hout,22 mm dik, dat op staande of horizontale ribben (6,5 16,5 cm2)was gespijkerd.Als centering voor twee tegenover elkaar staande bekistingen isgebruik gemaakt van centerpennen (0 19 of 0 22 mm), die doorbetonnen afstandhouders waren geschoven. Ter afdichting vandeze afstandhouders tegen de bekisting, en bovendien omdat depijlerwanden naar boven toe in dikte afnemen, zijn tussen de af-standhouders en de bekisting rubber ringen geplaatst, waarvoorde afstand houders ca. 3 cm korter zijn gemaakt (fig. 17). Na hetaandraaien van de centerpennen werd een goede afdichting ver-kregen. Bij het ontkisten zijn deze ringen gemakkelijk te verwij-deren, waardoor slechts een betrekkelijk klein gaatje overblijft,dat in de gladde betonoppervlakken, die door de toepassing vantriplex zijn verkregen, nauwelijks storend is.foto 16. het plaatsen van de tweede caisson voor de basculebrugm.b.v. drijvende afstandhoudersfig. 17. centerpen met betonnen afstandhouder en rubber ringen280 Cement 9 (1957) Nr. 7-8Om de wapening van de pijlerwanden vlot te kunnen stellen, zijnop afstanden van ca. 1,50 m uit rondstaal gelaste steunconstructiesgeplaatst, die aan de stekeinden van de pijlervoet werden gelast.Het was daardoor 'mogelijk, zonder ingewikkeld steigerwerk, vanbinnen uit de wapening te vlechten. De horizontale staven zijn bijdeze wanden aan de buitenzijde van het wapeningsnet aange-bracht (flg. 18a).De bekistingen, die in de timmerloodsen op de werkterreinen alsschotten zijn samengesteld, werden m.b.v. een drijvende bok ofkraan tegen de reeds aangebrachte wapening geplaatst en vervol-gens op de juiste afstand gekoppeld. Bovendien heeft men methouten vakwerken of stalen spanten deze bekisting afgesteld, uit-gericht en op maat gehouden (fig. 18b).Voor de waterpijlers van het oostelijke viaduct is de houten vloer-bekisting aan de 'H.B.-palen' opgehangen. De pijlervoeten zijn intwee gedeelten gestort. Na het storten van het eerste gedeelte isde vloerbekisting verwijderd.De betonspecie voor de waterpijlers van het oostelijke viaduct enin het Buiten-IJ werd op het centrale werkterrein gemengd en instortbakken per auto naar een transportinrichting aan de wal ver-voerd, waar de stortbakken op zgn. Westlanders werden geladenen vervolgens naar de plaats van bestemming gevaren. Een haven-kraan of een 'Derrick' zorgde daar voor het ophijsen boven debekisting. Voor het verkeer naar de pijlers zijn vanaf de oeverwerkbruggen aangebracht, die uit persbuizen waren samengesteld.Voor de landpijlers is de betonspecie, na per auto of per lorrie bijde stortplaats te zijn gebracht, m.b.v. een traverse in de bekistinggestort. Aanvankelijk is geprobeerd de specie m.b.v. luchtdruk-ketels via persleidingen naar de stortplaats te transporteren.Omdat de specie, die vrij droog was en weinig zand bevatte, zichniet voor deze transportwijze leende, is hier verder van afgezienen is men overgegaan op de bovenomschreven werkmethode.Alle betonspecie is m.b.v. naaldtrillers mechanisch verdicht.Voor het storten van de hoge wanden is gebruik gemaakt vanstorttrechters en -pijpen met een diameter van ca. 25 cm.Per m3betonspecie is 325--350 kg cement verwerkt.Gedurende de winterperiode 1956--1957 is bij temperaturen tot--2 ?C gestort. Daarbij zijn de toeslagmaterialen in de silo's totca. 20 ?C verwarmd m.b.v. stoom, die afkomstig was van de loco-mobielen op het spanbetonveld. Het aanmaakwater werd even-eens verwarmd, zodat de specie met eeji temperatuur van 15--20 ?C op de stortplaats aankwam.De gedeelten van de pijlers in het Buiten-IJ, die gereed moestenzijn voor de montage van de basculebrug, zijn op deze wijze metverwarmde betonspecie vervaardigd. Na het storten zijn dezepijlers met zeilen overdekt, waaronder stoom werd toegelaten,die afkomstig was van de stoomketel van een drijvende bok.De temperatuur in deze 'tent' bedroeg ca. 15 ?C. Na vijf dagen,waarvan twee dagen werd gestoomd, bezat dit beton een druk-sterkte van ca. 120 kg/cm2. De buitentemperatuur was toen in-middels opgelopen tot +2 ?C. Voor deze betonconstructies isportlandcement klasse A gebruikt.Het maken van de liggers en de trekplaten van voorge-spannen betonOp het werkterrein ten zuiden van het Buiten-IJ werden de voor-gespannen betonelementen vervaardigd, die voor de rijvloerenvan de viaducten zijn toegepast. Tijdens de fabricage van de 'H.B.-palen' zijn op ??n baan twee liggerbekistingen opgesteld (fig. 19),terwijl na het gereedkomen van deze palen ook op deze baantwee van dergelijke bekistingen zijn geplaatst.In totaal moesten 80 liggers van elk 29,80 m lengte (voor de over-spanningen over het Buiten-IJ) en 550 liggers van gemiddeld 22,20m lengte (voor de overige overspanningen) worden gemaakt.De balken zijn ontworpen volgens het freyssinet-systeem (laagsteinschrijving) met toepassing van 40-tons kabels. Deze kabels12 0 7 werden op lange banken vervaardigd, die terzijde van deopstellingen van de bekistingen waren geplaatst.De 12 draden 0 7, die langs de buitenkant van een spiraal (meteen diameter van ca. 23 mm en een draaddikte van 2 mm) zijn ge-legen, werden met behulp van plakband --op afstanden van ca.I m-- om de genoemde spiraal vastgebonden.Met opzet is bij het samenstellen van de kabels geen binddraadtoegepast, omdat --zoals in het navolgende is beschreven-- dezekabels n? het stellen van ankerblokken en kabelomhullingen zijnaangebracht, zodat er bij gebruik van binddraad de kans bestond,fig. 18a, b. wapeningsschema en bekistingsconstructie van een pijlerwandCement 9 (1957) Nr. 7-8 281fig. 19. twee stalen bekistingen voor de vervaardiging van 29,80 m en 22,20 m lange liggers van voorgespannen betondat zij tijdens het inschuiven in de omhullingen met, eventueeluitstekende draadeinden zouden blijven haken.Aanvankelijk is isolatieband gebruikt. Omdat dit echter vooralbij warm weer loslaat is men overgegaan tot de toepassing vanPresso-plakband, waarmede goede resultaten zijn bereikt.Het voorspanstaal (F & G Neptun-staal 135/150), dat in rollenis aangevoerd en in een loods droog werd opgeslagen, ism.b.v. haspels op de bank uitgetrokken en vervolgens op maatafgeknipt.Het zachtstalen wapeningsnet, dat uit beugels ? 8--40 en enigeverdeelwapeningsstaven ? 10 bestaat, is vooraf geheel gevlochten.De betonnen ringen, die als afstandhouders tussen wapening enbekisting zijn toegepast, werden tijdens het buigen van de beugelsop de staven geschoven.De stalen bekistingen voor de liggers, die men van L-proflelen en4 mm dik plaatstaal had vervaardigd, werden op een 30 cm dikkegewapend-betonplaat geplaatst. De horizontaal opgestelde bodemvan de mallen steunde daarbij op kussens van hard rubber, die op--in de betonvloer verankerde-- houten ribben waren bevestigd.(fiS? 19).De zijkanten van de mallen heeft men geschoord met wartel-staven, die gebruikt zijn om de bekisting op maat te stellen entevens om deze van het verharde beton te lossen. De zijbekis-tingen werden met stalen L-profielen aan elkaar gekoppeld.foto 20. geprefabriceerde ankerblokkenHet trogvormige profiel van de mal, dat met opzet zo is gekozen,heeft het voordeel, dat de stalen mal als ??n geheel kan wordenuitgevoerd en dat de zijkanten kunnen blijven staan. Bij het ont-kisten behoeft men alleen de genoemde L-profielen te verwijderenen de wartels ?ets in te draaien.De uiteinden (zgn. ankerblokken) van de liggers, die door de veleuitsparingen voor de ankerconussen vrij ingewikkeld zijn enbovendien een grote druksterkte moeten bezitten, zijn van tevoren vervaardigd (foto 20). Zij hebben een lengte van 55 cm,werden in stalen mallen gestort en op een triltafel mechanischverdicht. Deze eindstukken dienden tevens als 'kop' van de be-kisting.foto 21. het spannen van zgn. eigengewicbtskabels282 Cement 9 (1957) Nr. 7-8De volgorde van werken was als volgt:Na het schoonmaken en oli?n van de bekisting werd m.b.v. eentraverse, waaraan een evenaar was opgehangen, het geprefabri-ceerde zachtstalen wapeningsnet in de bekisting neergelaten. Indit wapeningsnet had men reeds de kabelomhullingen aangebracht,die aan gelaste steunijzers waren bevestigd. Vervolgens werdenaan beide uiteinden de betonnen ankerblokken geplaatst, waarnamen de kabelomhullingen in de uitsparingen schoof en met kleef-band afdichtte. Voor het verrichten van deze handelingen was aanhet einde van de mal een gedeelte van de zijwand uitneembaargemaakt. Tenslotte werden de kabels ingebracht, nadat men hetgeheel had uitgericht en gecontroleerd.Het storten van de betonspecie geschiedde op dezelfde wijze alsbij het maken van de 'H.B.-palen'.De verdichting van de betonspecie vond plaats m.b.v. bekisting-trilhrs, terwijl voor het midden van de flens nog een naaldtrilleris gebruikt.De samenstelling van de verwerkte betonspecie bedroeg per m3:380 kg cement, 600 kg zand en 1390 kg grind; w.c.f. = ca. 0,38.De vervaardigde liggers zijn op dezelfde wijze als de 'H.B.-palen'gestoomd, waarbij de stoom gewoonlijk op een temperatuur van60 ?C werd gebracht, terwijl deze temperatuur gedurende 2 uurwerd gehandhaafd. Wanneer men de volgende morgen de stoom-kap verwijderde, bedroeg de betondruksterkte 225--250 kg/cm2.Na het aanspannen van de zgn. eigengewichtskabels (foto 21),werd de ligger uit de bekisting gelicht (foto 22) en op het tasveldgeplaatst (foto 23). De voor deze en andere kabels gebruikteinjectiemortel bestond uit een mengsel van 100 kg portland-cement, 20 kg tras en 44 liter water. Het injecteren geschieddeaanvankelijk met een handpomp, later echter met een elektrischepomp, waardoor de watertoevoeging met ca. 5 liter kon wordenverminderd tot de bovengenoemde 44 liter. Wanneer het betonvan de ligger een druksterkte van min. 400 kg/cm2had bereikt,werd de ligger geheel gespannen en ge?njecteerd.Na de verankering, waarvoor hoofdzakelijk proppen met carbo-rundum deklaag werden gebruikt, bedroeg de staalspanning105 kg/mm2, waarbij de draden een verlenging van 5?/on hadden.Na de krimp en de kruip rekent men op een resterende staal-spanning van min. 85 kg/mm2.Bij het spannen is rekening gehouden met de slip, die 5--7 mmfoto 22. een gedeeltelijk gespannen ligger wordt uit de bekistinggelichtfoto 24. het gelijktijdig vervaardigen van twee trekplaten in ??nspanraamper prop bedroeg. Na het spannen was de opbuiging van de korteliggers ca. 25 mm en van de lange liggers ca. 30 mm. Voor de ver-korting van de liggers kon, afhankelijk van de lengte, 15--20 mmworden aangehouden.In het koude jaargetijde is het aanmaakwater op een temperatuurvan 20 gebracht, waardoor de bij het ontkisten vereiste druk-sterkte, die op 200 kg/cm2was gesteld en aanvankelijk ternauwer-nood werd bereikt, met ca. 40 kg/cm2werd overschreden.De trekplaten, die gebruikt zijn om de liggers na de montage toteen statisch onbepaald geheel te koppelen, werden eveneens ophet werkterrein aan het Buiten-IJ vervaardigd (foto 24).De daarvoor toegepaste voorspanwapening bestaat uit ovaal ge-ribd hoogwaardig warm gewalst staaldraad (145/160) met eendoorsnede van 30 mm2. De primaire staalspanning bedroeg voorde korte en de lange platen resp. 110 en 120 kg/mm2; de reste-rende spanning bedraagt min. 85 kg/mm2.De draden (54 en 84 stuks voor resp. de korte en de lange platen)werden gespannen op een spanraam, dat van stalen buizen wasvervaardigd. In totaal waren twee van dergelijke spanramen op-gesteld, waarin stalen bekistingen werden aangebracht, zodat perspanraam twee trekplaten konden worden vervaardigd. De be-nodigde spanning is geleverd door twee vijzels, elk van 150 ton.De betonspecie bezat dezelfde samenstelling als die van de liggers.De verdichting geschiedde door op de bekisting twee bekisting-trillers te plaatsen, die op een balk waren gemonteerd.De trekplaten zijn eveneens gestoomd, waarbij het volgendestoomschema is aangehouden: drie uur na het storten werd detemperatuur in twee uur geleidelijk op 65 ?C gebracht, waarnadeze temperatuur gedurende drie uur werd gehandhaafd. De af-koeling vond zeer langzaam plaats. Na het bereiken van de ver-eiste betonsterkte van ca. 300 kg/cm2zijn de draden van het span-raam losgemaakt en werden de trekplaten op het tasveld opge-slagen. In totaal zijn ruim 500 van dergelijke trekplaten vervaar-digd.Volgens de beschreven werkwijzen bestond dus het streven omper dag 4 liggers, 4 trekplaten en 7 eindstukken te vervaardigen.Na volledige inwerking van het personeel heeft men dit doelkunnen bereiken.foto 23. het plaatsen van een ligger op het tasveldCement 9 (1957)' Nr. 7-8 285foto's 25--26. montage van de balken op de waterpijlers m.b.v. een drijvende bok en op de landpijlers m.b.v. traversenMontage en afwerkingDe balken zijn statisch bepaald gemonteerd op tijdelijke onder-steuningen, die op de pijlers waren aangebracht. De montage ge-schiedde op het water m.b.v. bokken (feto 25) en op het landm.b.v. traversen (foto 26).De tijdelijke ondersteuningen bestonden uit een beukehoutenplaat, waarop m.b.v. zware beuken wiggen doorgaande railpro-fielen waren geplaatst. Op deze rails lagen stalen platen, waaropingevette glijplaatjes waren aangebracht. De liggereinden werdenop deze glijplaatjes gelegd, nadat deze eerst van een stukje kartonwaren voorzien (fig. 27).Om zo weinig mogelijk dwarsvoegen in de rijvlosr te krijgen enom met een enkele rij opleggingen te kunnen volstaan, is een con-structie gekozen van statisch bepaald gemonteerde liggers, die nade montage m.b.v. dwarsdragers en trekplaten tot een statischonbepaald systeem worden samengesteld (fig. 28-29).Deze statisch onbepaalde systemen bestaan voor de liggers van22,20 m lengte uit S--7 velden en voor de liggers van 29,80 mlengte uit 4 velden. Op de pijlers, waar de dwarsvoegen komen,zijn dus twee rijen opleggingen geplaatst. Alle opleggingen zijnonder de dwarsdragers aangebracht. Omdat rekening is gehoudenmet de invloed van temperatuurwisselingen lopen de rijen op-leggingen bij de gebogen viaducten niet evenwijdig aan de as vande pijlers.In verband met de temperatuurinvloeden werden gedurende deuitvoering boven iedere dwarsdrager zgn. overkoppelingsstavenaangebracht, die uitsluitend tijdens de verharding van de dwars-dragers hebben dienst gedaan en die na het spannen van liggersen platen zijn verwijderd.Voor deze koppelingsstaven zijn dywidagstaven 0 26 toegepast,die door op de liggers bevestigde stalen stoelen zijn geschovenen vervolgens tot 17 ton werden aangespannen. Om deze span-ning te kunnen bereiken zijn tussen de koppen van de liggersgeprefabriceerde betonnen drukstukken geplaatst (fig. 27).Na het storten en het verharden van de (steunpunt)dwarsdragersen de secundaire dwarsdragers (bij de korte liggers twee en bij delange liggers ??n) zijn deze met dywidagstaven 0 26 gedeeltelijkgespannen tot een spankracht van 34 ton per staaf (resterend ca.30 ton).fig. 27. detail tijdelijke ondersteuning op een pijlerfig. 28. doorsnede van de rijvloer van een toeleidingsviaduct286 Cement 9 (1957) Nr. 7-8Met behulp van een horizontaal geplaatste vijzel heeft men ver-volgens de wiggen van de tijdelijke ondersteuning weggenomen,waardoor de liggers op de definitieve opleggingen kwamen terusten.Daarna heeft men de trekplaten in een laag mortel op de dwars-dragers gesteld en tevens de voegen tussen trekplaten en liggersmet specie volgestort.'Wanneer dit 'voegbeton' was verhard,werden de trekplaten in dwarsrichting met dywidagstaven 0 26gespannen, waardoor deze platen tussen de liggers werden ge-klemd. De dwarsdragers zijn tenslotte geheel gespannen, waarnade overkoppelingsstaven konden worden verwijderd.De trekplaten nemen dus de trek van de steunpuntsmomentenop, die tengevolge van de rustende en de mobiele belasting op-treden. Deze trek wordt door middel van wrijving op de balkenovergebracht volgens de formule W = f.V, waarin de v?orspan-kracht is, waarmede de liggers tegen elkaar worden gedrukt. Deco?ffici?nt f is proefondervindelijk bepaald, waarbij een waardevan 2 werd gevonden. Voor de berekening is f = 0,5 aangehouden.De dwarskrachten moeten eveneens door wrijving op de steun-puntdwarsdragers tussen de liggers worden overgebracht. Ookhier wordt de wrijving door voorspanning verkregen.De platen zijn tussen de liggers geklemd met 2x6 staven ? 26 bijde korte liggers en met 28 staven.bij de lange liggers. De steun-puntdwarsdragers zijn voorgespannen met 2x4 staven ? 26 (bijde korte liggers) en met 2x6 staven ? 26 (bij de lange liggers).De secundaire dwarsdragers met 7 resp. 9 staven ? 26.Nadat de liggers op de bovenomschreven wijze tot een statischonbepaald systeem waren samengesteld, werden de betonvullin-gen tussen de liggerflenzen en werden de brugleuningbalken ge-stort. Vervolgens is de' constructie in dwarsrichting afgespannenmet staven 0 26 op afstanden van 1,20 of 1,10 m h.o.h.De uitsparingen voor de spanstaven zijn met zgn. ductubes enmet normale rubberslangen gemaakt.De dywidagstaven zijn vervaardigd van warmgewalst hoogwaardigstaal (80/105) met koudgewalste draadeinden. Het injecteren ge-schiedde m.b.v. een elektrische pomp. De samenstelling van deinjectiemortel bedroeg daarbij: 100 kg portlandcement, 20 kgtras en 40 liter water.Tot de afwerking van de beschreven constructie behoort ook hetstellen van de trottoirbanden langs de bermen en het aanbrengenvan een asfaltlaag op de viaducten.fig. 29. opleggingen van de liggers met trekplaten (koppelplaten) endwarsdragerde bijna voltooide constructie over het Buiten-IJv.l.n.r. het noordelijke viaduct, de dubbele basculebrug, de stalen boogbrug (boog nog niet aangebracht) en het zuidelijke viaductThe River-lj Bridge at Schellingwoude (!!)by A. BeenContinuing a previous article on this subject inCement 9 (1957) No. 5-6, this article describes themanufacturing and putting into position of 9concrete caissons for 9 bridge piers, the construc-tion and execution of the concrete pier walls(cf. fig. 18, a, b) and the manufacturing of 630prestressed concrete girders for the bridgeroads of the viaducts (cf. figs. 19 to 26). Thesegirders measure 22.20 and 29.80 m in length,with a flange height of 1.10 and 1.50 m respective-ly. They were cast in steel forms, steam-hardened and subsequently.stressed with Freys-sinet cables.The girders were assembled into a staticallyindeterminate system by means of concrete drawstabs, cross-girders and dywidag rods of a dia-meter of 26 (cf. figs. 28 and 29).La communication entre les bordes de l'IJpr?s de Schellingwoude (II) par A. BeenFaisant suite ? l'article paru dans Cement 9 (1957)no. 5-6, cette seconde partie d?crit la fabricationet la pose de 9 caissons en b?ton pour 9 piliersdans l'eau, la construction et l'ex?cution despiliers en b?ton (fig. 18a, b), la fabrication de 630poutres en b?ton pr?contraint pour les tabliersdes viaducs (fig. I9-26). Ces poutres ont unelongueur de 22,20 m et une hauteur de membrurede 1,10 m, ou une longueur de 29,80 m et unehauteur de 1,50 m. Elles sont coul?es dans descoffrages m?talliques, durcies ? l'aide de chauffage?^ la vapeur, puis pr?contraintes au moyen dec?bles Freyssinet.A l'aide de dalles ? traction et d'entretoises enb?ton, ainsi que de barres lamin?es syst?meDywidag de 26 mm de diam?tre, les poutres ont?t? assembl?es apr?s le montage en un syst?mehyperstatique (fig. 28-29).Die IJ-Uferverbindung bei Schellingwoude(fi) von A. BeenAnschliessend an den einschl?gigen Artikel inCernent 9 (1957) No. 5-6 werden beschrieben:Die Herstellung und das Absenken von 9 Senk-kasten f?r die 9 Wasserpfeiler, die Konstruktionund Ausf?hrung der Betonpfeilerw?nde (Bild18a, b) und die Herstellung von 630 Tr?gern ausSpannbeton f?r die Fahrbahn der Viadukte(Bild 19 bis einschl. 26). Diese Tr?ger sind 22,20m und 29,80 m lang und ,besitzen Flanschh?henvon 1,10 m beziehungsweise 1,50 m. Sie sind inst?hlernen Verschalungen angefertigt, unterDampfeinwirkung erh?rtet und mit Kabeln nachSystem Freyssinet in Spannung gebracht.Mithilfe von Zugplatten aus Beton, von Quer-tr?gern und Dywidagst?ben ? 26 sind die Tr?gernach der Montage zu einem statisch unbestimmtenSystem zusammengef?gt (Bild 28 und 29).Cement 9 (1957) Nr. 7-8 287
Reacties