De problematiek van het universitaire onderwijs
Column 53column12009Dit is alweer de laatste van mijn serievan vijf columns voor Cement. Ik benin voorgaande columns positief kri-tisch geweest over een aantal the-ma's die zich rondom de construc-teur afspelen. Dit keer wil ik echterenkele forse kanttekeningen plaat-sen, en wel bij het weg- en water-bouwkundige universitaire onder-wijs in Nederland. Overigens wil ikvooraf benadrukken dat ik groot res-pect heb voor de mensen die in hetonderwijs werkzaam zijn. Zij dragenimmers de verantwoordelijkheid omde kennis en ervaring die in de afge-lopen eeuwen is opgebouwd, overte dragen aan de nieuwe generaties.Op universitair niveau kennen we inNederland drie Technische Universi-teiten (Delft, Eindhoven en Twente)waar bouwkunde en/of weg- enwaterbouwkunde kan worden gestu-deerd. Delft is van oudsher de baker-mat van de weg- en waterbouwkun-de en ontleent daaraan haar univer-sitaire bekendheid, zonder de ove-rige uitstekende Delftse faculteitentekort te willen doen.Eindhoven kent een technische invals-hoek voor haar bouwkunde faculteitenTwente staat vooral bekend om deprocesmatige aanpak van de faculteitweg- en waterbouwkunde.Naar mijn mening is er van alles mismet het technisch universitaireonderwijs, waarbij ik mij vooral richtop de Delftse faculteit weg- enwaterbouwkunde. Allereerst denaamgeving van de Delftse faculteitCiviele Techniek & Geowetenschap-pen. Welke marketingstrateeg heefthet voor iedereen herkenbare`weg-en waterbouwkunde'en`mijnbouw-kunde'op deze`vakkundige'wijzeweg weten te poetsen?In Nederland is in 2002 de Bachelor-Master (BaMa) wet in werking getre-den. De onderwijsinspectie heeftinmiddels allerlei effecten bestu-deerd van de invoering van het sys-teem. Op de vraag welke effecten deinvoering heeft op de kwaliteit vanhet onderwijs luidt het bekende ant-woord dat het natuurlijk te vroeg isom nu al conclusies te trekken. Ter-wijl elk nuchter mens op zijn klom-pen aanvoelt dat het tot een vervlak-king van het onderwijsniveau heeftgeleid. Voor de overgang vanBachelor naar Master moeten strengetoelatingscriteria worden opgesteldom deze vervlakking tegen te gaan.Promotieonderzoek wordt al jaren-lang door voornamelijk buitenlandsestudenten uitgevoerd, omdat de ver-goedingen te laag zijn en het Neder-landse bedrijfsleven niet zit te wach-ten op een promovendus en zekerniet op de onderzoeksonderwerpenzelf. De financiële middelen van hetNederlandse onderzoeksysteemworden dus ingezet op promotieswaarop in het algemeen helemaalniemand zit te wachten. Bovendienvertrekken de promovendi daarnaweer naar hun thuisland. Een ver-kapte vorm van ontwikkelingshulp?De financiële middelen van de uni-versiteiten worden vaak uitgedruktals 1e, 2e en 3e geldstroom.De 1e geldstroom komt direct vanhet Ministerie van Onderwijs, Cul-tuur en Wetenschappen. Het lande-lijke verdeelmodel van deze Rijksbij-drage is voornamelijk gebaseerd ophet aantal afgestudeerden en pro-movendi uit voorgaande jaren. Zokan het dus voorkomen dat eenfaculteit wordt geconfronteerd meteen verhoogde instroom van stu-denten zonder de daarvoor beno-digde financiële middelen, enandersom.De middelen uit de 2e geldstroomworden verdeeld door organisatiesdie, voor de discipline weg- enwaterbouwkunde, lichtjaren van depraktijk zijn verwijderd, zoals NWO,STW, FOM en KNAW.De overige externe middelen vallenonder de noemer 3e geldstroom: deoverige ministeries, het bedrijfslevenen Europese subsidies.Behalve het aantal studenten en pro-movendi vormt het aantal weten-schappelijke publicaties een belang-rijke graadmeter voor de bovenge-noemde geldstromen. De zelfge-noegzaamheid waarmee wordtgeconstateerd dat de Nederlandsepublicaties van hoog niveau zijn envaak worden geciteerd, steekt schrilaf bij het belang dat het Nederlandsebedrijfsleven hecht aan deze publi-caties. Kortom, naar mijn meningmoet de financiering worden geba-seerd op een meer gezonde mixtussen onderwijs, onderzoek énpraktijk.De Europese eenwording is een goe-de ontwikkeling, maar daarbij maghet Nederlandse belang niet uit hetoog worden verloren. Het Neder-landse belang is immers niet gering.De Nederlandse baggerindustrie iswereldleider, de Nederlandse ingeni-eursbureaus behoren tot de grootsteter wereld en de Nederlandse water-bouwers worden wereldwijd ingezetvanwege hun expertise en reputatie.De harmonisatie van het onderwijsin Europa zal op termijn verder wor-den doorgevoerd en de topuniversi-teiten (en Europese subsidies) zullenworden geconcentreerd in enkelesuccesvolle regio's zoals Parijs enLonden. De bundeling van het hui-dige versnipperde bestuur van dedrie Nederlandse technische univer-siteiten is een noodzakelijke voor-waarde om deze vorm van onderwijsen onderzoek in Nederland als topin-stituut te behouden.Een ingrijpende hervorming van hetNederlandse technisch universitaireonderwijssysteem is dringend vereistom de toekomstige weg- en water-bouwkundige uitdagingen hethoofd te bieden, zoals de gevolgenvan de zeespiegelstijging. Het gaatdaarbij om een betere balans tussenonderwijs, onderzoek en praktijk. FDe problematiek vanhet universitaire onderwijsHans RamlerAls afsluiting van zijn periode alscolumnist, houdt Hans Ramler op19 maart de Cement-lezing op deHaagse Hogeschool (zie www.cementonline.nl). In 2008/5presenteren we onze nieuwecolumnist.
Reacties