CEMENT IN HET BOOR- EN WINNINGSBEDRIJFVAN DE PETROLEUMINDUSTRIE iv (slot)*door ir Ph. H. Huisman en J. G, Stuve, Nederlandse Aardolie Maatschappij, Oldenzaal en Koninklijke/Sihell-Laboratorium, AmsterdamSAMENVATTINGIn dit artikel worden de keuringsmethoden voor boorcement en de hiervoor gebruikelijkeapparatuur beschreven. Deze hebben betrekking op:1. de bindtijd,2. de drukweerstand,3. de volumebestendigheid en4. de maalfijnheid.Voor de bepaling van de bindtijd wordt gebruik gemaakt vana. het Vicat-apparaa,b. het Standard of California bindtijd-beproevingsapparaat,c. de Halliburton-consistometer end. de Stanolind hoge-druk consistometer.De drukweerstand wordt bepaald met een hydraulische pers aan kubusvormige proefstukken,de volumebestendigheid volgens de Michaelis- en de Le Chatelier-methoden en de maal-fljnheid volgens de zeef-, ,,Windsicht"- en Blaine-methoden.INLEIDINGIn de drie voorgaande artikelen werd een be-knopte uiteenzetting gegeven over de opspo-ring en winning van aardolie, terwijl daar-nevens de toepassingen van cement in boor-gaten meer in detail werden besproken.De voor- en nadelen verbonden aan het ge-bruik yan cement werden uiteengezet en deeisen, waaraan een goed boorcement moetvoldoen, genoemd.In aansluiting hierop zullen wij thans de keu-ringsvoorschriften en de gebruikelijke labora-toriumapparatuur voor de keuring van boor-cement bespreken.Zoals in de voorgaande publicaties reeds werdA. Verpompbaarheidstijd van cementbrijTen aanzien van de verpompbaarheid werd aanvankelijk on-derscheid gemaakt tussen de verpompbaarheid v??r en nade pomp. V??r de pomp moet de brij voldoende vloeibaar zijnom door de pomp te kunnen worden opgezogen. Deze eislevert tegenwoordig geen enkele moeilijkheid meer op, aan-gezien de moderne pompen zelfs een dikke cementbrij meteen water-eementverhouding van 0,35-0,40 kunnen opzui-gen. Het accent valt daarom tegenwoordig veel meer op detweede eis, hl.: dat de cementbrij voldoende lang verpomp-baar blijft om, na het verlaten van de pomp, de plaats vanbestemming te kunnen bereiken.Voor de bepaling van deze verpompbaarheidstijd zijn diver-se apparaten in gebruik,1. het V ic at-apparaat,2. het Standard o Californiabindtijd-beproevingsapparaat,3. de Halliburton consistometer,4. de Stanolind hoge-druk consistometer.Als maatstaf dient de tijd, waarin de cementbrij afbindt, d.i.het tijdsverloop tussen het tijdstip van aanmaken en hetmoment van beginbinding. De bepaling hiervan met ge-noemde apparaten geschiedt als volgt:1. Vicat-apparaatCement en water (w/c-verhouding 0,40) worden gedurende8 min gemengd. De aldus bereide brij wordt onder roeren(om uitzakking tegen te gaan) in een Vicat-ring gegoten, diemet 2 knevels op een ijzeren plaatje wordt vastgedrukt.De ring wordt daarna bedekt met een metalen blokje (omvolumevergroting van de brij door uitzetting van ingeslotenlucht tijdens de binding bij hogere temperatuur te voor-komen) en in een waterbad geplaatst, dat van te voren opde vereiste temperatuur is gebracht. De Vicat-ring wordtniet op de bodem van het waterbad doch op een rooster ge-plaatst, teneinde directe en oververhitting van de brij te voor-komen.Na enige tijd wordt de ring voorzichtig uit het waterbad ge-Cement 6 (1954) Nr 13-14201zwaarder dan die voor cement bestemd voorondiepe putten.Bij de opstelling van de keuringsvoorschriftenis rekening gehouden met bepaalde ongunstigeomstandigheden, waaronder een cementatieredelijkerwijs nog kan worden verricht. Devoorschriften betreffen:A. de verpompbaarheidstijd van de cementbrij,B. de drukweerstand van het verharde cement,C. de volumebestendigheid van het verhardecement enD. de maalfijnheid van het cementpoeder.uiteengezet, wordt boorcement toegepast inde vorm van een pure cementbrij. De keuringvan boorcement geschiedt daarom aan dehand van de eigenschappen van een dergelijkecementbrij en van het hieruit ontstane ver-harde Droduct. De keuringsvoorschriften zijnaangepast aan de omstandigheden (tempera-tuur, druk en agitatie), waaronder-een cemen-tatie wordt uitgevoerd.Aangezien in diepe boorgaten hogere drukkenen hogere temperaturen optreden en de agi-tatie tijdens de cementatie intensiever en vanlangere duur is dan in ondiepe gaten, zijn dekeuringseisen voor zgn. diepboorcementnomen en na verwijdering van het metalen blokje onder hetVicat-apparaat geplaatst (zie tek. 10).Nadat de naald (1 mm2?) eerst op het cementoppervlak isneergelaten, laat men haar vervolgens onder invloed van hetgewicht (300 g) in de brij zakken. Indien de brij door denaald tot op de bodem wordt gepenetreerd, is het momentvan beginbinding nog niet bereikt en wordt de ring in hetwaterbad teruggezet en de manipulatie met tussenpozenherhaald, totdat de naald op een afstand van 5 mm van debodem blijft steken. Dit moment geeft (per definitie) de be-ginbinding aan, welke in feite een bepaald stadium in hetverloop van de opstijving van de cementbrij voorstelt.De vraag kan nu worden gesteld, welk verband bestaat ertussen het moment van beginbinding, uitgedrukt in hetVicat-getal en de grens van de verpompbaarheid van decementbrij in een boorput. Dit verband kan in het laborato-rium worden afgeleid uit de toeneming van de druk, alsfunctie van de tijd, odig om cementbrij door (bijv.) eenbuis te persen.Een geschikt apparaat voor dergelijke proeven is afgebeeld*) I: Cement 1 (1949) Nr 5-6, blz. 85; II: Cement 2 (1950) Nr 13-14, blz. 270; III: Cement 4 (1952) Nr 21-22, blz. 370.in tek. 11. Het bestaat uit een stalen buis (1) met dezelfdediameter als die van een Vicat-ring, aan het boveneindevoorzien van een aansluiting voor een hoge-drukpomp enaan de onderzijde van een kraan met wijde opening.tek, 11schets van het apparaatvoor de bepaling van derelatie tussen verpompbaarheiden VicatwaardeDe buis wordt gevuld met cementbrij, waarop een plunjer(2) wordt geplaatst, waarna de buis met een hoge-drukpompwordt verbonden. Daarna wordt de buis in een waterbadvan de vereiste temperatuur geplaatst evenals een Vicat-ring, die met dezelfde brij is gevuld.Van tijd tot tijd wordt een kleine hoeveelheid brij uit de buisgepompt, waarvoor aanvankelijk slechts een geringe druknodig is. Op een bepaald ogenblik echter stijgt deze drukabrupt en is de brij niet meer verpompbaar, zelfs niet bijeen druk van 200 at.De overgang van het stadium, waarin de brij verpompbaaris, naar de toestand waarin dit niet meer het geval is, kanmet een nauwkeurigheid van enkele minuten worden ge-fixeerd. Het is nu gebleken, dat dit tijdstip van overgangvrijwel samenvalt met het moment van beginbinding, zoalsdat bij 300 g belasting met de Vicat-naald wordt bepaald enwel voor alle onderzochte cementsoorten en proeftempera-turen.Nochtans bestaat er geen volledige correlatie tussen deproefomstandigheden van de Vicat-bepaling en die in depractijk. In de practijk is de cementbrij tijdens de cementa-tie nl. voortdurend in beweging; laboratoriumproevenhebben aangetoond, dat beweging invloed heeft op de bin-dingssnelheid. Bij een temperatuur tot ongeveer 50 ?Cwordt de binding bij agitatie van de brij vertraagd, bij tem-peraturen boven 50 ?C versneld. De binding wordt boven-dien, zoals in ons vorig artikel reeds vermeld, versneld doordruk. Daar de invloed van agitatie en de druk in de Vicat-methode niet tot uitdrukking komen, werd in 1934 een appa-raat ontwikkeld, waarin de cementbrij tijdens de meting invoortdurende beweging wordt gehouden.*) Bij deze werk-wijze wordt dus aan ??n der genoemde bezwaren tegemoetgekomen.2. Standard of California bindtijd-beproevingsapparaat(zie tek. 12)Dit apparaat bestaat uit een electrisch verhit waterbad A,waarin een cilinder B wordt geplaatst, die vrij kan draaien.tek. 12. Standard of Galiforniabiadtijd-regelingsapparaatIn de cylinder bevinden zich een roterende roerder C en eenstel vaste schoepen D. De roterende roerder wordt door eenelectromotor in beweging gebracht. De kop van de cylinderwordt aan een veerbalans bevestigd, waarop de kracht, diedoor de bewegende brij op de cylinder wordt uitgeoefend,wordt afgelezen.Werkwijze2 000 g cement wordt gedurende 2 min gemengd met 806 cm3water (d.i. een w/c-verhouding van 0,40 met 6 cm3waterextra voor verdampingsverliezen tijdens de proef).Cylinder B wordt met deze brij gevuld en in het waterbad Ageplaatst, dat van te voren op een temperatuur van 80 ?F(27 ?C) is gebracht.Nadat de cylinder is gesloten en de kop van de cylinder meteen kettinkje aan de veerbalans is bevestigd, wordt roerderC in beweging gebracht met een snelheid van 60 omw/min,welke na 20 min wordt teruggebracht tot 14,5 omw/min.De hogere aanvangssnelheid is wenselijk om een homogenebrij te verkrijgen. Gedurende de proef wordt de temperatuurmet 1 ?F/min opgevoerd tot 140 ?F (=60 ?C), waarna detemperatuur verder constant wordt gehouden.Afhankelijk van de viscositeit van de cementbrij, zal decylinder min of meer worden meegenomen; de hieropuitgeoefende kracht wordt geregistreerd (in ounces) op deveerbalans. Met tussenpozen van 10 min wordt de krachtafgelezen, totdat deze 64 ounces bedraagt, waarna de proefis be?indigd.De Standard Oil Comp. of California is op grond van labo-ratoriumproeven en proeven in de practijk tot de conclusiegekomen, dat een kracht van 40 ounces de grens van de ver-pompbaarheid aangeeft; zij heeft op basis hiervan de vol-gende eisen opgesteld:1. na 30 min moet de torsie < 8 ounces zijn,2. na 140 min moet de torsie < 40 ounces zijn en3. na 180 min moet de torsie > 40 ounces zijn.Uit dit tabelletje blijkt, dat niet alleen een eis is opgesteldvoor de grens van de verpompbaarheid, maar tevens voorde ,,viscositeit" v??r het bereiken van deze grens. De eisenzijn tevens voorgesteld in grafiek 13.graf, 13. voorstelling van de eisen voor het verloop van de krachtop de cylinder van het Standard of California bindtijd-regelingsapparaat3. Halliburton consistometerIn 1938 werd door de Halliburton Oil Well Cementing Coeen apparaat voor de bepaling van het viscositeitsverloopgeconstrueerd volgens hetzelfde principe als het hiervoorbeschreven Standard apparaat, doch waarbij de cylinderwordt geroteerd, terwijl de torsie wordt gemeten aan deroerder.*) Dit apparaat, dat schetsmatig is afgebeeld intek. 14 (z.o.z.) bestaat in hoofdzaak uit de volgende delen:een waterbad A, 2 cementcylinders B, in elke cylinder eenroerder C, die vrij in de cylinder kan roteren, en voor elkeroerder een slinger met contra-gewicht H en registreerschaalG, waarop de kracht op de roerder uitgeoefend wordt af-gelezen.WerkwijzeCementcylinder B wordt gevuld met cementbrij (w/c-ver-houding 0,40). De roerder C wordt in de cementbrij gezet,de cylinder gesloten en vervolgens in een electrisch verhitwaterbad A geplaatst. Het koord D wordt bevestigd aanknop E en aan het registreerapparaat G. Daarna wordt de,cylinder d.m.v. een electromotor met een snelheid van 30omw/min geroteerd.*) Oil Weekly 29-7-1935 *) Petroleum Engineer 1938, 9-13-33202 Cement 6 (1954) Nr 13-14tek. 14. schema van de Halliburton consistometerDe kracht, die op de roerder wordt uitgeoefend en die eenfunctie is van de ,,viscositeit" van de cementbrij, wordt ge-compenseerd door het contragewicht H en geregistreerd opde quadrant G.Het afparaat is met olie zodanig gecalibreerd, dat ??nschaaldeel overeenkomt met een viscositeit van 10 poises.De uitslag op de quadrant G wordt gedurende het eerste uurelke 10 min genoteerd en daarna met tussenpozen van 20min tot de uitslag 100 poises bedraagt. De tijd, die verloopttot een ,,viscositeit" van 100 poises is bereikt, dient als maatvoor de duur van de verpompbaarheid. De uitkomstenworden in een grafiek vastgelegd (zie graf. 15).graf. 15. verloop van de opstijving met de tijdin de Halliburton consistometer4. Stanolind hoge-druk consistometerDe hierboven beschreven apparaten kunnen uitsluitendworden gebruikt voor metingen bij atmosferische druk eneen temperatuur tot maximum 95 ?C.Gedurende de laatste jaren is het evenwel nodig geoordeeldook metingen bij temperaturen boven 100 ?C en zeer hogedrukken te kunnen uitvoeren, teneinde de proefomstandig-heden in overeenstemming te brengen met de omstandig-heden, waaronder op grotere diepten (3 000-5 000 m) wordtgecementeerd. Voor dit doel werd in Amerika de Stanolindhoge-druk consistometer geconstrueerd, op basis van deprincipes van de Halliburton-consistometer.Aangezien het apparaat in een autoclaaf is ingebouwd, die-nen uiteraard bijzondere voorzieningen te worden getroffenom de verpompbaarheid buiten de autoclaaf te registreren.Dit probleem is opgelost door aan de as van de roerder eenschroefveer te koppelen, waarvan de deformatie door middelvan een potentiometer buiten de autoclaaf wordt geregis-treerd.Zoals reeds werd opgemerkt, kunnen de omstandighedenwaaronder cementaties in de practijk worden uitgevoerdbelangrijk verschillen, in het bijzonder wat betreft de dieptewaarop de cementatie plaats vindt. Met het oog hieropkunnen de voor boringen gebruikte cementsoorten op ver-schillende wijzen in klassen worden ingedeeld. Volgens onzeervaring blijkt een, reeds in een vorig artikel genoemde, in-deling in de volgende 3 klassen in de practijk goed te vol-doen:1. Klasse SW cement (Shallow Oil Well Cement)(cementaties tot 1000 m). Eis voor beginbinding: tenminste60 min bij 50 ?C.Voor de bepaling van de binding is de Vicat-methode alles-zins voldoende. De temperatuur waarbij de bepaling moetworden uitgevoerd (50 ?C) is de maximum temperatuur, diebij cementaties tot 1000 m kan optreden.2. Klasse MW cement (Medium depth Oil WellCement) (cementaties van 1000 tot 3000 m). Eis voor be-ginbinding: tenminste 60 min bij 90 ?C.Voor de bepaling van de beginbinding bij 90 ?C is de Halli-burton consistometer of het Standard of California bindtijd-b?proevingsapparaat voorgeschreven.Het Vicat-apparaat is nl. voor de metingen bij 90 ?C mindergeschikt, omdat met dit toestel bij temperaturen boven50 ?C waarden worden gevonden, die te hoog zijn. Bij dezehogere temperaturen wordt de binding nl. versneld dooragitatie van de cementbrij.De uitkomsten in onderstaande tabel illustreren duidelijkde invloed van agitatie.Bindtijd in min bij 90 ?C volgensVoor de beoordeling van de bindtijd in de practijk is het dusveiliger de Halliburton of de Standard of California waardenaan te houden.3. Klasse DW cement (Deep Oil Well Cement)(cementaties van 3000-5000 m). Voorlopige eis voor begin-binding tenminste 90 min bij 150 ?C, gemeten met het Vicat-apparaat in een autoclaaf.Het verdient aanbeveling de metingen bij 150 ?C eveneensuit te voeren in een apparaat, zoals dat van Stanolind, waar-in de cementbrij in beweging wordt gehouden tijdens hetbindingsproces. De hiervoor benodigde apparatuur is pasin de jongste tijd in gebruik gekomen.Voor alle klassen cement is een w/c-verhouding voorgeschre-ven van 0,40, terwijl in de practijk meestal een w/c-verhou-ding van bijv. 0,50 wordt toegepast. Dit draagt bij tot eengrotere veiligheidsmarge, daar een hogere w/c-verhoudinggepaard gaat met een langere bindtijd.B. Drukweerstand van het verharde cementHet spreekt vanzelf, dat de omstandigheden waaronder eencement in het boorgat verhardt bij de laboratoriumproevenzo goed mogelijk moeten worden benaderd. Onderstaandetabel geeft een overzicht van de drukweerstand-eisen voor dedrie klassen boorcement na verschillende verhardingstijden.Evenals bij de bepaling van de verpompbaarheidstijd zijnook hier ongunstige omstandigheden gekozen, zoals bijv.de hogere water-cementverhouding, de lage temperaturen bijSW en MW cement en de zeer hoge temperatuur bij DWcement (zie vorig artikel).Voor SW en MW cement worden cubi van 7,07 x 7,07 x 7,07cm3gebruikt en voor DW cement.van 4x4x4 cm3. Deliatste cubi zijn kleiner gekozen dan de eerste, aangeziende verharding van DW cement in een beperkte ruimte, eenautoclaaf, moet plaats vinden.De uitvoering van de proeven geschiedt als volgt. Cementen water worden gedurende 3 min gemengd. Daarna wordende vormen gevuld. Tijdens het vullen moet worden geroerdom uitzakking van het cement te voorkomen.De vormen worden vervolgens met een ijzeren plaatjebedekt en onder water van de vereiste temperatuur geplaatstcementklasseaanmaak-vloeistofwater-cementverhoudingtemp. ?Ctijdensverhardingverhar-dingstijdin dagenmin. eisendrukvast-heid inkg/cm2SW water 0,50 30 1 503 1003% CaCl2opl.s.g. = 1,0250,50 30 1 503 100MW water 0,50 50 1 503 100DW water 0,50 150 1 5010 50Cement 6 (1954) Nr 13-14 203cement-soortVicat(geenagitatie)Halliburton(agitatie)Standard ofCalifornia(agitatie)ABCDE506065100155353550801202020306085(bij het DW cement is de temperatuur van het water aan-vankelijk max. 100 ?C. Na het sluiten van de autoclaafwordt de temperatuur zo snel mogelijk op 150 ?C gebracht).De proefstukken voor SW en MW cement worden naongeveer 16 uur ontv?rmd en blijven gedurende de res-terende verhardingsperiode onder water, om daarna in de hy-draulische pers op hun drukweerstand te worden beproefd.In het geval van het DW cement vindt de ontvorming vande proefstukken eerst plaats bij de bepaling van de druk-weerstand. De proeven worden steeds in 5-voud uitgevoerd.C. VolumebestendigheidDe volumebestendigheid wordt bepaald volgens de bekendeLe Chatelier- en Michaelis-methoden en wel van klasse SWcement bij 100 ?C, van klasse MW cement bij 150 ?C envan klasse DW cement bij 200 ?C.In het geval van het SW cement bedraagt de water-cement-verhouding van de brij 0,25-0,30 en bij MW en DW cement0,35-0,40.Een uniforme water-eementverhouding zou een vereen-voudiging van de proeven betekenen. Dit heeft echterbezwaren, daar een cement met weinig (bijv. 25%) waterbij 150 ?C of 200 ?C een goede volumebestendigheid kanhebben doch met meer water (bijv. 40%) niet.De proeven worden als volgt uitgevoerd.Michaelis-methodeCement en water worden in de voorgeschreven verhoudinggedurende 3 min gemengd. Het mengsel wordt daarna opijzeren plaatjes uitgegoten in de vorm van een koek, die inhet midden 1 ? l? cm dik- is en die ca 8 cm diameter heeft.Drie aldus vervaardigde koeken worden in vochtige luchtvan 17-20 ?C geplaatst. Na resp. 1, 3 en 7 dagen verhardingw?rden de koeken op een rooster onder water gelegd,waarna het water in ca 30 min op de gewenste temperatuurwordt gebracht. De duur van de verhitting bedraagt 2 uur.Na afloop dienen de koeken hard, vlak en gaaf te zijn.Le Chatelier-methode3 Gespleten ringen, diameter en hoogte 30 mm en voorzienvan 2 naalden worden gevuld met eenzelfde mengsel als bo-ven beschreven en op dezelfde wijze bewaard en ,,gekookt".V??r en na het ,,koken" wordt de afstand tussen de naald-punten en daarmee de omtreksvergroting gemeten. Het ver-schil tussen de beide metingen mag niet groterzijn dan 10 mm.D. De maalfijnheidDe maalfijnheid wordt bepaald volgens een van de 3 vol-gende methoden:a. de zeefmethode,b. de ,,Windsichf-methode (korrelsortering door lucht-stroom) enc. de bepaling van het specifieke oppervlak.a. De zeefmethodeDeze methode wordt voornamelijk toegepast voor de ge-bruikelijke controle van partijen cement, die voor normalecementaties zijn bestemd. Bepaald worden de residu's opde zeven ASTM 70 (> 210 micron) en ASTM 200 (> 74micron). Het residu op deze zeven mag maximaal resp.2 en 25% bedragen.b. De ,, Windsichf-methodeIndien het om bepaalde redenen noodzakelijk is iets meer teweten over de samenstelling van de fijnere fracties wordt eenanalyse gemaakt in het ,,Windsicht"-apparaat (zie tek. 16).Dit apparaat bestaat uit 4 verwijde glazen buizen A, B, Cen D, die door dunnere glazen buizen zijn verbonden. Aande onderzijde van de buizen A, B en C is een vernauwingaangebracht, waarop een glazen kogel rust, welke alsterugslagklep dienst doet. Hierdoor wordt verzekerd, dathet cementpoeder, dat tijdens de ,,Windsicht"-proef in de bui-zen wordt opgehoopt, hierin kwantitatief wordt bewaard.Buis D is aan de bovenkant afgesloten met een filterdoek.Periodieke reiniging hiervan geschiedt door de buis teevacueren door middel van driewegkraan Kr.De buizenserie kan via een manometer, droogtoren enreduceerventiel op perslucht worden aangesloten. De benenvan de manometer zijn door een capillair verbonden, welksdiameter aan de proefomstandigheden wordt aangepast.Werkwijze12? gram cement, afgewogen op 10 mg nauwkeurig, wordtdoor een glazen trechter in buis A gebracht. Nadat de buisweer is gesloten, wordt perslucht toegelaten en het reduceer-ventiel zo ingesteld, dat het poeder juist omhoog wordtgeblazen. De luchtstroom behoort daarna constant teworden gehouden, hetgeen gecontroleerd wordt aan demanometer. De proef is be?indigd, wanneer de inhoud vanbuis A (op het oog beoordeeld) zich over de drie buizenheeft verdeeld en geen poeder meer tegen de wand van buisD en in de top van de verbindingsbuizen wordt afgescheiden.Daarna wordt de inhoud van elk der buizen A, B en C ge-wogen en in procenten van de totale hoeveelheid cementuitgedrukt.De inhoud van buis D wordt niet gewogen, omdat hetfilterdoek een deel van het allerfijnste materiaal doorlaat enmateriaal absorbeert. De hoeveelheid aanwezig in D wordtdaarom bepaald door de hoeveelheden in A+B+C van de12? g proefmonster af te trekken.Tenslotte wordt de deeltjesgrootte van de diverse fractiesmet behulp van het mikroskoop vastgesteld. Van de fractiein A wordt de kleinste en van die in D de grootste afmetingopgegeven.Tenslotte moge de aandacht 'worden gevestigd op enigemoeilijkheden, die zich bij deze deeltjesgrootte-bepalingkunnen voordoen.In de eerste plaats kunnen zeer droge poeders, dus ookcementpoeders, door wrijving van de deeltjes onderling ineen droge luchtstroom electrisch worden geladen. Dezeoplading bevordert in sterke mate hechting op de buiswand.Ter verhindering van deze hechting dient continu tegen debuizen te worden geklopt. In ernstige gevallen wordt aan-geraden de droogtoren uit te schakelen.Verder komt het bij fijn-korrelig materiaal veel voor, datde deeltjes samenballen. Deze complicatie kan wordenvermeden door in de buizen A, Ben C van te voren ? g grofpoeder te doen, waardoor de fijne deeltjes uit elkaar wordengeslagen.Volgens de ,,Windsichf-methode worden nauwkeurigeanalyse-resultaten verkregen; de methode is echter zeertijdrovend.c. Bepaling van het specifieke oppervlakIn tegenstelling tot de ,,Windsichf-methode vergt debepaling van het specifieke oppervlak (d.i. het gezamenlijkeoppervlak van alle cementdeeltjes van 1 g cement, uitge-drukt in cm2) volgens Blaine weinig tijd. Deze laatstemethode is gebaseerd op de bepaling van de permeabiliteitvan een hoeveelheid cement, die zodanig wordt gecom-primeerd, dat aan de eis van een voorgeschreven pori?n-volume van de pakking is voldaan. Uit de permeabiliteitkan dan het specifiek oppervlak worden berekend. Hetnadeel van deze methode is echter, dat de maalfijnheid doorslechts ??n grootheid wordt gekarakteriseerd, waaruit geenconclusies omtrent de korrelgrootte-verdeling kunnen wor-den getrokken.Hiermede deze artikelenserie afsluitende menen wij eenglobaal overzicht te hebben gegeven van de toepassing vancement in het boor- en winningsbedrijf van de aardolie-industrie.Auteurs betuigen gaarne hun dank aan de N.V. De Bataaf-sche Petroleum Maatschappij voor haar toestemming totpublicatie.204 Cement 6 (1954) Nr 15-14
Reacties