ir.H. .Monster, ABT-Adviesbureau voor Bouwtechniek bv, VelpDe vloer vormt de afsluiting van de fundering van een constructie. Het is de bodem waaropmen loopt, de basis waarop wordt verder gebouwd. De vele verschillen in gebruikers en ge-bruikstoepassingen maken dat bij het ontwerp met even veel randvoorwaarden rekeninggehouden moet worden. In het verleden zijn al veel van die voorwaarden onderzocht en oppapier gezet. Er kwamen bepalingen in de vorm van NEN-normen, CUR-Aanbevelingen enBeoordelingsrichtlijnen. Dit artikel geeft een overzicht van de ontwikkelingen tot nu toemet een blik op de toekomst.BOUWTECHNISCHE EISENENBESTEKSBEPALINGENBelastingenOmdat de statische en dynamische belastin-gen in het ontwerpstadium nog lang niet indetail bekend zijn (de soort reachtruck, dehef capaciteit, often aanzien van een maga-zijn slechts de stellinghoogte), wordt eendrietal belastingscategorie?n gedefinieerd(tabel 1).De afdracht van deze belastingen naar dedraagkrachtige ondergrond geschiedt daar-bij via een nader te onderscheiden krachts-werkingen het toegepaste vloersysteem. Opmacroniveau moet de draagconstructie-vloer de belasting via buiging op de steun-punten overbrengen. In tabel 2 zijn de ver-schillende vloersystemen weergegeven.De te eisen betonsterkteklasse wordt voor-namelijk bepaald door de zwaarte van de be-lasting. Hogere sterkteklassen zijn vooral bijzwaarbelaste vloeren economisch aantrek-kelijk.Opname van belastingen op microniveauOp microniveau kan onderscheid worden ge-maakt naar soort belasting. Gelijkmatig ver-deelde lasten dienen voornamelijk voor hetdimensioneren van de totale constructie. Debelasting wordt door geringe contactdruk-ken op de onderliggende vloerconstructieovergebracht.Geconcentreerde lasten zijn vaak bepalendvoor de dimensionering van de vloer op lo-kaal niveau en veroorzaken zeer geconcen-treerd flinke buigende momenten in de vloer.Uitgangspunt voor de afdracht van spannin-gen is een spreiding van 45? tot halverwegede vloerdikte.Wiellasten zijn, in tegenstelling tot gecon-Tabel 1Overzicht belastingscategorie?n met een toepassingsindlcatieprep 10 kN/m2stellingen tot 5 m hoogteFrep 20 kN heftrucks tot 26 kN hefvermogenLicht(werkplaatsen) reachtrucks tot 12 kN hefvermogen10 kN/m2< prep < 50 kN/m2stellingen 5 -10 m hoog20 kN < Frep < 100 kN heftrucks 20 - 90 kN hefvermogenMiddel(magazijnen) reachtrucks tot 50 kN hefvermogenPrep 50 kN/m2stellingen hoger dan 10 mFrep 100 kN heftrucks meer dan 90 kN hefvermogenZwaar(buikopslag) bijzondere voertuigen zoals vliegtuigen;containeropslag In meer lagen.8centreerde lasten, nooit statisch. Naast ver-plaatsing van het optredende piekmomentveroorzaken ze ook dynamische effecten.Vaak zal het nodig zijn een 'stootco?ffici?nt'in te voeren. Bij veel lastherhalingen speeltbovendien hetvermoei?ngseffecteen rol. Defoto's 1, 2 en 3 tonen verschillende soortenwielen.Bijzondere lasten worden onder meer doorremkrachten en wringende wielen van draai-ende voertuigen veroorzaakt. Reinigen metheet water kan, doordat de toplaag uitzet, totonthechting leiden. Bij een pas gestortevloer die door tocht is belast, kan snelle af-koeling leiden tot craquel?scheurtjes.Slijtvastheid en oppervlaktesterktec.q. hardheidMet betrekking tot deze onderwerpen valt temelden dat het erg moeilijk is ze goed tekwantificeren. Ook weten opdrachtgevers engebruikers zelden aan welke meetbare eiseneen vloer moet voldoen.Helaas blijft het achteraf vaak bij subjectievevaststellingen: dat de vloer stof afgeeft ofbekrasbaar is of dat er putjes in geslagenkunnen worden. Het verdient aanbevelingom representatieve bepalingsmethoden teontwikkelen, zoals die bijvoorbeeld voorstaal gelden.In Nederland zijn twee proeven genormali-seerd met betrekking tot de slijtvastheid, dieechter beide nadelen hebben. Allereerst isdit de zandblaasproef volgens NEN 2875.Hierbij wordt in het laboratorium een opper-vlak van 0 60 mm gezandstraald, waarnahet massaverlies in grammen een maat voorde slijtvastheid is. Voor een D75pantserdek-vloer geldt daarbij een eis van maximaal 30gram en voor betonstraatstenen 25 gram.Tabel 2Overzicht vloersystemen in relatie tot belastingen(2) Hardrubber massieve banden (gemid-delde contactdrukken)(3) Vulkollan wielen (hoge contactdrukken);hoogbelaste Vulkollan wielen rijden in eenmagazijn met smalle gangen altijd in hetzelf-de spoor9Dekvloer op dragende ondervloerDoet niet mee aan draagwerking.Vaak in speciale uitvoering, indien hoge eisen aan oppervlak gesteld worden.AMaakt een gefaseerde en geconditioneerde uitvoering mogelijk.Vloer op palen of vloer op staalOp palen bij weinig draagkrachtige grondslag.Op staal bij niet zettingsgevoelige grondslag.Prefab beton of ter plaatse gestortOp palen en bij hoge belastingen is prefab beton vaak gunstig.De druklaag maakt een monoliete afwerking mogelijk.Tabel 3Slijtwaarden NEN 2743Vloerklasse Omschrijving Maximale afslijtingM zonder slijtlaag geen eisenMN met kwarts 2,5 mmMM met metaal 2,0 mmMS 25 met 25% slijtvast materiaal 1,5 mmMS 50 met 50% (bijv. Lonsicar) 1,0 mmTabel 4Keuze slijtvastheidVloerklasse Gebruik Slijtvastheid HardheidNormaal voetgangers,weinig verkeer max 30 gram matig hardgeen eisen gespecificeerd max 3,0 mm met sleutelbekrasbaarMidden Magazijnen, ondergrondvoor coatings max 20 gram hardgeen vallende voorwerpen max 2,0 mm nauwelijksnormaal beton uiterlijk bekrasbaarBijzonder zeer intensief verkeer met max 15 gram zeer hardharde wielen, werkplaatsen, max 1,0 mm stofvrijlange levensduur of hogeeisen aan uiterlijk/textuurTabel 5Keuze vloervlakheidKlasse Gebruik van de vloer ToelaatbareonvlakheidNormaal(geen eisen)geen gespecificeerde vlakheidscriteriawerkplaatsen, parkeerruimtes,opslagruimtes10 mmVlak magazijnen, showrooms, verblijfsruimtenmonoliete afwerking6 mmZeer vlak smalle-gangen-magazijnen, schokvrijevoegpassages, geen piasvorming bijbuitentoepassing toegestaan4 mmDaarnaast is er de Amslerslijtproef volgensNEN 2874. Hierbij wordt een oppervlak van 70 mm nat geslepen onder toevoegingvan amahlpoeder. De slijpweg bedraagt. 500 m.Voor betonvloeren zijn er in NEN 2743 indi-catief eisen geformuleerd voor de maximaleafslijtwaarde (tabel3). Aanbevolen wordtombeide proeven uit te voeren. Hierbij kan degebruiksindeling worden aangehouden vantabel 4.Stroefheid en textuurEisen met betrekking tot deze groothedenzijn nog moeilijker te kwantificeren. Gevlin-derde vloeren hebben per definitie een zeergladde textuur. Door het niet uitvoeren vande laatste pleisterbewerkingen kan een fijne'schuurpapier'-textuur ontstaan in plaatsvan het normale 'spiegelende oppervlak'.Ook stroefheid is subjectief. Vooral in nattecondities zal het oppervlak al snel als te gladworden ervaren. Te ruw geeft echter overma-tige bandenslijtage.Daarbij dient ook bedacht te worden dat, af-hankelijk van het soort instrooimatehaai ende belastingsintensiteit, zowel de stroefheidals de textuur gedurende de levensduur nog-al kunnen vari?ren. Aangebrachte antislip-uitvoeringen willen nogal eens afslijten engladder worden. Carborundumvloeren wor-den daarentegen steeds stroever.Vlakheidsklassen, gerelateerd aanhet gebruikIn de nieuwe norm NEN 2743 worden voormonoliet afgewerkte betonvloeren drie vlak-heidsklassen voorgesteld. Bedacht dient teworden, dat zeer vlakke vloeren alleen bijeen uitvoering in twee lagen, en tegen aan-zienlijke meerkosten, gerealiseerd kunnenworden.Omdat de vlakheid van monoliet afgewerktevloeren over het algemeen minder is dan dievan later (geconditioneerd) aangebrachtedekvloeren, is het verstandig hier eisen voorop te nemen. Uitgangspunt is het toelaatba-re hoogteverschil op 1 m afstand. De grens-waarde is als 5%-overschrijdingskans teinterpreteren. De eisen zijn weergegeven intabel 5.10Vloeistofdichtheid en chemischebelastbaarheidGelet op de huidige milieuwetgeving is hetvoor betonvloeren welhaast een noodzaakvloeistofdicht te zijn. Ook het (enigszins)chemisch belastbaar zijn van het oppervlakis gewenst, zij het dat er tegenwoordig veelminder met agressieve stoffen wordt 'ge-knoeid', waardoor de vloer minder te lijdenheeft. Normen op dit gebied zijn volop in ont-wikkeling, zie daarvoor het artikel 'Vloeistof-dichte betonvloeren'. Hier zullen enkele al-gemene uitgangspunten worden geschetst.Het is praktisch onmogelijk om met een ge-certificeerde, vloeistofdichte betonspecie tewerken. De bijbehorende water-cementfac-tor van 0,45 impliceert een slechte verwerk-baarheid, een hoog cementgehalte resul-teert in veel krimp. Met een normale speciemet een water-cementfactor van 0,52 en320 kg cement per m3, kan een perfectevloer worden gerealiseerd. Door de toplaagzeer intensief te verdichten (urenlang machi-naal schuren en pleisteren), ontstaat niet al-leen een sterke en slijtvaste huid, maar ookeen zeer dichte betonstructuur. Een ver-hoogd cementgehalte en de door het vlinde-ren bereikte waterverdamping in de boven-ste centimeters, geven op microniveau eendichte structuur.Goed gevlinderde vloeren bezitten vloeisto-findringingswaarden volgens proef ISO 7031van minder dan 15 mm. Aangezien dit veelminder is dan de in de Beoordelingsrichtlijn(BRL) genoemde 30 mm, kan de vloer tochvloeistofdicht zijn, ondanks het gebruik vaneen betonspecie met een water-cementfac-tor van 0,52.Het chemisch belastbaar zijn van de vloerkan, naast de reeds vermelde zeer dichte op-pervlaktestructuur, op een aantal manierensterk worden verbeterd. Bedacht moet wor-den dat cementgebonden Produkten doorzuren aangetast kunnen worden en dusmaar ten dele chemisch resistent zijn! Demeest toegepaste bescherming is het aan-brengen van een kunststof coating (epoxy-hars, polyurethaan of polymethylmethacry-laathars). Dit is echter duur en over het alge-meen slechts matig slijt- en krasvast.Mogelijke verbeteringen van het beton zelfbestaan daarbij uit de volgende varianten:? toepassing hoogovencement in plaats vanportlandcement;? het gebruik van speciale cementen in deslijtlaag (bijvoorbeeld ferrocement);? toepassing van silicafume en/of dich-tingsmiddelen;? gebruik van epoxy's die met de strooilaagworden aangebracht en op die manier debovenlaag van circa 10 mm dikte verbete-ren.GebruikseisenKleur- en nuanceverschillenDe kleur is afhankelijk van de cementsoort,het toeslag- en slijtmateriaal, de mate vanpleisteren, de toegepaste curingcompounden de verhardingsomstandigheden. Hoogo-vencement geeft een wat donkerder kleur.Verschillende curingcompounds kunnenook erg donkere plekken veroorzaken. Ver-schillen in kleur en nuanceringen door devervaardigingstechniek zullen echter blijvenbestaan.Lichtreflectie en glansOver het algemeen zal de vloer zo lang ge-pleisterd (gepolijst) worden, tot een 'spiege-lend' oppervlak is verkregen. Op uitdrukkelijkverzoek kan ook een matte textuur wordenbereikt. Deze is dan stroever, maar ook onre-gelmatiger.Reinigbaarheid en textuurBetonvloeren zijn, zeker bij een gepleisterdeafwerking, goed reinigbaar met zowel droge(veegpoeder) als natte (schrobben)schoonmaakmachines. Bij voorkeur dienthierbij een gladde textuur te worden geko-zen.Huidkwaliteit in relatie tot coatingsDit is een zeer belangrijk punt, omdat hierbijveel schadegevallen optreden. De volgendeafwerkingsmethodiek wordt aanbevolen:? toepassen van een kwartsslijtlaag om eenhard oppervlak te verkrijgen;? mat afwerken omdat gepleisterde vloerente dicht zijn om een goede verankering vande primerlaag te garanderen;? indien mogelijk kogelstralen van het opper-vlak in verband met de aanwezigheid vaneen zeer dun cementhuidje;? curingcompound vermijden; nabehande-len door afdekken met folie;? zorgen voor een goed droog oppervlak ( 10 ?C).VervuillngsgevoeligheidGepleisterde vloeren zijn weinig vervuilings-gevoelig door hun zeer dichte huid. Met epo-xy-impregnering of -bijmenging in de strooi-laag kan ook het risico van olievlekken gemi-nimaliseerd worden. Sommige curing com-pounds (harsen) geven wel een versterktevuilaanhechting.VochtgevoeligheidHoewel beton ongevoelig is voor vocht, zijnde soms toegepaste staalvezels en metalenstrooilagen dit beslist niet. Men dient ook inbinnentoepassingen (met aanhangend re-genwater van voertuigen enz.) op roestvor-ming bedacht te zijn.Oppervlakonvolkomenheden(putjes, staalvezels, craquel? enz.)Dit is sterk afhankelijk van de zorg die aan deuitvoering wordt besteed. Vooral randafwer-kingen langs wanden, kolommen, dilatatie-profielen en onderlinge stortnaadaansluitin-gen schieten er nogal eens bij in. Het is zaakom vooraf hierover met elkaar goede afspra-ken te maken, zodat duidelijk is wat de op-drachtgever kan verwachten en wat hij in ie-der geval niet accepteert.Craquel? in de vloer is vrijwel niet te voorko-men. Wel kunnen veel problemen wordenvoorkomen door reductie van het cementge-halte, het in de top gebruiken van niet al tedikke strooilagen, epoxy's of acrylaten, hetnabehandelen met foliebedekking ondereen laagje water en een goede tochtweringgedurende drie weken. Ook de temperatuuren luchtvochtigheid in de ruimte boven devloer spelen een belangrijke rol.ReparatiemogelijkhedenLokale onvolkomenheden kunnen eenvou-dig met allerhande reparatiemortels wordenhersteld. Maar dit geeft al te vaak aanleidingtot nieuwe (esthetische) klachten. Ondes-kundige applicatie ligt hieraan vaak tengrondslag.Grotere oppervlakken zijn daarentegen veelmoeilijker te herstellen. Aanbevolen wordtom de toplaag hiervan in zijn geheel als volgtte vervangen:? langs randen 20 mm diep inzagen;? frezen van het oppervlak over ten minste25 mm diepte;11? zorgvuldig schoonmaken (stof opzuigen);? aanbrengen dunne aanbrandlaag ce-mentpap en hechtemulsie;? nieuwe toplaag aanbrengen;? oppervlak goed afwerken;? randaansluitingen netjes bijwerken;? nabehandelen door afdekken met plasticfolie.Laagopbouw c.q. hechting bij dekvloerenOmdat dekvloeren direct op de ondervloerdragen, worden ze vrijwel nooit constructiefgedimensioneerd. Toch is de laagopbouwerg belangrijk, in verband met de soms groteschuifkrachten (door geconcentreerde las-ten en/of krimp). Tegenwoordig worden dek-vloeren vrijwel zonder uitzondering hech-tend op de constructieve draagvloer gelegd.Alleen bij toepassing van vloerverwarmingwordt wel een (dikkere) dekvloeropeen iso-latielaag gekozen. Zeker met de huidige ho-ge geconcentreerde wiellasten is het zaakom een goede laagopbouw en onderlingehechting te bewerkstelligen.Ook een goede aanhechting van de lagen on-derling en op de draagvloer is van belang omde krimpkrachten dooreen belemmerde ver-vorming zoveel mogelijk via relaxatie van dedekvloermortel te laten afvloeien.In principe kan de dekvloer, ondanks de ge-ringe dikte, voegloos over grote oppervlak-ken worden aangebracht. Voegen in de con-structievloer zijn daarbij wel door te zetten,alleen dienen de randzones in verband metde krimpspanningsafdracht door schuif-spanningen effectief te worden verankerd.Geadviseerd wordt om een minimale aan-hechtsterkte van 1,5 N/mm2voor te schrij-ven (zie ook CUR-Aaanbeveling 20).Uitvoeringsrandvoorwaardenen weersomstandighedenHet weer en de randvoorwaarden bij de uit-voering oefenen vrij veel invloed uit op de uit-eindelijke kwaliteitvan de vloer. Effecten alseen goede voorbehandeling van de onder-grond, een vlotte verwerking van de aange-voerde specie, het vrijwel constant zijn vande verwerkbaarheid daarvan, een adequateinzet van materieel en menskracht en dezorg voor de afwerking, zijn zo een aantal inhet oog springende zaken.De weersomstandigheden tijdens de uitvoe-ring zijn belangrijk. Buitenvloeren lopen dekans te verregenen. Maar ook grote warmteis zowel binnen als buiten erg nadelig vanwe-ge het snelle opstijven en binden van de be-tonspecie. Dit leidt tot verkorte afwerktijden,een vergrote snelheid en dito opwarming vande vloer, waardoor het risico op het ontstaanvan afkoelingsscheuren groter wordt. Van-daar de aanbeveling om niet bij temperatu-ren hoger dan 25 ?C beton te storten. De spe-cietemperatuur dient zo mogelijk beperkt tezijn tot 22 ?C.Verder zijn tocht en zonbestraling op een pasafgewerkte vloer erg nadelig. Dit is te onder-vangen door de vloerruimte eerst water- enwinddicht te maken, al is het maar tijdelijk,bijvoorbeeld met zeilen.Met betrekking tot buitenvloeren wordt ge-wezen op het gevaar van te grote nachtelijkeafkoeling na redelijk warme dagen met eenonbewolkte hemel in het voor- of najaar. Af-dekking met een isolerende mat kan dan hetontstaan voorkomen van thermische con-structiescheurtjes. Zie ook CUR-Aanbeve-ling 31 en NEN 2743.Dagproduktie-aansluitingenen voegen c.q dilatatiesAls vloeren schade hebben, is het meestal bijdeze kritische randaansluitingen. Hier is ?m-mersde verdichting vaak ontoereikend en deuitdrogingsgevoellgheid het grootst en kun-nen de optredende khmpspanningen nietworden afgedragen naar naastliggendedoorsneden.Vooral dekvloeren zijn op deze plaatsen 'op-krulgevoelig'. Dit houdt in dat de aanhecht-sterkte langs de rand onvoldoende is om dekrimpkracht op te vangen. De vloer laat losvan de ondergrond en komt door de excen-trisch ten opzichte van het hechtvlak aangrij-pende krimpkracht en de negatieve krimp-gradi?nt (aan het oppervlak meer krimp)langs de randen omhoog.De beste remedie is het zo min mogelijk toe-passen van dergelijke doorsnijdingen, zoda-nig dat er een continue krachtswerking is.Ook als er een dagproduktienaad gemaaktmoet worden, dient de continu?teit door hettoepassen van een hooggelegen koppel-wa-peningsnet te worden gewaarborgd.De vlakheid van de vloer is op dergelijkeplaatsen juist extra van belang. Terwille vaneen zo schokvrij mogelijke overgang is eengoede hoogte-aansluiting aan weerszijdenvan de voeg gewenst. Dit kan worden ver-taald in verhoogde vlakheidseisen op 1 m links en rechts van de vloeronderbreking.Daarnaast dient ook aandacht besteed teworden aan de doorbuiging van de vloer-plaat bij plaatsing van een wiellast op de ui-terste rand van de vloer naast de voeg. Omhet wisselen van de beide vloerdelen te voor-komen, dient de vloer voldoende stijf (dik) tezijn, of is het gebruik van deuvels noodzake-lijk, teneinde dwarskrachtoverbrenging mo-gelijk te maken.12BesteksbepalingenVergelijking van de situatie van vroeger metthansVoorheen bestonden er ten aanzien van be-stekken en de daarin vervatte (bedrijfs)vloe-ren, weinig concrete eisen. Meestal werd vol-staan met het geven van een recept, waaruitde vloer zou moeten bestaan. Daarnaast be-stonden er talloze 'kreten' zoals het (vloe-ren )werk moet 'ten genoegen van de direc-tie'worden uitgevoerd. Er moest sterk, deug-delijk en goed werk geleverd worden. Uiter-aard dienden vloeren strak en glad te wordenafgewerkt.Het ontbreken van objectieve beoordelings-criteria, in samenhang met de gewenstekwaliteitsverhoging en het streven naarprestatieverplichtingen, heeft tot een herzie-ning op besteksgebied geleid.Tot op heden is het- zie ook de bij dit artikelbehorende tabellen-echter nog niet doenlijkom voor alle belangrijke aspecten van een(bedrijfs)vloer objectieve en meetbare pres-tatie-eisen te formuleren. Zaken die al welgoed zijn gedefinieerd, worden uiteraard welgebruikt. Hierbij zijn een aantal vigerendevoorschriften en regelingen van belang, zo-als:? betonvoorschriften (VBC, VBT en VBU);? normen voor dekvloeren (onder meerlMEN2741);? normen voor monolietvloeren (ontwerp-norm NEN 2743);? CUR-Aanbevelingen 35 (staalvezeltoe-passingen) en 36 (berekening vloeren opstaal);? CUR-Aanbevelingen 20 (hechtsterkte), 31(nabehandeling) en 32 (reparatie vanscheuren door injecteren);? KIWA-Beoordelingsrichtlijnen (BRL's metbetrekking tot vloeistofdichting);? gecertificeerde vloersystemen (o.a. anhy-drietvloeren en gietvloeren);? gecertificeerde betonmortels.Naast de bekende RAW-systematiek, met dedaarin opgenomen eisen en beproevingen inde GWW-sector (verhardingen), wordt ookhard gewerkt aan het voor binnenvloerenvaak van toepassing zijnde STABU-bestek,met daarin veel gestandaardiseerde be-steksartikelen.Specifieke bestekszakenSamenhangend met de besteksmatig gere-gelde kwaliteitseisen van de vloer, zijn er nogenkele nevenaspecten met betrekking totde verantwoordelijkheden en uitvoerings-randvoorwaarden, die typisch in een bestekthuishoren, zoals onder meer:? garanties op de geleverde kwaliteit, al ofniet verzekerd. Er dient voor gezorgd teworden dat, voorafgaande aan de gunning,ondubbelzinnig gedefinieerde begrippenonder de garantieregeling vallen. Ook za-ken als bedrijfsschade dienen al of nietmeegenomen te worden;? verantwoordelijkheden voorafgaand, tij-dens en na de uitvoering. Het is goed omde verantwoordelijkheid voor bijvoorbeelddraagkracht, vlakheid en vochtgehalte vande ondergrond goed vast te leggen. Ditgeldt ook met betrekking tot uitv?eringsri-sico's als regenval, te hoge haltempera-tuur en stagnatie in de betonaanvoer.Ook van belang is de nabehandelingspe-riode: wie Is bijvoorbeeld verantwoordelijkvoor het niet betreden van het oppervlak.Sommige zaken worden ?n onderling over-leg tussen hoofdaannemer en het uitvoe-rende vloerenbedrijf geregeld, maar ookde opdrachtgever speelt hierin een rol;? hetvooraf duidelijk regelen van defasering- van de uitvoering door het vragen van eengedetailleerd werkplan en een kwaliteits-plan van de aannemer;? vastleggen wie wat, waar, hoe en hoe vaakcontroleert (en eventueel ook voor wienskosten);? een goede omschrijving waaruit de onder-grond bestaat en of er later (door derden)toplagen aangebracht worden;? in te storten voorzieningen en bijbehoren-de verantwoordelijkheden;? wijze van nabehandeling en -tijdsduur,eventuele beschermingsmaatregelen enoplevering;? onderhoudstermijn.BesluitDit artikel geeft een overzicht van al of nietkwantificeerbare eisen die aan (bedrijfs)-vloeren zijn te stellen. Omdat er nogal watvloertypen en uitvoeringswijzen zijn, is eenondubbelzinnige typering helaas nog onmo-gelijk.Voor de verschillende technisch relevantecriteria worden aanbevelingen gegeven, zo-dat de drie partijen die het meest bij de totstandkoming van een betonnen (bedrijfs)-vloer betrokken zijn (opdrachtgever, ontwer-per en vloerenbedrijf), op zinvolle wijze metelkaar kunnen overleggen, teneinde een totieders tevredenheid leidende vloerte verwe-zenlijken. Er zal echter nog veel onderzoeknodig zijn om ook allerlei meer esthetischezaken zoals oppervlakonvolkomenheden inmeetbare prestatie-eisen om te zetten.13
Reacties