C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledingencement 2000 728D e l t a v e r s t e r k i n g Z e e l a n dIn de Deltawet zijn geen eisengesteld aan de steenzettingen diede buitenzijde van de dijkenbekleden, omdat hiermee tijdensde ramp van 1953 nauwelijks pro-blemen optraden. De ramp vondzijn oorzaak in te lage en te steiledijken. De combinatie van zeerhoge waterstanden en niet-ex-treme golven had tot gevolg dat deZeeuwse dijken bezweken dooroverslag over de kruin heen endaaropvolgende erosie van hetbinnentalud, voordat het buiten-talud kon bezwijken vanwegegolfaanval op de steenbekleding.Met de Deltawerken veranderdede kruin van de dijken langs deWesterschelde in een storm-vloedberm op circa NAP + 5 m eneen nieuwe kruin circa 3 m hier-boven.Deoudedijk,bestaandeuitklei, werd uitgebouwd met eenzandlichaam en afgedekt met eenlaag klei of mijnsteen. De bekle-ding op het onderste deel van deoude dijk, stammend uit hetbegin van de 19eeeuw en be-staande uit veel soorten natuur-steen, kon blijven zitten. Bovendeze oude bekleding werden opzeer grote schaal betonblokkendirect op de klei geplaatst (foto 1).O n d e r z o e kMet name aan deze moderneglooiingen ontstond in de jarenzeventig en tachtig regelmatigschade, bij doorgaans lagerewindsnelheden dan die in 1953.Dit leidde in de jaren zeventigwel tot onderzoek, maar op zeerbeperkte schaal en met klein-schalige modelproeven. Ondermeer door het ontbreken vangeschiktemodelfaciliteitengafditgeen consistente nieuwe inzich-ten. Pas in de jaren tachtig, op hetmoment dat de meeste Deltaver-sterkingen gereed waren, kwamde Deltagoot in het Waterloop-kundig Laboratorium ter beschik-king en is het onderzoek naar desterkte-eigenschappen van dijkenge?ntensiveerd. Het werd moge-lijk onderzoek te doen naar hetgedrag van een dijkbekledingonder extreme omstandigheden.Dit leidde in de tweede helft vande jaren tachtig tot aanpassingvan de rekenregel voor blokbekle-ding. Toepassing van de aange-paste rekenregel leidde tot de con-clusie dat de toplaag van debekleding, bestaande uit beton-blokken of uit andere typen steen-zettingen, in veel gevallen moge-lijk niet bestand zou zijn tegen demaatgevende belasting. In prak-tijksituaties opgetreden schade-gevallen(bijaanzienlijkgeringerehydraulische belastingen) onder-steunden deze rekenregel, die in1992 is opgenomen in [1].P r o b l e e m m e tb e t o n b l o k k e nVergelijking van een basaltbekle-ding met een bekleding vanbetonblokken, toont aan dat delaatste niet alleen lichter, maarook minder doorlatend is. HetToets- en ontwerpaspecten van gezette steenbekledingen op zee- en meerdijkenBlokje eraf en blokje eropvoor de veiligheidir. C.J. Dorst, Bouwdienst Rijkswaterstaat, afdeling Natte WaterbouwHet was al lang bekend dat het westen van Nederland onveilig was; kilometersdijk waren te laag en in slechte staat. In de nacht van 1 februari 1953 werdNederland wakker geschud door de grootste watersnoodramp na de St.Elisabethsvloed in 1421. Er werden 150 dijkdoorbraken geteld, 150 000 haoverstroomd land, 187 km dijkbeschadiging. 1835 mensen en 47 000 stuksvee verloren het leven. Toen ging er wat gebeuren: zeegaten werden afgeslo-ten en langs de Westerschelde werden de dijken versterkt en op Deltahoogtegebracht. Nu, 30 jaar na dato, volgt een nieuwe ronde van dijkverbetering.1 | Betonblokken boven eenoude basaltbekledingfoto's: ProjectbureauZeeweringen GoesC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledingencement 2000 7 29onderzoek heeft geleerd dat bijbetonblokken ook de onderlaagondoorlatender gemaakt moetworden om dezelfde stabiliteit teverkrijgen. Dit leidde tijdens deDeltaversterking al tot de ge-dachte om de blokken direct opklei te plaatsen. Nu, dertig jaarlater, blijkt dit niet gewerkt tehebben: de klei onder de blokkenveroudert (structureert) en wordtsterk doorlatend. Tijdens eeninventarisatie werden erosiegeul-tjes onder de blokken aangetrof-fen, hetgeen een bewijs is voor demogelijkheid van uitspoeling vanklei (foto 2).E e n l a n d e l i j k p r o b l e e mOp 9 januari 1996 is de Wet op deWaterkering vastgesteld. Hierinstaat onder meer dat de water-schappen elke vijf jaar hun water-keringen moeten toetsen en deresultaten moeten rapporterenaan Gedeputeerde Staten, die ophun beurt rapporteren aan deminister. Op deze manier blijfteen controle bestaan van de staatvan de dijken in relatie tot de vei-ligheidseisen; tevens cre?ert diteen bewustwording van het be-lang van een blijvende goede staatvan onze waterkeringen. Om dezetoetsingen uit te kunnen voerenheeftdeTAW(TechnischeAdvies-commissie voor de Waterkerin-gen) de `Leidraad Toetsen op Vei-ligheid' (LTV) [2] laten opstellen.Een belangrijk onderdeel van detoetsing van de waterkering is detoetsingvandesteenbekledingen,vanzelfsprekend gebaseerd op deinmiddels opgedane kennis. Eeneerste globale toetsing van desteenzettingen in Nederland, uit-gevoerdconformdeLTV,weesuitdat een oppervlak van circa 6miljoen m2steenzetting als `on-voldoende' gekwalificeerd moestworden. Geschat werd dat (1,25 ?35%) miljard gulden nodig zouzijn om deze dijkvakken te verbe-teren. Ook bleek het een landelijkprobleem:de`onvoldoende'delenwarentevindeninZeeland,Noord-en Zuid Holland, Groningen enFrieslandenlangshetIJsselmeer.Vrijwel direct na de eerste onder-zoeksresultaten heeft de toenma-lige minister Jorritsma geld uit-getrokken voor de vernieuwingvan de steenzettingen. Begonnenwerd met de dijken langs de Wes-terschelde. Eind 1996 richtteRijkswaterstaat met de ZeeuwseWaterschappen het Projectbu-reau Zeeweringen op; op 2 april1997 gaf de minister op de dijk bijBorssele het startsein voor dewerkzaamheden, waarbij zwaar-dere stenen worden toegepast opeen ondoorlatender onderlaag.T y p e n s t e e n z e t t i n g e nOp de Nederlandse dijken komenveel typen steenbekledingen voorzoals basaltzuilen, granietblok-ken, Vilvoordse steen, Doorniksebloksteen, Lessinische steen,Noordse steen, verschillende ty-pen betonblokken en beton-zuilen. In de toets- en ontwerpbe-rekeningen zijn ze in twee cate-gorie?n te verdelen: bekledingenmet een relatief open en meteen relatief dicht oppervlak. Ookwordt wel gesproken over zuilenen blokken. Hoewel in het laatsteonderscheid de afmetingen vande elementen bepalend zijn (ver-houding lengte, breedte en hoog-te), vallen de zuilen veelal in decategorie met het relatief openoppervlak en blokken in de cate-gorie met het relatief dichteoppervlak. Zuilen, veelal meer-hoekig van vorm, worden tegenelkaar geplaatst, waardoor voor-namelijk op de raaklijnen inter-actie tussen de verschillende ele-menten plaatsheeft. Blokken,rechthoekig van vorm, wordeneveneens tegen elkaar geplaatst;interactie heeft plaats op raak-vlakken en slechts zeer kleinespleten verzorgen de openheidvan de toplaag (foto 3).2 | Erosiegeulen onder debetonblokken3 | Oude bekledingen vanDoornikse blokken,granietblokken en basaltonder betonblokkenC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledingencement 2000 730V e e l v o o r k o m e n d e o p b o u wv a n e e n o u d e s t e e n z e t t i n gDe primaire functie van de steen-zetting wordt geleverd door detoplaag, de stenen zelf. De openruimte tussen de elementen isvaak ingewassen met granulairmateriaal: het inwasmateriaal.Ook komt voor dat de toplaag nietis ingewassen maar is gepene-treerd of overgoten met asfalt ofbeton, of door natuurlijke proces-sen is ingezand. Met uitzonde-ring van blokken op klei, komtdirect onder de toplaag vaak eenlaag puin of steenslag voor diegebruikt is als uitvullaag om detoplaag met gelijkmatige boven-zijde te kunnen plaatsen. Onderde uitvullaag bevindt zich eenfilter van granulair of steenachtigmateriaal of in de vorm van ??n ofmeer vlijlagen, meestal van bak-steen, ter voorkoming van uit-spoeling van onderliggend basis-materiaal: klei of zand (foto 4).Tussen twee verschillende steen-typen komen vaak overgangscon-structies voor, in de vorm van eenrij perkoenpalen. De constructiel-agen worden van onderen onder-steunddooreenteenconstructiediemet perkoenpalen in de onder-grond is gefundeerd. Ter onder-steuning van de teenconstructieen om eventuele erosie van deteen weg te houden, is vaak eenteenbestorting aangebracht (ookwel kreukelberm of kraagbestor-ting genoemd).F a a l m e c h a n i s m e ns t e e n z e t t i n g e nDe primaire functie van eensteenzettingishetleverenvaneenbijdrage aan het waterkerend ver-mogen (dijk of oever), water-scheidend vermogen (dammen)of golfbrekend vermogen (haven-dammen), door instandhoudingvanhettaludondergolf-enstroom-belasting.Hetfijnekernmateriaal(zand, klei of steenslag) waarmeeveel van dergelijke constructieswordenopgebouwd,isnietstabieltegen de hydraulische belastin-gen. Deze kern moet afgedektworden met relatief zwaar mate-Achtergronden bij de faalmechanismenToplaagstabiliteit (ontleend aan [1])Steenzettingen zijn en worden in een hecht en veelal vlak verband geplaatst, waardoorgolven en stroming weinig vat op de afzonderlijke stenen kunnen krijgen. De stabiliteit vande toplaag wordt hoofdzakelijk bedreigd door het optreden van een opwaartse kracht diesamenhangt met een drukverschil over de toplaag. Dit drukverschil is (onder meer) aanwe-zig op het moment dat de golf zich maximaal heeft teruggetrokken op het talud. Op datmoment is een deel van het talud, ook onder de stilwaterlijn (gemiddelde niveau tussengolftop en golfdal), vrijwel drooggevallen, terwijl in de constructie (onder de toplaag in deuitvul- en/of filterlaag) nog water aanwezig is. Dit veroorzaakt een opwaartse druk tegen deonderzijde van de toplaag. In het algemeen geldt dan ook dat hoe dunner en ondoorlatenderde laag onder de toplaag is en hoe opener de toplaag is, hoe minder groot de wateroverdruk-ken onder de toplaag kunnen worden. Anders gezegd: van belang is een kleine verhoudingtussen de doorlatendheid van het filter en de doorlatendheid van de toplaag, want dan kanhet met moeite door het filter stromende water bijna ongehinderd door de toplaag weg-stromen. Deze doorlatendheidsverhouding komt terug in de belangrijkste constructie-beschrijvende parameter, de leklengte L:k+BbD__k'waarin:b is de dikte van de filterlaag (m);D is de dikte van de toplaag (m);k is de doorlatendheid van het filter (m/s);k' is de doorlatendheid van de toplaag (m/s);is de leklengte (m/s).Met deze wetenschap komt het voornaamste probleem bij de oude steenzettingen naarvoren: de aanwezigheid van dikke en grofkorrelige uitvul- en filterlagen, in de vorm vansteenslag, puin en vlijlagen maakt de laag onder de toplaag soms zeer doorlatend.Zone van zwaarste belastingHoe hoger het niveau op de glooiing, hoe hoger de maatgevende golfbelasting is, omdatdeze gerelateerd is aan de waterdiepte. Het niveau waar de overdrukken onder de toplaaghet grootst zijn, ligt een waarde ysonder de stilwaterlijn. De grootste wateroverdruk treedtop bij een waarde ysonder het niveau van de maximale waterstand (afhankelijk of het eentoetsing of een ontwerp betreft, het toets- of ontwerppeil genoemd). De waarde voor ysligtglobaal tussen 1/2en 11/2keer de maatgevende golfhoogte.4 | Opbouw oude bekledingC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledingencement 2000 7 31riaal dat hiertegen wel bestand is.Zo is als eerste faalmechanisme`verlies van stabiliteit van de indivi-duele toplaagelementen' te onder-scheiden (zie kader `Achtergron-den bij de faalmechanismen').Vervolgens moet deze toplaagdusdanig dicht zijn, dat uitspoe-ling van kernmateriaal (maar ookvan filter- en/of uitvullaagmateri-aal) wordt voorkomen. Hierdoorontstaanineersteinstantieholtenonder de stenen toplaag waardoorde stenen hun verband kunnenverliezen en waardoor de belas-ting op de steenzetting groterwordt door toenemende water-overdrukken. Het tweede faalme-chanisme is dan ook: `materiaal-transport van binnen naar buiten'.Ten slotte moet de blekleding alsgeheel stabiel zijn tegen afschui-ving over het kernmateriaal. Golf-belasting kan dynamische water-overdrukken onder een water-ondoorlatende toplaag veroorza-ken met afschuiving als gevolg.De dikte en het gewicht van detoplaag,deuitvullaagendeonder-laaglevereneenpositievebijdrageaan het krachtenevenwicht (ziekader `Toetsaspecten'). Het derdefaalmechanisme is `afschuivingvan de toplaag'. Falen van destenen bekleding kan ook wordenge?nitieerd door falen van eenteen- en/of overgangsconstructie.T o e t s p r o c e sDe toetsprocedure van steenzet-tingen, zoals die in de LTV [2] isopgenomen, toetst de bekledingaan de hiervoor genoemde faal-mechanismen. Van elk mecha-nisme verloopt de toetsing in driefasen: eenvoudig (of globaal),gedetailleerd en geavanceerd.Verschillende parameters zijnbenodigd: in de eerste plaats degolfrandvoorwaarden behorendbij de vastgestelde veiligheids-norm op elk niveau op de glooiingen bij de maximale waterstand,het toetspeil. Afhankelijk van detoetsfase zijn verder gegevensover de bekleding benodigd:taludhelling, dikte toplaagele-menten, dikte, soort materiaal,karakteristieke grootte en doorla-tendheid van de uitvul- en/of fil-terlaag en de dikte van een even-tueel aanwezige kleilaag. Hettoetsproces kan uiteindelijk descores `onvoldoende', `goed', `vol-doende' en 'nader onderzoek'opleveren (fig. 5). Ook het oordeelvan de beheerder speelt een rol:door een schade-verleden kan eenbekleding als `onvoldoende' wor-den gekwalificeerd. In dit artikelgaat het te ver om diep op hettoetsproces in te gaan; in hetToe tsaspec tenToplaagstabiliteitOmdat de belasting op de toplaag groter wordt naarmate het niveau op de glooiing hoger is,is de bovenste rij van een bekledingsvak bepalend. De maatgevende waterstand voor dezebekleding ligt een waarde yshierboven (zie kader 1). De bij deze waterstand behorendemaatgevende waarden van de golfhoogte (Hs) en golfperiode (Tp) moeten in de toetsing vanhet betreffende vak worden gebruikt.Voor de verschillende typen steenzettingen zijn beoordelingskrommen vervaardigd (ookwel Black Box figuren genoemd). In deze figuren is de brekerparameter 0puitgezet tegende dimensieloze sterkteparameter Hs/ D. Hierin is D de dikte van de toplaagelementen(m) en de relatieve dichtheid (-), gedefinieerd als (rs- rw)/rw, met rwen rsals de dichtheidvan water respectievelijk van de steen (kg/m3). De brekerparameter geeft een duidelijk beeldvan het brekertype op het talud en wordt gedefinieerd door:tan0p= ________HsB______1,56 Tp2waarin:Hsis de significante golfhoogte (m);Tpis de piekperiode (s);is de taludhoek (?);0pis de brekerparameter (gebaseerd op de golflengte op diep water en de piekperiode) (-).In de figuren scheiden twee kromme lijnen drie velden: het `goed', het `twijfel' en het `onvol-doende' gebied. In de eenvoudige toetsing moet worden bepaald in welk gebied de bekledingscoort. Is dit in het `twijfel'-gebied, dan moet worden doorgestapt naar de gedetailleerde toetsing.Voor de steenzettingen die op een granulaire laag (filter- of uitvullaag) staan, kunnen in degedetailleerde toetsing met het computerprogramma ANAMOS [3] dichte en open toplagenen fijne en grove filters verdisconteerd worden. Om tot het oordeel `goed' te komen, moetANAMOS het resultaat `STABIEL' geven en bovendien moet ANAMOS geldig zijn, dat wilzeggen dat de waarde van Hs/ D onder de waarde van 6 0p-2/3moet liggen.De geavanceerde toetsing, die moet worden uitgevoerd door specialisten, is benodigd omuit het `twijfel'-gebied van de eenvoudige of gedetailleerde toetsing tot een eindoordeel tekomen. Ook voor bekledingen die niet met een eenvoudige of gedetailleerde toets te beoor-delen zijn, zoals gepenetreerde bekledingen, is een geavanceerde toetsing nodig. Naast hetoordeel `goed' of `onvoldoende' kan het eindoordeel ook `nader onderzoek' zijn; dan is meerkennisontwikkeling benodigd om een einduitspraak te kunnen doen.AfschuivingIndien de taludhelling flauwer of gelijk is aan 1:4 en er in het verleden geen afschuivingheeft plaatsgehad, dan scoort de bekleding op dit aspect in de eenvoudige toetsing direct`goed'. Dit is ook het geval als de taludhelling flauwer of gelijk is aan 1:3 en ( D + diktefilter/uitvullaag + dikte onderlaag (bv. klei of mijnsteen)) 1,2 m. Voor de overige gevallenwordt doorverwezen naar [2].C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledingencement 2000 732kader Toetsaspecten wordt glo-baal aandacht besteed aan eenaantal aspecten die ook voor hetontwerp van belang zijn.O n t w e r pEen nieuwe steenzettingsbekle-dingbestaatuitdetoplaagelemen-ten, een filter- en/of uitvullaag eneen onderlaag.ToplaagelementenBij verbeteringswerkzaamhedenwordt veelal vanuit kostenoog-punt en om landschappelijke encultuurhistorische redenen, ge-kozen voor zoveel mogelijk her-gebruik van materialen. Toplaag-elementen als basalt en granietdie als `onvoldoende' zijn beoor-deeld, kunnen op locaties metgeringere belastingen mogelijkweer worden toegepast. De beton-blokken zijn plat geplaatst vaak telicht; gekanteld kennen zij eenaanzienlijk toepassingsgebied.Speciaal ontwikkelde machinesmaken het mogelijk de beton-blokkeninraptempooptenemenen gekanteld terug te plaatsen(foto 6). Bij onvoldoende beschik-baarheid van bestaande toplaag-elementen of als de belastingenhergebruik van deze materialenonmogelijk maken, worden nieu-we betonzuilen toegepast. Dezezijn te verkrijgen in verschillendehoogtes en met verschillendedichtheden. Op de stabiliteit vaneen steenzetting wordt in hetgelijknamige kader ingegaan.Filter en/of uitvullaagOm uitspoeling van basismateri-aal te voorkomen, moet een filterworden aangebracht. Waar bijklei veelal een geokunststof wordtgebruikt, kan dit ook bij zand. Bijzand is ook een geometrisch dichtgranulair filter mogelijk, maar uitkostenoogpunt en vanwege debenodigde constructiedikte zalveelal een geokunststof wordentoegepast. In principe kan destenen toplaag direct op het geo-kunststof worden geplaatst; dit isuitvoeringstechnisch echter zeeronpraktisch en bovendien is hettoepassingsgebied kleiner in ver-gelijking met een steenzetting opeen granulaire uitvullaag. Tussenhet geokunststof en de toplaagwordt daarom doorgaans een gra-nulair uitvullaagje aangebracht.Omdat een dikke, doorlatendeuitvullaag een negatieve invloedheeftopdestabiliteitvandesteen-zetting, moet deze laag zo fijn enzo dun mogelijk zijn, maar ookweer niet zo fijn dat materiaaldoor de toplaag heen kan uit-spoelen.OnderlaagRekening houdend met hetmechanisme afschuiving of omhet oude profiel aan te vullen tothet gewenste nieuwe profiel, kanhet soms nodig zijn de totalebekledingsdikte te vergroten doordeonderlaagaantevullen.Omdatdikke, doorlatende onderlageneenongunstigeffecthebbenopdestabiliteit van de steenzetting,kunnen deze bijvoorbeeld be-staan uit mijnsteen, silex, klei ofbetonpuin (0-40 mm). Het ge-bruik van mijnsteen, silex ofbetonpuin (met fijne gradering)maakt een extra filterconstructieveelal overbodig.Stabiliteit steenzettingIn principe kunnen nieuwe steenzettingen worden ont-worpen met de Black Box figuren uit het toetsproces.Voor steenzettingen op een granulaire uitvullaag offilter kan een uitgekiender ontwerp worden gemaaktmet het programma ANAMOS [3]. De bovenste bekle-dingsrij van een nieuw vak is evenals in de toetsingmaatgevend en de maatgevende golfparameters wordenwederom gevonden bij een waterstand die een waardeyshoger ligt dan deze rij (zie kader 1). Evenals bij detoetsing moet ANAMOS het resultaat `STABIEL' gevenen bovendien moet ANAMOS geldig zijn (zie kader 2).Enige achtergrondkennis bij het gebruik van ANAMOSis geboden. Soms heeft een overgangsconstructie eennadelige invloed op de stabiliteit van de toplaag. Ditkan in ANAMOS verdisconteerd worden door manipu-latie met de in te voeren waterstand en bekledingsgren-zen. Meestal heeft een overgangsconstructie echtergeen nadelige invloed; dan moeten deze parameters zoworden ingevoerd dat ANAMOS er dan ook niet naarrekent. Een dergelijke `truc' moet worden gedaan omde negatieve invloed van toepassing van inwasmateriaal(verlies aan openheid van de toplaag) te compenserenmet het positieve effect ervan (introductie extra inklem-ming) in combinatie met gebruik van de inklemfactor.Ten slotte wordt opgemerkt dat in de ontwerpbereke-ningen diverse veiligheidsmarges ingebouwd kunnenworden. Genoemd worden: dikkere uitvullagen en stei-lere hellingen dan de bestekswaarden en een sorteer-marge voor basaltzuilen en granietblokken.5 | Toetsproces6 | Machinaal plaatsen van gekantelde blokkenC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gDijkbekledinencement 2000 7 33TaludhellingEen belangrijke parameter is detaludhelling. In feite kan, evenalsbij de aanleg van een nieuwe dijk,ook bij de dijkverbeteringswerk-zaamheden de nieuwe taludhel-ling vrij worden gekozen. In hetalgemeen zal op basis van mini-maal grondverzet de nieuwetaludhelling zo goed mogelijkworden ingepast tussen het be-staande teen- en bermniveau.Aspecten die tevens de keuze voorde nieuwe taludhelling kunnenbe?nvloeden zijn: het eventueelmoeten ophogen van het bestaan-de bermniveau, inpassing van hetprofiel tussen te handhaven dijk-vakken, de wens een bepaald typesteenzetting toe te passen of hetzo min mogelijk willen afschra-pen van een eventuele aanwezigeonderlaag (bijv. klei of mijnsteen).OvergangsconstructiesTen slotte vragen overgangen enaansluitingen speciale aandacht.Door het filter goed op de over-gangsconstructie te laten aanslui-ten en door toepassing van pene-tratiemateriaal als gietasfalt ofasfaltmastiek, kan worden voor-komen dat materiaal onder desteenzetting vandaan uitspoelt.Ook moet rekening worden ge-houden met de mogelijke nega-tieve invloed van de overgangs-constructie op de stabiliteit van desteenzetting.A l t e r n a t i e v e b e k l e d i n g e nNaast steenzettingen zijn veelandere bekledingstypen mogelijkzoals losse breuksteen, breuk-steen of eventueel gebroken vrij-komend materiaal gepenetreerdmet asfalt of beton, waterbouwas-faltbeton en open steenasfalt.Ook de zogenaamde overlagingenvormen een alternatief voor hetvernieuwen van een steenzetting.Deze variant, waarvoor recente-lijk rekenregels zijn ontwikkeld,kan goed bruikbaar zijn als uit detoetsing blijkt dat de onderstebekledingszone `onvoldoende' is,terwijl hoger op de glooiing een`goede' bekleding aanwezig is.Door de onderste zone te over-lagen met breuksteen, al of nietgepenetreerd, kan het goede mid-dengedeelte gehandhaafd blijven.V e r s c h i l l e n d e b e l a n g e nBij de verbetering van de bekle-dingen moet rekening wordengehouden met diverse belangenzoals bijvoorbeeld het milieu.Langs de Wester- en Ooster-schelde zorgen het zoute milieuen het getij voor uitzonderlijkeflora. Speciaal voor de verbeteringvan de glooiingen van deze dijkenzijn de bekledingstypen in cate-gorie?n van natuurwaarde inge-deeld. Zo kan een nieuw bekle-dingstype worden gekozen dat inelk geval herstel van de bestaandenatuurwaarden op de glooiinggarandeert. Als er in het bestaan-de dijkvak belangrijke natuur-potenties aanwezig zijn, kan ookeen bekleding worden gekozendie zelfs een verbetering van debestaande natuurwaarden kanopleveren. Speciaal hiervoor zijnbetonzuilen ontwikkeld met eenzogenaamde eco-toplaag: een ru-we, grove bovenkant waarop zichallerlei soorten plantjes kunnenvestigen (foto 7).Ook kan er een landschappelijkbelang zijn. Hierbij is te denkenaan kleur en vorm van de bekle-ding die het visuele uiterlijk vande dijk bepalen.T e n s l o t t eSinds de aanvang van het projectin 1996 is langs de Westerscheldecirca 45 km dijk verbeterd. Afhan-kelijk van het uiteindelijke toets-resultaat wacht hier nog eentraject van circa 60 km. Ook op dedijkenlangsdeOosterscheldezul-len binnen afzienbare tijd kranenverschijnen. Aan het einde van ditjaar is de toetsing van de IJssel-meerdijken gereed. Kort daaropwordt in 2001 begonnen met dedijkverbeteringswerkzaamheden.Momenteel wordt hard gewerktaanhet`TechnischRapportSteen-zettingen', waarin alle aspectenvan steenzettingen, zowel de toet-sing als het ontwerp met achter-grondinformatie, zullen wordenopgenomen. De verwachting isdatdeTAWditrapportbegin2002kan vrijgeven. sL i t e r a t u u r1. CUR-rapport 155, Handboekvoor dimensionering vangezette taludbekledingen.CUR, Gouda, 1992.2. Leidraad Toetsen op Veilig-heid. Technische Advies-commissie voor de Water-keringen, augustus 1999.3. ANAMOS versie 2.21,PC-programma voor het bere-kenen van taludbekledingenvan gezette steen. Verkrijg-baar bij RWS, Dienst Weg-en Waterbouwkunde, Delft.7 | Betonzuilen met en zon-der eco-toplaag
Reacties