schillende bijzonderheden in. Tevens is aan demechanica-zijde van de klemming en aan de con-structieve uitvoering grote aandacht besteed, alles om tekomen tot een economisch, handig en veilig apparaat,voor een aantal banden als men op het oog heeft tegelijkte transporteren. De hijscapaciteit kan desgewenst veelmeer worden als is aangegeven, maar dan wordt hetapparaat vanzelfsprekend volumineuzer en zwaarder.De betreffende apparaten zijn alle zodanig uitgevoerd,dat de grijper steeds in geopende stand kan strijken opde last, met voldoende opening om eventueel ongelijkliggende bandeinden tot gelijke stand te brengen. Deklemming vindt plaats op de hol en dol. Meerdere bandenworden tegelijk opgenomen, waarbij evtl. lengte-verschillen in de banden t.g.v. krimp, enz. g??n bezwarenopleveren. De grijpers zijn geschikt zowel voorhijstransport van banden met normaal ais met verdekt holen dol. Bij het neerzetten op auto's of in schepen kunnende banden naast et-kaar worden geplaatst, waarbij ookde einden aaneensluiten. Wat betreft het vervoer van defabriek naar de tas: de banden behoeven geen extraverhardingstijd te ondergaan en kunnen op hetzelfdetijdstip worden getransporteerd, waarop ze andersnormaal per wagen werden vervoerd. Beschadiging vanbetondelen door de grijper komt niet voor. De bekkenbezitten ?eii bedekking van patentrubber. Bij opneminguit de tas kunnen ooi kleinere aantallen dan de maximaleworden opgepakt.Uit bovenstaande beschrijving volgt, dat degrijperuitvoeringen geheel aansluiten op de bestaandewijze van tasvorming.De grijpertypen van foto 2 en 3 zijn geschikt vooropneming van de complete last van een plateauwagen.tn het volgende nummer van ,,Cement" zullen enigeandere constructies worden behandeld.foto 3. Een grijper voor hijstransport van 9 banden ter breedte van 150 mm en ter lengte van I m ;hijscapaciteit I 000 kg; ook hiervoor geldt voor andere bandbreedte hetzelfde alsbij foto IBetononderzoek op het bouwwerk volgens niet-destructieve methodenBeitrag zur zerst?rungsfreien Betonpr?fung mittelsdes Kugelschlagfederhammers; Dipl. Ing. Dr. A.Stadler. Allgem. Bau-Zeitung, Wien, 8e jaargang nrs. 366bl. 3 - 367 bl. 6 - 368 bl. 5. (Sept. 1953),Kenmerkend voor de belangstelling, welke ook eldersbestaat voor niet-destructieve methoden vanbetononderzoek, is wel, dat drie opeenvolgende nummervan dit Weense weekblad voor een groot deel zijn gewijdaan een zeer uitvoerig overzicht van Stadler over de totnu toe bekende methoden op dit gebied.Het is typerend, dat S. in beginsel drie mogelijkhedenziet, om de sterkte van beton te weten te komen:1. berekening uit de gegevens omtrent de samenstelling,2. directe meting aan proefkuben of3. berekening uit metingen aan het bouwwerk.S. behandelt deze drie mogelijkheden tn het begin als gelijkwaardig.Van de eerste weg, die van de berekening volgensformules, zoals door Feret Abrams, Graf-Crantz,Bolomey, Hummel en nog anderen ontwikkeld, ziet S. alsbezwaar, dat geen van deze formules de mogelijkheidbiedt rekening te houden met aile factoren, die tijdens hetmengen, storten en verharden Van invloed zijn op de uit-eindelijke druksterkte van de kubus.dBij dit standpunt is dus uitgegaan van de gedachte, dat deformules eigenlijk wel exact juist zouden z?jn, wanneer zijmaar uitgebreid worden met nog meer factoren en leden,die de ontbrekende omstandigheden in rekening zoudenbrengen.Zolang deze formules echter zuiver pheno-menologisch zijn, dient men er echter m.i. rekeningmee te houden, dat bijv. de invloed van detemperatuur of van de vochtigheid tijdens hetverharden weer zelf afhankelijk zou kunnen blijken tezijn van de andere factoren, bijv. van defijnheidsmodulus, en dat de formule dus steeds alleeneen statistische benadering zal blijven. Dat wilzeggen: dat de berekende druksterkte wel gemiddeldzal kloppen, maar nooit exact klopt voor de enkelekubus, zoals ook de druk- of treksterkte, zelfs bij debest homogene stoffen, altijd vrij aanmerkelijk spreidten men onzeker blijft over het resultaat, dat aan heteerstvolgende proefstuk zal worden gevonden.Ook de systematische foutbronnen van drukproeven,zoals de verschillen tussen cylinder- enkubendrukproeven, de invloed van de proefstuk-afmetingen en de verschillen tussen proefkuben enbouwwerk worden kort aangeduid, benevens de velevoorstellen om daaraan tegemoet te komen.Het beproeven van kuben, die uit het bouwwerk zelf zijngehakt, is zo kostbaar en laat nog zoveel twijfelpunten,dat deze werkwijze bijna niet wordt toegepast.Uitvoerig en zeer gedocumenteerd bespreekt S. de niet-destructieve methoden, beginnend met de hier weinigbekende methode van de Rus Skram-tajew, die van 8meter afstand met een revolver op de te onderzoekenbetonmuren schoot en constateerde, dat de inhoud vande gevormde kogeltrechter verband houdt met d. Skram-tajew beschouwt de betrekkelijk grote ?ndring-diepte (?tot 2 cm), die bij deze proef wordt gemeten, als eenvoordeel, maar K. Gaede voelt als bezwaar tegen dezeo.i. erg ,,russische" methode, niet alleen, dat men hetbouwterrein eerst moet ontruimen en ook dan slechts eenbeperkt aantal proeven kan doen wegens de eropvolgende re-paratiekosten, maar ook, dat de uitkomstennog tot 25% van de werkelijke druksterkte blijken tekunnen afwijken.Anderen, ook meest Russische onderzoekers, laten bijhet storten een stalen buis, schroef of kopbout in hetbeton inzetten en bepalen de kracht, welke nodig ?s omdeze na het verharden los te wringen of uit te trekken.Blijkbaar let men ginds weinig op de kosten vanapparatuur en van reparatie die zoiets mee brengt.Overeenkomstig de titel vormen de kogel-in-drukproevende hoofdschotel. Sinds Gaede deze door Brinellaangegeven methode, die eigenlijk alleen op metalenwerd toegepast, in 1932 het eerst voor beton gebruikte,zijn wel alle denkbare vormen daarvan onderzocht: zowellangzame statische belasting van de kogel als snelleslaghamer-proeven, waarbij de een de indrukdiepte, eenander de diameter van de indruk meet.Ook de methode van het meten van de terugslag-energie,de terugslaghamer, wordt hierbij vermeld. Hoewel depraktijk reeds sinds lang de langstetige hamer kent,waarmede een ervaren vakman het beton beklopt, om uitde klank en het terugspringen van de hamer de kwaliteitvan het beton te taxeren, meent S., aansluitend aanGaede, deze proeftechniek te moeten verwerpen. Deoverweging daartoe is, dat de repulswaarde geen juistemaatstaf is voor de hardheid, maar ook door deelasticiteitsmodulus wordt bepaald. Doordat verschillendebetonsoorten met eenzelfde kuben-druksterkte enigszinsverschillende elasttciteits-moduli kunnen bezitten, zoudenvolgens S. de resultaten van repulsmetingen meermoeten spreiden dan die van kogelindrukmetingen.Het is te betreuren, dat Gaede en ook Stadier overhet hoofd zien, dat niet de hardheidsmeting het doelis, maar de druksterkte en dat de door Gaedeopgestelde formule voor het verband tussen hardheiden druksterkte op een onjuiste veronderstellingberust, zoals ik ruim een jaar geleden toelichtte. Hetbegrip hardheid is trouwens helemaal vaag; er zijnverschillende maatstaven, die elk met evenveel recht,,de hardheid" worden genoemd1). En tenslotte is hetverband tussen de druksterkteen de elasticiteit zeker zeer nauw, maar ook zeeringewikkeld, zoals ik reeds heb getracht toe telichten2). Overigens bleek mij bij deze laatste studieook, dat de materiaaldikte, die invloed heeft op deuitkomst van een repuls-meting, geenszins beperkt istot de kleine diepte van de achtergebleven deuk,maar enige centimeters geacht moet worden.Alleen de feitelijke proeven kunnen ons leren, of ditook voor de kogelindrukmetingen het geval is, resp.welke methode de beste uitkomsten levert.Tenslotte bespreekt S. de meting van de elastici-teitsmodulus ter bepaling van ad. Het is bekend, dat ?niet alleen van d afhangt, maar ook van de grootte vande spanning, waarbij men ? meet en bovendien van desnelheid, waarmede deze spanning wordt aangelegd.Dat juist deze, ook algemeen bekende feiten, deberekeningen van Gaede omtrent het verband tussenhardheid en sterkte tegenspreken, schijnt de auteurniet te hebben opgemerkt-Aangezien men aaneenzelfde proefstuk dus ook verschillendeelasticteitsmoduli kan meten, al naar gelang van desnelheid van de meting en de gebruikte spanningen,welk verband zeker voor verschillende materialen ver-schillend is, kunnen de experimentele formules voorhet verband tussen deze modulus en d., die S.citeert, ook slechts bij benadering geldig zijn.Terecht besluit S. met de opmerking, dat ook de metingenvan E slechts een gemiddelde waarde van od kunnenleveren en niet de mogelijkheid bieden plaatselijkeschommelingen in de druksterkte op te sporen.Ondanks de oorspronkelijk gestelde gelijkwaardigheidvan de drie grondmethoden behandelt S. de niet-destructieve methoden toch feitelijk alle als ,,indirecte"methoden, waarvan de uitkomsten eerst getoetstdienen te worden aan de gemetenkubendruksterkten. Het lijkt mij consequenter en zeermogelijk vooral het direct verband tussen degevonden resultaten voor de niet-destructieve metho-den met de samenstelling van het beton en met defeitelijke draagkracht van een gegeven constructie tebestuderen, zonder de conventionele bepaaldekubendruksterkte a priori ais een onaantastbaremaatstaf hiervoor te erkennen.BOSSCHARTLitteratuur1. Bosschart, Niet-destructief betononderzoek, Cement 4(1952) nr 17/18 - blz. 3162. Bosschart, Elasticiteit en structuursterkte van beton,Cement 5 (1953) nr 5/6 - blz. 72 en nr 7/8 -blz. 107Cement 5 (1953) Nr 9-10 135
Reacties