? ? onderzoek ? duurzaamheiddr.R.B.Polder en dr.J.A.Larbi, TNO Bouw, afdeling Bouwtechnologie, RijswijkIn 1976 Is doorde StichtingMateriaalonderzoek In de Zee (SMOZ) een omvangrijk onder-zoekbegonnen naar hetgedrag van beton bij expositie In de Noordzee. De achtergrondhiervan was de onzekerheid over de duurzaamheid van beton In dit potentieel agressievemilieu, omdat er vrijwel geen ervaring bestond met de duurzaamheid van beton op grotediepten. Een groot aantal proefstukken werd op de zeebodem geplaatst. In 1978 en1984, dus na 2 en 8 jaar expositie, Is een gedeelte van de proefstukken onderzocht. In1988IshieroverIn Cementkortbericht[1]. Daarna zijn deresterende monstersweerIn zeegeplaatst. Deze zijn na 16jaar opgehaald en In opdrachtvan SMOZ en CUR doorTNO Bouwonderzocht.BETONNA 16JAAREXPOSmEINDENOORDZEE42De ervaring met betonconstructies in deNoordzee heeft inmiddels geleerd dat volcdoende duurzaamheid kan worden bereikt,mits voldoende dicht beton en voldoendedekking op de wapening worden toegepast.Hoewel hiermee de oorspronkelijke redenvoor het onderzoek enigszins achterhaaldlijkt, heeft de SMOZcstudiegroep Beton (=CURcProgrammacadviescommissie PAC 8)het zinvol geacht het 16jaar durende exposictieprogramma afte ronden doorde resterenede proefstukken te onderzoeken met zowelmoderne als meer traditionele technieken.Hierbij werd overwogen dat het monsterma"teriaal uniek is vanwege de lange duuren deomstandigheden van de expositie. De gecbruikte betonsamenstellingen kunnen nogsteeds (globaal) model staan voor de huidiege praktijk; tevens zijn de gebruikte uitgangscmaterialen nog representatief voor de hecdendaagse grondstoffen voor beton.Het onderzoek had als doel het verdiepenvan kennis over het gedrag van beton in diepzeewater, met name het vaststellen van demechanische eigenschappen en de duur-zaamheidsaspecten van het beton. Het vol-ledige onderzoeksrapport is bij SMOZ enCUR verkrijgbaar [2].MonstersIn 1976werden 252 betonprisma'sgemaakten in de Noordzee ge?xposeerd opdieptenvan 5 en 100 m. Van deze prisma's zijn delaatste 42 stuks in juni 1992 opgehaald entot begin 1993 opgeslagen, waarna het oncderzoek begon. De prisma's waren geduren"de acht jaar op 100 m diepte ge?xposeerd(nabij Schotland) en vervolgens achtjaar op40 m diepte (voor de kust van Den Helder).De proefstukken waren gemaaktvan drie be-tonmengsels meteen vrij extreme variatie insamenstelling. Vanuit de toenmalige opvatctingen over duurzaamheid was gekozen vooreen zeer lage, respectievelijk een matig ho-ge water-cementfactor. Er was gemikt opeen gelijke consistentie, wat zonder hulp-stoffen (dietoen nognietgebruikelijkwaren)leidde tot een voor Nederlandse begrippenzeer hoog cementgehalte in de mengselsmet lage water-cementfactor. Om te zien ofer een gunstig effect zou zijn op de duur-zaamheid wanneer het jonge beton gedu-rende enige tijd tegen de invloed van hetzee-water zou worden beschermd, was de ouder-dom waarop de proefstukken in zeewaterwerden geplaatst, gevarieerd ('voorverhar-ding').Als cementsoorten was gekozen voor port-landcement (pc) en hoogovencement (he),beide klasse A (tabel 1); verder voor rivierctoeslagmateriaal met een grootste korrelaf-metingvan 32mm. Zoals aangegeven warentwee water-cementfactoren toegepast:0,54 en 0040 voor de portlandcementmeng-sels en 0042 voor hoogovencement. Het ce-mentgehalte van de OA-mengsels bedroeg420 kgjm3, dat van het 0,54-mengsel 300CEMENT1995j11Tabel 1Globale betonsamenstelling, voorverhardingsduur en aantallen proefstukkenkg/m3? De consistentie was vrijwel gelijk (80? 85 mm zetmaat).Verderwaren bij de prisma's de volgende fac-toren gevarieerd:? de proefstukgrootte:100 x 100 x 300 mm3 (ongewapend, 18stuks);100 x 100 x 500 mm3 (gewapend, 18stuks);150 x 150 x 600 mm3 (gewapend, 6 stuks,alleen pc en he met wcf = 0,4);? de dekking op de wapening: zes niveaustussen 15 en 70 mm;? de ouderdom waarop het beton werdblootgesteld aan zeewater: 1, 4 en 14 we-ken. De voorverharding had gedurende 1of 4 weken plaats in 20 ?e/65% RV of 1week in de vochtkamer gevolgd door 13weken in 20 "e/65% RV.De gewapende prisma's waren zodanig ge-bogen, dat scheuren met een wijdte tussen0,1 en 0,4 mm ontstonden.OnderzoekBij het onderzoek na 16 jaar werden de vol-gende aspecten van de prisma's onder-zocht:? de mechanische eigenschappen: druk-sterkte, splijttreksterkte en dynamischeelasticiteitsmodulus;? de microstructuur;? de diepte van indringingvan en de mogelij-ke aantasting doorsulfaat- en magnesium-ionen;? de diepte van chloride-indringing, eventue-le corrosie van de wapening en de elektri-sche weerstand;? de aanwezigheid van scheuren.De elektrische weerstand en de dynamischeelasticiteitsmodulusvan ongewapende pris-ma's (lengte 300 mm) werden bepaald v??rhet verzagen van de proefstukken voor an-dere metingen. De elektrische weerstandQ) Bepaling van de elektrische weerstandvan het beton volgens de methode Wennerwerd gemeten volgens de Wenner '4-pointprobe'-methode, met behulp van elektrodenop het betonoppervlak (fig. 1). De dynami-sche elasticiteitsmodulus werd berekend uitde resonantiefrequentie veroorzaakt dooreen akoestische excitatie, die eenlongitudi-nale staande golfveroorzaakt in de prisma's[3].Voor het overige onderzoek werden de pris"ma's in drie delen gezaagd: twee voor me-chanische beproevingen en ??n voor chemi-sche en micro-analyse (fig. 2). De deelmon-sters voor de chlorideprofielanalyse werdenvervolgens in de langsrichting van de pris-ma's in plakken gezaagd. De plakken warencirca 7 mm dik bij een zaagdikte (zaagver"lies) van circa 3 mmo Het totale chloridege-halte werd na oplossen in salpeterzuur con-form de methode Volhard bepaald.De deelmonsters voor het microstructuuron-derzoek werden bij circa 40 oe gedroogd envervolgens onder vacu?m met fluoresceren-de kunsthars ge?mpregneerd. Daarvan wer-den slijpplaatjes gemaakt, die met polarisa-tie- en fluorescentiemicroscopie (PFM) wer-den bestudeerd [4].De aanwezigheid van scheuren werd bestu-deerd met behulp van fluorescentiemacro-scopische analyse (FMA). Daartoe werdenblokjes met afmetingen van circa 150 x 100x 15 mm3 gezaagd van de delen waarin descheuren aanwezig waren en onder vacu?mmet fluorescerende kunstharsge?mpreg-neerd. Deze proefstukken werden vervol-gensbij een matigsterke optische vergrotingonder ultraviolet-licht onderzocht.De gevonden resultaten werden vergelekenmetdie welke waren verkregen na 2 en 8 jaarexpositieduur. Tevens werd de literatuur metbetrekking tot expositie van beton aan diepzeewat?r of hoge waterdruk bestudeerd.V;%~.nietgebruikt (atwerkvlak');//I:V///////ij#//~I I rl ]1 2 35 4 3 2 1f - -ptMCEMENT1995/11? Schematische weergave van de mon-stername uit (ongewapende) prisma's 100 x100 x 300 mm3a. zijaanzicht, deelmonsters genomen voor:1: druksterkte2: chemische analyse/PFM3: splijtreksterkteb. dwarsdoorsnede, deelmonsters uit deel'2' voor chlorideprofielanalyse43?100908070NE60E.......z50? onderzoek ? duurzaamheid? Druksterkte als functie van de expositie-duur in de Noordzee (1-1: mengsel I na 1week voorverharden, enz.).@ Splijttreksterkte als functie van de expo-sitieduur in de Noordzee2!~ 40'-2!VI 30~::J{; 20)( l( )(? Elasticiteitsmodulus als functie van deexpositieduur in de NoordzeeMicrostructuurDe microfoto's 6, 7 en 8 geven een overzichtvan de microstructuur van het beton van deprisma's. Uit het onderzoek met gepolari-seerd, dan wel fluorescerend licht is geble-ken dat de microstructuurvan het beton nor-maal was, met inbegrip van de hoeveelheidmicroscheuren. Er was geen aantasting vanenig belang opgetreden. Chemische omzet-tingen tussen cementbestanddelen en zee-water hadden wel plaatsgehad, maarslechts in een ondiepe laag: in de buitenstemillimeters van de proefstukken werdsteeds een zone aangetroffen met veel cal-ciumcarbonaat- en magnesiumhydroxi-de-afzettingen. Plaatselijk werd ook ettrin-gietgevonden. Deze stoffen zijn ontstaan uitcalciumhydroxide en -aluminaat uit het be-ton en uit carbonaat-, magnesium- en sul-faat"ionen uit het zeewater. Gezien de be-groeiing met zeeleven (schaaldieren, zee-Mechanische eigenschappenIn het algemeen waren de mechanische ei-genschappen niet wezenlijk be?nvloed door16jaar expositie in de Noordzee. De niveausvan de druksterkte en de dynamische elasti-citeitsmodulus waren normaal voor de ge-bruikte betonsamenstellingen. Zij warenconstant in de tijd of vertoonden een lichtestijging sinds 1978. De splijttreksterkte waslager dan na 2 jaar en ook nog enigszins ver-minderd ten opzichte van 8jaarexpositie. Deresultaten van de mechanische beproevin-gen zijn in defiguren 3 -5 weergegeven. Dezebevindingen komen overeenmet die van an-dere experimenten met beton onder hogedruk of in diep zeewater. Zo wordt in [5] be-schreven hoe z??r hoge waterdruk leidt totfors verlies aan treksterkte en slechts geringverlies aan druksterkte.2020201616161614141212101088A 11-14 x 111-1 v 111-14A 11-14 x 111-1 v '"-1400 2 4 6 8 10 12 14 16 16~ tijd (jaar)01-1 + 1-14 11-1 A 11-14 x 111-1 v 1II~14O+-....,...-......,-.-f-,.......,,....,..-,--...,-..,-----r---r--,---,-,--.--.,..--r--,--,o 2 4 6~ tijd (jaar)01-1 + 1-14 11-1435i ':+--,--,---r---.,-,-.,.--,----r---r---.-,.--.,.--r----r---r---.-.,.--.,.-....,...-,o 2 4 6~ tijd (jaar)01-1 + 1-14 11-1608NEE 7.......Z6109NE 50E---:z~ 40VI::J::J-g 30EVI+-2! 20u4=VI~QJ 10I44 CEMENT1995/11? Overzicht van de microstructuurvan eenmonsterhe-beton, dat werd blootgesteld aanzeewater op een ouderdom van vier weken(fluorescentiemicroscopische opname)(Z) Overzicht van de microstructuur van hetpc-beton met wcf = 0,54 en 1 week oud bijplaatsen in de Noordzee (fluorescentiemi-croscopische opname)? Overzicht van de microstructuur van hetpc-beton met wcf= 0,54 en 1 week oud bijplaatsen in de Noordzee (lichtmieroscopi-sche opname)A = toeslagmateriaalC = cementsteenM = microscheurenE = ettringietkristallenV = pori?nbeeld is 1,4 x 0,9 mm2anemonen) na de expositie is aan de carbo-natatie van de buitenste laag van het betonmogelijk bijgedragen door biologische activi-teit. In het algemeen vormden de afgezettestoften een aaneengesloten laag, die watdichter leek dan het onderliggende beton.De dikte van de laag omzettingsproduktenwas het grootst in het pc-beton met een wa-ter-cementfactorvan 0,54, minder dik in hetpc-beton met een water-cementfactor van0,40 en het dunst in het he-beton (water-ce-mentfactor 0,42).Sulfaat en magnesiumDe sulfaat- en magnesiumgehalten blekenin alle onderzochte monsters alleen in debuitenste laagvan maximaal circa 7 mm ver-hoogd te zijn ten opzichte van de bulkvanhetbeton. De gehalten aan sulfaat of magne-sium waren afhankelijk van de toegepastecementsoort: in het he-beton waren zij aan-zienlijk hoger dan in het pc-beton. Dit is nor-maal omdat hoogovencement een hoger ge-halte sulfaat, sulfide en magnesium bevatdan portlandcement. Doordat de gebruikteanalysemethode sulfide niet kan onder-scheiden van sulfaat, is het sulfide meege-teld bij de sulfaatgehalten in het he-beton...45? ? onderzoek ? duurzaamheide- (\~ -J_ J "hollow leg" (\1-~-. 1+ .... I... .-~1-O2~-. 1+ +-f...-0 i.r ~luchtk:"'"anodes~ -. kathodesczee-waterc706050I,Q30o 10 20~ diepte fmrn I? Chlorideprofiel van de onderzochte proefstukken na 16jaar ex- @ Overzicht van het mechanisme van macrocelcorrosiepositie in de Noordzee; ouderdom bij in zee plaatsen ??n weekChloride-indringing en wapenings?orrosieDe indringingvan chloride was aanzienlijk enhing nauw samen met de cementsoort. Deproefstukken van pc-beton waren vrijwel ge-heel verzadigd meteen hoog chloridegehal-te, dat varieerde van 3 tot5% chloride op decementmassa, afhankelijk van de water-ce-mentfactoren de ouderdom bij het begin vande expositie. In het he-beton was de chlori-depenetratie aanzienlijk minderdiep. Erwasna 16 jaar nog sprake van een steil indring-profiel met een typische indringdiepte vanongeveer 40 mm (bij een grenswaarde van1% chloride op de cementmassa) (fig. 9).De gemiddelde effectieve chloride-diffusie-co?ffici?nten van de verschillende beton-mengsels zijn berekend u'it de chloridepro-fielen door 'fitten' aan de tweede wet vanFick. Zeker bij constante onderdompelingvan het beton is modellering van de indrin-ging volgens een zuiver diffusieproces cor-rect. De resultaten zijn weergegeven in tabel2. Zij bleken zonder meer goed overeen tekomen met de resultaten van een Engelseoverzichtspublikatie over diffusieco?ffici?n-ten voor chloride in beton gemaakt met ver-schillende cementsoorten [6], met namegezien de lange expositieduur.Tabel 2Effectieve chloride-diffusieco?ffici?nt Delvan de onderzochte betonmengselsNa 8 jaar expositie werd voor het hc-betoneen diffusieco?ffici?nt gevonden van circa1 x 10-12 m2/s.Uit de resultaten in tabel 2 mag worden ge-concludeerd dat de chloride-diffusieco?ffi-ci?nt voor het hoogovencementmengsel cir-ca zes tot tien maal lager is dan voor de port~landcementmengsels. De betekenis hiervanis dat de snelheid van chloride-indringing bijpc-beton circa zes tot tien maal groteris danbij hc-beton.Uit dehoge chioridegehalten magworden af-geleid dat een groot deel van dewapeninginde proefstukken gedepassiveerd was,af-hankelijk van de diepte van de chloride-in-dringing en de dekking op de individuele sta-ven. In de onderzochte prisma's werd echtergeen wapeningscorrosie van enige beteke-nis aangetroffen. Dit komt doordattijdens deexpositie op de zeebodem de aanvoer vanzuurstof naar de wapening door de met wa-ter verzadigde betondekking zeer gering isgeweest, waardoor de corrosiesnelheid (nadepassivering) eveneens zeer gering is ge~weest. Tegenwoordig is deze visie algemeengeaccepteerd, maar in dejaren zeventig wasdatzekerniethetgeval. Bij wijde scheuren engrote defecten zoals grindnesten, kan overi-gens wel zoveel zuurstof uit het zeewaterbijde wapening komen, dat de kans op corrosieaanzienlijk groter is dan bij een gave beton-dekking.De enige combinatie van factoren waarbijonder water in een constructie zonder grovedefecten schadelijke corrosie zou kunnenoptreden, wordt gevormd door betondoor-sneden die aan ??n zijde aan zeewater zijnblootgesteld en aan de andere zijde wordenbelucht. Dit kan hetgeval zijn in de poten vaneen offshore-constructie (het hollow-Ieg ef-fect). In die omstandigheden kan na depas-sivering door chloridepenetratie zogenaam-de macrocelcorrosie optreden (fig. 10).Hier-bij vindt de (anodische) corrosie plaats aande wapening aan de zeezijde en de kathodi-sche reactie (zuurstofomzetting) aan de be-luchte (binnen)zijde. De corrosiesnelheidwordt daarbij vermoedelijk bepaald door deelektrische weerstand van het beton. Daar-om is bij dit onderzoek de (specifieke) elek-trische weerstand van de ge?xposeerdeproefstukken bepaald.Elektris?he weerstandEen samenvatting van de resultaten is weer-gegeven in de tabellen 3a en 3b, beide ge-meten met wisselstroom 108 Hz. Hieruitblijkt dat de specifieke weerstand van deproefstukken met hoogovencement aan~zienlijk hoger is dan die metportlandcement.Dit is in overeenstemming met de literatuuren met eerder onderzoek bij TNO Bouw [7].Uit vergelijking met resultaten uit [7] kanworden afgeleid dat de weerstand van hetonderzochte pc-beton enigszins was ver-laagd ten opzichte van pc-beton in zoet wa-ter. Dit is mogelijkveroorzaakt door de indrin-ging in de proefstukken van chloride uit hetzeewater. De weerstand van hethc-beton isnet zo hoog als of hoger dan in hetlaborato-riumonderzoek (in zoet water), wat aangeeftdat de expositie aan zeewater geen verla-ging van de weerstand heeft veroorzaakt.Ori?nterende proeven hebben geen effectlaten zien van de laag omzettingsprodukten46 CEMENT1995/11in de prisma's op de elektrische weerstand(als functie van de diepte in het proefstuk).Tabel3aSpecifieke elektrische weerstand in Q . m van prisma's na 16 jaar in de NoordzeeIndien de corrosiesnelheid zou worden be-paald door de elektrische weerstand vol-gens het macrocelmechanisme, zoals hetgeval zou kunnen zijn in een holle en aan debinnenzijde beluchte constructie, dan zoude corrosiesnelheid in een constructie ver-vaardigd van he-beton aanzienlijk lager zijndan in een overigens gelijke constructie vanpc-beton. Tabel 3bSpecifieke elektrische weerstand in Q . m van prisma's op basis van laboratoriumonderzoek? Doorsnede van het beton met buigscheuren (hoogcivencement, 14 weken oud b? beginexpositie; fluorescentiemacroscopische opname; beeld is circa 115 x 77 mm2)BuigscheurenUit het fluorescentiemacroscopisch onder-zoekisgebleken datde scheuren die in 1976opzettelijk in de gewapende prisma's doorbuigen werden aangebracht, nog steedsaanwezig waren en tot diep in het betondoorliepen (foto 11). Met behulp van dezetechniek kon worden vastgesteld dat ergeenzichtbaar dichtgroeien van de scheuren wasopgetreden, vermoedelijk doordat geenvloeistoftransport door de scheuren heeftplaatsgehad.ConclusiesOndanks de aanwezigheid van potentieelagressieve componenten in zeewater is ge-bleken dat na 16jaar expositie zowel het be-ton als de wapening niet zijn aangetast. Hetmateriaal heeft goed gepresteerd. Dit geldtook voor het pc-beton met een matig hogewater-cementfactor van 0,54. Permanenteonderdompeling in zeewatervormt dus geenagressief milieu voor beton; men zou kunnenzeggen dat voor een dergelijke expositie mi-IiEiuklasse 2 ('vochtig milieu') voldoendeduurzaamheid biedt.formatie uitdit onderzoek worden bevestigd.Het onderzoek geeft een representatiefbeeld van het gedrag van beton in diep-zee-omstandigheden. Het heeft in het alge-meen de resultaten en conclusies van korte-duur-expositie in zeewater of laboratorium-onderzoek met beton onder hoge druk ookbevestigd.Bij het trekken van conclusies moet wordenbedacht dat dit onderzoek betrekking heeftop beton dat (vrijwel) permanent en geheelwas ondergedompeld in zeewater. Uitdruk-kelijk wordt gesteld dat zij dus geen betrek-king hebben op beton in de spatzone. In despatzone treden andere mechanismen op,of zijn de agressieve invloeden veel sterker.Ten aanzien van de afzonderlijke eigen-schappen kan het volgende worden gecon-cludeerd:? De druksterkten waren betrekkelijk hoog;zij blijken niet afgenomen te zijn door de ex-positie. Naarmate het beton op hogere leef-tijd voor het eerst in contact kwam met zee-water, wasde druksterkte na 16jaarenigzins~De expositie begon in dejaren zeventig toenexploratie van olie en gas in de Noordzeeleidde tot het bouwen van een aantal beton-nen offshore-constructies. Toen bestondmaar weinig kennis over het gedrag van be-ton en vooral de duurzaamheid ervan in zee,met name onder hoge waterdruk. Hetzeewa-ter werd als een potentieel agressief milieubeschouwd. Inmiddels is uitervaring met be-tonconstructies in de Noordzee geblekendat voldoende duurzaamheid bereikt kanworden; ernstige duurzaamheidsproblemenhebben zich niet voorgedaan.Deze uit de praktijk verkregen positieve in-druk kan met behulp van de kwantitatieve in-CEMENT1995/11 47? ? onderzoek ? duurzaamheidTabel 4Tijd tot depassivering van de wapening (in jaren), uitgaande van 1% chloride op cementmas-sa als kritische waardehoger. De betekenis hiervan is technisch ge-zien beperkt en werdverder nietonderzocht.De elasticiteitsmodulus had normale waar-den en was stabiel in de tijd.? De splijttreksterkten waren na 16 jaar ex-positie met 40% verminderd ten opzichtevan die na :2 jaar expositie en enigszins ver-minderd ten opzichte van die na 8 jaar expo-sitie.ln de microstructuur zijn geen aanwij-zingen voor de oorzaak hiervan gevonden.Hierdoor ontbreekt een goede verklaringvoor de achteruitgang van de treksterkte endaardoor is ook de beoordeling van de bete-kenis ervan niet goed mogelijk.? Het microstructuuronderzoeken de chemi-sche analyse toonden aan dat er geen aan"tasting als gevolg van de indringing van be-standdelen uit zee was opgetreden,andersdan omzetting in de buitenste millimeters.Ook werden dieper dan de oppervlaktelaaggeen aanwijzingen voor veranderingen doorde aciviteit van organismen waargenomen.Deze conclusies gelden zowel voor betonmet portlandcement als voor beton methoogovencement. Wanneer chemische aan-tasting door zeewater maatgevend zou zijn,zou er geen voorkeur bestaan voor hoogo-ven- dan wel portlandcement. Ook een zeerlage water-cementfactor of een hoog ce-mentgehalte is niet noodzakelijk. Deze con-clusies gelden ook voor beton dat op een ou-derdom van ??n week in zeewater werd ge-plaatst. Het is dusniet nodig hetjonge betonlanger dan een week tegen contact met zee-water te beschermen.? De enige component van het zeewater diediep in de prisma's was ingedrongen (> 10mm), was chloride. De mate en snelheid vanpenetratie waren aanzienlijk hoger bij port-landcement dan bij hoogovencement Alsgevolg hiervan treedtveel eerder depassive-ren van wapening op in pc-beton dan inhe-beton. Op grond van de gevonden chlori-de-indringing kan worden geconcludeerddat alle wapeningsstaven in de prisma's in16 jaar expositie gedepassiveerd zijn ge-raakt, behalve die in hc"beton met de groot-ste dekking (45 mm). Om dit verder te gene-raliseren is de gemiddelde 'tijd-tot-depassi-vering' van de wapening berekend uit dechloride-diffusiesnelheid. Hierbij is 1% chlo-ride ten opzichte van de cementmassa aan-48genomen als kritische waarde (tabel 4).? Uit het onderzoek is gebleken dat wape"ningscorrosie van enige betekenis niet hadplaatsgehad. De corrosie die in enkele geval-len werd waargenomen, was mogelijk opge-treden na het ophalen van de prisma's uitzee. Oorzaak van de algemene afwezigheidvan corrosie is de beperkte hoeveelheidzuurstofin de prisma's op dezeebodem. Cor-rosie kan in volledig ondergedompelde (dusniet met lucht gevulde) constructies alleenoptreden alsermacro-defecten zoalsscheu-ren, gaten en grindnesten in het beton aan-wezigzijn.Wapeningcorrosie kan in een constructie on-derwatermeteen gave betondekking alleenoptreden indien zij hol is en van binnen be-lucht (bijvoorbeeld in 'hollow-Iegs' van off"shore-constructies). Bij deze zogenoemdemacrocelcorrosie wordt de corrosiesnelheidin hoge mate bepaald door de elektrischeweerstand van het beton. Uit dit onderzoekis gebleken dat hc-beton, ook na langdurigeexpositie aan zeewater, een aanzienlijk ho-gere elektrische weerstand heeftdan pc-be-ton. Dit betekent dat de corrosiesnelheid la-gerzou zijn in macrocellenin constructiesge-maakt methc-beton dan in die gemaakt metpc-beton. Op grond van deze conclusie dienthet gebruik van hoogovencement in deelsbeluchte constructies in zeewater de voor-keur te hebben boven portlandcement.? Uitditonderzoekblijktverder datdescheu-ren die in 1976 opzettelijk door buigen in degewapende prisma's werden aangebracht,nogsteeds aanwezigwaren en tot diepin hetbeton doorliepen. Hieruit kan worden gecon-cludeerd dat geen 'self-healing' van dezescheuren heeft plaatsgevonden onder deheersende proefomstandigheden, namelijkstilstaand zeewater in de scheuren.Literatuur1. Nelissen, M.G.P., Duurzaamheid van be-ton in diep zeewater. Cement 1988, nr. 9.2. Polder, RB. and Larbi, JA, Investigationofconcrete exposed to North Sea water sub-mersion for16 years. TNO Bouw rapport94-BT-R1548, 1994, verschijnt in 1995 alsCURjSMOZ-rapport.3. CUR-rapporten 5 en 18, Niet-destructiefonderzoek van beton, deel 1 en 2. 1960.4. Heijnen, WM.M. en Larbi, JA, Microsco-pie van beton. Materialen 1992, nr. 10.5. Clayton, N., Concrete strength loss fromwater pressurisation. Marine Concrete '86,London, 177-186, The Concrete Society.6. Bamforth, P.B., Specification and designof concrete for the protection of reinforce-ment in chloride contaminated environ-ments. Conference papers EurocorrjUKCor-rosion94, Bournemouth, 249-258,lnstituteof MaterialsjEuropean Federation of Corro~sion, 1994.7. Polder, RB. en Ketelaars, M.B.G., Electri-cai resistance of blastfurnace slag cementand ordinary portland cement concretes.Proc. Int. Conf. Blended Cements in Con-struction, Ed. RN. Swamy, Elsevier, 1991,pp. 401-415; TNO rapport BI-91-167, 1991.?CEMENT1995j11
Reacties