Verslag van de 9e Researchdag van de Commissie voorUitvoering van Research (C.U.R.) op 24 januari 1961 (II)*U.D.C.05.058 ,,1961.1.24" C.U.R.C.U.R.-vergadering 24.1.1961Commissie B1 - Mechanisch verdichten van betonVolgens de secretaris, ir. P. C. Kreijger, zijn de werkzaamhedenvan de commissie nog steeds gericht op het samenstellen vanrichtlijnen voor het gebruik van bekistingstrillers en voorts opeen herziening van de enige jaren geleden opgestelde richtlijnenvoor het trillen van beton (m.b.v. trilnaalden; normblad N 3051).Daar er bij het gestelde probleem veel variabelen voorkomen,bleek het noodzakelijk te zijn om de verdichtingswerking nader tebestuderen. Nadat vastgesteld was, dat er geen eenduidige ver-houding bestaat tussen de verdichting en de in aanmerking ko-mende dynamische factoren (versnelling, wisseldruk, trillings-energie), kwam de commissie tot de conclusie, dat men ook semi-statische verschijnselen, zoals korrelspanning en vloeistofspan-ning, dient te beschouwen, waarmee men op het terrein van derh?ologie komt. Op grond van een voorlopige conclusie van deC.U.R.-commissie B7 Onderzoek van technologische invloeden op descheurvorming in beton kan worden aangenomen, dat de schuif-weerstand van verse betonspecie hoogstwaarschijnlijk uit devolgende drie weerstanden is opgebouwd: de initiaalweerstand, de wrijvingsweerstand k. tg (waarin k = normaalspanningop de korrels en = wrijvingshoek) en de visceuze weerstandK .n . D" (waarin = constante, ' = schijnbare viscositeit,D = verandering van de afschuifsnelheid en = constante < 1).De betreffende proeven kunnen worden genomen met het cel-apparaat. Verwacht wordt dat de visceuze wrijvingsweerstand debepalende factor zal zijn.In de loop van 1961 zullen proeven worden genomen, ten eindezgn. 'energie-karakteristieken' te vinden, die behoren bij be-paalde plasticiteiten (viscositeiten), welke ervoor zorgen, dat debetonspecie in volledig verdichte toestand komt.Uit de daarna volgende discussie blijkt, dat onder volledig verdichtebetonspecie wordt verstaan: 'betonspecie zonder lucht' en dat bij hetonderzoek van betonspecie in het celapparaat -evenals bij een soort-gelijk onderzoek van klei- een vari?rende raaklijn van het diagramkan worden waargenomen. Ten slotte wordt nog gewezen op de over-eenkomst tussen grondmechanica en betontriltechniek.Commissie B3 - Niet-destructief onderzoek van betonDeze commissie, die reeds de C.U.R.-rapporten Nrs. S en 18'Niet-destructief onderzoek van beton' heeft samengesteld,brengt geen mondeling verslag uit. Aan het schriftelijke verslagkan worden ontleend, dat men thans in de praktijk vergelijkbareakoestische en destructieve onderzoekingen verricht, die in deloop van 1961 be?indigd zullen worden, waarna men de resul-taten in een rapport zal publiceren.Commissie B4- Onderzoek betonstaalNadat de voorzitter, ir. A. S. G. Bruggeling, met enige trotsheeft meegedeeld, dat de Commissie 'Betonstaal' morgen -25 ja-nuari 1961- tien jaar bestaat en derhalve ouder dan de C.U.R. is,geeft hij een overzicht van de in deze tien jaar verrichte werk-zaamheden. Een van de belangrijkste aanleidingen tot oprichtingvan de commissie was indertijd de zgn. spanningsc?rrosie, waar-van er omstreeks 1951 enkele gevallen in Nederland zijn voor-gekomen. De commissie heeft zich verder vooral beziggehoudenmet de bestudering van kruip en relaxatie en met het opstellenvan voorlopige keuringsvoorschriften voor hoogwaardig staal.Voor wat betreft de relaxatie is besloten om een aantal proevenvan zeer lange duur (bijv. een aantal jaren) uit te voeren; tevenswordt er naar gestreefd om de relaxatieproeven met een zeergrote nauwkeurigheid te doen, bij voorbeeld door de spannings-verliezen met behulp van frequentiemetingen aan gespannendraden te bepalen. De keuringsvoorschriften voor hoogwaardigstaal voor voorgespannen beton moeten worden herzien en aan-gepast aan de nieuwe inzichten en ervaringen; tevens zijn voor-lopige keuringsvoorschriften voor zgn. strengen voor voorge-spannen beton opgesteld, die binnenkort gepubliceerd zullenworden. In het kader van de internationale standaardisering van* Het eerste gedeelte van het verslag is gepubliceerd in Cement 13 (1961)Nr.2, blz. 63/65.proeven en beproevingsmethoden voor de keuring van staal,waartoe door de R.l.L.E.M, en de F.I.P. een commissie ingesteld is,dient nog veel werk te worden verricht. Bij de interpretatie vanrelaxatieproeven komt men bij voorbeeld voor de moeilijkheidte staan, dat in Nederland het accent op werkelijke relaxatie-proeven wordt gelegd, terwijl in het buitenland de relaxatie ge-woonlijk uit kruipproeven wordt afgeleid. Het Nederlandse aan-deel in de werkzaamheden van de genoemde R.I.L.E.M.-F.I.P.-commissie heeft vooral betrekking op de omschrijving van delangzame trekproef.Ten slotte deelt de spreker nog het een en ander mede over de inhet tijdschrift Cement1) gepubliceerde stellingname van de com-missie tegen enkele beweringen van de Zwitserse Prof. St?ssi,die zich overigens -blijkens zijn voordracht op de Zwitserse'Stahltagung'- toch wel een principieel tegenstander van voor-gespannen beton mag noemen. Het op het genoemde commentaarontvangen antwoord van Prof. St?ssi zal -tezamen met een'tegenwoord' van de commissie- binnenkort in Cement gepubli-ceerd worden.Commissie B5 - Weerbestendigheid van betonDe voorzitter, ir. H. J. J. Engel, deelt mede, dat de commissie dewerkzaamheden vrijwel voltooid heeft. De resultaten daarvanzullen binnenkort worden gepubliceerd in een elf hoofdstukkentellend rapport. Men heeft zich beperkt tot 'normale 'omstandig-heden, d.w.z. de invloed van zeewater, sterk agressieve milieuse.d. is niet in het onderzoek betrokken. In de slotconclusie vanhet rapport is de commissie eenstemmig van oordeel, dat -in-dien alle maatregelen worden genomen om een dichten homogeen beton te verkrijgen, en de dekking opde wapening voldoende is- gewapend beton als weer-bestendig kan worden beschouwd. Voorts concludeertde commissie, dat bij ontwerp en uitvoering van bouw-Werken, waarvan essenti?le delen in gewapend beton aan kli-maatsinvloeden worden blootgesteld, heel veel aandacht dient teworden besteed aan opzet, vormgeving en detaillering.Vervolgens toont de spreker een aantal lantaarnplaatjes vannieuwe (bijv. radiotoren te Delft) en oude (radiostation Koot-wijk) betonconstructies. Verscheidene lichtbeelden tonen degebreken, en de reparatie daarvan, van de ca. 40 jaar oude beton-constructies van het radiostation Kootwijk. De daarbij geconsta-teerde gebreken zijn alle terug te voeren tot fouten in de uit-voering en ook in de detaillering.Tijdens de discussie wijst de spreker nog op de goede staat waarin het(gebouchardeerd?) beton van het sluisgebouw te IJmuiden verkeert;deze -op goede wijze uitgevoerde - betonconstructie bevindt zich ineen agressieve omgeving, terwijl de uit dezelfde tijd daterende -ge-deeltelijk vrij slecht uitgevoerde- betonconstructies te Kootwijk, dieonlangs gerepareerd zijn, in een vrij gunstige omgeving staan. Uitdeze, en vele andere, voorbeelden concludeert de spreker, dat eenslechte uitvoering ook in een relatief gunstig klimaat ernstige gevolgenheeft. (Door een andere spreker wordt de gunstige beoordeling van het'milieu' bij Kootwijk in twijfel getrokken: zuiver (regen)water kannamelijk voor beton agressief zijn). Naar aanleiding van de vraag,of de scheurvorming invloed heeft op de roestvorming, wordennog enkele opmerkingen gemaakt over de in dit verband aan descheurwijdte te stellen grenzen; opgemerkt wordt, dat de in C.U.R.-rapport Nr. 10 Onderzoek naar de toelaatbare scheurbreedte in ge-wapend beton' genoemde scheurbreedten misschien te absoluut gesteldzijn. In dit verband wordt vastgesteld, dat het begrijpelijk zou zijn,wanneer een vroeger geponeerde stelling achterhaald wordt.Commissie B6 - Onderzoek van injectieproblemen bij voorgespan-nen betonBij het injecteren van kabelkanalen dient men -aldus de voor-zitter, ir. J. Aarnoudse- te streven naar een zo goed mogelijkinjectiemateriaal ?n naar een volledige vulling van het kabel-kanaal. Aan de gestelde eisen voor wat betreft de waterafschei-1) zie 'Relaxatie van hoogwaardig staal voor voorgespannen beton',Cement 12 (I960) Nr. 10, blz. 859/86I (in Engelse vertaling op blz.861-863)Cement 13 (1961) Nr. 4 179ding, de sterkte en de zetmaat blijkt men over het algemeen vrijgemakkelijk te kunnen voldoen. Meer moeilijkheden levert ech-ter de eis van vorstbestendigheid. De in ons land veel gebruiktecementtrasspecie is niet vorstbestendig en heeft voorts hetnadeel, dat de verharding bij lage temperaturen (bijv. 2-5 ?C) vrij-wel stil staat. Voor het gebruik van pori?nvormende hulpstoffen(aluminiumpoeder, zgn. schuimvormers), waardoor de injectie-specie na 16, 24 of 36 uur vorstbestendig is mits het luchtgehalte6-10% bedraagt, terwijl er bij lage temperaturen (bijv. + 2?C)toch verharding optreedt, en voor het gebruik van zgn. anti-vriesstoffen (spiritus, aethyleen glycol), waardoor het vriespuntwordt verlaagd (bijv. tot - 15 ?C), terwijl de binding en verhar-ding langzamer verlopen, zijn door de commissie in het tijdschriftCement2) enige aanwijzingen gegeven. Gebleken is, dat diversecementen verschillend reageren op de toevoeging van spiritus,tras e.d.; men dient dan ook voor elk cement de meest geschiktetoevoegingsmiddelen te zoeken.Voor het van 5-7 januari te Trondheim gehouden F.I.P.-R.I.L.E.M.-symposium 'Injecteren van voorgespannen beton' heeft de com-missie onder meer concept-richtlijnen opgesteld; bij het samen-stellen van internationale richtlijnen zal de commissie als co?rdi-nator optreden.Tijdens de discussie wordt de vraag gesteld, of zgn. winterwerkmaat-regelen geen oplossing geven voor het injecteren bij lage tempera-turen. Dit blijkt in principe mogelijk te zijn, bij voorbeeld op eenbouwwerk waar gestoomd wordt. Meegedeeld wordt, dat kanaalver-warming door middel van een elektrische stroom door de kabel bijkleine eenheden mogelijk is; bij grote eenheden ontstaan echter doorzwerfstromen e.d. veel moeilijkheden.Commissie B7 - Onderzoek van technologische invloeden op scheur-vorming in betonDoor deze commissie wordt geen mondeling verslag uitgebracht.Aan het schriftelijke verslag kan worden ontleend, dat men eenconcept-publikatie heeft opgesteld, waarin op grond van littera-tuuronderzoek en praktische ervaringen, de oorzaken van scheu-ren, het voorkomen daarvan en zo mogelijk de theoretische ver-klaring van de scheurvorming zijn samengevat. De commissieheeft zich bovendien beziggehouden met de bestudering vanscheurvorming in betonspecie, t.w. de zgn. 'pre-hardening cracks'en in het bijzonder de zgn. 'plastic shrinkage cracks'. Voorts is uitproeven met het celapparaat gebleken, dat de Theologische eigen-schappen van betonspecie waarschijnlijk kunnen worden om-schreven door de begrippen: initiaalweerstand, wrijvingsweer-stand en visceuze weerstand (zie ook het verslag van de CommissieB1). De commissie hoopt binnenkort het een en ander te kunnenpubliceren over de scheurgevoeligheid van verhardende beton-specie.Commissie B8 - Onderzoek naar het lijmen van betonelementenDaar deze commissie nog maar zeer kort bestaat en zich sinds deoprichting vrijwel uitsluitend met 'praten' heeft beziggehouden,zal de voorzitter, ir. J. Zwart, zijn verslag kort houden. Het'praten' heeft echter inmiddels geleid tot het opstellen van eenproevenschema voor het onderzoek naar het lijmen van beton-elementen met kunstharslijm ; daarbij zal vooral het gedrag onderlangdurige belasting en onder zeer uiteenlopende, bijv. zeervochtige, omstandigheden worden nagegaan. Voor dit doel zullenenerzijds uittrekproeven (op in beton gelijmde staven) en trek-proeven (op aan elkaar gelijmde betonelementen) worden uit-gevoerd en anderzijds vierpuntsbuigproeven (op proefstukken,die uit vier, aan elkaar gelijmde, betonkubussen bestaan). Gesteldwordt, dat het lijmen van beton aan beton vooral -en vrijwel uit-sluitend- bij de prefabricage van betonelementen voorkomt(bijv. het vastlijmen van bepaalde profielen of het aan elkaarlijmen van twee, afzonderlijk vervaardigde kokerhelften) en dathet lijmen van beton aan andere materialen (en omgekeerd) eenveel groter toepassingsgebied heeft; bijv. het bevestigen van ge-prefabriceerde gevelplaten aan betonvloeren door middel vanstaven, die met het ene eind ingebetonneerd zijn en met het an-dere eind vastgelijmd worden. Een dergelijke verbinding zou ookdoor het direct aan elkaar lijmen van plaat en vloer verkregenkunnen worden, doch men heeft dan lange en grote lijmnaden,die in verband met het krimpen bezwaarlijk zijn en bovendienslechts weinig flexibele verbindingen opleveren. Vooral de duur-. zaamheid van de lijmverbindingen dient te worden nagegaan ; voordit onderwerp zal men gebruik kunnen maken van de door deNed. Spoorwegen opgedane ervaringen met gelijmde spoorweg-dwarsliggers.Tijdens de discussie wordt de vraag gesteld, of het lijmen altijd onderdruk moet geschieden; dit schijnt niet altijd noodzakelijk, maar ken-2) Cement 12 (1960) Nr. 11, blz. 971nelijk wel beter te zijn. Ten aanzien van de kwaliteit van de Hjmnaad,alsmede de keuring daarvan, blijken nog geen definitieve uitsprakenmogelijk te zijn. De invloed van hoge en lage temperaturen zal nogworden onderzocht, terwijl men zich voorlopig zal beperken tot hetlijmen van of aan beton, ofschoon bij voorbeeld ook het lijmen vanstaal aan staal bij het bevestigen van geprefabriceerde betonelemen-ten toegepast zou kunnen worden. Overigens houdt de commissie zichaanbevolen voor suggesties betreffende bepaalde verbindingen, dievoor nadere bestudering in aanmerking komen.Commissie B9 - Onderzoek toevoegingen aan betonmortelDe commissie heeft, volgens de voorzitter, prof. E. M.Theissing,tot doel om te komen tot een indeling van het grote aantal hulp-stoffen voor betonmortel volgens functie, volgens de resultatenin de eigenschappen van het verharde beton en volgens de oor-zaken van deze resultaten. Men is daartoe begonnen met een litte-ratuuronderzoek. Vastgesteld kan worden, dat de voorlichtingbetreffende het gebruik van de hulpstoffen vrijwel uitsluitend vande betreffende fabrikanten afkomstig is. Er is dan ook een grotebehoefte aan een wetenschappelijke bestudering, terwijl boven-dien praktische richtlijnen voor de keuring van dergelijke hulp-stoffen dringend gewenst zijn. Daar men de hulpstoffen ook moetbeoordelen naar hun werking, die in belangrijke mate afhankelijkis van de omstandigheden, o.m. van de cementeigenschappen, zalhet wellicht onmogelijk blijken te zijn om voor alle gevallen eens-luidende voorschriften samen te stellen. Voorlopig zal men zichbeperken tot de luchtbelvormers.Op de tijdens de discussie gestelde vraag, of ook tras in het onderzoekwordt betrokken, wordt geantwoord, dat men tras inderdaad als hulp-stof kan beschouwen, echter ook als bindmiddel (al dan niet geacti-veerd door het cement) en bovendien als fijn toeslagmateriaal. Daar decommissie zich bovendien wil beperken tot hulpstoffen, die slechts invrij kleine hoeveelheden worden toegevoegd, zal het 'grensgeval' trasvoorlopig buiten beschouwing gelaten worden.Commissie BIO - Onderzoek naar de krimp van cementDe voorzitter van deze zeer jonge commissie, prof. E. M. Theis-sing, is van mening, dat het thans nog te vroeg is om verslag tekunnen uitbrengen. Wel kan hij mededelen, dat het werk van decommissie zich in de eerste plaats niet zal richten op de prak-tische toepassing maar op het verkrijgen van een fundamenteelinzicht in het eerste verhardingsstadium van betonspecie, omdatde meningen daaromtrent thans vrijwel geheel op het gevoel ge-baseerd zijn.Commissie B11 - Onderzoek naar het gedrag van beton in de nabij-heid van de wapening bij belastingJhr. ir. H. S. van Lennep, de voorzitter van deze nieuwe com-missie, vermeldt als belangrijke aanleiding tot het ontstaan vandeze nieuwe commissie twee, aan de litteratuur ontleende uit-spraken, namelijk een van Nervi, volgens welke het beton in deomgeving van de wapening trekspanningen kan opnemen, en eenvan L'Hermite, volgens welke het beton een zekere ('kritieke')vervorming kan ondergaan voordat breuk optreedt.Uit een serie buigproeven op gewapend-betonbalkjes is gebleken,dat-bij gelijkblijvend wapeningspercentage- naarmate de wape-ning over meer staven verdeeld is, de doorbuiging bij gelijke be-lasting kleiner is, terwijl de breukbelasting aanzienlijk hoger is.Op grond van de genoemde uitspraken, de verrichte buigproevenen verdere onderzoekingen is men tot vier veronderstellingengekomen, die alle betrekking hebben op de mogelijke invloed vande verdeling van de wapening op de doorbuiging en de 'kritieke'belasting en/of vormverandering. De vierde veronderstellingheeft betrekking op een materiaal, dat door Nervi 'ferro-cemen-to' wordt genoemd en dat als een homogeen materiaal mag be-schouwd worden. De commissie zal trachten na te gaan, of degrotere stijfheid en sterkte van balken en platen met verdeeldewapening het gevolg is van het feit, dat beton in de omgeving vande wapening andere eigenschappen bezit, dan wel dat een ver-deling van de wapening het ontstaan van scheuren beperkt, zodatde uitbreiding van scheuren binnen vooraf te bepalen grenzen iste houden.Een soortgelijk effect als door L'Hermite is genoemd heeft menwaarschijnlijk ook in het geval van voorgespannen T-profiel-liggers, die met beton volgestort zijn: tot aan een bepaalde ('kri-tieke') vormverandering werkt deze combinatie als een homo-gene constructie. Een dergelijk effect kan men ook verkrijgendoor een f?jn verdeelde wapening.Verondersteld wordt nog, dat de volumevermindering, die bij dereactie tussen cement en water optreedt, bepaalde spanningen op-wekt, waardoor het mogelijk wordt om het beton -tot aan eenbepaalde vervorming- een vrij grote trekspanning te laten op-nemen.180 Cement 13 (1961) Nr. 4De commissie zal beginnen met een serie proeven, waarmee devervorming en de sterkte van gewapend-betoncilinders onderzuivere trekbelasting zullen worden bepaald als functie van deverdeling van de wapening. Overigens verwacht de commissieveel van de samenwerking met andere C.U.R.-commissies.Tijdens de discussie wordt de vraag gesteld, of men ook proeven metherhaalde belasting zal nemen, aangezien daarbij de 'overmaat aansterkte' misschien zal verdwijnen; voorlopig worden echter eerstlangdurige belastingen onderzocht. Ten slotte wordt erop gewezen,dat men de resultaten van proeven met cementpasta's (cement enwater) niet zonder meer op het gedrag van betonspecie mag betrekken,in het bijzonder voor wat betreft de volumevermindering in de om-geving van de wapening. Een van de aanwezigen wijst nog op eenpublikatie van Reichner (EMPA)in een aflevering van de Schweize-rische Bauzeitung van 1951, waarin zijns inziens het gestelde pro-bleem geheel verklaard en opgelost wordt.Commissie Cl - Onderzoek van het nuttig effect van lassen in enhaken aan wapeningsstaven. Onderzoek naar de scheurvorming enaanhechting bij toepassing van geprofileerde staven.De voorzitter, ir. H. j. J. Engel, begint zijn voordracht met testellen, dat de commissie voor een nieuw probleem geplaatst is,namelijk voor de vraag, of het wapeningsstaal in gewapend betontijdens de verharding van het beton een initi?le spanning krijgt.Hij zal het daarom op prijs stellen, wanneer de nieuwe commissieB10 (en wellicht ook B11) bij de bestudering van de eerste fasevan de verharding ook enkele wapeningsstaven zal betrekken,ten einde na te gaan, of er daarbij in het staal inderdaad spannin-gen ontstaan.Voor wat betreft de samenwerking beton/geprofileerd staal onderstatische trekbelasting zijn in het afgelopen jaar voortgezetteproeven genomen, en wel met variabele betonkwaliteit
Reacties