NPR 9998: van groen naar wit2 201656NPR 9998: vangroen naar wit1Witte versie Nederlandse Praktijkrichtlijn over aardbevingen beschikbaarNPR 9998: van groen naar wit 2 2016 57Om een goede basis te scheppen voor het ontwerpenen dimensioneren van nieuwe gebouwen en hetbepalen van de constructieve veiligheid vanbestaande gebouwen werd in februari 2015 degroene versie van NPR (Nederlandse Praktijk Richt-lijn) 9998 uitgebracht. Op deze versie kon vanuitde bouwpraktijk commentaar worden geleverd.Met behulp van dit commentaar, en verdere studies,is in december 2015 de witte versie van NPR 9998uitgebracht. In dit artikel wordt op enkele van demeest essenti?le aanpassingen ingegaan.Op 18 december 2015 is NPR 9998 `Ontwerp en beoordelingvan aardbevingsbestendige gebouwen bij nieuwbouw, verbouwen afkeuren ? ge?nduceerde aardbevingen' gepubliceerd.Daarin zijn meer dan 300 ontvangen commentaren verwerkten is rekening gehouden met de laatste stand der techniek tenopzichte van de `groene' versie van februari 2015. De ministervan Economische Zaken heeft de NPR toegestuurd aan deTweede Kamer. Hij heeft daarbij aangegeven in samenspraakmet zijn collega van BZK begin 2016 te zullen besluiten overeventuele aansturing van deze NPR via de Regeling Bouwbesluit2012.Ten opzichte van de groene versie, die in januari 2015 voorcommentaar werd aangeboden, is een aantal aanpassingendoorgevoerd. Dit betreft onder meer de volgende aspecten:- eisen aan veiligheid en schadebeperking;- bepaling van de seismische belasting op de constructie;- het in rekening brengen van het gedrag van de ondiepeondergrond;- bepaling seismische weerstand van gebouwen met geavan-ceerde numerieke rekenprogramma's.Eisen aan veiligheid en schadebeperkingDe eisen die aan bouwwerken kunnen worden gesteld, hebbeneen relatie met de mate van beschadiging van de bouwcon-structie, en worden onderscheiden naar drie grenstoestanden:- de bouwconstructie staat op het punt in te storten (NearCollapse, NC);- de bouwconstructie is significant beschadigd (SeriousDamage, SD);- de bouwconstructie is beperkt beschadigd (DamageLimitation, DL).Het niveau NC wordt gebruikt als uitgangspunt voor debepaling van de persoonlijke veiligheid.Eisen aan de persoonlijke veiligheidIn het Bouwbesluit 2012, dat NEN 8700 aanstuurt, is voorbouwwerken een maximaal toelaatbaar individueel risico (IR)vastgelegd van 10-5. Dit geldt zowel voor nieuwbouw als voorbestaande bouw [1]. Dit minimumveiligheidsniveau is door deminister van Economische Zaken in zijn brief aan de TweedeKamer van 16 december 2015 ook vastgesteld voor het beoor-delen van gebouwen onder ge?nduceerde aardbevingsbelastingin Noord-Nederland.Hierbij verdienen twee aspecten de aandacht die in NPR 9998vooralsnog niet zijn meegenomen. Nagegaan zal worden ofdeze aspecten in toekomstige versies van de NPR een plaatsmoeten krijgen. Het betreft:- Indien er sprake is van meerdere slachtoffers als gevolg vanbouwkundig falen door aardbevingen kan het groepsrisicomaatgevend worden [2].- De meeste gebouwen in Nederland hebben een veel grotereveiligheid dan het vereiste minimum vanuit individueleveiligheid; vraag is of we nog tevreden kunnen zijn met hetIR-criterium als dat ineens op grote schaal werkelijkheid wordt.Het betrouwbaarheidsniveau wordt in een probabilistischeveiligheidsbeschouwing uitgedrukt in de kans op falen of,gelijkwaardig daaraan, in de betrouwbaarheidsindex . Hetverband tussen beide grootheden wordt gegeven door:Pf= (-)met:Pf= faalkans(..) = verdelingsfunctie voor de normale verdelingDe hoogte van de betrouwbaarheidsindex wordt bepaalddoor de eisen ten aanzien van de menselijke veiligheid. Voor deconditionele overlijdenskans Pd|fuitgaande van falen van deconstructie, worden de waarden gebruikt zoals deze ook al inde groene versie van de NPR waren opgenomen (zie ook [3]).Per gevolgklasse kan dan de uit het oogpunt van veiligheidacceptabele bezwijkkans van de constructie op jaarbasisworden berekend:Pf? Pd|f< 10-5leidend tot:gevolgklasse 1B: Pd|f= 0,07 Pf 1,43 10-4 3,6gevolgklasse 2: Pd|f= 0,15 Pf 6,67 10-5 3,8gevolgklasse 3: Pd|f= 0,50 Pf 2 10-5 4,1prof.dr.ir. Rapha?l SteenbergenTNO / Universiteit Gentprof.dr.ir. Joost WalravenTU Delft, fac. CiTG1 Beschadigde woning ondersteundfoto's: NAMPlatform Gaswinning en AardbevingenNPR 9998: van groen naar wit2 201658Opgemerkt wordt dat Mhier niet de materiaalfactor m(waarmee vloei- of breukspanning wordt gereduceerd) is, maarde parti?le factor voor de sterkte uitgedrukt in de PGA (maxi-male grondversnelling bij een aardbeving) waarbij bezwijkenoptreedt. Hierin is tevens de modelonzekerheid opgenomen. Iis de belangrijkheidsfactor voor de beschouwde gevolgklasse enbeoordelingssituatie (in dit geval Near Collapse (NC)). Er kandaarom ? bij lineaire berekeningen ? ook worden gerekend meteen I M- factor aan de belastingskant.Eisen aan schadebeperkingVoor nieuwbouw zijn ook rekenregels gegeven voor SD en DL(aansluitend bij de Eurocode, NEN-EN 1998-1) alsmede herha-lingstijden van de aardbevingsbelasting voor de in NEN 8700opgenomen gevolgklassen. Deze herhalingstijden zijn gekozenaansluitend bij wat internationaal gebruikelijk is. In de Austra-lische/Nieuw-Zeelandse normen [4] wordt een systematischeaanpak gevolgd bij het indelen van constructies. Dit wordt ookgedaan voor bruikbaarheidsgrenstoestanden met als gevolgdaarvan toepassen van een bepaalde belangrijkheidsfactor. Metbetrekking tot de bruikbaarheidseisen gaat het er vooral om of,na de aardbeving, de belangrijkste functies van het gebouwkunnen doorgaan, en hoe snel herstel kan plaatsvinden. Dezedenkwijze is ook ingevoerd in NPR 9998 met strenge eisenvoor bouwwerken die levensreddend kunnen zijn na een aard-beving (bijv. ziekenhuizen).Hierin is Pfde kans op instorten van een bouwwerk ten gevolgevan de aardbevingsbelasting en is Pd|fde kans op overlijdengegeven de instorting. Op basis van de gevonden betrouwbaar-heidsindices zijn herhalingstijden voor de rekenwaarden vande aardbevingsbelasting afgeleid (tabel 1).Op basis van de hazardcurves uit het KNMI-model (2015)(zie onder kopje `Bepaling van seismische belasting: basisover-wegingen', verderop in dit artikel), zijn de parti?le factoren uittabel 1 berekend. Hierbij is rekening gehouden met een fragilitycurve (verdelingsfunctie van de seismische weerstand van eengebouw) met een variatieco?ffici?nt van V = 0,3 voor nieuw-bouw en V = 0,5 voor bestaande bouw. Dit zijn internationaalgangbare waarden.2Tabel 1 Berekening Ien MTherh[jaar] V(R) MInieuwCC1B 1200 0,3 1,1 1,4CC2 1800 0,3 1,2 1,6CC3 3600 0,3 1,3 1,9bestaandCC1B 800 0,5 1,1 1,2CC2 1500 0,5 1,2 1,5CC3 3000 0,5 1,3 1,8NPR 9998: van groen naar wit 2 2016 592 Bevingsonderzoek met geofoon3 Meting scheur in gevelsche modellen (stochastische simulaties) en modelmatig vast-gestelde schalingsparameters, omdat empirische gegevens bijhogere magnitudes vanwege de zeer specifieke karakteristiekenvan de Groningse diepe ondergrond niet beschikbaar zijn. InGMPE v1 wordt aangenomen dat de ondiepe ondergrond eenschuifgolfsnelheid heeft gelijk aan vs30= 200 m/s. Niet-lineairesite-effecten zijn daarbij niet meegenomen. KNMI (2015) gaatuit van deze GMPE v1. Daarop zijn correcties aangebracht voorandere, lokale, schuifgolfsnelheidsprofielen en de niet-lineairesite-effecten. Dit is in NPR 9998 verdisconteerd in het respons-spectrum (zie onder kopje `Bepaling van seismische belasting,rekening houdend met opbouw en eigenschappen ondiepeondergrond', verderop in dit artikel).Intussen is door NAM een nieuwere versie van de GMPEontwikkeld: versie 2 [7]. Deze is in principe gelijk aan GMPE-versie 1, echter met de toevoeging dat rekening is gehoudenmet verschillen in de ondiepe ondergrond in de regio. Ookwordt in versie 2 rekening gehouden met een niet-lineairerespons van de ondergrond. De GMPE-versie 2 was echtertijdens het afronden van de NPR nog in ontwikkeling. Naarverwachting zullen de nu in ontwikkeling zijnde GMPE-versiesworden verwerkt in toekomstige versies van de NPR.Voor de bepaling van het seismische risico zijn vooral degrotere magnituden van belang. Voor die grotere magnitudenberust de GMPE vooral op modellen. SodM (Staatstoezicht opde Mijnen) merkt in dit kader in haar rapportage van december2015 [9] op dat bevingen met een grote magnitude volgens dehuidige GMPE-modellen resulteren in lagere piekgrondver-snellingen dan elders in de wereld voor vergelijkbare bevingenBepaling van seismische belasting:basisoverwegingenMet betrekking tot de ge?nduceerde bevingen in Groningenvoerden zowel NAM als KNMI onafhankelijk seismischehazardstudies uit [5, 6, 7]. Deze hazardstudies resulteerden inPGA-kaarten en in waarden voor de spectrale versnellingen opelke locatie.Een Probabilistische Seismische Dreigingsanalyse (PSHA;probabilistic seismic hazard analysis) is internationaal de meestgebruikte methode om uit de seismische dreiging de seismischebelasting te bepalen.Voor een PSHA zijn de volgende gegevens nodig:1.een verdeling van het aantal bevingen (in ruimte en tijd);2.een verdeling van die bevingen naar sterkte (Gutenberg-Richter-relatie);3.een relatie tussen grondversnelling en magnitude (GroundMotion Prediction Equation; GMPE).Aantal bevingenHet KNMI heeft gekozen om voor het aantal bevingen en hetpatroon van ruimtelijke spreiding binnen Groningen het gemid-delde over de afgelopen vijf jaar te nemen (ca. 22 bevingen perjaar met een magnitude M > 1,5 op de schaal van Richter) en ditals representatief aan te nemen voor de (nabije) toekomst. Deruimtelijke verdeling is gebaseerd op een viertal zones waar-binnen een homogene verdeling wordt verondersteld.Sterkte van de bevingenBinnen elke zone veronderstelt het KNMI voor de seismiciteiteenzelfde Gutenberg-Richter-karakteristiek. Voor elke zonewordt de b-waarde bepaald, die de verhouding tussen hetaantal grote en kleine bevingen beschrijft. Op basis van eenliteratuurstudie naar ge?nduceerde bevingen bij gasveldenelders in de wereld houdt het KNMI voor het Groninger veldeen maximale magnitude aan van Mmax= 5,0 voor de PGA-waarden. Een sluitend bewijs dat dit geldt voor het Groningengasveld is (nog) niet geleverd en is dan ook nog onderwerp vanvoortgaande studies.GMPEDe ontwikkeling van de GMPE's vindt plaats bij NAM. Deeerste versie van deze relatie, versie 0, werd in 2013 ontwikkeld.Deze kennis is in 2014 gebruikt voor de toenmalige KNMI-PGA-kaart [5] en dus ook opgenomen in de groene versie vanNPR 9998. Deze versie (GMPE v0) was gebaseerd op empirischedata afkomstig uit aardbevingsgebieden elders in Europa.In het voorjaar van 2015 is de volgende versie (GMPE v1)beschikbaar gekomen [8]. Deze versie is meer modelmatig vanaard en gebaseerd op uitsluitend data uit Groningen. De GMPEvoor hogere magnitudes dan tot nu toe waargenomen inGroningen is bepaald met behulp van theoretische seismologi-3NPR 9998: van groen naar wit2 20166043,532,521,510,500 0,5 1 1,5 2nieuwe NPR Target Spectrumvorige NPR Target SpectrumT[s]Sal(agS)[-]4 Oude en nieuwe versie van het responsspectrum (geen onderscheidnaar samenstelling ondiepe ondergrond)5 Horizontaal versnellings- en verplaatsingsspectrum(ge?nduceerde bevingen op vergelijkbare diepte) worden waar-genomen. Cruciaal is, dat wordt begrepen waar deze verschil-len vandaan komen. Dit wordt verder onderzocht.Op basis van de KNMI 2015-studie en GMPE-versie 1 kan ookeen uniform hazard spectrum (UHS) worden bepaald. GMPE-versie 1 geeft namelijk ook de relatie tussen magnitude en spec-trale versnelling voor verschillende trillingsperioden. Uit hetNAM-achtergrondrapport bij GMPE-versie 1 blijkt dat despectrale versnellingen voor de grotere trillingsperioden zeergevoelig zijn voor kleine veranderingen in de maximale magni-tude. Daarom is voor die trillingsperioden een maximalemagnitude gekozen die iets groter is dan 5,0.Figuur 4 geeft het resulterende spectrum. Ter vergelijking is ookhet spectrum geplot resulterend uit de KNMI 2013-studie die isgebaseerd op GMPE-versie 0. Dit maakt het mogelijk de relatiete beschouwen tussen de KNMI 2013- en de KNMI 2015-studievoor elke spectrale versnelling. Daar waar de PGA-waarden ende spectrale versnellingen voor korte trillingsperioden afnemen,nemen de spectrale versnellingen voor grotere trillingsperiodentoe; de verschillen zijn grotendeels toe te schrijven aan de over-gang van GMPE-versie 0 naar GMPE-versie 1.Een grafiek van het versnellings- en verplaatsingsspectrumgenormaliseerd naar een PGA van 1 m/s2( 0,1 g) is weerge-geven in figuur 5.Het verticale spectrum is vastgesteld door middel van hetvergelijken van de in Groningen gemeten verhoudingen tussenverticale en horizontale componenten van een range aan spec-trale versnellingen.Bepaling van seismische belasting, rekeninghoudend met opbouw en eigenschappen ondiepeondergrondDe KNMI 2015-studie gaat uit van GMPE v1 waarin voor deondiepe ondergrond een over de bovenste 30 m gemiddeldeschuifgolfsnelheid van 200 m/s is aangehouden. In GMPE v1 isdit ge?mplementeerd via een lineaire site amplification term opbasis van de literatuur (modellen en empirie uit andere landen).Niet-lineaire site-effecten zijn daarbij niet meegenomen.Er moet dus worden gecorrigeerd voor het verschil tussen degrondopbouw in GMPE v1 en de werkelijke grondopbouw (eris vaak sprake van slappe lagen met een vs,30< 200 m/s). Ookmoeten de niet-lineaire site-effecten worden toegevoegd [10].Door middel van 1D-siteresponsberekeningen (gebruikmakendvan niet-lineaire tijdsdomeinmodellen als Deepsoil of Siren)voor een groot aantal representatieve grondkolommen, varia-ties daarin en gebruikmakend van 14 horizontale tijdsignalen,is voor de NPR een spectrum op maaiveldniveau afgeleid.De site responsmodellen zouden zo moeten worden ingerichtdat, indien er inderdaad sprake zou zijn van vs30van 200 m/s,de grondopbouw die ten grondslag lag aan de site amplificationuit GMPE v1, en lineair grondgedrag, de PGA-waarden enspectrum volgend uit de KNMI 2015-studie zouden resulteren.Hier is geen algemene exacte oplossing voor omdat er veleprofielen bestaan met vs30van 200 m/s. In de NPR wordt hierop de volgende wijze mee omgegaan. De NPR schrijft voor omeen schuifgolfsnelheid van 300 m/s of hoger te gebruiken voorde lagen dieper dan 30 m. De tijdsignalen (gematcht aan hetKNMI 2015 spectrum) worden als outcrop opgelegd op 30 mdiepte. Het effect hiervan is onderzocht voor een typisch stijfgrondprofiel en een typisch zeer slap grondprofiel en lineairgrondgedrag. Het blijkt dat voor alle gevallen de relatie tussenhet (output) maaiveld spectrum en het (input) `elastic outcrop'spectrum groter is dan 1.0. De methode is daarom conservatief.Bij grotere eigenperioden is de mate van conservatisme echterbeperkt. In het doorrekenen van de 46 profielen is ervoorgekozen de schuifgolfsnelheid voor de lagen dieper dan 30 mnog iets hoger te nemen, namelijk 360 m/s. Daardoor is vooralle profielen de relatie tussen het input- en outputspectrumgroter dan 1.0 in geval van lineair grondgedrag. Vervolgens ishet niet-lineaire grondgedrag meegenomen om het feitelijkeNPR-spectrum te bepalen.Het gedrag van de ondiepe ondergrond is in hoge mate niet-lineair. Dit is het gevolg van de beperkte capaciteit van deslappe grondlagen om seismische golven over te brengen doorhun beperkte sterkte en de grote hysterese demping behorendbij de wisselingen met grote rekken.Het blijkt dat voor typische Groningse bodems, voor kleineinputwaarden van de PGA's (0,1 tot 0,15 g), er een amplificatie(versterking) plaatsvindt (maaiveld > input) terwijl voor grotereinputwaarden van de PGA's (> 0,15 g), er een uitdemping(afzwakking) plaatsvindt (maaiveld < input). Spectrale versnel-4NPR 9998: van groen naar wit 2 2016 6132,521,510,500 0,5 1 1,5 2T[s]Sal(agS)[-]0,0300,0250,0200,0150,0100,0050,0002,5 3spectrale versnellingspectrale verplaatsingSdl(agS)[m/(m/s2)]lingen voor eigenperioden > 1 s worden versterkt, omdat deeigenfrequenties van de grondkolommen in deze range liggen.De uitwerking van deze berekeningen, die hebben geresulteerd ineen spectrum dat van toepassing is ter hoogte van het maaiveld,heeft plaatsgevonden volgens de NEHRP (United States NationalEarthquake Hazard Reduction Program) voorschriften [11].In tegenstelling tot de Eurocode EN 1998-1, waarin voor deelastische responsspectra een diagram met vijf algemenegrondtypen is opgenomen, is in NPR 9998 een analytischeformulering gebruikt om de specifieke grondcondities van debovenste grondlaag van 30 m in Groningen, in combinatie metde PGA-kaart te kunnen weergeven.Uitgaande van de KNMI-kaart opgenomen in de NPR 9998 ende analytische formulering van het elastisch responscentruminclusief de siterespons, kan de seismische belasting op elkelocatie in Noord-Nederland worden bepaald. Het spectrum inNPR 9998 is daarin een spectrum dat geldig is voor de geheleregio; mogelijk dat voor een bepaalde locatie een gunstiger (ofsoms ook ongunstiger) beeld wordt verkregen.Gebruik van geavanceerde rekenmodellenEr zijn volgens de NPR diverse berekenings- en toetsingsme-thoden beschikbaar, van eenvoudig tot zeer geavanceerd. Bij demeest eenvoudige methode wordt volstaan met een ruwe bena-dering van de seismische weerstand van het gebouw. Bij degeavanceerde methoden wordt een gedetailleerde beschouwingvan de weerstand meegenomen. Het voordeel van de geavan-ceerde methoden is in principe dat de beslissing om voor eenbepaalde versterkingsmaatregel te kiezen op grond vanbetrouwbaardere gegevens kan worden genomen. Het nadeelvan het gebruik van geavanceerde rekentechnieken is echter dathet verkrijgen van de benodigde gedetailleerde informatie tijd-rovend en specialistisch werk is waarbij er een zeer grondigekalibratie en validatie moet plaatsvinden.Bijlage F bij NPR 9998 geeft een eerste aanzet voor een raam-werk voor niet-lineaire eindige-elementenberekeningen in hettijdsdomein. Voorgeschreven is het gebruik van gemiddeldewaarden voor de materiaaleigenschappen. Rekening is gehou-den met spreiding in de seismische weerstand. Er is namelijkgerekend met een fragility curve, waarmee de kwetsbaarheidvan een gebouw statistisch wordt beschreven, met een variatie-co?ffici?nt voor bestaande bouw van V = 0,5; dit is ook gedaanbij de afleiding van de veiligheidsfactoren in de hoofdtekst (zieonder kopje `Eisen aan de persoonlijke veiligheid', eerder in ditartikel). Vervolgens wordt een aantal numerieke `proefbelastin-gen' van het gebouw gedaan met verschillende tijdseries,waarmee op basis van een Bayesiaans model wordt bepaald metwelke betrouwbaarheid de gemiddelde waarde van de seismischeweerstand bekend is; de nauwkeurigheid van het kennen vandeze gemiddelde waarde neemt toe met het aantal numerieke`proefbelastingen'.Vervolgens wordt een 5%-fractiel van de seismische weerstandbepaald (nog steeds op basis van een fragility curve met V = 0,5).Deze analyse leidt tot informatie over welke PGA gebruiktmoet worden bij de gehanteerde tijdsignalen. Bij 11 tijdsignalengeldt PGA = 1,25 I M PGAT=475jaarDe factor 1,25 corrigeert voor twee zaken: 1. het feit dat hetaantal signalen te klein is voor het met zekerheid bepalen vande karakteristieke waarde van de weerstand en 2. het feit dat inde EEM-berekening gerekend wordt met gemiddelde materi-aaleigenschappen in plaats van random materiaaleigenschap-pen.Voor bijvoorbeeld normale woonhuizen in CC1B waar eenfaalkans geldt van Pf= IR / Pd|f= 10-5/ 0,07 = 1,4 10-4per jaar(zie paragraaf 2.1) betekent het voorschrift dat 11 maal eentijdsdomeinberekening met verschillende tijdsignalen met elkPGA = 1,65 PGAT=475jaarmoet worden uitgevoerd. Dit laatstekomt ongeveer overeen met een PGA met een herhalingstijdvan T = 2200 jaar. Als in geen van deze gevallen de NC-grens-toestand wordt overschreden, mag de constructie als voldoendeveilig worden beschouwd.Het is interessant om deze methode te vergelijken met de meestrecente internationale praktijk, beschreven in de onlangs uitge-brachte, nieuwe NEHRP richtlijnen. Hier wordt voorgeschre-ven ook 11 tijdsignalen te gebruiken met een PGA met eenherhalingstijd van 2475 jaar, zeer vergelijkbaar met de proce-dure in Bijlage F. Er heeft in de VS een kalibratie van dezeprocedure plaatsgevonden om een faalkans per jaar van 2 10-4te realiseren [12]; deze waarde is zeer vergelijkbaar met destreefwaarde van de faalkans uit NPR 9998.Er is dus een duidelijke overeenkomst in de streefwaarde van5NPR 9998: van groen naar wit2 2016626 Aardbevingstest op Gronings huis inhet Italiaanse Pavia (2015)de veiligheid en ook in de voorgeschreven procedure tussenASCE 7-10 en NPR 9998, bijlage F.Opgemerkt wordt dat de nauwkeurigheid van numerieke niet-lineaire tijdsdomeinberekeningen afhangt van de geschiktheiden betrouwbaarheid van de invoerparameters. Deze moetenafdoende bekend zijn. Verder moeten, zoals ook bij statischeniet-lineaire elementenberekeningen, aannamen wordengedaan ten aanzien van programmagerelateerde parameters.De betrouwbaarheid van de berekeningen kan worden opge-voerd indien programma's `op maat' kunnen worden ontwik-keld waarbij prototypen van gebouwen zijn gekalibreerd aanrepresentatieve proeven. Dit kunnen schudtafelproeven zijn,zoals recentelijk voor een Groningse doorzonwoning in hetItaliaanse Pavia zijn uitgevoerd (foto 6). Ook kunnen push-over-tests, zoals onlangs aan de TU Delft werden uitgevoerd,zeer informatieve en nuttige informatie geven om de betrouw-baarheid van de geavanceerde numerieke tijdsdomeinanalyseste vergroten. Annex F geeft aanwijzingen voor een verantwoordgebruik van NLFEM-tijdsdomeinanalyses, waarbij technischevakkennis een onmisbare component is.Samenvatting en conclusies1.In de in december 2015 uitgekomen `witte versie' van NPR9998 is rekening gehouden met 300 punten van commentaar,gerelateerd aan de eerder in 2015 uitgebrachte `groene versie'.2.De kaart waarop de maximale waarden van de grondversnel-ling tijdens een aardbeving zijn weergegeven (de zogehetenPGA-kaart), is aan de nieuwste inzichten aangepast.3.In de witte versie van NPR 9998 wordt rekening gehoudenmet de invloed van de opbouw van de ondiepe ondergrond(tot 30 m diepte gerekend vanaf het maaiveld) op de seismi-sche belasting. Hiervoor zijn analytische uitdrukkingengegeven. Om de seismische belasting op een gebouw tebepalen, moeten deze uitdrukkingen in combinatie met dePGA-kaart worden gebruikt.4.In de informatieve annex F worden aanbevelingen gedaanvoor het gebruik van numerieke niet-lineaire tijdsdomein-analyses voor het bepalen van de seismische weerstand vangebouwen. Aan de verdere verbetering van de witte versievan NPR 9998 wordt gewerkt. Verbeteringen van voldoendebetekenis zullen in toekomstige uitgaven hun plaatskrijgen.. LITERATUUR1 TNO-rapport Veiligheidsbeoordeling bestaande bouw, Achtergrond-rapport bij NEN 8700 TNO-060-DTM-2011-03086, december 2011.2 Steenbergen, R.D.J.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M. Scholten, N.P.M.,TNO-rapport 2013 R12071 Veiligheidsbeschouwing aardbevingenGroningen t.b.v. NPR 9998, 9 April 2015.3 Steenbergen, R.D.J.M., Vrouwenvelder, A.D.J.M., Scholten, N.P.M.,Veiligheidsfilosofie bij aardbevingsbelasting. Cement 2015/1.4 AS/NZS 1170.0:2002, Structural design actions, Standards NewZealand, 2002.5 Van Eck T., Caccavale M., Dost B., Kraaijpoel D., Probabilistic SeismicHazard Analyses Induced Earthquakes Groningen. KNMI, 2013.6 Dost, B., Spetzler, J., Probabilistic Seismic Hazard Analysis for InducedEarthquakes in Groningen; Update 2015. KNMI, oktober 2015.7 NAM Hazard and Risk Assessment for Induced Seismicity in Gronin-gen, Interim Update 7th November 2015.8 NAM Development of GMPEs for Response Spectral Accelerationsand for Strong-Motion Durations (V1), juni 2015.9 Seismisch risico Groningenveld, Beoordeling rapportages & advies,Staatstoezicht op de Mijnen, december 2015.10 Aardbevingsbestendig ontwerpen. Bouwen met Staal 248, p. 28.11 NEHRP (United States National Earthquake Hazard ReductionProgram) voorschriften, Dobry et al, 1999.12 ASCE 7-10; American Society of Civil Engineers, Minimum DesignLoads for Buildings and Other Structures, ASCE, Reston, VA, 2010.6
Reacties