ir. N. J. Rengerseen 'goed ambtenaar' en eenbetondeskundige bi? uitstekOp 30 juni 1970 be?indigde ir.N.J.Rengerszijn werkzaamheden als Hoofd Controle-bureau 'Betoncentrales'. Hij bekleedde dezefunctie sedert 1 januari 1962, toen de Beton-vereniging zich belastte met de keuring encontrole van de Nederlandse betonmortel-industrie. Met de 'commando-overdracht' ophet Controlebureau werd een 81j2-jarigeperiode afgesloten, waarin het aantal goed-gekeurde betoncentrales toenam van 72 tot165. Maar wij kunnen er tevens de afsluitingin zien van een ingenieursloopbaan, die vanir.Rengers.Zijn loopbaan, bijna een halve eeuw be-slaand, stond voor een groot deel in dienstvan het materiaal beton en nog veel meervan de Betonvereniging. Daarom is het nuhet juiste moment om in dit betontechnischtijdschrift, dat tevens het officieel orgaanvan de Betonvereniging is, de carri?re vanRengers te belichten - zijn carri?re en tege-lijk zijn persoon.Tussen die twee bestaat altijd wel een wis-selwerking, maar zelden werd een loopbaanzo bepaald door de aard van de betrokkene.Dat is ook gebeurd op momenten die nietalgemeen bekend zijn, omdat hij daar nooitmee te koop heeft gelopen,Wie deze l?opbaan wil schetsen, kan feite-lijk volstaan met ??n zin: 'Rengers was 40jaar ambtenaar en hij heeft gedurende eennog iets langere tijd onnoemelijk veel ge-daan voor de Betonvereniging en de :beton-kennis in ons land'.Hij kwam immers in 1922, als 'tijdelijk inge-nieur 3de klasse', bij het Gemeentelijk Bouw-en Woningtoezicht te 's-Gravenhage, waarhij - inmiddels adjunct-directeur geworden- in 1962, kort na zijn pensionering, afscheidheeft genomen. Dus 40 jaar ambtenaar enwij kunnen hieraan toevoegen: hij was een'goed ambtenaar'. Daar is iedereen het overeens.Dan werd hij in 1928 bestuurslid van de pasopgerichte Betonvereniging en dat is hij ge-bleven, met een jaar onderbreking, tot 1962,toen hij in dienst van deze vereniging tradals Hoofd Controlebureau 'Betoncentrales'.Dus 42 jaar actief geweest - op verschillen-de wijzen - voor onze Betonvereniging, diehem op 2 november 1932 de gouden ere-penning gaf en hem op 23 mei 1963 tot ere-lid benoemde.Cement XXII (1970) nr,7Het gaat inderdaad om '40 jaar ambtenaaren 42 jaar. Betonvereniging'. Maar in die 4? 5 decennia is zo ongelofelijk veel gebeurdwaar hij nauw bij betrokken was, dat er eenheel tijdschrift nodig is om alles te beschrij-ven. Dat zou boeiende lektuur worden, voorzijn jaargenoten evenzeer als voor de jonge-re generaties. Wij moeten ons hier helaasbeperken. Misschien laat hij zich nog eensverleiden tot het schrijven van 'M?moires',dat is tegenwoordig erg in zwang. Hoewel -hij liet zich zelden be?nvloeden door mode-grillen en was nimmer een broodschrijver.Rengers heeft er nooit een geheim van ge-maakt, dat hij uit Groningen stamt. Wie hetniet wist, zal dat toch wel vermoed hebben.Hij bezit immers de kenmerken, die wij ge-woonlijk aan onze landgenoten uit het hogenoorden toeschrijven. Men noemt de Gro-ninger nuchter en stug, weliswaar hartelijken met een innerlijk leven, maar toch -zoals prof.J.Huizinga (zelf een Groninger) aljaren geleden schreef - weinig geneigd tothet 'ludieke element'.Hij is onlangs 74 geworden, want hij werd27 juni 1896 geboren te Winschoten. Hijkomt dus uit een streek, waar men - althansvolgens de Fries/Groningse dichter A.Marja- meer nijver dan speels is, meer aards danhemels, meer stug dan spraakzaam. Is daar-mee ook Rengers niet getypeerd?Na de middelbare school, in Winschoten enGroningen, ging hij naar Delft voor de studievan civiel-ingenieur. Daar ontmoette hij tweehoogleraren, met wie hij later nog veel temaken zou krijgen, zij het op verschillendewijzen.De ene was prof.ChrVisser, sinds 1915hoogleraar 'Bouwstoffen'. Deze opvolger vanprof.J.van der Kloes had een groepje studen-ten om zich heen gevormd, onder wieRengers. Toen is misschien zijn belangstel-ling voor bouwmaterialen gewekt, zonder dathij zich dit bewust was. Jaren later, zelf'materialen-man' geworden, heeft hij prof.Visser nogal eens ontmoet, bijv. in norrna-liaatlecommlsales.De andere was prof.J.Bakker, vanaf 1918hoogleraar 'Beton'. Delft kende toen noggeen speciale afstudeerrichtingen. Als dieer wel waren geweest had Rengers waar-schijnlijk niet 'betonconstructies' gekozen,want die hebben hem nooit zo aangesproken.294In latere jaren zou hij nog dikwijls met dezehoogleraar samenwerken: in het bestuur vande Betonvereniging en in de GBV-commis-sie, die beide prof.Bakker als voorzitter heb-ben gehad, toen Rengers daar lid van was.Het ingenieursdiploma, voorjaar 1922 be-haald, plaatste hem in een maatschappijmet weinig vraag en veel aanbod. Er moestdaarom heel wat gesolliciteerd worden. Opeen gegeven dag was er een positieve re-actie, van het Haagse Bouw- en Woning-toezicht. De volgende dag kwam er nogzo'n reactie, van zijn oude school in Gro-ningen, waar een leraarsfunctie vacant was.Ir.Rengers accepteerde de eerst aangebodenbaan, niet vanwege een speciale voorkeur,maar eerder uit een soort rechtvaardigheids-gevoel. Een opmerkelijke besllselnq, die hemtypeert. Wij weten nu, dat hij ook in 1922de juiste keuze maakte - lntultlef?Toch kwam hij dat jaar niet direct op hetgebied, waar hij zich naderhand heeft kun-nen ontplooien; hij begon namelijk op deAfdeling Hinderwet. Twee jaar later verhuis-de de dienst naar de Mauritskade, waar deRotterdamsche Bank een gro::lt pand hadontruimd. Enkele hoge vartrekl'en met mar-meren(!) wanden en vooral de Hutzen warenvolgens directeur G.A.Meyer hijzonder ge-schikt om er een laboratorium in te vestigen.De dienst bezat al een bescheiden labora-torium, aan de Laan, waar twee laborantenvoornamelijk cement en kalkzandsteen keur-den. Met hun eenvoudige apparatuur ver-huisden ook zij naar de Maurrnkade, Daarvonden zij hun nieuwe chef: ir.N.J.Rengers,die met de leiding van het laboratorlum wasbelast.En toen is het begonnen! Rengers had eenkoers ingeslagen, die hij niet meer zou ver-laten. Onder zijn even actieve als inspireren-de leiding ontstond weldra een gced-geoutil-leerd laboratorium, dat sedertdien onnoeme-lijk veel diensten heeft verleend aan hetHaagse Bouwtoezicht en verder aan vrijwelalle afdelingen van Gemeentewerken 's-Gra-venhage, die allemaal - na de eerste gun-stige ervaringen - steeds vaker om advieskwamen. Dit alleen is al ruim voldoende omRengers' carri?re als ambtenaar 'geslaagd'te mogen noemen.Er is echter nog veel meer gebeurd. Wanthij cre?erde tegelijkertijd een laboratorium,waar iedereen kon laten keuren en onder-zoeken. Daar moest uiteraard voor betaaldworden, want de gemeente kon hier geenfilantropie bedrijven. Desondanks kwamener steeds meer opdrachten, van het Rijk,andere gemeenten, particulieren, provincies,Ned. Spoorwegen, Staatsmijnen enz., zelfsuit het buitenland. Het 'laboratorium vanRengers', uniek in zijn soort, bezat spoedigeen goede naam. Er werd daar serieus enhard gewerkt. Aan de keuringsuitslagen vielechter nooit te tornen. Daar stond Rengers'integriteit borg voor. :Hij houdt niet vancompromissen en diende nooit belangen-groepen. Onwaarheid spreken, dat lukt hembijna niet.Wat in 1916 was begonnen met simpelekeuringen van cement en kalkzandsteen,groeide na 1924 uit tot een 'instituut', waaralle mogelijke bouwmaterialen zijn onder-zocht. Het laboratorium werd niet alleen eenproefstation, maar ontwikkelde zich ook toteen onderzoekingsinstituut voor de beoor-deling van nieuwe materialen, de bestude-ring van bepaalde invloeden, het vergelijkenvan verschillende werkwijzen, enz. Daar-naast kwamen er ook onderzoekingen opconstructief gebied, zoals de 'kolomproeven',waar wij nog op terugkomen, en de beproe-ving van vloeren.Ook de Rijkswaterstaat was weldra eenvaste klant. Voor de Directies Wegen enBruggen zijn toentertijd vele monsters ce-ment, beton e.d. onderzocht. Van groot be-lang werd de kwaliteitskeuring van straat-klinkers, waarvoor Rengers de Amerikaanse'Rattler-proef' invoerde, nadat hij deze hadverbeterd. Tot vorig jaar waren in dit labo-rium de verzegelde standaard-monsters voorde toelaatbare afwijkingen van straatklinkers.In de 'Eisen' van de RWS is jarenlang ver-wezen naar die monsters.Het ligt niet in zijn (Groningse) aard om geldte verspillen. Daarom streefde hij altijd naareen gunstige exploitatie-rekening, wat hembijna al die jaren is gelukt. Het batig saldowerd bij voorkeur gebruikt voor verbeteringof aanschaf van apparatuur; het laborato-rium moest immers modern blijven. Daartoeheeft Rengers zich wel eens als 'koopman'gedragen, wat hem niet zo gemakkelijk af-gaat. Maar ,hij heeft aldus wel eens wat geldkunnen verdienen, uiteraard voor 'zijn' labo-ratorium. In ambtelijke kringen is dat nietaltijd even goed gewaardeerd, kennelijkomdat men het niet goed begreep. Deson-danks hebben zijn chefs eraan meegewerkt,dat hij in 1961 tot Officier in de Orde vanOranje-Nassau is benoemd.De gemeente 's-Gravenhage had immerszelden of nooit. geld moeten toeleggen opdit laboratorium en er toch vele kostbarevruchten van kunnen plukken. Daarom valtook thans nog 'bij andere (grote) gemeentente beluisteren, dat men daar ook wel zo'nlaboratorium zou willen, desnoods met jaar-lijks een nadelig saldo.In 1924 begon Hengers met twee laboranten.Bij zijn afscheid, in 1962, waren er 2 Inqe-nieurs, 15 laboranten en 2 typisten. Er wer-den toen per jaar ruim 4000 monsters onder-zocht. Evenals zijn personeel heeft hij nooithet gevoel gehad, in een ambtelijke tred-molen te lopen. De sfeer was altijd bijzondergoed en daarom kon er, als dat nodig was,ook 's avonds en in de week-ends wordengewerkt. Zijn medewerkers droegen hem ophanden. Spreek ook nu nog tegen hen geenkwaad woord over hem, als dat tenminstete vinden is.Door zijn veelzijdigheid, die dagelijks nogtoenam, was hij weldra een gezocht lid voorallerlei commissies. Daarin kwam hij dikwijlsnamens 's-Gravenhage of als vertegenwoor-diger der gemeenten, maar altijd allereerstop grond van zijn kennis, inzicht en ervaring.Cement XXII (1970) nr. 7In totaal zijn het bijna 60 commrssres ge-weest en aan allemaal heeft hij actief deel-genomen.De enige betaalde bijbaan had hij in 1948-1963 als adviseur van de Herstelbank (nu:Nationale Investeringsbank). Van 1936-'54zat hij in de Raad Van Bestuur van de Haag-se Academie voor Beeldende Kunsten: eenbewijs dat hij ook andere interessen heeft.Veel commissies, zoals van de HCNN, d.I,tegenwoordig het Nederlands Normalisatie-Instituut, en van de Komo, bewogen zich ophet gebied van cement en beton, Waar hijzich steeds beter ging thuisvoelen. Hij heeftdan ook meegewerkt aan verschillende voor-schriften, zoals voor het trillen van beton envoor voorspanstaaL Als lid van de Commis-sie van Bouwtoezichten der drie grote ge-meenten was hij betrokken bij o.rn. voor-schriften voor muren van licht-betonstenenen voor wapeningsnetten, en - niet te ver-geten! - bij het beproeven en beoordelenvan tientallen systeemvloeren, waarvoor ookzgn. kenmerkbladen werden opgesteld.Op 27 februari 1928 werd hij benoemd totbestuurslid van de Betonvereniging, die korttevoren uit de Betonbond was ontstaan.Daarmee deed hij als eerste niet-aannemerzijn intrede in de vereniging, waarvan ir.A.A.Boon toen voorzitter WaS. Ir.Hengers is 34jaar in dat bestuur gebleven. Hij heeft daarnooit spijt van gehad, en de Betonverenigingevenmin! Als enige heeft hij vier BV-voor-zitters meegemaakt: ir.Boon, prof.Bakker,prof. Haas en ir.Ophorst. Jaren geleden leg-de hij uit eigener beweging zijn bestuurs-functie neer; hij wilde plaats maken voorjongeren, zoals Haas en Ophorst. Dat is ge-beurd, doch binnen een jaar werd hij weergekozen. In 1962, toen hij in dienst van deBetonvereniging kwam, trad hij voorgoed af.Kort daarna is hij benoemd tot ere-lid.De Oostenrijkse beton-pionier Von Emperger,in 1929 tot ere-lid van de Betonverenigingbenoemd, riep omstreeks 1930 de mede-werking van andere landen in bij zijn aljaren durende proeven op gewapend-beton-kolommen. De Betonvereniging, gesteunddoor de Beton Aannemers Bond (BAB), namdirect een belangrijk programma voor haarrekening. Vandaar dat ir.Hengers in 1931een serie van 96 kolommen heeft beproefd.Over dit 'kolommen-onderzoek', dat hem totin het buitenland bekend maakte (o.m. ophet Eerste AIPC-Congres, Parijs 1932), heefthij zeer gedetailleerd gerapporteerd in zevenafleveringen van De lngenieur/Beton uit1933 en 1934.Zijn voornaamste conclusie is wel, dat hetdoor Von Emperger geformuleerde 'Addi-tionsgesetz' goede' resultaten oplevert: hetdraagvermogen van een kolom wordt pasbereikt als elk der samenstellende materia-len tot breuk is belast. In de GBV 1940 en1950 werd daarom voor de berekening vanomwikkelde kolommen feitelijk uitgegaanvan de bezwijktoestand, doch overeenkom-stig de rest van deze voorschriften werd detoelaatbare belasting ineens uitgedrukt ineen formule met toelaatbare spanningen. Inprof.Bruggeling's oratie, vorig jaar, werddat nog eens gememoreerd.295Het is ook nu nog verbazingwekkend telezen, hoe zorgvuldig de 96 kolommen zijnvervaardigd en onderzocht. Nemen wij alleenmaar de drie zandfracties en evenveel grind-fracties, verkregen door het zeven van 10 m3zand en 10 m3grind!Op grond van dit belangrijke onderzoekkreeg Rengers in 1932 de gouden ere-pen-ning van de Betonvereniging. Een jaar laterwerd hij lid van de GBV-commissie en alszodanig heeft hij meegewerkt aan drieGBV's: 1940, 1950 en 1962, ook dit is eenzeldzaam record. In die commissie was hijals materialen-man een unieke figuur, diezich daarenboven als een spits voorschrif-tenmaker heeft doen kennen.In 1951 stond hij met prof.Haas en lr.Ophorstaan de wieg van de CUR (Commissie voorUitvoering van Hesearch). Van 1964 tot 1965Was hij CUR-voorzitter a.i. Ook de Stuvomocht hem als bestuurslid meemaken. Van1945 tot 1966 was hij lid van de Haad vanArbitrage voor de Bouwbedrijven (precies100 geschillen) en sinds 1963 heeft hij zit-ting in de Raad van Advies voor BijzondereBetonconstructies. Met de Rotterdamse in-genieur J.A.Zwolsman gaf hij reeds in 1933-1935 cursussen 'Betontechnologie en Beton-controle', en na de oorlog was hij weer bijderg?lijke opleidingen betrokken, als lid vande BV-commissie Cursussen Betontechnolo-gi'e, bij het herzien van het cursusboek enals forumlid of forumvoorzitter.Toen de Stichting Cement-Centrale voorNederland (CCN) in 1949 met de keuringvan betoncentrales begon, werd hij directlid van de keuringscommissie. In die functieen na 1962 als Hoofd van het Controlebu-reau 'Betoncentrales' heeft hij de keuringvan alle 165, thans goedgekeurde beton-centrales meegemaakt.Weinigen weten dat hij in 1946 is aange-zocht als opvolger van prof.ChrVisser, detoen scheidende hoogleraar 'Bouwstoffen' teDelft. Maar Rengers ambieerde die functieniet, hij meende dat anderen het beter zou-den kunnen. Mede op zijn advies is dr.C.A.Lobry van Troostenburg de Bruyn in 1947tot hoogleraar benoemd, en ir.J.A.Plaizier totlector.Evenmin algemeen bekend is, dat hij eenpaar jaar later is uitgenodigd om directeurte worden van het nieuwe Instltuut TNOvoor Bouwmaterialen en Bouwconstructies(lBSC-TNO). Die onderhandelingen zijn tenslotte door hem afgebroken omdat hij geengunstige salaris-regeling kon krijgen voorzijn medewerkers in het Haagse laborato-rium, dat in de nieuwe organisatie zou wor-den opgenomen. Voor hemzelf was er welzo'n regeling, maar dat vond hij niet door-slaggevend.In 1956, na het plotselinge overlijden vanir.K.Dees, de directeur van Bouw- en Wo-ningtoezicht, kwam hij als eerste in aanmer-king voor de opvolging, Hij heeft dat ge-weigerd, want hij ambieerde geen algemene,deels representatieve functie en bovendienwilde hij zijn laboratorium niet verlaten.(vervolg op blz. 305)BI? naar boven: de stortnauwkeurigheidhebben we onder de knieden, omdat het hier een vloer betreft, die nimmer droog zal komen.Toch menen wij, dat op grond van de gunstige ervaringen, het alleszins gerechtvaardigd lijktde nieuwe methode ook technologisch serieus te nemen en met de ontwikkeling verder tegaan.In dit verband wijs ik U op het eerder genoemde werk in Amsterdam, dat over enige tijd inuitvoering zal komen. Op dit werk zal het beton droog komen, en mogen wij kernen boren.Deze resultaten zullen wij zeker op een of andere wijze publiceren.E?n van de belangrijkste praktische voordelen, die wij claimen voor deze methode, is denauwkeurigheid waarmee gestort kan worden.Hoe staat het nu met de stortnauwkeurigheid bij ons werk Waalhaven ? Van de totale vloer-oppervlakte van 660 is 25% boven de tolerantie geweest. Gemiddeld bedroeg hier deafwijking 7,5 cm. Te laag gestort is 1% van het vloeroppervlak, waarbij de afwijking gemid-deld3 cm bedraagt.Eerlijk gezegd zijn wij over dit resultaat niet tevreden, maar U dient hierbij te bedenken, datwij op dit werk, met z'n uiterst zware eisen, als het ware ons rijbewijs op de nieuwe machinemoesten halen. Het blijkt dan ook dat de cijfers van het laatste (derde) deel aanmerkelijkbeter liggen: 9% van het oppervlak lag te hoog, gemiddeld was dit 4,5 cm. Het deel dat telaag was, is te verwaarlozen.Het meeste echter, heeft ons de belemmering om de juiste stortplaats te bereiken, partengespeeld. Dit werd veroorzaakt, doordat het drijfIichaam verbonden was aan de zware 6"betonpersleiding.Ten slotte wil ik U wijzen op iets dat ik U zeker niet wil onthouden.Bij de proefnemingen heb ik benadrukt dat het beton onder water niet mechanisch verdichtwerd. Het is ons gebleken, dat het beton onder water praktisch geen luchtinsluitingen heeft.Gezien de zetmaat van 3 cm is dit een verrassend resultaat.links - onder water gestort beton,praktisch zonder luchtinsluitingenrechts hetzelfde beton maar dan bovenwater gestort, bezit meer en grotereluchtholtenillustraties:Carry van Blokland-Mobaqfoto's:Koen VisserBekijken we de zaagsnede van ditzelfde beton, dat niet onder water is gestort en ook nietverdicht, dan zien we aanzienlijk meer en grotere holten. Een mogelijke verklaring zou zijn,dat tijdens het glijden door het ventiel en indirect blootgesteld aan de waterdruk, het betonals het ware als een spons wordt uitgeknepen.Ook is het niet ondenkbaar dat bij het openen van het ventiel, door het omlaag glijdendebeton, een zekere onderdruk ontstaat. Wij weten nog niet waaraan wij deze meevaller tedanken hebben. Vast staat echter dat inde praktijk het trillen overbodig is, althans bij dezemethode.Aan het eind van deze wat ik zou willen noemen 'informatie' over het hydroventiel, zou ik hetvolgende willen opmerken:Wij menen ermee door te moeten gaan. W? staan open voor kritiek. Wij staan ook open voorwerk waar het hydroventiel aan de praktijk getoetst kan worden, want vooral de prakt?k zalons moeten leren of w? een nieuwe methode voor onderwaterbeton of voor 'beton onderwater' hebben gevonden.vervolg van blz. 295Daarom werd zijn collega ir.J.G.Wijn direc-teur, terwijl hij met het adjunct-directeur-schap genoegen nam.Dit zijn drie markante voorbeelden van dewijze waarop ir.N.J.Rengers door zijn ge-aardheid andere wegen is gegaan dan dievoor hem openstonden. Daar heeft hij nooitspijt van gehad; hij is trouwens geen mandie op eenmaal genomen beslissingen terug-komt.Cement XXII (1970) nr. 7Met zijn rijke en zeer gevarieerde carri?reals laborlurn-rnan, plaatst hij zichzelf tussenenerzijds profVan der Kloes en profVisser,de eerste materiaalonderzoekers in ons land,en anderzijds de hedendaagse institutenvoor het onderzoek van materialen en con-structies. Tussen vroeger en nu heeft hijinderdaad meerdere schakels gelegd endaarbij overbrugt hij twee volle generaties.Hij beseft terdege dat hij er toch eens meemoet ophouden en daarom zijn in de afge-305lopen jaren al diverse functies neergelegd.Eind vorige maand was dat de leiding vanhet Controlebureau 'Betoncentrales', welkfeit de aanleldlnq vormt voor dit artikel. Hijstaat nu aan het begin van een nieuwelevensperiode, waarin hij nu ook eens aanzichzelf kan gaan denken. Wij mogen dank-baar zijn dat hij al die jaren en vooral delaatste tijd niet heeft verzuimd om heel veelvan zijn kennis op ons over te dragen.A.A. van der Vlist
Reacties