Hoe kan men bij voorbeeld de werking van een plastificeerder be-oordelen? Daarbij moet immers het begrip 'verwerkbaarheid' gede-finieerd zijn, hetgeen beslist nog niet het geval is. Heeft het betrek-king op het transport, of op het lossen uit het transportmiddel, ofop het verdichten van de specie? Daarom zal men bij elke goedenormalisatie eerst moeten beginnen met het opstellen van controle-proeven. In het geval van luchtbelvormers levert dit wellicht deminste moeilijkheden, ofschoon men ook hierbij rekening te houdenheeft met allerlei factoren, zoals mengselsamenstelling, cementsoort,temperatuur e.d. Het ziet er daarom naar uit, dat zelfs het vindenvan de juiste controleproeven nog verscheidene jaren kan duren.De heer S m i t meent dit pessimisme niet volledig te moeten delen.Wij zullen er immers al mee gebaat zijn, wanneer er een of andereproef genormaliseerd wordt, ook al is het een standaardproef, diealleen onder nader omschreven omstandigheden van kracht is.Daarmee zal men immers in het bezit zijn van zekere richtlijnen.Vraag 22. Door sommige handelaren, aannemers en zelfs enkelebetonmortelbedrijven wordt de toepassing van zgn. a n ti - v r i e s-m i d del e n gepropageerd, althans toegestaan. Wat valt hieroverte zeggen?Bij 'winterwerk' moet men naar de mening van ir. Kr e ij g er geenanti-vriesmiddelen toepassen. Van essentieel belang is daarentegenhet benutten van de - eventueel opgevoerde - hydrateringswarmteten einde zo spoedig mogelijk de gewenste vorstbestendigheid teverkrijgen, wat bij een druksterkte van ca. 30 kgf/cm2in het gevalvan vers belon al een feit is, mits een luchtbelvormer is toegevoegd.Een van de aanwezigen (ir. Van KI a ver e n) vestigt er de a?n-dacht op, dat men onderscheid moet maken tussen 'echte' anti-vries-middelen, zoals in autoradiatoren wordt gebruikt (glycol) en prepa-raten onder de naam anti-vriesmiddelen. Deze laatsten bestaan veelalgrotendeels uit calciumchloride, waaraan nog bepaalde stoffen zijntoegevoerd en geven bij de in ons land gebruikelijke doseringenslechts een geringe vriespuntsverlaging.Door de heer l e m wordt erop gewezen, dat de echte anti-vries-middelen in zoverre resultaat kunnen opleveren, dat de specie nietbevriest. Maar daarbij treedt er - althans bij lage temperaturen,onder het vriespunt - ook geen verharding op, wat al voldoenderedenen geeft om deze middelen niet toe te passen.Vraag 23. Is het mogelijk dat sommige hulpstoffen ongunstig be?n-vloed worden wanneer zij met ver war m d a a nma akw at er(bij voorbeeld van 80?C) in aanraking komen?De heer Val e vraagt zich af, of de genoemde watertemperatuurniet aan de hoge kant is.Volgens de heer Le m kan men in principe zelfs kokend water ge-bruiken. Het cement mag echter niet met zulk heet water in contactkomen, wat bij een bepaalde wijze van doseren ook niet het gevalbehoeft te zijn. Ofschoon een watertemperatuur van 80?C niet scha-delijk zal zijn voor het cement - althans bij een kortstondig contact- verdient het als regel toch aanbeveling om deze temperatuur totmaximaal 60 ? 70? C te beperken.Vraag 24. Bij de verwerking van verwarmde beton speciein een glijbekisting ontstaan er in het betonoppervlak kleurverschil-len. Hoe ontstaan deze, en zijn zij te voorkomen?De heer Le m ziet een oorzaak in de voortschrijdende verharding;na verloop van enige tijd zullen de kleurverschillen dan ook verdwe-nen zijn.Ir. Kr e ij g e r is van mening, dat er verschillende factoren een rolkunnen spelen. Een verschil van 0,02 in de water-cementfactor kanreeds zichbare kleurverschillen geven. Ook kunnen sommige bekis-tingsoli?n een verschil in kleur opleveren. Bovendien zol het al danniet gesloten zijn van het oppervlak van invloed zijn.IR. J. OOSTERHOFF BENOEMD TOT HOOGLERAARVraag 25. Bestaan er ook hulpstoffen, die aan het beton een groterewee r sta n d t e gen a a n tas tin g (bij voorbeeld door veen-zuren) geven?Van uitermate groot belang acht ir. Kr e ij g er in dergelijke geval-len de keuze van de cementsoort. Daarnaast kan men het betonopper-valk op een of andere wijze behandelen of beschermen. Primair isuiteraard het zorgen voor een goede betonkwaliteit, in het bijzonderwat betreft de dichtheid.Vraag- 26. Zijn er h u lp s tof fen waarmee men als het ware vaneen A-cement een B-cement kan maken? Bij toepassing van versnel-lers verkrijgt men ook een versnelling van de binding, wat in vele ge-vallen niet gewenst is.Volgens ir. Kr e ij ge r kan men het gewenste doel - althans in prin-cipe - bereiken met de e c h t everhardingsversnellers, die op debinding geen of bijna geen invloed hebben. In het reeds genoemdeC.U.R.-rapport komen ook deze hulpstoffen ter sprake. Maar daarbijwordt de waarschuwing gegeven, dat er over het effect en vooral denevenwerking van deze stoffen nog maar zeer weinig bekend is. Totnu toe heeft men immers bijna uitsluitend op de be?nvloeding van desterkte gelet; het is echter niet ondenkbaar, dat er ook andere -minder gewenste - effecten zijn.Vraag 27. De zgn. wat e r red u ce ren de ver tra ge r s ver-oorzaken een dispersie van de cementdeeltjes. In de praktijk blijkenzij echter (daardoor?) de ontmenging of segregatie te bevorderen.Moet men bovendien op de spoelplaatsen en in de spoelputten geenmoeilijkheden ervan verwachten?Bij toepassing van een waterreducerende vertrager dient men - al-dus ir. Kre ij g e r - de oorspronkelijke hoeveelheid water te ver-minderen en dit zal de kans op ontmenging weer verkle,inen. In spoel-putten en dergelijke zal het gewenste neerslaan van de cementdeelt-jes inderdaad minder snel plaatsvinden door de dispergerende wer-king van de genoemde hulpstoffen.Vraag 28. Het gebruik van kIe u r st 0 f fen in beton neemt hieren daar nogal toe. Maar zijn er betontechnologisch bezien niet en-kele bezwaren aan deze stoffen verbonden?Ir. Kr e ij ge r noemt het kleuren van beton 'een vrij lastig geheel';sommige kleurstoffen blijken nogal eens niet aan de verwachtingente voldoen, vooral niet in combinatie met normaal (grijs) cement.Daarom wordt in dergelijke gevallen wel de voorkeur gegeven aanwit portlandcement. Poedervormige kleurstoffen hebben door hunfijnheid dezelfde invloed als steenmeel en andere inerte poeders,dat wil zeggen zij vereisen meer water en verhogen de krimp (20-40%). De sterktevermindering wordt veelal nog groter door combi-natie met luchtbelvormers.Ook de heer Le m legt de nadruk op de ongunstige be?nvloedingvan de sterkte. De poedervormige stoffen bezitten een vrij grootoppervlak, zodat voor de omhulling veel cement nodig is, dat daar-door minder effectief aan de sterkte-ontwikkeling kan bijdragen.De heer Val e vestigt er de aandacht op, dat men het effect vankleurstoffen dient te beoordelen aan de kleur van het droge betonen niet aan die van de betonmortel. v. d. Y.Bij Koninklijk besluit van 9 juni 1965 werd ir. Oosterhoff benoemd tot gewoon hoogleraar in de Af-delingen Bouwkunde en Weg- en Waterbo-uwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft. Prof.Oosterhoff zal daarmee prof. ir. B. H. H. Zweers opvolgen voor de leerstoel Utiliteitsbouw.De nieuwe hoogleraar werd op 10 april 1924 te De Hoeve (Friesland) geboren. In 1942 begon hij zijnstudie aan de T.H. te Delft, waar hij in 1951 het diploma civiel ingenieur behaalde.Als jong ingenieur begon hij zijn carri?re op een architectenbureau te Leeuwarden. In 1953 vestigde hijzich als raadgevend ingenieur te Arnhem, terwijl hij in 1959 zich associeerde met de architecten ir. T.Tjebbes en F. J. B. Barends.Vooral na 1959 kreeg prof. Oosterhoff ruime bekendheid door talloze spectaculaire constructies dievoornamelijk door zijn toedoen werden gerealiseerd. Zijn ontwerpen zijn gekenmerkt door moderneconstructievormen en uitvoeringsmethoden. Hij heeft voorts zitting in verschillende commissies van hetKoninklijk Instituut van Ingenieurs, het Staalbouwkundig Genootschap en de Stichting Bouwresearch.Van zijn bijdragen als publicist heeft ook het tijdschrift Cement mogen profiteren. Hierin heeft hij ondermeer geschreven over de krimp- en temperatuursinvloeden van beton, schoon bekistingswerk en overde nieuwe watertoren te Zaltbommel.Wij wensen de nieuwe hoogleraar veel succes toe bij zijn belangrijk werk in het hoger onderwijs.Cement XVII (1965) Nr. 6
Reacties