Het R.B.M.-systeemwoningenplan te Delftdoor Ir. D. G. Th. Habraken, hoofdingenieur Openbare Werken Delit enJ. H. Schenke, chef construetiebureau R.B.M, te Delftfofo 1. maquette van het totale plan Bomenwijk te DelftHet gemeentebestuur van Delft is zeker niet een der eerstengeweest, die of de montagebouw of de systeembouw in degelegenheid hebben gesteld, om er toe bij te dragen het na-oorlogse woningtekort te helpen verminderen. Hiervoor hadde gemeente verschillende redenen.Ten eerste was daar het risico van een woningbezit, waarvande technische toekomstwaarde onzeker is door het ontbrekenvan ervaring daarmede.Ten tweede waren een viertal woningbouwverenigingen alvan voor 10 Mei 1940 bezig met bouwplannen voor totaalongeveer 600 woningen. In de loop der jaren hadden haararchitecten deze plannen al diverse malen herzien, om zeaan te passen aan de telkens weer nieuwe voorschriften resp.stedebouwkundige en woningbouwtechnische inzichten. Hetis begrijpelijk, dat het gemeentebestuur deze plannen heteerst tot uitvoering wilde laten komen, alvorens bouwvolumevoor nieuwe experimenten beschikbaar te stellen. (Inmiddelsheeft door de toewijzingspolitiek van hogerhand nog slechtseen der vier verenigingen haar bouwplan tot uitvoeringkunnen brengen).Maar de derde en tevens de voornaamste reden voor het ge-ringe enthousiasme voor nieuwe bouwsystemen was de ervaringelders met systeemwoningen gebouwd na 1918, daar die alspoedig tot de sociaal gedeclasseerde woningen gingen be-horen.Dit min of meer afwijzende standpunt ten opzichte vannieuwe bouwsystemen veranderde, toen de gemeente Delftin Juni 1948 bericht kreeg, dat zij voor een toewijzing vanmontagewoningen in aanmerking kwam. Reeds eerder wasbesloten, dat, als er in Delft montagewoningen zouden moetenworden gebouwd, dit zou moeten geschieden in een stede-bouwkundige zelfstandige woonbuurt van voldoende groottein een zo aantrekkelijk mogelijke omgeving, zodat het risicovan sociale declassering in de toekomst zo veel mogelijk zouworden voorkomen.Van de onmiddellijk beschikbare terreinen voldeed er slechts??n aan deze eis, n.I. een terrein gelegen tussen de oudestad binnen de voormalige vesten en de autosnelweg DenHaag -- Rotterdam (foto 1, maquette).Dit terrein wordt in het Noord-Oosten begrensd door degroenblijvende omgeving van de psychiatrische inrichting,,Het St. Joris Gasthuis", in het Noorden door genoemde weg,in hel Zuid-Oosten door de eveneens groenblijvende om-geving van het sanatorium ,,Het Groene Kruis" (twee speel-weiden in de rechterbenedenhoek van de maquette) en inhet Zuid-Westen door een wetering, die deel uitmaakt vanhet stadpolderweteringensysteem en de grens vormt van dein de eerste helft dezer eeuw gebouwde stadsrand aan debuitenzijde der oude stadsgrachten (,,boven" genoemde fotoligt het stadspark aan de overzijde van de genoemde weg en,,onder" deze foto ligt de toegangsweg naar het stads-centrum).Toen Delft nu een keuze moest doen, viel deze op het R.B.M. -systeem, en wel om de volgende drie redenen:van de bestudeerde systemen werd dit het meest aesthetisch,,voldragen" gevonden (foto 2);de architect die aan het systeem is verbonden, ir. W. vanTijen, beschouwde systeembouw niet als een noodzakelijkkwaad (goed genoeg voor de eerste moeilijke jaren, om hetin betere tijden zo spoedig mogelijk te verlaten), maar als eenCement 3 (1951) Nr 9-10 165foto 2eengezins-woningen in dePrunuslaante Delftlogische ontwikkeling van de bouwnijverheid van ambachtnaar industrie;de N.V. Rijnlandsche Betonbouw Maatschappij was een inDelft gevestigde onderneming, waarvan de directeur al totde derde generatie van een Delftse bouwersfamilie behoorde.Alvorens door de Dienst van Openbare Werken der ge-meente Delft contact werd opgenomen met architect VanTijen, zijn eerst enige schematische proefverkavelingen ont-worpen om de mogelijkheden en kosten van de aanleg vande gehele buurt na te gaan.Bij de bouw van alleen eengezinshuizen (de R.B.M. had totdan toe alleen nog eengezinshuizen in haar systeem ge-bouwd) was er plaats voor 400 woningen, bij de bouw van50% eengezinshuizen en 50% ?tagewoningen voor ongeveer550 en bij de bouw van alleen etagewoningen voor ongeveer700; de begrote grondprijzen voor deze drie gevallen warenresp. f 3 600,-, f 2 450,- en f 2 050,- per woning. Voorde bouw van alleen eengezinshuizen waren de grondkostenprohibitief. Als tot de bouw van alleen etagewoningen zouworden besloten, zou niet spoedig kunnen worden begonnen,omdat dit type nog geheel moest worden ontwikkeld; boven-dien werd dit voor Delft niet zo wenselijk geacht, omdat hiervoor de oorlog nog practisch geen etagewoningen warengebouwd en het bouwen van een gehele buurt in een nieuwsysteem, en in een voor Delft ongewoon woningtype, welwat riskant werd geacht. Daarom werd tot gemengde be-bouwing besloten met het verzoek aan architect Van Tijenom te trachten het aantal woningen tot ongeveer 600 op tevoeren en daardoor de grondkosten per woning nog iets tedrukken, daar bekend was, dat ,,Wederopbouw" in Delft totgeen hogere grondkosten dan f 2 000, -- per woning wildegaan.De opdracht aan de architect omvatte dus het maken vanplannen voor totaal ruim 550 eengezinshuizen (foto 2) enetagewoningen (foto 3), waarvan enige woningen met winkelsvoor voorziening in de dagelijkse behoeften van de buurt.Volgens het eerste plan van Van Tijen waren ontworpen:aantal woningtype aantal v/h totaalin%22 woningen voor bejaarden ............................ 578 eengezinshuizen .......................................... 1660 eengezinshuizen voor grote gezinnen 126 winkelwoningen .......................................... 1306 etagewoningen .......................................... 6220 middenstandswoningen ............................. 4492 woningen totaal 100en voorts een dokterswoning, een openbare lagere school, 8buurtbedrijfjes en 20 autoboxen.In verband met een scholendistributie-plan voor de gehelestad, was er in deze buurt geen plaats voor een lagere school.Voor een huisarts, die niet kan rekenen op meer dan 2/3van zijn achterland met enige patienten van elders, was hierook geen ,,levensruimte" (bovendien is in de praktijk welgebleken, dat het bouwen van unica, zoals een dokterswoningin het systeem, zeer oneconomisch zou zijn geweest.Daar er toch behoefte werd gevoeld aan een of ander gemeen-schapsgebouw, om met de winkels een buurtcentrum tevormen, werd tot een buurtgebouw met enige ,,kleuter-klasjes" besloten. Administratief bleek het echter niet weldoenlijk om een kleuterschooltje op te richten met een Prot.Chr., een R.K. en een Humanistisch klasje, en daar het makenvan een schooltje voor slechts ??n der drie (of vier) bevol-kingsgroepen in deze buurt minder juist werd geacht, is eralleen het buurtgebouw -- met een dienstwoning -- (foto 1links onderaan) van overgebleven.In een prettige wisselwerking tussen de architect van hetR.B.M-systeem, de aan de Dienst van Openbare Werken ver-bonden stedebouwkundig adviseur en de R.B.M, is ten slotte,na ruim een half jaar werken, een plan tot stand gekomen,waarvan tot uitvoering werd besloten, en dat na enige wijzi-zigingen in de praktijk medio 1951 zijn definitieve vorm heeftgekregen. De buurt bestaat thans uit:aantal woningtype aantalbeddenaantal v/h totaalin%120 eengezinshuizen(foto's 2 en 4) ............................5 20,7336 etage-woningen(foto 3) ......................................4 en 6 58,026 middenstandswoningen(foto 5) .......................................6 4,524 bejaardenwoningen ................. 2 4,132 woningen voor grotegezinnen .................................9 5,532 idem, ingericht als 5,581winkelwoningen ..........................dienstwoning .........................1,4579 woningen totaal 100met voorts 8 buurtbedrijfjes, 1 buurtgebouw, 12 autoboxenbij de middenstandswoningen, 10 afzonderlijke autoboxen en2 transformatorgebouwtjes.166 Cement 3 (1951) Nr .9-10foto 3. etagewoningen in de Prunuslaan te Delffoto 4. voor- en zijgevel van eengezinswoning metbetonnen hoek- en dakgootelementenDe maquette is gemaakt eind 1949 voor de oplevering van de eerste8 woningen in Januari 1750, bij welke gelegenheid de Minister vanWederopbouw en Volkshuisvesting het werk heeft bezocht. Sindsdienis de situatie aan de Zuidrand -- de middenstandswoningen -- in dedwarsstraat en in de Noord-Oosthoek nog enigszins gewijzigd.De 120 eengezinswoningen zijn gebouwd in blokjes van 4,6, 8 en 10, de etage-woningen in blokken van 3, 4 en 5trappenhuizen van elk 3 woonlagen, behalve 1 blok van3 trappenhuizen in 4 woonlagen (in de Noord-Oosthoek),de middenstandswoningen zijn gebouwd in blokjes van 2,de bejaardenwoningen worden gebouwd in blokjes van 4,en de rest in blokjes van 2, 4, 6, 8 en 10 woningen. Vande '28 etage-woningen zijn de 28 hoek-portieken op debegane grond met woningen van 1 en 4 slaapkamers i.p.v.met 2 en 3; hierdoor is het aantal bejaardenwoningen enwoningen voor grotere gezinnen elk met 28 of 5% ver-hoogd. Door deze bejaardenwoningen kunnen arbeiders-woningen met vooroorlogse huur worden vrijgemaakt voor ge-zinnen, waarvoor de nieuwe woningen te duur zijn.In de winter 1948--1749 zijn de draineerleldingen in de toekomstigeachtertuinen aangelegd, waardoor tijdens de bouw door een hulp-bemaling van deze leidingen de grondwaterstand in het terrein totruim 1,50 m beneden het toekomstige straatpell kon worden verlaagd.Voorjaar 1747 kon met de straataanleg worden begonnen, Juni 1949met de bouw van het buurtgebouw, en September 1949 met het eerstebestek voor 76 eengezinshuizen.Het buurtgebouw is gebouwd als proefgebouw voor con-structies, die door de R.B.M. voor het eerst in Delft zijntoegepast; het is in September 1949 in gebruik genomenals directiekeet (foto 5, links). Het zaaltje ervan, dat thans alstimmerloods in gebruik is, heeft bij ontvangsten van be-zoekers tijdens excursies al verscheidene malen goede dien-sten bewezen.Medio 1951 waren 76 eengezinshuizen (foto 2), 216 ?tage-woningen(foto 3) en 26 middenstandswoningen (foto 5) gereed; in aanbouwwaren 44 eengezinshuizen (ruwbouw geheel gereed, afbouw ten dele)en 120 ?tage-woningen (ruwbouw ten dele gereed; 24 bejaarden-woningen waren besteksklaar).HET R.B.M.-BOUWSYSTEEMis g??n montagebouw of montagesysteem, omdat het werke-lijk gemonteerde gedeelte van en woning betrekkelijk geringis. Er wordt op de bouwplaats nog veel vervaardigd, dochdit geschiedt -- en hierin schuilt vooral de waarde van hetbouwsysteem -- volgens een bepaalde bouwmethode.Hierbij is men er van uitgegaan, dat er aan geschooldearbeiders gebrek bestaat, zodat men dus zoveel mogelijkgebruik moet maken van ,,ongeschoolde" arbeidskrachten(een lelijk woord, dat ,,ongeschoold", want practisch is elkearbeidskracht, welke bruikbaar wordt voor een bepaald werk,in dat bepaalde werk spoedig geschoold).Cement 3 (1951) Nr 9-10 167loto 5landelijke,vari?rendebouwwijzeEen tweede uitgangspunt was het toe te passen materiaalen de beschikbaarheid daarvan.Want slechts dan zal een nieuwe bouwwijze zich kunnenontwikkelen naast de traditionele, indien deze nieuwemethode soepel is in het toepassen van die materialen, welkeop een bepaald ogenblik om diverse redenen de voorkeurverdienen.De twee bovenvermelde punten leidden bijna vanzelfsprekendnaar een oplossing, waarbij de toepassing van beton en ge-wapend beton een grote rol speelt.Dit bracht mee, dat, behalve de verschillende technischemoeilijkheden, ook nog de thermische en acoustische ver-zorging veel hoofdbrekens opleverde, terwijl daarnaast deingewortelde afkeer, die wij Nederlanders hebben van een,,betonnen" huis, overwonnen moest worden.Na verscheidene proefnemingen kan men nu verklaren, eringeslaagd te zijn, een aesthetisch bevredigende oplossing ge-vonden te hebben, waarbij vooral het karakter van beton-bouw en van het materiaal ,,beton" niet verloren is gegaanen hierin een openhartige taal spreekt.Dit is niet in het minst te danken aan de wijze, waarophet architectenbureau ir. W. van Tijen en H. A. Maatkant,waaraan de aesthetische vormgeving is toevertrouwd, methet bouwsysteem weet te werken. De soepelheid van dekleine modulus, nl. 25 cm horizontaal en 37? cm vertikaal,zal hieraan niet vreemd zijn.We zullen thans trachten met de omschrijving van enigevan de meest belangrijkste details een duidelijk beeld tegeven van het huidige stadium van ontwikkeling.FUNDERINGDe bodemgesteldheid in het Delftse plan is van dien aard,dat een strokenfundering op staal ( = 0,3 -- 0,4 kg/cm2)mogelijk is voor een eengezinswoning, waarbij d? strokeneen aanlegbreedte krijgen van 35 tot 60 cm. Deze funde-ring is uitgevoerd in gewapend beton, hoewel dit geenabsolute vereiste is voor de verdere opbouw, daar het eigen-lijke bouwsysteem begint met de bovenkant van de fundering.Bij de reeds opgeleverde woningen ligt de bovenkant vande fundering op 1 tegelhoogte onder het begane grondvloerpeil (zodat de aanaarding tegen de systeemwandmoest gebeuren), terwijl bij alle overige woningen de boven-kant der fundering thans op begane grond vloerpeil ligt(aanaarding tegen fundering en het begin van het systeemin 't zicht).Voor de reeds opgeleverde etagewoningen (3 woonlagen)was het eveneens mogelijk een fundering op staal (enkeleblokken op grondverbetering) toe te passen.Hiervoor werd een ,,gesloten doos"-fundering geconstrueerd,t.w. een bodemplaat met wanden, tussenwanden en een boven-plaat van gewapend beton. De zij-, voor- en achtergevel vandeze fundering zijn van geprofileerde stroken voorzien, voorzover de fundering boven het maaiveld uitsteekt.Op deze, geheel traditionele fundering begint het eigenlijkebouwsysteem. Hiertoe worden op het bovenvlak van eenfundering geprefabriceerde betonnen stelplaten in lengtenvan 1,25 of 1,50 m aangebracht in de specie, ten einde eenzuiver horizontaal vlak te verkrijgen als uitgangspunt voor devertikale maatvoering (tek. I a en b).Deze stelplaten zijn zodanig geprofileerd, dat de later tenoemen tegelplaten en stelstijlen hierop aansluiten; zij wor-den aan de draad gelegd, zodat en vlakke gevelwand ge-waarborgd is.Op inwendige en uitwendige hoeken hebben de stelplateneen bijzondere vorm, aangepast aan de afmetingen en vor-men van de wandhoeken.vierkante gaten. De blokken worden gemetseld en zonodigBUITENWANDDe buitenwand bestaat uit een waterdichte betonvulling dik12 cm (eindgevels van etagewoningen met 4 woonlagen dik16 cm), welke gestort wordt tussen twee ,,blijvende bekis-tingen", aan de buitenzijde een bekisting, gevormd door ge-prefabriceerde betonnen tegelplaten en aan de binnenzijdeeen bekisting, gevormd door isolatieplaten van houtwol-cement (tek. II, foto 6).De tegelplaten en isolatieplaten zijn door middel van denader te beschrijven stelstijlen dwars door de betonvullingmet elkaar verbonden, zodat geen extra steunconstructieaan de buitenzijde der wand nodig is om de spatkracht vanhet gestorte beton op te nemen.De tegelplaten hebben een zuiver aesthetische functie enzijn daarom zodanig afgewerkt, dat zij het gehele karaktervan de woning bepalen. Ze hebben een lengte van ax25 cm,waarbij de a de waarde van 1 t/m 4 kan bedragen, afhanke-lijk van de plaatsing der kozijnen in de gevels; de hoogteder tegelplaten bedraagt steeds 37? cm (foto 7).De oppervlakte der tegelplaten is zilverachtig grijswit, enigs-zins reli?fachtig genuanceerd, en heeft het uiterlijk gegla-zuurd te zijn (octrooi aangevraagd).Dat de betonsamenstelling hiervoor aan nauwkeurige eisenmoet voldoen, behoeft gen verder betoog.De onderlinge voegconstructie is in de tek. Ill en IV weer-gegeven; een dichtingsmiddel wordt niet toegepast, want debetonvulling vervult de waterkerende functie.Het ophangen van de tegelplaten aan de stalen stelstijlen,welke de vertikale maatvoering moeten garanderen, ge-schiedt d.m.v. ingestorte stalen pennetjes ? 6, welke rustenop aan de stelstijlen gelaste ophangplaatjes. Deze ophang-plaatjes zijn hiertoe voorzien van een keepje. De isolatie-platen aan de binnenzijde van de wand zijn onafhankelijkvan de vertikale maatvoering der stijlen en worden koud op168 Cement 3 (1951) Nr 9-10elkaar gestapeld. Op de horizontale naden worden de platendoor middel van warteldraden aan deze stijlen verbonden.Houten steunrekken dienen om de betonspatkracht te kunnenopnemen. In het eerste object waren de stelstijlen nog vanbeton vervaardigd, waarin de stalen ophangplaatjes warengestort. In de volgende objecten zijn deze stijlen geheelvan staal vervaardigd (toto 6), waardoor practisch een vol-komen doorstromen van het beton mogelijk is geworden en dewand dus niet in parten wordt verdeeH.Het storten van de betonvulling geschiedt in gedeelten van2 tot 3 tegelplaten hoog, maximaal een halve verdiepings-hoogte. Op hoeken worden stelstijlen van een bijzonderevorm gebruikt, waaraan de tegelplaten van de elkaar ont-moetende wanden worden opgehangen, aansluitend aan hoek-tegelelementen van speciale vorm. De elementen wordenaan de buiten-oppervlakte licht gezandstraald (tek. V).De wapening van de buitenwand bestaat uit een netwerk vanlichte staven, nl. 0 5 - 25 cm vertikaal en 0 5 - 37? cmhorizontaal.RAAM- EN DEURKOZIJNENDe kozijnen zijn samengesteld uit onderdelen, nl. onder-dorpels, stijlen en bovendorpels, van geprefabriceerd beton.De oppervlakken, welke in 't zicht komen, worden licht ge-zandstraald, hierdoor ontstaat een rustige strakke afsluitingvan het raamkozijn tegen het zilverwit der tegelplaten (foto 6).De onderdorpel wordt allereerst gelegd, waarna de kozijn-stijlen aan de stalen stelstijlen worden opgehangen d.m.v. inde kozijnstijlen ingestorte stalen pennen. De neuten der onder-dorpels zijn zodanig geprofileerd, dat er een natuurlijke water-kering is ontstaan. De bovendorpel wordt dusdanig op dekozijnstijlen gelegd, dat de bovenkant van de bovendorpelstrookt met de naasthangende tegelplaat. De onderlinge voe-gen van de kozijnonderdelen worden gedicht met een dich-tingsmateriaal.Bij de afbouw wordt vanaf de buitenzijde een houten kozijnin de omranding geplaatst, waarbij in de voegen wederomeen dichtingsmateriaal wordt aangebracht (tek. VI --VIII).Het is geen constructieve vereiste een houten kozijn toe tepassen, want stalen ramen kunnen eveneens worden gebruikt.foto 7. tegelplaten met reli?fwerkingfoto 6. buitenwand van tegelplaten en isolatieplaten (binnen-zijde) als blijvende bekisting, stalen stelstijlen enkrimpwapeningCement 3 (1951) Nr 9-10 169170GOOTCONSTRUCTIEZijn de voor- en achtergevel op de hoogte gekomen, zodatde dakgoot moet worden aangebracht, dan be?indigt men degevels met een rand van licht gezandstraalde betonplaten, dezgn. wandplaten, welke een overgang vormen van tegelplatennaar gootprofiel. De gooi wordt gevormd door betonele-menten in lengten van 1,50 m, 1,75 m of 2,00 m, welkeelementen een vlakke onderkant hebben. Met een stelvoegvan plm. 1 cm worden de elementen op bandplaten en beton-vulling gesteld en hieraan verankerd door middel van ?"ankers. De gootelementen hebben geen speciale onderlingevoegconstructie, doch worden koud tegen elkaar gesteld;wel wordt er over de voeg een bijzondere dakbedekkings-strook aangebracht (fig. IX A en foto 4).De dakbedekking van het dak, welke hierna zal worden be-sproken, wordt niet ?n de goot doorgeplakt; een afsmeringvan de goot ts voldoende gebleken. In een sponning van degootstukken rusten de dakplaten van de nader te beschrijvendakconstructie.Uit de detailtekening van de gootconstructie zal het duidelijkzijn, dat elk gootprofiel in een ander materiaal, zonder heteigenlijke bouwsysteem te wijzigen, te verwezenlijken is.DAKCONSTRUCTIEBij de in Delft en Rotterdam uitgevoerde resp. uit te voerenwoningen bedraagt de dakhelling 1 tegelhoogte op 4 tegel-breedten, dus 37? cm op 100 cm. Om esthetische redenenis deze helling bij de in Den Haag onderhanden zijnde wonin-gen echter 1 op 7 tegels, dus 37? cm op 175 cm.Alle projecten hebben echter het zgn. gordingen-dak; dsdakconstructie bestaat nl. uit betonnen gordingen van 7x20cm, welke opgelegd zijn op de kapgevels der bouwmuren(De kapgevels zijn daartoe van grindbeton vervaardigd i.p.v.stntelbeton). Van gording tot gording liggen de kassetten-platen van klinkerisolietbeton, welke platen i.v.m. de productie-wijze 37,5 cm breed zijn en een lengte hebben van maximaalplm. 1,70 m. Een geprofileerde rand, welke in het werk wordtvolgevoegd, zorgt voor de onderlinge samenwerking van dedakplaten. De dakbedekking bestaat uit een ??nlaagse lei-slag, een kleur, die het ,,goed doet" tegen het wit van degevels.De loze kapruimte onder de dakconstructie is voldoendegeventileerd om condensaanslag tegen de onderzijde van deplaten te verhinderen, een euvel, wat zich bi] de allereerstewoningen voordeed tengevolge van het te geringe aantalventilatiekapjes.Een glaswoldeken met dampdichte onderlaag, over de houtenplafondhangers der hoogste woonlaag uitgespreid, zorgt voorde vereiste isolatie.VLOERCONSTRUCTIEBij dit essenti?le onderdeel komt het grote voordeel tot uiting,waarop in het begin van dit betoog de aandacht is gevestigd,nl. de aanpassingsmogelijkheid aan materiaal- en prijsomstan-digheden. Zijn de eerste series woningen te Delft uitgevoerdmet betonnen balklagen, waarop houten vloeren aangebrachtCement 3 (1951) Nr v-10werden, de projecten ? Den Haag, Rotterdam, Viaardingenen de volgende series in Delft worden voorzien van in Hetwerk gestorte betonvloeren, waarop houten dekvloer wordenaangebracht; de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat -- naverdere proefnemingen -- de houten dekvloer wordt ver-vangen door een gelijkwaardige vloerafwerking zonder ge-bruik van hout (tek. X).De betonnen vloeren worden in het werk gestort op een ge-normaliseerde bekisting, bestaande uit onderslagen, zwaarb? ? 16? cm, en multipiexplaten, dik 18 mm. De multiplex-platen zijn van een bepaalde afwerklaag voorzien, waardoorzij een zeer hard, glad en vlak oppervlak verkrijgen.Een zeer dunne bepleistering aan de onderzijde van de ge-storte vloer is een voldoende plafondafwerking gebleken.In de in aanbouw zijnde woningen bestaat dus de vloercon-structie uit een betonnen draagvloer, waarop houten spijker-ribben op strookjes celotex. De spijkerribben worden nietaan de betonvloer bevestigd. Over de houten spijkerribbenwordt een houten dekvloer aangebracht.BOUWMUURCONSTRUCTIESDe binnenwanden (bouwmuren) zijn 15 en 20 cm dik enworden vervaardigd van sintelbeton, in het werk gestorttussen een genormaliseerde houten bekisting. Daar aan hetsintelbeton geen dragende functie wordt toegekend, zijn inde binnenwanden geprefabriceerde constructiestijlen vangrindbeton geprojecteerd, welke de vloer- en wandgewichtenopnemen d.m.v. een grindbetonlatei. Deze wordt in het werkgestort en is voorzien van de benodigde wapening, die tevensde functie heeft de voor- en achtergevel te koppelen.De stijlen dienen tevens om de bekisting der wanden tekunnen formeren en de vloerbekisting te kunnen dragen. Deplaats der stijlen is onafhankelijk van de systeemmaten, dochwordt hoofdzakelijk bepaald door de plaats van de deur-openingen en doorgangen en door de afmetingen der wand-schotten. De bekisting is nl., evenals bij de vloeren, samen-gesteld uit multipiexplaten voorzien van een afwerklaag (aan2 kanten), welke horizontaal worden gesteund door het be-nodigde aantal houten steungordingen die met koppelboutendoor de stijlen met elkaar zijn verbonden (tek. XI).De stijlen worden tijdens de opbouw verbonden door eensamengestelde houten koppelbalk, welke dient om de wand-schotten er aan op te hangen en om de onderslagen van devloerbekisting te dragen. De wanden worden gestort van ver-diepingshoogte. Wederom is men hier geslaagd het stuca-doorswerk tot het minimale terug te brengen. De kapgevelsvan de bouwmuren worden vervaardigd van grindbeton, daarde dakconstructie onmiddellijk op deze wandgedeelten komtte dragen (foto 4).ROOK- EN VENTILATIEKANALENDeze worden vervaardigd van vooraf gereedgemaakte blokkenvan klinkerisolietbeton, bevattende een of meerdere ronde ofverankerd aan de wanden. Binnenshuis worden de kanalenveelal ommetseld met een wand van drijfsteen, buitendaksmet een wand van 11 cm metselwerk.SEPARATIEWANDEN.Dergelijke wanden worden zoveel mogelijk samengesteld itkastenfronten of glaspuien, zodat men werkelijk van montagekan spreken. Overigens worden de scheidingswandjes normaalgemetseld van sintelsteen of hoogovendrijfsteen, dik 7 cm.Separatiewanden worden op de betonvloer geplaatst. Binnen-kozijnen, houten trappen, kasten, keukeninrichtingen, lambri-zeringsafwerkingen, sanitair, electrische installatie, loodgieters-werken, schilderwerken, enz. worden nog op de traditionelewijze toegepast en uitgevoerd.TRAPCONSTRUCTIE VOOR ETAGEWONINGENDe trappen voor etagebouw worden geheel op de beton-warenfabriek vervaardigd en in het werk gemonteerd. Zij be-staan daartoe uit verschillende onderdelen, t.w.: de trapbalken,welke dienen om de trapbomen te ondersteunen, de trap-bomen, welke weer de treden dragen en tenslotte de tredenzelf. De treden en de bomen worden weergegeven in tek. XII.Zij hebben een speciale deklaag en afwerking.De bordessen zijn eveneens samengesteld uit vooraf gereed-gemaakte onderdelen, zoals balken en platen. De naden derplaten worden volgevoegd en de afwerking der bordessengeschiedt met tegels of pleisterlaag.DE MONTAGEDe montage vangt aan met het plaatsen van de binnenwand-stijlen en het leggen van de funderingsplaten, en bij laagbouwmet het leggen van de balklaag van de begane grondvloer.De volgende fase is het opstellen der binnenwandbekistingenen het plaatsen der houten steunrekken voor de isolatieplaten.Hierna worden de eerste rijen isolatieplaten aangebrachttegen de steunrekken, daarna de stalen stelstijlen opgerichten de eerste tegelplaten opgehangen. Vervolgens wordt debetonvulling van de buitenwanden tot de onderdorpels derlichtkozijnen en de binnenwanden van sintelbeton over devolle hoogte gestort.Daarna worden de overige tegelplaten aangebracht en deraam- en deurkozijnstijlen gesteld, waarna het tweede stortenvan de buitenwanden kan geschieden. Hierna wordt aan delaatste fase begonnen, nl. het aanbrengen van de wapeningder betonvloeren en bouwmuurlateien en het storten daarvan.Het aanbrengen van diverse onderdelen voor balcons, loggia's,trappen en deurkozijnen geschiedt naar behoefte en wijze vanuitvoering. Zijn de wanden en de vloeren afgestort, dan her-haalt zich dezelfde werkwijze als voor de ondergelegen ver-dieping is gevolgd. Voor het opstellen en afschoren van hetbouwskelet zijn geen speciale hulpmiddelen nodig (tek. XIII --XIV en foto 8).TECHNISCHE KWALITEITENDe technische kwaliteiten van het bouwsysteem zijn goed tenoemen en doen zeker niet onder voor die van de traditionelebouwwijze. De vochtwering van de buitenwand is goed, het-geen uit ervaringen op het bouwwerk te Delft is gebleken.Het geringe aantal gebreken, dat zich daar voordeed bij plm.Cement 3 (1951) Nr 9-10 171300 woningen, was eenvoudig en afdoende ie herstellen. Hetblijft echter geboden de grootste aandacht te besteden aaneen zorgvuldige uitvoering van de betonvulling en het stellenvan de kozijnonderdelen.De stabiliteit is goed, daar uiteindelijk een monolietconstructieontstaat, waarbij op de nodige plaatsen op eenvoudige wijzeeen wapening is aan te brengen. De betonnen vloeren bren-gen een goede horizontale verstijving mede.Op grond van theoretische gegevens is de k-waarde van debuitenwanden op 1,3 te stellen, zodat de warmte-isolatie ietshoger ligt dan die van een normale baksteenspouwmuur,welke 1,4 bedraagt.Bij de gestorte vloeren is er voor zorggedragen, dat de isola-tieplaten der voor- en achtergevels niet onderbroken worden.De geluidisolatie van de scheidingsmuren is voldoende, daarde wanden voldoen aan het door de Stichting Ratiobouwvoorgeschreven gewicht per m2. De geluidsisolatie der beton-nen balklagen is gunstiger dan bij de uitvoering met houtenbalklagen, terwijl de betonvloer met losse spijkerribben enhouten dekvloer een nog gunstiger resultaat oplevert.ECONOMIE EN MOGELIJKHEDENDe economie van de bouwwijze geeft, aan de hand van dereeds opgedane ervaringen, reden tot optimisme. Het is nl.gebleken, dat het bouwsysteem bij grote objecten kan con-curreren tegen de uitvoering in baksteen. De mogelijkhedenbeperken zich, zoals reeds is aangehaald, niet tot laagbouwen ook het bouwen volgens een vaste plattegrond is nietvereist. De betrekkelijk kleine moduul en de vrijheid in hetplaatsen van de stijlen zijn belangrijke mogelijkheden tot eenprettige vormgeving en aesthetisch geheel.Er zal evenwel grote aandacht moeten worden besteed aaneen gelijksoortige uitvoering van de essenti?le onderdelenbij het bouwen van verschillende objecten. De massaproductievan de belangrijkste onderdelen zal een grote economischefactor blijven; slechts dan kunnen productiemethoden en fa-brieksinrichting aan hoge en speciale eisen voldoen.Continu?teit van grote opdrachten is een zeer voorname factorbij de economie van een bouwwijze, terwijl verder de scholingvan de op de fabriek en bouwplaats te werk gestelde arbeids-krachten alle aandacht moet hebben.Een groot voordeel van het B.R.M.-bouwsysteem is, dat zowelde vervaardiging van de onderdelen en het ontwerp daarvanals de bouw van de woningen door de Rijnlandse BetonbouwMaatschappij zelf geschiedt. De nauwe samenwerking tussenconstructiebureau, fabriek en uitvoering zal de verdere ont-wikkeling en verbetering van het systeem ten goede komen.Zowel aesthetisch als constructief laat het R.B.M.-systeem eengrote vrijheid aan de ontwerper, ja bijna kan men zeggen,foto 8. opbouw van etagewoningen.dat in deze betonbouw alle mogelijkheden van de normaletraditionele baksteenbouw aanwezig zijn. Wel echter wordt devrijheid tot variatie beperkt door de economie van hetsysteem. Het plan ,,Rheden", dat voor het plan ,,Delft" is uit-gevoerd, bestond uit blokjes van 2 en van 4 woningen, dieom aesthetische redenen constructief meer gecompliceerderwaren dan in Delft, terwijl in Delft ook nog verschillendevereenvoudigingen zijn ingevoerd. Het eerste bestek in Delftvan 76 eengezinshuizen bestond uit blokjes van 10 en 8woningen, 1 blokje van 6, en 2 van 4 woningen.Het daarvoor uitgevoerde directiegebouwtje was een unicum,dat bijna evenveel heeft gekost als de 76 woningen. Bij debouw van de 26 middenstandswoningen in blokjes van 2 iswel gebleken, dat ook een dergelijke bouw heel goed inR.B.M.-systeem mogelijk is, maar die een dergelijk werk moei-lijker op gang komt.De bouw van de etagewoningen, in 3 woonlagen in blokkenvan 45, 60 en 75 m lang, heeft getoond, dat de voordelenvan het systeem het meest tot haar recht komen bij de bouwvan deze blokken van 60 of 75 m lengte, dus van 24 of 30woningen (6 woningen per trappenhuis).Daarna komt de bouw van gezinshuizen in blokken van dezelfde lengte als rationele bouwwijze in dit systeem in aan-merking, waarbij een enkel blokje van 4 of 6 woningen vaneen zelfde type tussen een aantal langere blokken, de eco-nomie van de uitvoering niet al te veel verstoort.Om voldoende afwisseling te brengen in de Bomenbuurt vanalleen R.B.M.-systeemwoningen, is in het plan Delft gewerktmet blokken van verschillende lengten en hoogten, en metverschillende trottoirbreedten en voortuindiepten, zodat ergeen doorgaande rooilijnen, goot- en noklijnen zouden ont-staan. Om een behoorlijk aanzien ervan te verzekeren, zijnde ,,voortuinen" als doorgaande groenstroken zonder af-scheidingen aangelegd, die centraal worden onderhouden(foto 2 en 5).Tegen een voorstel om deze groenstroken als ,,openbaargroen" te beschouwen waren echter historische bezwaren.Voor de eengezinshuizen is doorgaans een trottoir van 2,5 mbreedte en een ,,voortuin" van 3, 4 of 5 m, waarin bomenzijn geplant.Voor de etagewoningen is een smalle beplantingsstrook meteen breed speeltrottoir met bomen (foto 3). De achtertuinenzijn echter individueel, ook bij de etagewoningen. Daar dezeachtertuinen altijd grenzen aan die van eengezinshuizen,zouden gemeenschappelijke achtertuinen voor de etagewo-ningen te smal worden. Voor de woningen op de verdiepingenis voldoende groen op korte afstand van de woning; boven-dien worden kinderwagens en -boxen op het trottoir gezet,omdat bij de etagewoningen de woonkamers en keukens aande straatzijde zijn gelegen. In alle straten is een boombeplan-ting van een bepaald soort, waarnaar de straat is genoemd(gouden regen, prunus e.d.). Dit is o.m. gedaan, om voor debuurt de naam ,,Bomenbuurt" te kunnen invoeren, om namenals ,,Betondorp" of ,,Witte Dorp" in de volksmond zoveelmogelijk te voorkomen (Offici?el is dit wel gelukt, maar of devolksmond toch geen andere naam gebruikt, is de schrijverniet bekend).Tijdens de uitvoering van het plan is gebleken, dat de ge-volgde wijze van aanleg al zoveel afwisseling biedt, dat deminder rationele toepassing van veel kortere blokjes van 2 of4 woningen overbodig is. Daarom is tijdens de uitvoering nogbesloten, om deze reeds ontworpen blokjes zoveel mogelijktot langere te verenigen.De beperkingen, die niet het systeem als zodanig, maar diede economie van de uitvoering aan de ontwerper oplegt,blijken dus bij een stedebouwkundig behoorlijke opzet geenaesthetische of practische bezwaren op te leveren. Voor detypering: ,,Het zijn maar betonwoningen", is dus geen enkelereden.Cement 3 (1951) Nr 9-10172
Reacties