Verslag van de 12eResearchdag van de C.U.R.(I)Als voorzitter van de C.U.R. geeft prof. dr. ir. A. M. H a a sop de gebruikelijke wijze een overzicht van hetgeen in het of-gelopen jaar is geschied. In de eerste ploats zijn twee nieuwerapporten verschenen: Nr. 26B 'Experimentele onderzoekingenbetreffende het plastisch gedrag van platen' en 26C 'Voorbeel-den van plaatberekeningen met de vloeilijnentheorie' (Com-missie A7). Vanwege de grote vraag is voorts Nr. 13 'Brand-proeven op voorgespannen betonliggers' herdrukt. Voorts ishet Stupre-ropport 'Voegen' in voorbereiding en het eerste ge-deelte von het rapport 'Paddestoelvloeren' (Commissie AB) inconcept gereed.In het afgelopen jaar zijn zeven nieuwe commissies in het levengeroepen, te weten: Commissie A 11, 'Dwarskracht', A 12,'Onderzoek dwarsdragerloze platen', A 13, 'Onderzoek naarscheve platen', C 11, 'Voorgespannen betonverhordinq', C 12,'Onderzoek van constructiedetails bij voorgespannen beton'en 03, 'Maatregelen tegen de schadelijke invloeden van tem-peratuurwissel ing'.Een drietal commissies is echter opgeheven, te weten: Commis-sie A4, 'Onderzoek naar de belastingspreiding', B6, 'Onderzoekvaninjectieproblemen bij voorgespannen beton' en C4, 'Onder-zoek van de brandveiligheid van voorgespannen betonconstruc-ties'.Voorts releveerde prof. H a a s het goede contact met de Bel-gische collega's. Besloten is ook in het laboratorium Magneleen deel van de C.U.R.-onderzoekingen onder te brengen. Eenbewijs voor de goede verstandhouding is ook dat prof. ir.F. Ri 13 s s a u w toegetreden is als lid van de Commissie B 12,'Lichtgewicht beton'.Het afgelopen jaar zijn eveneens contacten gelegd met hetCembureau (The Cement StatisticaI and Technical Associotion),waar veel onderzoek geco?rdineerd wordt.De voorzitter was er verheugd over dat het Comit? Europ?endu B?ton na veel onderzoek gereed gekomen is met de 'Re-commandations Pratiques',aanbevelingen voor het ontwerpenen uitvoeren in gewapend beton. Deze Recommandations zui-len ook in het Nederlands vertaald en in C.U.R.-verband uitge-geven worden. Deze voorschriften zijn van grote betekenis,zijgeven verruiming van inzicht en zullen van dienst zijn bij hetopstellen van een nieuwe G.B.V.Na deze inleiding geeft de voorzitter vervolgens het woordaan de onderzoekingscommissies die verslag zullenuitbren-gen over het resultaat van het afgelopen jaar.Commissie Al, Vereenvoudigde berekenin9 van sehaaleea-st ructies, ontwerpformules en experimenteel onderzoek opmodellenDoor deze commissie werd geen mondeling verslag uit-gebracht. Aan het schriftelijk verslag kan onder meer het vol-gende ontleend worden.De commissie is algemeen van mening dat het C.U.R.-rapportNr. 12 'Richtlijnen voor het ontwerpen, berekenen en uitvoerenvan cilindrische schaaldaken van gewapend beton' ingrijpendgewijzigd dient te worden. De beperking tot cilindrischeschaaldaken sloot destijds aan bij de Nederlandse constructie-praktijk. Momenteel is ook belangstelling ontstaan voor dub-belgekromde schaaltypen, zoals hypparschalen, bolschalen encono?deschalen. Het is gewenst om voor het ontwerpen en be-rekenen van dergelijke schalen en hun randconstructies ookrichtlijnen te geven. Daarbij zal onder meer in het hoofdstuk'Uitvoering' aandacht geschonken moeten worden aan nieuwetechnieken als voorspanning en prefabricage.In de Commissie A 1 hebben zich de volgende wijzigingen voor-gedaan: prof. ir. A. L. B 0 u m a die zich genoodzaakt heeftgezien om het secretariaat neer te leggen, is opgevolgd doorir. H. W. L00 f. Prof. B 0 u m a zal echter als lid van de com-missie aanblijven.Commissie A5/6, Onderzoek naar de invloed van dynamis?hetrillingen op betonconstructies.De secretaris, ir. F.? K. Lig ten b 13 r g, betreurde het de ver-gadering nog geen rapport te kunnen aanbieden. De com-missie wilde echter, alvorens met een rapport uit te komen,eerst meer inzicht verkrijgen in machinefundaties, en zij heeftdaartoe in het afgelopen jaar een aantal ervan in de vorm vaneen portaal doorgerekend. In de litteratuur wordt veel gepo-neera inzake dit onderwerp, dat niet met de werkelijkheid132overeenstemt. Zo blijken de Nederlandse grondverhoudingenniet geschikt te zijn om volgens de Duitse voorschriften te ont-werpen. Hierin wordt namelijk aangegeven dat de onderplaatvan de fundatie ongeveer 1,5 maal het gewicht van de boven-constructie dient te bezitten. Bij berekeningen volgens ditvoorschrift bleek de zware, zeer kostbare onderplaat geenbetere resultaten te geven dan een meer evenwichtige con-structie. Uit de beproevingen is voorts gebleken dat het portaalmet kleine afmetingen voor kolommen en regels en het portaalmet zeer grote afmetingen daarvoor de beste resultaten geven.Het eerste fundament gedraagt zich als een slappe eenstruc-tie, waardoor het zich bij het bedrijfstoerental als een trillings-werende constructie gedraagt zonder ontoelaatbaar grote ver-vormingen te geven. Bij het zeer stijve fundament werden alleverplaatsingen zeer gering. Dit laatste kan echter het bezwaarhebben, dat de onbalanskracht in de machine niet aan het fun-dament wordt geconstateerd.In het algomeen blijkt de veerconstante van de ondergrondeen sterk vari?rende factor te zijn, waardoor een grote ge-varieerdheid toegepost is bij de berekeningen. In afwijkingvan voorschriften van elders, blijkt een zware onderplaat geenbetere resultaten te geven zodat het om economische redenengewenst geacht wordt om van deze zwcrabcden.olcot af tezien.Tijdens de discussie werd opgemerkt dat het uitermate belang-rijk is om aan de machinefabrikant de eis te stellen de ma-chine goed uit te balanceren en voorts, dat een zekere stijfheidvan het fundament al gewenst is met het oog op de vervor-ming van de machine.De rekenresultaten van de proeven zijn in een uitvoerig rap-port bijeengebracht, dat spoedig voor publikatie gereed zalzijn.Commissie A7, Onderzoek naar het plastiseh gedrag vancenstruefiesDoor deze commissie werd geen mondeling verslag gegeven.Aan het schriftelijk verslag kon onder meer het volgende ont-leend worden.In het begin van 1963 werd C.U.R.-rapport Nr. 26 A, 'De bere-kening van platen volgens de vloeilijnentheorie'uitgebracht.Op de C.U.R.-dag werden ook de rapporten Nr. 26 B, 'Ex-perimenteleonderzoekingen betreffende het plastisch gedragvan platen' en Nr. 26 C, 'Voorbeelden van plaatberekeningenmet de vloeilijnentheorie' aangeboden. Deze drie rapportenkunnen niet los van elkaar gezien worden. De verkregen in-zichten en het modelonderzoek zoals omschreven in respec-tievelijk rapport Nr. 26 B en 26 C hebben in belangrijke matebijgedragen tot de in ropport Nr. 26 A gegeven richtlijnen.Met het gereedkomen van genoemde publikaties heeft de com-missie een gedeelte van haar zeer omvangrijke taak afgerond;men beraadt zich nog over de verdere werkzaamheden vande commissie.Commissie AS, Studie van paddestoelvloerenOfschoon het aanvankelijk de bedoeling was om het C.U.R,-rapport in ??n deel te publiceren, is nu besloten, aldus desecretaris, ir. W. J. Be r a nek, om dit in twee gedeelten tesplitsen. Hierdoor zal men eerder tot publikatie kunnen over-gaan vooral nu het eerste gedeelte in concept gereed is.In het afgelopen jaar heeft de commissie nagegaan, aan dehand van een groot aantal rekenvoorbeelden, of de toepas-sing van de voorschriften in de G.B.V. 1962 voor paddestoel-vloeren bevredigend werkte.Op verzoek van het tijdschrift Cement zijn toen in het decem-bernummer enkele uitgewerkte voorbeelden volgens de mo-mentco?ffici?ntenmethode gepubliceerd. In de loop van ditjaar zullen ook uitgewerkte voorbeelden volgens de raam-werkenmethode gebracht worden.Het eerste gedeelte van het uit te brengen C.U.R.-rapport be-handelt de diverse theorie?n en het modelonderzoek. Hettweede deel zal de motivering van de voorschriften in deG.B.V. 1962 geven alsmede aanwijzingen voor de berekening.Commissie A9. Wrijvin9sverliezen bij gebruik van nage-spannen draad in voorgespannen betonDoor de commissie werd geen mondeling verslag gegeven.Het schriftelijk verslag vermeldt dat de commissie haar onder.zoek hoofdzakelijk baseert op gegevens, afkomstig uit prak-Cement XVI (1964) Nr. 3tijkwaarnemingen. In het kader van dit programma zijn in deloop van het verslagjaar metingen verricht op verschillendeobjecten. Binnenkort worden de meetresultaten van nog anderebouwwerken verwacht. Aan de hand Van deze gegevens wordtgezocht naar een wetmatigheid van wrijvingsverli,ezen en naarde factoren die daarbij een rol spelen. Voorzover het pro-bleem zich daartoe leent, zal voor de bewerking Van de ver-kregen gegevens ook gebruik worden gemaakt van een elek-tronische rekenmachine. Met de binnenkort verwachte meetre-sultaten hoopt de commissie voldoende gedocumenteerd tezijn voor het geven van een samenvattend oordeel over wrij-vingsverliezen, zodat een C.U.R.-rapport kan worden opge-.steld.Commissie AlO, Constructieve maatregelen tegen de ge-volgen van explosiesAlvorens nader in te gaan op dein het verslagjaar genomenproeven, geeft de rapporteur, ir, F. A. V re ede eerst een ver-klaring van de verschijnselen die zich bij een explosie voor-doen. Wanneer een ontploffing plaats vindt, zullen de hetegassen die ontstaan een drukgolf tot gevolg hebben, waarinzich een schokfront ontwikkelt. De drukgolf plant zich voorten wordt gevolgd door een gebied van onderdruk die in ab-solute grootte gelijk is aan ??nvierde van de druk van hetschokfront. De duur Van de onderdrukfase bedraagt ongeveervier maal de duur van de druksprong.Wanneer een constructie getroffen wordt door een schokfrontdan treedt er een tijdelijk verhoogde druk op. Bij het passerenzal het front aan de achterkant van de constructie worden af.gebogen hetgeen gepaard gaat met wervelingen.Ten einde de gevolgen van het beweqinqsverschiinsel te ene-Iyseren, zijn volgens ir. V ree d e enige vereenvoudigingennodig. Deze zijn aan te brengen zonder dat er een te groteonnauwkeurigheid ontstaat. In vele gevallen is een constructienamelijk op te vatten als een ??nmassa-veersysteem, met be-hulp waarmee de hoeveelheid in- en uitwendige arbeid te be-palen is. Uit de op deze wijze te verkrijgen gegevens, is heteffect van eenschokfront op de steunpunten te berekenen. Isde vervanging door een ??nmassa-veersysteem niet mogelijk,dan zal de berekening met behulp van een m??rmosso-veer-systeem dienen te geschieden.Ofschoon in het voorgaande alleen het skelet van de construc-tie aan een beschouwing onderworpen werd, is het duidelijkdat in het geval van zware explosies een onvolledig beeldvan het geheel ontstaat, wanneer geen rekening gehoudenwordt met stootkrachten die de tussenmuren in een dergelijkgeval op het skelet uitoefenen, Daarom zijn er in het lnsti-tuut T.N.O. voor Bouwmaterialen en Bouwconstructies proevengenomen in een proefbunker die bestaat uit een zware vloer-plaat waarop een vierkante kamer met ZWare wanden ge-bouwd is. E?n wand bezit een rechthoekige opening waarvoorproefmuurtjes geplaatst kunnen worden. De bevestigingspun-ten zijn tevens de drukopnemers. Deze proefmuurtjes (binnen-wanden op halve ware grootte) zijn door een reeks explosie-golven van toenemende kracht belast en bezweken.Het is daarbij gebleken dat grote zorg moet worden besteedaan het verankeren van de vier oplegpunten van de te beproe-ven muur.Het is gewenst om te komen tot een langere explosieduur danmen nu heeft toegepast opdat meer op een kernbomontplof-fing gelijkende schokgolf kan worden verkregen.Het programma voor 1964 omvat dan ook de voortzetting vanexplosieproeven op wanden met langere explosiegolven.Commissie All, Dwarskrac:htDe commissie Dwarskracht heeft zich als eerste doel gesteldzich een inzicht te vormen betreffende de invloed van verschil-lende factoren op het gedrag van op afschuiving (en buiging)belaste bolken. Research uit de afgelopen jaren heeft geleerddat het hier een complex van problemen betreft waarin velevariabelen een rol spelen. Voor de praktische toepassing zalhet vooral van belang zijn te weten welke parameters van pri-maire betekenis zijn ter vermijding van nodeloze verfijningenbij het ontwerpen. De huidige voorschriften (die grotendeelsgebaseerd zijn op de onderzoekingen van M ? r s c h van co.30 jaar geleden) zijn vooral gekenmerkt door de sterke riodrukdie wordt gelegd op de toelaatbare waarden van de schuinetrekspanningen. Als tweede doel heeft de commissie zichdaarom gesteld na te gaan in hoeverre dit uitgangspunt wij-ziging behoeft en/of aanvullingen met andere criteria.De onderzoekingen en studies verkeren momenteel nog in hetbeginstadium. De commissie vertrouwt er echter op dat er voorde volgende C.U.R.-dag meer concrete resultaten te berichtenzullen zijn.Cement XVI (1964) Nr. 3Commissie A12, Onderzoek dwarsdragerloze platenDeze nieuwe commissie volstond met een schriftelijk verslag,waar onder meer uit te lezen valt dat het vooronderzoek be-gonnen is en gericht op bruggen, bestaande uit een plaat metverstijvingsribben in de overspanningsrichting. Dwarsribbenzijn hierbij niet aanwezig, tenzij eventueel boven de opleggin-gen. Voor een verkeersbelasting die beperkt is tot een strookin de overspanningsrichting heeft de plaat de volgende taken:a. fungeren als flens van de T-Iiggers die gevormd wordendoor de plaat en de ribben; b. overbrugging van de afstandtussen de ribben; c. het verspreiden van momenten en dwars-krachten van liggers in de belaste strook noor liggers buitendeze strook. Dit zal, onder meer geschieden door momenten inde plaat.De berekening van plaat en liggers in verbond met het onderc. genoemde zal een belangrijk deel van het onderzoek gaanuitmaken.Commissie A13, Onderzoek naar sc:heve platenDe rapporteur, prof. ir. H. J. Kis t, deelt mede dat buiten hetschriftelijk verslag nog weinig te rapporteren volt. Het onder-zoek is gericht op plaatbruggen die de vorm hebben van eenparallellogram en in twee typen te onderscheiden zijn: a. vrijopgelegd langs twee evenwijdige zijden, dus met ??n over-spanning en b. oplegging zoals onder a. genoemd en boven-dien tussenopleggingen volgens ??n of meer lijnen, evenwijdigaan de ondersteunde zijden. De plaat gaat door over deze tus-sensteunpunten ?n heeft twee of meer overspanningen.Wanneer bij dergelijke bruggen de kruisingshoek ongeveerrecht is kon de berekening uitgevoerd' worden volgens hetC.U..R.-rapport Nr. 16 A.ln andere gevallen doen zich proble-men voor die niet in het genoemde C.U.R.?rapport behandeldzijn. Scheve bruggen worden zeer veel toegepast bij kruisingvan wegen of waterwegen.Het onderzoek is begonnen met het eerstgenoemde type, om.dat dit geval eenvoudiger is en voorts omdat hier al meergegevens over bekend zijn. De commissie heeft hierbij gebruikgemaakt van 'Einflussfelder der Momente Schiefwinkliger Piot-ten' van Prof. Dr.-Ing. E. H. Rijs c h en Dipl.-Ing. A. Her g e n-r ? der, waarin woorden zijn gegeven, verkregen door hetmeten van elastische vormveranderingen Van gipsmodellen,die belast werden. Met behulp van deze invloedsvlakken heeftde commissie voorgevallen metkruisingshoeken van 60 0, 45 0en 30 0 en een breedte-Iengteverhouding van 0,4 tot 2,0 oplo-pend met 0,1, de grootte en richting van de hoofdmomentenberekend voor gelijkmatige belasting op de volle plaat. Bo?vendien zijn buigende en wringende momenten in twee lood-recht op elkaar staande richtingen berekend VOOr belasting opstroken in de verkeersrichting.De met bovengenoemdeinvloedsvlakkenberekende hoofd-rnomenten zijn vergeleken met die voor rechthoekige platen.Gezocht wordt naar een eenvoudige regel om uit de hoofd-momenten voor een rechthoekige plaat, die voor een scheveplaat af te leiden. Ook wordt gezocht neer een eenvoudigeregel voor het bepalen van de richtingen van de hoofdtnomen-ten in een scheve plaat. Voorlopig lijkt het waarschijnlijk datvoor platen met kruisingshoeken die niet kleiner zijn dan 45 0,eenvoudige regels als vorenbedoeld, kunnen worden opge-steld.Bij de stompe hoek tussen de vrij opqeleqde- en de niet on-dersteunde plaatzijde kunnen negatieve momenten optreden,waarvoor dus een bovenwapening nodig is. Bij het opstellenvan een praktische ontwerpregel voor de bepaling van dezenegatieve momenten, doet zich het volgende probleem voor:Indien wordt uitgegaan van de elasticiteitstheorie met de ge-bruikelijke vereenvoudigingen dat vormverandering uitsluitendoptreedt als buiging en wringing van de plaat en dat de op.legging geen verticale verplaatsing toelaat, kunnen bij destompe hoek negatieve momenten worden gevonden die eenveelvoud zijn van de grootste positieve momenten die in deplaat optreden. Dit lijkt geen doelmatig uitgangspunt vooreen ontwerp.In de praktijk is veelal bij de stompe hoek wel bovenwapeningaangebracht, maar deze is echter niet opeen negatief momentals vorenbedoeld berekend. Voor zover de commissie bekendis, heeft dit geen aanleiding tot moeilijkheden gegeven. Deaanname dot de opleggingen geen verticale verplaatsing toe-laat, dus geen zakking en ook geen stijging, is niet in overeen-stemming met de werkelijkheid. Ook moet worden gedacht aande mogelijkheid dot plastische vervormingen de veiligheid vande constructie verzekeren.Het is de bedoeling van de commissie een voor de praktijkgeschikte oplossing voor het probleem van het negatieve mo-ment bij de stompe hoek te geven.133Een plan voor onderzoek van scheve platen, doorgaande overtwee of meer overspanningen, waarover nog weinig gegevensbeschikbaar zijn, is nog niet opgemaakt. Hiertoe zol ondermeer moeten worden overwogen in hoeverre dit onderzoektheoretisch dan wel experimenteel zal worden uitgevoerd.Commisie 81, Mechanisch verdichten van betonDe rapporteur, ir. J. Zwo r t, herinnerde aan de wijze waaropde commissie in het verleden is ontstaan. Deze werd namelijkin 1950geboren nadat uit een enqu?te van de Betonverenigingwas komen vast te staan dat men over het algemeen meer in-zicht wenste te verkrijgen omtrent het trillen van beton. Inoorsprong is Commissie B1 dus geen CU.R.-commissie.In 1953konden richtlijnen gepubliceerd worden in het tijdschriftCement. Deze hebben in gewijzigde vorm geleid tot de normN 3051, 'Richtlijnen voor het trillen van beton', die momenteelsterk verouderd is, zodat een herziening noodzakelijk was. Deverbetering van de oude richtlijnen is nagenoeg voltooid, ter-wijl eveneens de eerste versie van aanvullende richtlijnen tenaanzien van het gebruik va.n triltafel, bekisting-en plaattrillergereed gekomen zijn. De nieuwe, verbeterde en uitgebreidedruk van N\3051 zal dit jaar tegemoet gezien kunnen worden.Ofschoon in de laatste jaren het inzicht door studie en proef-nemingen verdiept is, zodat de praktische richtlijnen volkomenverantwoord zijn, betekent dit niet dat de commissie nu eenvolledige kennis bezit van alle verschijnselen die bij het trillenvan beton een rol spelen. De commissie blijft echter voortgaanmet langs theoretische weg de vragen omtrent het verdichtings-proces te trachten op te lossen en deze langs praktische wegexperimenteel vast te stellen. Zij heeft daartoe een plan uit-gewerkt voor het nemen van een praktijkproef die volgendjaar zal plaatsvinden. In een verend ondersteunde stalen malzal hierbij betonspecie gestort worden en verdicht met behulpvan een bekistingstriller. In het bijzonder zal het effect van ende verschillen tussen de horizontaal en verticaal gerichtekrachten worden nagegaan. De commissie hoopt voorts vol-gend jaar gereed te komen met de ontwikkeling van een appa-raat waarmee op eenvoudige en doeltreffende wijze de ver-werkbaarheid kan worden gemeten van een in trilling gebrachtbetonmengsel.Commissie 83, Niet?destructiefonderzoek van betonDoor deze commissie werd geen mondeling verslag uitqe-bracht. Het schriftelijk verslag vermeldt dat gedurende het jaar1963 gewerkt is aan het samenstellen van een concept C.U.R.-publikatie, betreffende het niet-destructieve en destructieveonderzoek aan de 30 speciaal vervaardigde kolommen als-mede aan de 81 kolommen, behorende aan het nieuwe gebouwvan Technische Natuurkunde van de Technische Hogeschool teDelft. Enkele conclusies van dit onderzoek werden reeds inhet verslag over 1962 vermeldt. Door overvloed van werk isdeze uitwerking niet zo ver gekomen als werd gehoopt.Commissie 84, Onderzoek betonstaalOp verzoek van de voorzitter geeft rapporteur, prof. dr. A. J.Z ui t h 0 f f een toelichting op de in het verleden ontstanesamenwerking tussen de Commissie betonstaal en de Certifica-tencommissie. In 1950 werd de toen bestaande 'Kruipcommis-sie' door de Stuvo benaderd met het verzoek om de bestude-ring van het gedrag van en de problemen betreffende hoog-waardig staal in voorgespannen beton ter hand te nemen. De'Kruipcommissie' is toen herdoopt in de Commissie betonstaalen werd enkele jaren later in de CU.R. opgenomen. Het pro-gramma van de commissie behelsde de bestudering van hetvoorspanstaal en het opstellen van keuringsvoorschriften.In de eerste jaren van haar onderzoek werd de commissiegeconfronteerd met het probleem hoe deze keuringsproevendienden te worden uitgevoerd. Het is vrijwel ondoenlijk om opalle leveringen van betonstaal alle keuringsproeven uit te voe-ren. Men besefte toen dat een oplossing gezocht moest wor-den in de uitreiking van een certificaat, nadat eerst uit eenuitvoerig onderzoek van het fabricageproces gebleken is datvoor de kwaliteit van het produkt kon worden ingestaan.Op voorstel van de Vereniging van Nederlandse Gemeentenvond in 1956 de oprichting plaats van de 'Certificatencom-missie Voorspanstaal' van de 'Stichting Beoordeling Bouwcon-structies en Bouwmaterialen', die belast werd met de monster-name, deze laat onderzoeken in een onpartijdig laboratoriumen de resultaten publiceert.Door het goede contact tussen beide commissies -olie ledenvan de Certificatencommissie zijn eveneens lid van de Com-missie betonstaal- komt de kennis omtrent vervaardiging en134eigenschappen van het voorspanstaal eveneens ten goede aande leden van Commissie B4, uiteraard in zoverre als de ter-zake geldende geheimhoudingsplicht een en ander toelaat.In dit licht bezien is het begrijpelijk dat een niet onbelangrijkgedeelte van de werkzaamheden van de Commissie betonstaallangzamerhand is overgenomen door de Certificotencommis-sie.De wisselwerking tussen beide commissies heeft ertoe geleiddat de problemen die in de Certificatencommissie naar vorenkomen, in vergaderingen van de Commissie betonstaal bespro-ken worden. De gegevens van alle afgeleverde partijen, dieeen statistisch beeld geven waaruit waardevolle gegevens om-trent kwaliteit, spreiding, enz. kunnen worden afgeleid, komenook de Commissie betonstaal ten goede. De goede samen-werking heeft er bij voorbeeld toe geleid dat in het afgelopenjaar een ontwerp voor een relaxatie-apparaat met een capa-citeit van ca. 40 ton tot stand gekomen is. Zo zullen ook debeproevingsresultaten van de geleverde partijen voorspan-staal, die door de Certificatencommissie ingezameld zijn, bijherziening van de door de Commissie betonstaal opgestelde'Keuringsvoorschriften Voorspanstaal' van gropt belang zijn.Vermeld zij dat de Certificatencommissie sinds haar oprichtingin totaal 33 certificaten heeft uitgereikt, en dat er momenteel13 aanvragen lopende zijn.Naast de in het voorgaande genoemde werkzaamheden heefteen werkgroep uit de Commissie B4 besprekingen gevoerdmet het I.B.B.C-T.N.O. over de opzet ende wijze van metingbij een aantal relaxatieproeven bij afnemende lengte van deproefstaaf, een en ander ter nadere bestudering van het onder-werp waarvoor reeds in art. 8.4 van de R.V.B. 1962 voor-schriften zijn gegeven.Tot slot zij vermeld dat de voorzitter van de commissie alsNederlands vertegenwoordiger, medewerking verleent aan deF.I.P.-R.I.L.E.M.-commissie die zich bezig houdt met de inter-nationale standaardisering van proeven en beproevingsme-thoden voor de keuring van beton- en voorspanstaal, terwijldoor hem Nederland ook vertegenwoordigd wordt in de Com-missie C 4 'Ader' van het Comit? Europ?en du B?ton.Commissie 87, Onderzoek van technologische invloeden opscheurvorming in betonDe commissie heeft in het verslagjaar niet vergaderd. In over-leg met de mentor werd namelijk de voorrang gegeven aande publikatie van Commissie B9, waardoor de secretaris geentijd overhield ook de CU.R.-publikatie van de Commissie B7te voltooien. Verwacht mag worden, dat deze in de loop van1964 gereed zal komen, aangezien de eerste lezing van dezepublikatie wel geheel gereed is en door de commissie be-sproken.Commissie 88, Onderzoek naar het lijmen vanbetonelementenIn het afgelopen jaar is, aldus de rapporteur, ir, J. Zw art,een aantal proefnemingen verricht bestaande uit uittrekproe-ven en buigtrekproeven, ten einde het effect van de ver-lijmingstechniek alsmede de hechting met polyester- en epoxy-lijm te onderzoeken.De resultaten van de proeven met polyesterlijm waren zeeronbevredigend. Gebleken is dat de inwerking van vocht nade verlijming schadelijk was. Proefstukken onder de meest gun-stige verlijmingscondities verdroegen een buiglast van 70%van de breuksterkte van de niet gelijmde proefstukken nietlanger dan twee weken. Ook bij 50% buiglast trad breukver-vorming op. Voorts is gebleken dat de temperatuur tijdens deverlijming belangrijk was. Wanneer de Hjmcomponenten in ge-koelde toestand samengevoegd worden en de koude lijm ophet relatief warmere beton wordt aangebracht, vloeit de lijmbeter over het oppervlak. De op deze wijze vervaardigde proef-stukken lieten een breuk door het beton forceren. De meng-tijd van de polyesterlijmcomponenten (temperatuurverhoging)lijkt een belangrijke facor te zijn en vraagt nader onderzoek.Bij een relatief korte mengtijd en geschikte lijmtemperatuurwas het effect van drie gebruikte betonontkistingsmiddelenniet aan te tonen. En ten slotte gaf een voorstrijklaag vanpolyesterlijm (primer) op de betonoppervlakken niet de ver-wachte resultaten.Op grond van deze onbevredigende resultaten waarvoor dik-wijls geen verklaring aan te voeren was, werd besloten om hetpolyesterprogramma voorlopig op te schorten. Overwogenwordt een fundamenteel onderzoek in te laten stellen dooreen op te richten subcommissie waarin enkele chemici zijnaangetrokken.Met het polyesteronderzoek gedurende het verslagjaar zijnCement XVI (1964) Nr. 3goede resultaten geboekt. De verlijming van beton met epoxy-lijm werd niet be?nvloed door temperatuur, vocht en bekis-tingsolie. Een jaar lang werden proefstukken onder 70% buiq-last bij drie verschillende omstandigheden bewaard; bijkamertemperatuur en vochtigheid, bij 20?C en 98% relatievevochtigheid en buiten in weer en wind. Deze langeduur-proeven bleven gedurende het proefjaar geheel intact. Bij debuigtrekproeven ontstond steeds breuk in het beton.Commissie B9, Onderzoek toevoegingen aan betonmortelHet jaarverslag van de Commissie B9 kan worden beperkttot de mededeling dat de C.U.R:-publikatie nagenoeg gereedis, en binnen korte tijd verschijnen zal.Commissie 810, Onderzoek naar de invloed van krimp vanc:ement op betonDe commissie is, aldus de secretaris, ir. P. C. Kre ij g e r, alenkele jaren bezig meteen fundamenteel onderzoek van hetbeton. Zij meent dat de krimp van het beton in hoofdzaak eenfunctie is van de cementeigenschappen en is daarom begon-nen met een onderzoek van het cement. In het afgelopenjaar zijn de meetresultaten ge?nterpreteerd, afkomstig vanproeven verricht in 1961 en 1962. Deze proeven behelsden hetvastleggen van: de hydrateringswarmte-ontwikkeling, de vo-lumeveranderingen en de verandering van de voortplantings-snelheid van spanningsgolven van cementpasta en mortel alsfunctie van de verhardingstijd en de weter-cementfoeter.In het verslagjaar van 1961 werd het algemene verloop van dehydrateringswarmte-ontwikkeling als functie van de verhar-dingstijd geschetst: er treden drie pieken op waarvan de eer-ste, direct na mengen, niet wordt gemeten met de gebruikteapparatuur. De tweede of C3S-piek is het gevolg van de hydra-tering van het (3Sen de derde of C3A-piek het gevolg van hetvervangen van ettringiet-Iaagjes op de (3A-oppervlakkendoor laagjes bestaande uit C4AH 13. Deze derde piek wordtalleen gevonden voor water-cementfactoren groter dan 0,20en indien het cement (3A bevot. Voor C3A-vrije cement wordtdus geen derde piek genoteerd. Voor een portlandcement,klasse A, bleek nu:1. Bij toenemende water-cementfactor treedt de C3S-piek laterop (bij w.c.f. 0,20: 9 uur; bij w.c.f. 0,60: 11 uur na water toe-voegen) en wordt minder intensief (bij w.c.f. 0,20: 5,5.10-4cal/gr. cement/sec., bij w.c.f, 0,60: 3,5.10-4 cal/gr. cement/sec).2. De tijd van de C3A-piek is onafhankelijk van de water-cementfactor, varieert echter met de veroudering van het ce-ment (van ca. 50 uur voor niet verouderde cement tot ca. 20uur voor sterk verouderde cement).3. Er bestaat een constante verhouding (onafhankelijk van dewater-cementfactor) tussen de tijd van de C3A-piek en de tijdvan het tweede minimum (d.i. het minimum tussen C3S- enC3A-piek). Deze verhouding bedroeg 1,3 terwijl per verkortingvan de tijd van het tweede minimum met 1 uur, de hoogte vondit minimum toeneemt met 0,125. 10-4 cal/gr. cement/sec.Zowel plaats als intensiteit van het tweede minimum leggen deveroudering van het cement vast. Chemisch gezien komt hettijdstip van het tweede minimum overeen met het ogenblik datal het gips tot ettringiet is omgezet.4. De hoogte (intensiteit) van de C3A-piek neemt als gevolgvan de veroudering van het cement in gelijke mate toe als dehoogte van het tweede minimum toeneemt. Voor een bepaaldewillekeurige mate van veroudering heeft de water-cementfac-tor sterke invloed op de hoogte van de (3A-piek, die bijvoor-beeld voor een tijd van 34 uur voor de plaats van het tweedeminimum, toeneemt van nul voor een water-cementfactor van0,20 tot ca. 7. 10-4 cal/gr. cement/sec. voor een water-cement-factor van 0,60.5. Het optreden van de C3A-piek gaat gepaard met een sterkeverhoging van de krimpsnelheid. die evenredig is met de hoog-te van deze piek. De krimp is groter naarmate de C3A-piek(en dus de water-cementfactor) hoger is. Dit zou dus ook im-pliceren (zie punt 4) dat veroudering van cement leidt tot ho-gere krimp. Verdere proeven zullen deze laatste voorlopigecanclusie moeten bevestigen.Verdere proeven zullen worden uitgevaerd voor cementsoor-ten met verschillende C3A- en gipsgehalten waarbij het cementgestandaardiseerd zal worden verouderd.Deze proeven zullen waarschijnlijk ook leiden tot eenstan-daardisatie van de krimpproef voor cement (en beton).Voor een definitieve bespreking van het effect van de toeslagop de hydratering van het cement dient de verdere interpre-tatie van de proeven met mortel te worden afgewacht.Cement XVI (1964) Nr. 3CommissieBll, Onderzoek naar het gedrag van beton in denabijheid van de wapening bij belastingDe commissie bracht geen mondeling verslag uit. Het schrifte-lijk verslag vermeldt dat de vorig jaar aangekondigde proef-nemingenzijn uitgevoerd. Met deze proeven is nagegaan ofde mate van verdeling van de wapening een aanwijsbare in-vloed op de sterkte en de stijfheid van een op buiging belastegewapend-betonbalk heeft. De uitwerking van de meetresul-taten en de interpretatie van de verkregen gegevens van eenserie op buiging belaste brede balken (b X h > 32 cm2) ver-keren in een vergevorderd stadium. Hierover zal een interimrapport worden ingediend.Een voorlopige analyse van de meetresultaten geeft aanleidingte veronderstellen dat de sterkte, de stijfheid en het scheur-patroon worden be?nvloed door de toegepaste staafdiameter.Deze invloed wordt groter naarmate de staafdiameter af-neemt.Door de beperkte omvang van de proefnemingen kunnen inde conclusies slechts tendenties worden verwerkt. De commis-sie hoopt daarom aanbevelingen voor te leggen voor eenvoortgezet onderzoek, hetgeen niet tot het verrichten van proe-ven beperkt zal kunnen blijven. Hiernaast zal een diepgaandetheoretische studie noodzakelijk zijn.CommissieB12, Lic:htgewic:ht betonZoals wellicht bekend is deze commissie, gezien het grote on-derzoekingsgebied, gesplitst in de afdelingen 'Materialen' en'Constructies'. De taak van eerstgenoemde commissie is hetverstrekken van gegevens omtrent de fysische eigenschappenvan de lichtgewicht-toeslagmaterialen en de mechanischeeigenschappen van lichtgewicht beton aan de afdeling 'Con-structies', die zich vooral bezig houdt met de constructieve as-pecten van de toepassing van lichtgewicht beton. Daarbij zalspeciaal aandacht geschonken worden aan de bestaande ver-schillen met het 'normale' beton.De rapporteur, ir. N. J. H e y t, lichtte het onderzoek van beidecommissies toe.De afdeling 'Materialen' heeft van de in Nederland verkrijg-bare toeslagmoterialen lavalith, Eifellith, Duitse en Itoliaansebims, Argex en Hollith bepaald: het stortgewicht, korrelee-wicht, soortelijk gewicht, de absorptie als functie van de tijden de korrelgradatie.Voor iedere betonsoort zullen zo mogelijk drie sterkte-niveausworden ingevoerd. Hierbij zal worden onderzocht wat voor elktoeslagmateriaal als bovengrens voor de druksterkte bereik-baar is. Deze wijze van werken is economisch selectief in ver-band met het toe te passen cementgehalte. Voor dit doel iseen contel proefmonsters gestort met de verschillende toe-slc?mctericlen. Aan de hand van de hieruit verkregen gegevensen de fysische eigenschappen van de toeslagmaterialen zalnog een aantal proefmengsels worden vervaardigd.Het onderzoek betreffende andere eigenschappen zoals de be-paling van het spannings-vervormingsdiagram, krimp en kruipworden voortgezet.Dit jaar zal een aanvang gemaakt worden met de volgendeprogrammapunten: brandwerendheid, thermische uitzetti ng,warmtegeleiding, vries- en dooi proeven, corrosiebestendig-heid en damp- en waterdoorlatendheid.De afdeling 'Constructie' heeft aandacht besteed aan puntenzoals: aanhechting steel/beton, scheurvorming, doorbuigingen breukgedrag.In het afgelopen jaar zijn proeven verricht met zes korte bol-ken; deze werden vervaardigd met Hollith (ge?xpondeerdewassteen) als toeslagmateriaal. Voor een vergelijking van deaanhechtweerstand werden de balken gewapend met tweestaafdiameters bij gelijk wapeningspercentage. De aanhecht-spanningen werden gevarieerd door een opstelling met eenkleine en grote dwarskracht; in hetloatste geval werden zoweleen normale als een versterkte bebeugeling toegepast. De ver-sterkte bebeugeling WClS aangepast aan de rekenkundigeschuifspanning (gelijk aan 12 kgf/cm2) . De breukveiligheid vanal deze balken bleek boven 2,5 te liggen. De metingen op betonen staal hebben aangetoond dat de oonhechtinq, zelfs bij deongunstigst belaste balken, niet gefClald heeft.Het begin van scheurvorming varieerde nogal en lag gemid-deld op 41% van de toelootbere belasting. De belasting metscheurwijdte van 0,1 mm lag ruim boven de toelaatbare be-lasting. Deze serie proeven toonde aan dat de aanhechting,scheurvorming, doorbuiging en breuksterktegunstig waren.Het onderzoek zal worden voortgezet met vergelijkende proe-ven op verschillendetoeslagmoterialen, waarbij glad en ge-profileerd staal zullen worden gebruikt.135
Reacties