Van kalksteen tot bouwwerkOpenbare Les, uitgesproken b? de aanvaarding van het ambt van gewoonlector in de betontechniek aan de Koninkl?ke Militaire Academie te Breda,op donderdag 14 oktober 1971, door ir.J.A.H.Hartmann.Het materiaal beton speelt tegenwoordig zulkeen ingrijpende rol in de menselijke samen-leving, dat deze bouwstof daar niet meer uitweg te denken is. Toch is dit materiaal metzijn talrijke toepassingen eerst in onze tijdtot grote ontwikkeling gekomen en daarbijvalt vooral de laatste jaren zelfs een groteversnelling te constateren.De vorige eeuw wordt terecht gekenmerktdoor ijzer en staal, met de Eiffeltoren (1889)als onmiskenbaar hoogtepunt. Maar wij levennu in de 'eeuw van het beton'.Desondanks is beton een bouwmateriaal datin feite al duizenden jaren bestaat. Bestu-deert men de wijze waarop het tot zijn huidi-ge toepassingsmogelijkheden is gekomen,dan ziet men dat de ontwikkeling ervan pa-rallel loopt met die van het bindmiddel waar-aan het beton zijn samenhang en sterkte ont-leent. En verder zien wij hoe de ontwikkelingvan dat bindmiddel evenals het gebruik er-van weer ten nauwste samenhangen met demogelijkheden van goedkope energie-voor-ziening.In deze openbare les wil ik ingaan op de ge-schiedenis van het bouwmateriaal beton -een geschiedenis die zo veelomvattend is,dat ik alleen de hoofdlijnen ervan kan schat-sen.StapelbouwDe beroemde bouwwerken uit het oudeEgypte, de piramiden (tot 145 m hoogte l),graven en tempels, zijn evenals de kunst-werken van de oude Grieken tot stand geko-men door bewerkte stenen op elkaar te sta-pelen. Dat de toen uit de rots gehouwenstenen soms gigantische afmetingen hadden,bewijzen nu nog de obelisken.Bij het toenmalige bouwen kwam men onge-twijfeld te staan voor de noodzaak om debouwstenen nauwkeurig op elkaar aan tesluiten. Alleen dan konden de belastingenworden gedragen zonder dat de stenen ver-brijzeld of gespleten werden. De bewerkings-techniek moet toen reeds zeer ver ontwikkeldzijn geweest om met de maat-afwijkingen tekunnen voldoen aan de gestelde eisen. Bijdezebouwwijze, de zgn. stapelbouw, dientde resultante van de op het constructievesysteem aangrijpende belastingen binnen dekern van de doorsneden te blijven,aange-zien de voegen geen trekspanningen kunnenopnemen.In gebieden waar hout in grote hoeveelhedenCement XXIV (1972) nr. 1voorkwam, werd dit vanzelfsprekend h?tbouwmateriaal. Het weegt immers weinig enis in staat om trekspanningen en dus buigen-de momenten op te nemen. Bovendien laathet zich gemakkelijk bewerken, terwijl hou-ten onderdelen eenvoudig aan elkaar te kop-pelen zijn.Hout is echter van nature beperkt houdbaar.Toentertijd heeft men het vooral gebruiktvoor het overspannen van ruimten. Maar metname de brandbaarheid van dit materiaalheeft ons de kans ontnomen om nu nog der-gelijke constructies in hun oorspronkelijkestaat te zien.De op druk belaste constructies van steendaarentegen hebben wel de tand des tijdsdoorstaan. Want de grote duurzaamheid vansteen heeft het de mens mogelijk gemaaktom bouwwerken uit te voeren met een langelevensduur.De oeroude stapelbouw, waarbij gebruikwerd gemaakt van stenen met zeer nauwkeu-rig bewerkte vlakken, blijkt ook tegenwoor-dig weer te worden toegepast. Daarbij gaathet niet om blokken natuursteen, maar omblokken beton, zoals die worden gebruikt bijhet 'Jackblock-systeem', dat wat dit betrefteen modern stapelsysteem genoemd kanworden, zij het met elektronische besturing.MetselwerkTen einde het bewerken van de stenen tevoorkomen of althans te verminderen, gingmen in sommige gebieden de ruimte tussende aansluitvlakken opvullen met daartoe ge-schikte materialen, die ter plaatse aangetrof-fen werden. ,De eerste voegmaterialen waren leem, kleien gips. Zij werden met water aangemaakten ook wel voor pleisterwerk gebruikt. Gipsis voor dit doel reeds gebruikt door de Egyp-tenaren, zoals onderzoekingen aan de pira-miden van Cheops (ongeveer 2700 v. Chr.)hebben uitgewezen. In de oertijd moet ooknatuurasfalt zijn toegepast, onder meer inAssyri?.Bij leem en klei kunnen wij nog niet sprekenvan echte bindmiddelen. Zodra immers hetaanmaakwater is verdampt, blijft de oor-spronkelijke stof over. En deze vult welis-waar de voegen, maar omdat er nauwelijkssprake is van enige bindende werking, zal destof geleidelijk door erosie verdwijnen. Al-leen bij natuurasfalt doet zich ook een zeke-re plakwerking voor.26Eerst in latere tijden is men ertoe overge-gaan om voor het vullen van de voegen zgn.mortels te gebruiken. Deze bestaan in prin-cipe uit indifferente, dat wil zeggen inertematerialen, die door een of ander bindmiddelworden samengekit. Het eerste echte bind-middel was ongetwijfeld kalk en wel de zgn.luchtkalk. Deze wordt weliswaar met wateraangemaakt, maar de verharding ervan isuitsluitend het gevolg van de inwerking vanlucht.De luchtkalk verkreeg men door kalksteen tebranden en vervolgens te blussen. Eeuwen-lang werd hierbij de voorkeur gegeven aanwitte kalksteen, die niet verontreinigd is doorklei e.d. In de geschriften van Cato (234-149v. Chr.) wordt daar met nadruk op gewezenen de latere geschiedschrijver Vitruvius (80-10 v. Chr.) heeft dat nog eens extra geaccen-tueerd.In latere tijd zou blijken dat de onzuiverekalksteen veel beter geschikt is. Want deoude luchtkalkmortels, bestaande uit fijnzand en kalk, waren na de verharding nietbestand tegen de inwerking van water. Maarals men toen voor het branden aan de kalk-steen wat klei had toegevoegd of een 'onzui-vere' kalksteen had gebruikt, dan zou meneen zgn. hydraulische mortel hebben verkre-gen. De verharding daarvan kan ook onderwater plaatsvinden en het verharde produktis waterbestendig.Hydraulische toeslagenBij de bouw van de tempel te Jeruzalem, tentijde van koning Salomo (ongeveer 1000 v.Chr.), is voor de eerste maal sprake vankalkmortels. Dat deze mortels hier werdengebruikt, hangt samen met de aanwezigheidvan kalksteen en bovendien met het beschik-baar zijn van goede brandstof in de vormvan grote cederbossen.Het vervaardigen en toepassen van kalk-mortels is door de Phoenlcl?rs overgenomen,Zoals misschien ook hun leermeesters alhadden gedaan, gingen zij ertoe over om aande kalkmortelsiets toe te voegen, namelijkhet gruis van tegels en dergelijke, dus vangebakken klei. Dat gebeurde allereerst tervervanging van zand en bovendien ter ver-groting van de dichtheid. Maar door deze'hydraulische toeslag' werden de kalkmor-teis na de verharding bestand tegen de in-werking van water. De Phoenici?rs hebbentoen onder meer havendammen gebouwddoor ruwe steenblokken op elkaar te metse-len.Van 214 tot 204 v. Chr. werd de ChineseMuur gebouwd. Dit werk geldt als een vande grootste militaire bouwwerken. Het hiergebruikte bindmiddel was kalkmortel, aange-maakt met melasse voor een snellere verhar-ding.De Phoenici?rs en de Grieken, doch vooralde Romeinen, hebben ontdekt dat men ookandere stoffen kon toevoegen om een zgn.hydraulische mortel te verkrijgen. Dat warenin de natuur aangetroffen stoffen van vulka-nische oorsprong: calciumsilicaten (dus ver-weerde klei), die in de kraters reeds zijn ge-brand. Dergelijke stoffen waren onder meerafkomstig van de Vesuvius, langs de Golfvan Napels bij de plaats Puzzuoli, vandaarde naam puzzolaan-aarde. Op het eilandThera (Italiaanse naam: Santorin) werd dezgn. santorin-aarde aangetroffen.Kunstmatige conglomeratenDoor de grote voorraad puzzolanen, die inde buurt en in de bodem van Rome aanwezigwaren, nam het gebruik van mortels met hy-draulische toeslagen sterk toe. Mengselsvan een dergelijke mortel met grote en klei-ne stenen werden toegepast tussen dubbelemuren van breukstenen en metselwerk enook voor het maken van koepels en bogen.Dit kunstmatig vervaardigde conglomeraat datmet ijzeren stampers werd verdicht, wordt te-recht beschouwd als de eerste betonspecie.Ofschoon bekend is dat reeds de Griekendit 'beton'hebben gekend, zijn het vooral deRomeinen geweest die deze betontechniekontwikkeld en toegepast hebben. Grote de-len van het Pantheon (gebouwd 63-12 v. Chr.;herbouwd 115-125 n. Chr.) alsmede de Ther-men van Caracalla (200 n. Chr.) en van Dlo-c1etianus (300 n. Chr.) zijn zo gebouwd,evenals het Colosseum en diverse aquaduc-ten. In de opgravingen van Pompe? en Her-culanum kan men heden ten dage nog zienop welke schaal de Romeinen woningen heb-ben gebouwd met gebruikmaking van de ge-noemde betonspecie.Voor de kademuren en dammen van de ha-vens van Napels en Ostia hebben zU grotebetonblokken gebruikt. Die waren vervaar-digd door in een bekisting stenen te stortenen dan aan elkaar te kitten met behulp vanmortel.In de provincies van het Romeinse Rijk heeftde toenmalige genie ten behoeve van de le-gioenen bruggen, fortificaties en aquaductengebouwd en een uitgestrekt wegennet aan-gelegd. Daarvoor werd de ter plaatse aange-troffen kalksteen gebrand tot kalk. De beno-digde hydraulische toeslagen, dus de puzzo-laan-aarde e.d., werden zoveel mogelijk aan-gevoerd uit het gebied Van Rome.Plaatselijke materialenOp grote afstand van Rome was de aanvoeruit Itali? uiteraard zeer moeilllk en misschienwel onmogelijk. Maar de Romeinen ontdek-ten datmen ook plaatselijk aanwezige mate-rialen kon gebruiken. Dat gebeurde in deomgeving van de Donau en vooral in het ge-bied van de Eiffel. De daar aangetroffen tuf-steen werd gemalen en dan als hydraulischetoeslag gebruikt.Cement XXIV (1972) nr. 1Gemalen tufsteen uit de Elffel. 'tras' ge-noemd, zou later nog een zeer belangrijke rolspelen als bouwmateriaal, met name in de17e en 18e eeuw, toen Dordrecht op dit ge-bied bijna een wereldmonopolie bezat.De buiten Itali? aangetroffen kalksteen wasdikwijls verontreinigd door klei, maar moesttoch worden gebruikt bij gebrek aan beter.De hiervan vervaardigde kalk leverde eenmortel die weliswaar slechter verwerkbaarwas, maar die na verharding goed bestandbleek tegen de inwerking van water. De Ro-meinen hebben dit kennelijk niet geweten,daar zij bij het maken van waterdicht werktoch nog een pleisterlaag aanbrachten. Envoor dat pleisterwerk werd een mortel ge-bruikt waaraan tegelgruis Was toegevoegd,naar het voorbeeld van de Phoenici?rs.Na het einde van het Romeinse Rijk ging dekennis van de toenmalige betontechniek snelverloren. In de middeleeuwen zijn in Romevele bouwwerken ondergraven om op dezewijze aan de noodzakelijke puzzolaan-aardete komen. Die was namelijk op andere plaat-sen reeds verdwenen. Toen moeten ook tal-rijke standbeelden zijn gebruikt om er kalkvan te branden. Die monumenten waren na-melijk van wit marmer, dus van kalksteen.De problemen bij de aanvoer van marmer,bijv. uit Carrara, en van puzzolaan-aarde uitde omgeving van de Vesuvius werden dus opeen wel zeer eenvoudige wijze opgelost, zijhet ten koste van een groot aantal kunstwer-ken en monumenten uit de Romeinse tijd!In verschillende gebieden van Europa konlater de alsmaar groter wordende behoefteaan bouwkalk niet meer worden gedekt. Ditwerd veroorzaakt door het schaarser wordenvan hout voor het branden van de kalksteen.Omstreeks 1300 ging men daarom in Enge-land steeds meer steenkool voor dit doel ge-bruiken. Maar de dichte rook die toen doorde kalkbranderijen boven de steden werdveroorzaakt, deed al gauw zoveel stemmenopgaan tegen deze vroegste vorm van lucht-vervuiling, dat het gebruik van kolen voor ditdoel werd verboden.Tot aan het begin van de 18e eeuw werd ookbU de Uzerwinning nog steeds hout alsbrandstof gebruikt, in de vorm van houts-kool. Omstreeks 1730 schakelt men ook hier-bij over op steenkool, voor de verhitting vanUzererts. Dit geschiedt inschachtovens(hoogovens), nadat de steenkool is omgezetin cokes. In deze ovens ontstaat de zgn.hoogovenslak door samensmelting van hetgesteente uit het ijzererts en de kalksteendie toegevoegd is om de uit de cokes afkom-stige zwavel te binden. (Bij toepassing vanhoutskool doet datzwavelprobleem zich nietvoor).In die tijd dacht men reeds aan de verwer-king van de slak tot 'cement'. Maar daar istoen niets van gekomen, omdat men - zoalswij nu weten - het zgn. granuleren van dehoogovenslak achterwege liet. De ontwikke-ling van [jzerportland- en hoogovencementheeft dan ook nog ruim een eeuw op zichlaten wachten.Moderne cementenIn de 18e eeuw wordt op verschillende plaat-sen gezocht naar nieuwe hydraulische toe-27slagen voor kalkmortels. ter vervanging vanpuzzolaan-aarde, tras e.d. Dit zal uiteindelijkleiden tot de ontdekking van een echt hy-draulisch bindmiddel: portlandcement.Als bijzonder resultaat van de bedoelde on-derzoekingen moet worden genoemd het'Amsterdamsch cement'. Deze hydraulischetoeslag is in de tweede helft van de 18eeeuw tot ontwikkeling gebracht door de Am-sterdammer Adriaan de Booys, die daarmeeeen belangrijke bijdrage heeft geleverd aande toenmalige bouwnijverheid in ons land.De Engelsman John Smeaton stelt als eerstevast, dat 'geelachtig gekleurde', dus onzuive-re kalksteen het beste resultaat oplevert. Hijis dan betrokken bi] de herbouw van deEddystone-vuurtoren, waarmee in 1756 wordtbegonnen en waarvoor een waterdichte kalk-mortel nodig is.Zijn landgenoot James Parker ontwikkelt in1796 een natuurcement, het zgn. Parket-ce-ment. Men speekt hier van een natuurcementomdat het wordt verkregen door het brandenvan in de natuur aangetroffen kalksteen.Edgar Dobbs, eveneens een Engelsman, heeftwaarschijnlijk als eerste een kunstmatig sa-mengesteld kalksteenmengsel geschikt ge-acht voor de vervaardiging van cement. Hethem in 1810 verleende octrooi betreft het inwater mengen van kalk of kalksteen met eenof meer van de volgende stoffen: klei, leem,straatstof (ook hoofdzakelijk leem of klei),as, metaal-oxyden enz. Dit mengsel diendemen zo fUn te malen dat het in water bleefzweven, om het vervolgens te drogen, tebranden en opnieuw fijn te malen.Deze gedachte, die aan het hedendaagseportlandcement ten grondslag ligt, komt bijnagelUktijdig ook in andere landen tot ontwik-keling.De Duitser Dr.J.F.John, hoogleraar in de che-mie te Berlijn en Frankfurt, concludeerde datin een verharde kalkmortel verbindingen vankiezelzuur, aluinaarde en ijzeroxyde kunnenvoorkomen, die hU het 'ware cement' zouwillen noemen. Het is interessant te wetendat John zijn onderzoekingen deed naar aan-leiding Van een prijsvraag die in 1810 doorde Haarlemsche Maatschappij der Weten-schappen was uitgeschreven. ZUn bekroondeinzending heeft hij zelf in 1819 gepubliceerd.De Fransman Ll.Vlcat, uitvoerend ingenieuren lid van het 'Corps du Ponts et Chaus-s?es', was in de jaren 1812-1822 betrokkenbij de bouw van een brug over de Dordogne.Bijna gelijktijdig met John, maar geheel onaf-hankelijk van deze, publiceert hij zUn bevin-dingen, die tot hetzelfde resultaat hebbengeleid.PortlandcementGrote branden alsmede het schaarser en bij-gevolg duurder worden Van het hout stimu-leerden de pogingen tot verbetering van hetstampbeton dat een goed vervangingsmiddelbleek te zijn. Daartoe was het ook noodzake-lUk om te proberen het bindmiddel te verbe-teren.De Engelsman Joseph Aspdln, een metselaardie in het voetspoor van zijn landgenootSmeaton treedt, maakt vanaf 1824 een ce-ment waarop hij octrooi heeft gekregen.Evenals Smeaton gebruikt hij hiervoor denaam 'portlandcement'. Maar in de door hemgebruikte schachtoven wordt het mengselvan kalksteen en klei nog niet 'tot stnterenstoe' gebrand. Dat wordt voor het eerst ge-daan door Isaac Charles Johnson, eveneenseen Engelsman, die daarmee in 1844 beginten sedertdien de werkelijke uitvinder van hetportlandcement wordt genoemd.Na deze moeizame start verrijzen er in Enge-land, Frankrijk, Duitsland en andere landensteeds meer portlandcementfabrieken. Op-merkelijk in dit verband zijn de pogingen vande houthandelaar E.H.Roggenkamp te Delf-zijl, die in 1870 het eerste Nederlandse port-landcement vervaardigt.Vanzelfsprekend begint nu ook het weten-schappelijk cementonderzoek aan betekeniste winnen. Reeds in 1849 legt de Duitser M.Pettenkoffer de nadruk op het fijn en gelijk-matig malen van de zgn. portlandcementklin-ker ter verkrijging van een beter cement.Maar het was zijn landgenoot Prof.Michaelisdie vanaf 1872 de basis legde voor het mo-derne laboratorium-onderzoek van cement.Michaelis stelde ook de eerste cementnor-men op. Dat geschiedde inde jaren 1875-1877 op verzoek van de Duitse cernentfabri-kanten. Deze normen werden in 1878 door deDuitse overheid aanvaard, zoals ook in 1887weer het geval was met de inmiddels herzie-ne normen.Het principe van de door Michaelis in zijnnormen vastgelegde cementkeuring, met be-hulp van trek- en drukproeven, is nadien overde gehele wereld aanvaard, ook in ons land.Bijzondere vermelding verdient het boekje'Keuring van Portland-Cement' dat in 1893door de toenmalige Militaire Academie is uit-gegeven. Het is een lithografie van een metde hand geschreven vertaling (met toelich-ting) van de Duitse cementnormen uit 1887.De eerste echte Nederlandse normen voorcement zijn namelijk pas in 1929 tot standgekomen.In de begintijd van het portlandcement heb-ben zich problemen voorgedaan omdat toennog niet vastgelegd was wat men onder dezecementsoort diende te verstaan. Sommigefabrikanten voegden er namelijk kalksteen-meel of andere poedervormige stoffen aantoe, die goedkoper waren dan het echte ce-ment. Bij te grote hoeveelheden ervan liepde kwaliteit van het cement merkbaar achter-uit en daarom sprak men terecht van 'verval-singen'. Deze problemen behoorden voor-goed tot het verleden zodra men een duide-lijke definitie van portlandcement had opqe-steld, wat voor het eerst in 1885 is gedaandoor de Duitse cementindustrie.Tot de gewraakte 'bijmengsels' behoorde in-dertijd ook gemalen hoogovenslak. Maar te-gen het einde van de vorige eeuw is dezetoevoeging geaccepteerd, zij het alleen vanbasische hoogovenslak en nadat deze gegra-nuleerd is. Vanaf dat moment beschikken wijover de zgn. metallurgische cementen, waar-van het hoogovencement de belangrijkstevertegenwoordiger is, die met name in onsland zo'n grote betekenis bezit.Gewapend betonOndanks de opkomst en verdere ontwikke-ling van de moderne cementen waren de toe-Cement XXIV (1972) nr. 1passingen van het beton aanvankelijk nogdezelfde als in de oertijd, d.W.Z. bijna ultslu?-tend voor op druk belaste constructies. Des-ondanks nam dit bouwmateriaal snel in bete-kenis toe vanwege de eenvoudige wijze vanvormgeving, zijn groot draagvermogen enzijn grote weerstand tegen ongunstige weers-invloeden, brand en chemische aantastingen.De geringe treksterkte en het vrij groteeigen gewicht beperkten het toepassingsg.e-bied.Het mengen van cement, toeslagmaterialen(zand en grind of steenslag) en water werdjarenlang met handkracht verricht. Voor deverbetering van de betonkwaliteit en even-zeer voor het opvoeren van de produktiediende de verwerkingstechniek, met namehet mengen, verbeterd te worden. Reedsvanaf 1847 vervaardigde de Fransman Fran-?ois Coignet betonmolens, die door stoomwerden aangedreven en waarmee aardvoch-tige betonspecie kon worden gemaakt. Na1874 zijn dergelijke molens verder verbeterddoor de later naar Amerika ge?migreerdeEngelsman Ernst Leslie Hansome.Maar ondanks nieuwe verwerkingstechnie-ken, zoals bij de aanleg van een betonnenriolering te Hamburg in 1860 en bij de ont-wikkeling van holle betonblokken door deAmerikaan C.S.Hutchinson in 1866, wachthet beton nog een nieuwe verbetering, na-melijk het wapenen, waardoor dit materiaaltot onbekende hoogte zou uitgroeien.De eerste betonconstructies met een 'wape-ning' waren feitelijk door beton omhuldeijzerconstructies, die aldus beter bestandwaren tegen water en vuur. Hoewel deFransman Joseph Monier in 1867 zijn eersteoctrooi kreeg op het wapenen van beton,moet het geboortejaar van het gewapend be-ton al omstreeks 1847 worden gesteld. Wanttoen vervaardigde Monier, die tuinman was,zijn eerste bloembakken en watertanks. Enomstreeks dezelfde tijd 'bouwde zijn landge-noot Fran?ois Coignet voor diens vader eenfabriek van gewapend beton, terwijl JosephLouis Lambot zijn eerste roeiboten van ditmateriaal vervaardigde.In die jaren had men echter nog geen goedinzicht in het gedrag en de betekenis van dewapening. Monier, die veelal als de uitvindervan het gewapend beton wordt genoemd,plaatste in ieder geval de wapening in hetmidden van de doorsnede. Toen hij eens eenbezoek bracht aan Berlijn, waar volgens zijnoctrooien werd gebouwd, verbaasde hij zicherover dat de wapening aan de trekzijdewerd gelegd. Duitse onderzoekers en con-structeurs waren al omstreeks 1885 tot deconclusie gekomen dat dit de juiste plaatsvan de wapening was. Zij hebben echterwaarschijnlijk Monter niet kunnen overtui-gen. Hij bleef zijn constructies wapenen inhet midden van de doorsnede, zoals hij altijdhad gedaan.Ondanks alle pogingen op het Europese con-tinent, met name in Duitsland, was het deAmerikaanse jurist Thaddeus Hyatt die alseerste de theorie van het gewapend betonontwikkelde. In de jaren '70 van de vorigeeeuw kreeg hij enkele Engelse octrooien opgewapend-betontoepassingen, zoals platen28en balken voor vloeren. Daarmee was hij alin 1855 begonnen.Hij bepaalde de uitzettingsco?ffici?nten vanbeton en staal, die nagenoeg gelijk bleken tezijn. Met deze conclusie vond hij een van demeest essenti?le eigenschappen van gewa-pend beton. (Bij een groot verschil in uitzet-tingsco?ffici?nt tussen beton en staal zouhet wapenen, in het bijzonder het blijvenddoor beton omhullen van de wapening, welbijzonder moeilijk zijn geweest). Hyatt kwambovendien tot de conclusie, dat de elastici-teitsmodulus van beton en die van staal zichverhouden als 1 : 20.Indien Hyatt eerder ruchtbaarheid had gege-ven aan zijn theorie?n, dan was hij ontegen-zeggelijk geworden 'de grote pionier van hetgewapend beton', wat hij nu alleen volgensAmerikaanse opvattingen is.Naar Europese begrippen heeft de Duitseconstructeur Dr. Matthias Koenen na 1885de grondslag voor de theorie van het gewa-pend beton gelegd. Hij onderzocht ondermeer de aanhechting tussen beton en staal,waarvoor hij waarden tot 40 kgf/cm2vond.Verder bestudeerde hij de mogelijke roest-vorming van de wapening, in het bijzonderter plaatse van scheuren in het beton.Ook in Oostenrijk vonden de nieuwe gedach-ten ingang, vooral toen Dr. Fritz von Ernper-ger in 1897 zijn 'Theorie der Eisenbetonplattenach der Elastizit?tstheorie' had gepubli-ceerd. Daarmee introduceerde hij een sterkverbeterde berekeningsmethode.De Franse constructeurs zijn in deze ontwik-keling niet achtergebleven. Edmond Coignet,de goed geschoolde zoon van de reeds ge-noemde Fran?ois Coignet, legde reeds in1894 de basis voorde betonpalen-industrietoen hij begon met de levering van geprefa-briceerde heipalen van gewapend beton.Zijn landgenoot Fran?ois Hennebique hadtwee jaar tevoren octrooi gekregen op dezgn. monoliet-bouw, waarbij het gehele ge-bouw als een geheel werd opgevat. Vloer-platen, balken en kolommen van gewapendbeton vormden met elkaar een onverbreke-lijk geheel. Ook de kolommen waren van hetnieuwe bouwmateriaal en niet van gietijzerzoals tot dusver het geval was. Inde balkenwerden de wapeningsstaven opgebogen ofwerden opgebogen staven bijgelegd om deschuifspanningen te kunnen opnemen.De door Henneblque ontwikkelde bouwwijzewordt in feite nog altijd toegepast. De afme-tingen van de constructieve onderdelen zijnechter sedertdien gereduceerd dank zij aller-lei onderzoekingen van zowel universiteitenen technische hogescholen als de cement-en staalfabrieken. Bij de verbetering van dekwaliteit en in het bijzonder de reproduceer-baarheid daarvan zijn Prof. Carl von Bach enProf. Otto Graf (beiden verbonden aan deTH Stuttgart) en ook de Amerikaan Duff A.Abrams van grote betekenis geweest. Vooralde laatstgenoemde leverde belangrijke bij-dragen aan de moderne betontechnologie.De grootste betonconstructeurs uit het beginvan deze eeuw zijn ongetwijfeld de beideDuitsers Prof. Emil M?rsch (1872-1950) enProf. Franz Dischinger (1887-1953). De laatst-genoemde is ook bekend geworden door deschaalconstructies van beton die hij heeftontwikkeld.Ook in NederlandIn deze opsomming, die verre van volledig is,kunnen enkele Nederlandse namen niet ont-breken. Daarbij gaat het allereerst om dr.-ing. h.c. L.A.Sanders (1867-1956), die nogvoor het einde van de vorige eeuw belas-tingsproeven verrichtte, waaraan ook in hetbuitenland veel waarde werd gehecht.Inmiddels had het gewapend beton ook inons land zijn intrede gedaan. De Chass?-kazerne te Breda kreeg in 1899 enkele vloe-ren bestaande uit betonnen gewelfjes tussenijzeren binten. Voor de bouw van de Willems-kazerne te Gorinchem zijn in 1900 enige ge-wapend-betonbalken beproefd onder leidingvan de Genie-officieren kapitein C.J.Snijdersen eerste luitenant H.Walaardt Sacr?.Nog grotere belastingsproeven werden in1902 genomen ten behoeve van de nieuwemilitaire bakkerij te Amsterdam en vooralvan het fort Zuidwijkermeer. Bij de laatstge-noemde proeven heeft de Genie-kapitein P.A.M.Hackstroh een belangrijke rol gespeeld.Enkele jaren later ontwikkelde deze Genie-officier een theorie over de grotere 'rekbaar-heid' van gewapend beton dat onder water ofin een vochtige omgeving verhardt. Hij wastot de conclusie gekomen dat het beton inde nabijheid van de wapening wordt samen-gedrukt, terwijl in die wapening een trek-spanning heerst. Volgens het boek 'Inleidingtot de studie van het gewapend beton', datreeds in 1912 is gepubliceerd door de toen-malige Genie-kapitein P.W.Scharroo, moetCement XXIV (1972) nr. 1Hackstroh's theorie in 1907 zijn bevestigddoor proeven van Prof. Von Bach.Dat het materiaal beton, zowel ongewapendals gewapend, sinds de eerste wereldoorlogeen voorname plaats heeft ingenomen bij de'versterkingskunst'. blijkt uit de voordrachtdie de Genie-kapitein J.H. de Man in 1921heeft gehouden voor het Koninklijk Instituutvan Ingenieurs.Veiligheid en economieNa deze korte beschouwing van de Neder-landse bijdragen, waarbij ik ongetwijfeld Ve-len tekort doe, zou ik iets willen opmerkenover ongelukken die zich kunnen voordoenbij het bouwen in beton.Reeds in 1906 klaagde ingenieur O.Gott-schalk (Chicago) in een brief aan Duitse col-lega's zijn nood OVer de uitvoering van ge-wapend-betonconstructies. In die brief stelthij, dat de eerste bouwwerken in een nieuwmateriaal altijd zorgvuldig worden uitgevoerdvolgens het desbetreffende bestek en de te-keningen. Dergelijke constructies zullen danbij een proefbelasting nagenoeg geen door-buiging vertonen. En daaruit wordt dancludeerd - zo vervolgt hij - dat er materiaalkan worden bespaard, d.w.Z. dat minder ce-ment en/of minder staal toegepast kunnenworden, of dat grotere overspanningen mo-gelijk zijn. Maar zo'n conclusie zal onherroe-pelijk tot instortingen leiden, zoals in Ameri-ka al gebleken is.De oorzaken van deze ongevallen zijn ge-makkelijk aan te geven, aldus nog steeds in-genieur Gottschalk. Die liggen naar zijn me-ning bij ondoordachte constructiemethodenen een onzorgvuldige uitvoering. Ook bezitmen bij de uitvoering te weinig kennis vande materiaaleigenschappen en zijn de ver-werkte materialen niet voldoende gelijkmatigvan kwaliteit. Bovendien wordt de betonver-werking niet goed beheerst, zijn de bekistin-gen te licht geconstrueerd, wordt er te vroegontkist, enz. enz.In zijn uitvoerige brief zegt Gottschalk ver-der, dat men als reactie op de genoemde on-gevallen tot een verhoging van de veilig-heldsco?fftcl?nten wil overgaan, ofschoon uitlaboratoriumproeven is gebleken dat bij eengoed ontwerp en een goede uitvoering zelfseen verlaging van die co?ffici?nten mogelijkis.Deze gedachtengang, die nu al 65 jaar gele-den op papier is blijkt ook heden tendage nog niet algemeen gevolgd te worden.Kennelijk heeft men er ook toen niet bij stil-gestaan, dat een veiligheidsco?ffici?nt alleenbedoeld is voor het opvangen van de norma-le variaties in de kwaliteit van de materialenen van de verwerking daarvan. Zo'n co?ffi-ci?nt wordt ook ingevoerd in verband met deoverschrijdingskans van de voor een con-structie in rekening gebrachte belasting.Maar tegen slecht werk en onvoldoende ken-nis helpt zelfs de beste veiligheidscO?ffici?ntniet.De uitvoeringsmethoden zullen beter gecon-troleerd moeten worden, evenals de toege-paste materialen. Beter nog is, indien moge-lijk, de beproeving van het eindprodukt, zo-als bij prefabricage, of door middel van niet-destructieve onderzoekingen. En de bekis-29ting is beslist een constructie die een apartebehandeling behoeft.UitvoeringsmethodenAanvankelijk werd in de betonbouw een vrijdroge specie verwerkt. Maar de vraag naarsteeds grotere hoeveelheden beton, nodigvoor de uitvoering van grote werken, en hetstreven naar een kortere uitvoeringstijd on-danks het schaarser worden van geschiktewerkkrachten, hebben indertijd aanleidinggegeven tot de methode van het gieten. Alsvoorbeeld van een groot betonwerk kanworden genoemd de aanleg van het Panama-kanaal in de jaren 1904-1914. Hier is onderleiding van de Amerikaanse genie niet min-der dan miIjoen m" beton verwerkt!Ondanks een extra hoeveelheid cement be-zat het zgn. gietbeton een vrij hoge water-cementfactor. Weliswaar liet de bekistingzich goed vullen en was de wapening ge-makkelijk te omhullen, maar het uiteindelijkeprodukt vertoonde een vrij grote krimp enondanks het hoge cementgehalte een vrijgeringe sterkte.Het is misschien niet zo bekend, dat ookThomas Alva Edison aan de ontwikkeling vande gietmethode een werkzaam aandeel heeftgehad. Daarmee schijnt hij het geld verdiendte hebben dat hij nodig had voor de uitvin-ding van zijn gloeilamp.Zoals wij nu allen weten, is veel water in be-tonspecieeen vijand van de betonkwaliteit.Voor de eigenlijke verharding van het ce-ment is slechts betrekkelijk weinig water no-dig. Het teveel aan water moet er weer uitdoor verdamping en daardoor wordt het be-ton poreus. De overmaat aan water kan tijdigworden verwijderd, nog voor de verhardingbegint. Dat gebeurt bij toepassing van devacu?m-methode, die echter in de praktijkniet altijd even goed bruikbaar is. Voor dehand ligt de verwerking van een minder nattebetonspecie of - nog beter - van een drogespecie. Dat zou inderdaad ideaal zijn, indiendergelijke specles geen moeilijkheden zou-den opleveren bij het transport en de verwer-king. Er zal dus altijd een compromis gevon-den moeten worden tussen enerzijds de ver-werkbaarheid en anderzijds de kwaliteit.De verwerking van vrij droge betonspecie ispas goed mogelijk geworden na de introduc-tie van de trilnaalden, in 1935, en van de an-dere tril-apparatuur, zoals de bekistingstril-lers. Bij de keuze van de te gebruiken tril-apparatuur moet men rekening houden metde aard van de te verwerken betonspecie,terwijl ook het omgekeerde voorkomt.WapeningsstaalDoor de resultaten van het materiaal-onder-zoek en de geschetste ontwikkeling in de uit-voeringsmethoden is het weldra mogelijk ge-worden om hogere eisen te stellen aan debetonkwaliteit. Om daarbij ook de toelaat-bare spanningen te kunnen verhogen, is van-af 1930 gebruik gemaakt van een anderestaalsoort. Deze was door zgn. koudvervor-ming verkregen volgens een methode dieProf.Bauschinger heeft ontwikkeld. Dit staalbezat een anderspanningsrekdiagram danhet tot dusver gebruikelijke en een aanmer-kelijk hogere rekgrens.Door dit staal te profileren werd een betereaanhechting aan het beton verkregen. Alsgevolg daarvan worden de scheurtjes in hetbeton fijner verdeeld, vermindert de doorbui-ging en kan de toelaatbare spanning wordenverhoogd. Op deze wijze zijn de koudgerek-te staalsoorten tot ontwikkeling gekomen, zo-als Torstaal, alsmede het zgn. geribde staal.Toen de voorschriften eenmaal hogere span-ningen toelieten, zijn nog veel meer van die'hoogwaardige' staalsoorten ontwikkeld, inprincipe allemaal volgens hetzelfde proc?d?.Een verdere vervolmaking daarvan zou eenbeton nodig maken met een veel groteretreksterkte. Als dat niet moqelljk is, dan moetworden gezocht naar een soort staal of eenander op trek te belasten materiaal, dat de-zelfde uitzettingsco?ffici?nt als beton bezitdoch een veel grotere elastlclteltsmodulusdan het thans gebruikelUke wapeningsstaal.Door dit - hypothetische - materiaal zou eengewapend-betonconstructie een grotere be-lasting kunnen opnemen bij gelijkblUvendedoorbuiging en scheurvorming.Voorgespannen betonDe oplossing van het hier gestelde probleemis echter in een andere richting gezocht. Menzou ook kunnen zeggen dat die richting isopgedrongen door de eigenschappen van debeschikbare materialen.Reeds in 1886 heeft de Amerikaan Jacksonoctrooi gekregen op een werkwijze waarbijstaven worden toegepast die aan de eindenvan schroefdraad zijn voorzien. Door middelvan op die staven gedraaide moeren zoumen de trek- en schu ifspanningen in het be-ton kunnen opnemen.De Duitse ingenieur Doehring ontwikkelde in1888 de gedachte om met de aldus te verkrlj-gen 'voorspanning' het scheuren van betontegen te gaan. De Oostenrijker Mandl weeszes jaar later in een artikel op de moqelljk-held van het aanbrengen van een excentri-sche drukkracht waardoor in het beton span-ningen worden opgewekt in een richting te-gengesteld aan die welke de belasting geven.Tegen het einde van de vorige eeuw werddus een andere richting ingeslagen, Inder-daad. Maar de materialen beton en staal wa-ren toen nog niet 'rijp' voor een dergelijk ge-bruik. De kruip van beton en de relaxatie vanstaal waren toen nog niet bekende verschijn-selen, die echter alle feitelijk geringe -voorspanning weer verloren deden gaan.De eerste die erin slaagde om in beton enstaal blllvend hoge spanningen op te wekkenwas Karl Wettstein uit Br?x/Bohemen. Hijwas het die in 1919 staaldraden (planosna-ren) toepaste met een dikte van 0,3 mm eneen treksterkte van 140-200 kgf/mm2, voorde vervaardiging van 'elastische' betonplan-ken (dikte 6-50 mm, breedte 50 cm, lengte2-6 m). Daarmee staat hij aan het begin vande voorspantechniek.Maar het juiste inzicht in het voorgespannenbeton is pas verkregen door de studies enonderzoekingen van de Franse constructeur-aannemer Eug?ne Freyssinet, die op dit nleu-we vakgebied baanbrekend werk heeft ver-richt. Blijkene de beschrUving van het hem in1929 verleende octrooi ging hij uit van hoog-waardig staal en hoogwaardig beton. Boven-Cement XXIV (1972) nr. 1dien werkte hij met een hoge staalspanningom de verliezen door krimp en kruip te kun-nen opvanqen en toch nog voldoende voor-spanning over te houden voor het opnemenvan de belasting.Bij voorgespannen beton worden namelijk defunctie van het beton en die van het staalbijna geheel van elkaar gescheiden. In hetgebruiksstadium neemt het beton alle krach-ten op die op de constructie werken, terwljlde voorspanning ervoor zorgt dat dit moge-lijk is. In het bezwljketadtum gedraagt eenconstructie van voorgespannen beton zich, bi]volledige aanhechting tussen beton en staal,als een constructie van gewapend beton.Het heeft nog vele jaren geduurd voordatdeze gedachte op grote schaal in praktijkkon worden gebracht. Tot 1940 zljn hoofdza-kelijk proeven genomen om het inzicht in despanningsverdeling te verbeteren.Tijdene de tweede wereldoorlog hebben deDuitsers talrijke duikbootbunkers en anderemilitaire constructies gebouwd met geprefa-brieeerde balken van voorgespannen beton.Bij deze balken van 10 rnlengte was de voor-spanning opgewekt door middel van staal-draden 10 mm met een treksterkte van 130kgf/mm2? Zij zijn vervaardigd op zgn. langebanken, waarbij het staal door aanhechtingaan het beton werd verankerd.Na de tweede wereldoorlog heerste er eengrote materiaalschaarste en moest veel oor-logsschade worden hersteld. Mede daardoorkon het voorgespannen beton tot volle ont-wikkeling komen. Terwijl bij gewapend betonstaalspanningen van 14-21 kgf/mm2wordentoegelaten en betonspanningen tot 70 kgf/cm", wordt bij voorgespannen beton gewerktmet staalspanningen van rond 100 kgf/mm'en betonspanningen tot 160 kgf/cm'. Of-schoon voorspanstaal ongeveer het dubbelekost van wapeningsstaal, betekent de vijf-maal zo hoge toelaatbare spanning een grotebesparing in materiaalkosten. Daarbl] komtdat een voorgespannen betonconstructie min-der dan de helft weegt van een gelijkwaardi-ge constructie in gewapend beton.In de loop der jaren zijn verscheidene voor-spansystemen tot ontwikkeling gebracht,maar slechts een klein aantal daarvan heeftzich weten te handhaven. Op een enkeledraad 7 mm werd een voorspankracht vanca. 4 ton aangebracht. Tegenwoordig zijn ervoorspaneenheden waarin krachten van velehonderden tonnen worden opgewekt, zoalsbijv. in de bruqqenbouw,De verschillende voorspansystemen onder-scheiden zich van elkaar door de dikte enhet aantal van de voorspandraden. die toteen voorspan-eenheid. of een zgn. kabel zijnverenigd, en verder door de wijze waarop deeindverankering tot stand komt.Van getrokken staaldraad neemt over het al-gemeen de treksterkte toe naarmate de dia-meter kleiner wordt. Ook de buigzaamheid isdan groter. Daarom zal men altljdeen voor-spankabel willen samenstellen uit zoveel rno-gelijk dunne draden. Daar de kracht die eendraad kan opnemen, toeneemt met de door-snede (oppervlakte) en de aanhechting be-ton/staal met de omtrek (diameter), zljndunne draden beter dan dikke draden ge-schikt voor het over korte afstand overbren-30gen van krachten van het staal naar het be-ton. Het reeds genoemde 'snarenbeton' vanWettstein geeft hiervan een goed voorbeeld.Bij toepassing van afzonderlijke voorspan-draden gaat men tot een diameter van 12mm, zoals bUgeprefabriceerd beton dat met'voorgerekt staal' wordt voorgespannen. Voorgrotere concentraties van krachten wordenstaven, strengen of kabels gebruikt. De sta-ven worden recht in slechts enkele lengtengeleverd, de draden en strengen daarente-gen komen in zeer grote lengten voor, daarze op de rol kunnen worden verzonden. Aande hier geschetste ontwikkeling zijn de na-men van Freyssinet, Maqnel en van vele an-deren nauw verbonden.De keuze van een voorspansysteem is veelaleen kwestie van economie, die in belanqrljkemate wordt bepaald door het arbeidsloon perton voorspanning. Met name in de bruggen-bouw worden al krachten tot 2000 ton pervoorspan-eenheid toegepast. De voorzienin-gen die nodig zijn om deze grote krachtenover te brengen op het beton zijn ornvanqrljken moeten met grote zorgvuldigheid wordengetroffen.Bij het bouwen in voorqespannen beton heb-ben zich reeds verscheidene ongevallenvoorgedaan. Dat behoeft echter geenszinsafschrikwekkend te werken, maar wij kunnener wel veel van leren omdat die ongevallenallemaal veroorzaakt zijn door fouten in ont-werp of uitvoering. In dit verband valt tedenken aan:? te geringe lijfdikte van betonbalken voor dedoorvoering van kabels;? afwljklnqen ten opzichte van het theoreti-sche kabelverloop, waardoor in het beton on-toelaatbare krachten worden opgewekt;? inferieure betonkwaliteit ter plaatse van deverankeringen door de aanwezigheid van te-veel staal waardoor een goede verdichtingvan het beton onrnoqelljk werd;? het gebrUik van las- of brand-apparatuur inde nabijheld van voorspanstaal. waardoor ditstaal plaatselijk warmer dan 500?C wordt ende bij de vervaardiging verkregen eigen-schappen verloren gaan.Nieuwe mogelijkhedenBij de vervaardiging van voorgespannen be-ton kan het staal ook onder spanning wordengebracht door het beton te laten uitzetten ofzwellen. Zoals recente toepassingen in deUSSR hebben aangetoond, kan de toepas-sing van het zgn. zwelcement zeer bruikbareresultaten opleveren.Een andere ontwikkeling die alleen of incombinatie met voorspanning een grote toe-komst tegemoet gaat, is het lichtbeton. Eenvan de (weinige) nadelen van het normalegrindbeton is immers Zijn vrij grote eigen ge-wicht. Door nu in plaats van grind of steen-slag lichtere toeslagmaterialen te gebruiken,met een hoge verbrijzelingsweerstand, kanhet volumegewicht worden teruggebrachtvan 2500 kg/m 3tot 1500 ? 1800 kg/m3, terwijlde druksterkte toch 400 kgf/cm2of meer be-draagt. Het gewenste lichte toeslagmateriaalkan worden verkregen. door klei of leisteente expanderen. Door toepassing van lichtbe-ton kunnen de funderingen lichter, de gebou-wen hoger en de overspanningen van brug-gen en hallen groter worden.Voor de afscherming van kernreactoren ishet zgn. zwaarbeton (veelal barietbeton) totontwikkeling gekomen.Van nog recentere datum is het met vezelsversterkte beton. De aan het beton toege-voegde vezels dienen voor het opnemen vantrekspanningen, waartoe het beton zelf nietin staat is. Vooral bij wisselbelastingenschijnen die vezels gunstig te werken.Er worden zowel staalvezels als kunststof-vezeis gebruikt, die tijdens het mengen aande betonspecie worden toegevoegd. Bij devervaardiging van betonpalen zijn reeds po-lypropyleen-vezels toegepast, 76 mm lang en12000 denier dik, tot 0,15 ? 0,175% van hetdroge gewicht. Glasvezels zouden een ideaalmateriaal kunnen zijn, als zij niet door hetbeton werden aangetast. Misschien zal ver-dere research op dit gebied nog eens tot af-doende oplossingen leiden.Bij een beschouwing van de nieuwe moge-lijkheden dienen wij nooit uit het oog te ver-liezen dat beton een uitermate goedkoopbouwmateriaal is. Een kilo verwerkt betonkost ongeveer 4 cent en met bewapeningtweemaal zoveel, afgezien van de bekistings-kosten. Ter vergelijking diene dat de voorhet bouwen geschikte plastics, waaraan een'filIer' is toegevoegd, 2 tot 6 gulden per kilokosten, exclusief de verwerking.Wellicht is er nog een cijfer dat in deze tijdde aandacht vraagt, namelijk het energiever-bruik voor het maken van cement. In Neder-land is om 1 ton cement te maken ca.2300000 kg/cal ton kolen nodig.Hoe het ook zij, op het gebied van de beton-toepassingen gaan de ontwikkelingen voort.Zij zijn gericht op nog beter en nog goedko-per bouwen. Op deze wijze zal het materiaalsteeds beter kunnen voldoen aan de eisendie de mensheid eraan stelt.Litteratuur1. 'Keuring van Portland-Cement'; lithogra-fie, Militaire Academie, 1893.2. LASanders, 'Het cement-ljzer in theorieen praktijk'; Amsterdam, 1907.3. P.W.Scharroo, 'Inleiding tot de studie vanhet gewapend beton'; Amsterdam, 1912.4. J.H. de Man, 'Gewapend- en ongewapendbeton in de versterkingskunst'; De Ingenieur,maart 1922.5. Riepert, 'Die Deutsche Zement Industrie';Charlottenburg, 1927.6. P.W.Scharroo, 'Cement en beton, Oud ennieuw'; Amsterdam, 1947.7. AS.G.Bruggeling, 'Theorie en praktijk vanhet voorgespannen beton'; Amsterdam, 1963.8. G.Haegermann, C.Huberti en H.M?ll, 'VomCaementum zum Spanribeten. Die erneuerteBauweise. Der Spannbeton'; Wiesbaden/Berlijn, 1964.9. '100 jaar gewapend beton'; Cement XIX(1967), nr. 12.10. AHeerding, 'Cement in Nederland'; IJmui-den, 1971.ir.A. Lipski, winnaar ENCI-Jubileumprijsvraag XVICement XXIV (1972) nr. 1Zoals wellicht bekend is, bestaat er eenENCI-Jubileumfonds, dat in 1951 is ingesteldter gelegenheid van het 25-jarig bestaanvan de NV Eerste Nederlandse CementIndustrie. Dit fonds, dat berust bij de senaatvan de Technische Hogeschool te Delft, kanjaarlijks een prijsvraag uitschrijven, die be-trekking heeft op studie en onderzoek ophet gebied van cernent en beton.De senaat van de genoemde TH heeft deeerste prijs voor prijsvraag XVI toegekendaan irALipski, adviserend ingenieur teBrussel, op grond van zijn studie van hetbreukmechanisme van op afschuiving be-laste betonconstructles. onder het motto'3 bielles'.Op dinsdag 7 december [l, werd tijdens eenbijeenkomst in het gebouw voor Weg- enWaterbouwku.nde, door de rector magnificusprof.ir.H.R. van Nauta Lemke, de prijs vanf 3600,- aan ir.Lipski overhandigd.Aan deze prijstoekenning lagen de volgendemotieven ten grondslag:'In het onderzoek van betonconstructiesneemt het bezwijkmechanisme op afschui-ving een belangrijke plaats in. Daarbij is31gebleken, dat in I-vormige gewapend-beton-balken de richting van de scheuren in hetbalklijf vrij sterk kan afwijken van die, welkevolgt uit meer klassieke theorie?n. Bijhogere wapeningspercentages kan de in-vloed van de wapening zo groot zijn, dateen Aeolotropisch gedrag in deze zones vanhet balklijf duidelijk waarneembaar is.Op grond van een aantal beschouwingenwordt in de inzending '3 bielles'aangetoond,dat inderdaad daarmee het veranderen vande richting van de bovenbedoelde scheurenkan worden verklaard. Een aantal resultatenvan onderzoekingen wordt met behulp vandeze theorie numeriek uitgewerkt en erwordt aangetoond dat deze resultaten daar-mee goed te verklaren zijn. Deze inzendinglevert een re?le bijdrage tot verdieping vanhet inzicht in het breukmechanisme van opafschuiving beiaste betonconstructies. Zowelde wijze van aanpak als de uitwerking daar-van rechtvaardigen de toekenning van eenprijs',De redactie van 'Cement' zal nagaan opwelke wijze aan de resultaten van dezestudie een grotere bekendheid kan wordengegeven.
Reacties