Het praktisch toepasbaar maken van wat in theorie wordt ontwikkeld; daar haalt Jan Gijsbers het meeste voldoening uit. Om het even of dat is voor zijn werk voor TNO of voor de verschillende normcommissies. Hij kan terugvallen op jarenlange ervaring bij zeer uiteenlopende projecten en onderzoeksprogramma’s in binnen- en buitenland.
interviewinterviewJan GijsbersSchakeltussen theorieen praktijk82014 5382014CV1Het praktisch toepasbaar maken van wat in theoriewordt ontwikkeld, daar haalt Jan Gijsbers de meestevoldoening uit. Om het even of dat is voor zijn werkvoor TNO of voor de verschillende normcommissies.Hij kan terugvallen op jarenlange ervaring bij zeeruiteenlopende projecten en onderzoeksprogram-ma's in binnen- en buitenland.Niet zijn vader, niet zijn leraren, maar zijn buurman drukt eenbelangrijke stempel op de keuze van Jan Gijsbers om naar deTU Delft (toen nog TH) te gaan. Die buurman is geen onbe-kende binnen de betonwereld en ook niet voor Cement: profes-sor Gert Scherpbier, hoogleraar Constructief Ontwerpen aande TH Eindhoven en van 1987 tot 1992 hoofdredacteur vanCement. Scherpbier neemt Gijsbers regelmatig mee naar bouw-projecten. "Dat maakte zo veel indruk op me dat ik ook diekant uit wilde." Gijsbers studeert af op de faculteit Weg- enwaterbouwkunde, op het gebied van toegepaste mechanicagecombineerd met betonconstructies. Hij heeft twee afstudeer-hoogleraren: voor het mechanicadeel prof. Bouma en voor hetbetondeel prof. Bruggeling. Zijn afstudeerwerk voert hij uit bijTNO-IBBC (het toenmalige Instituut voor Bouwmaterialen enBouwconstructies). "Het was een periode waarin nog veel geldbeschikbaar was voor experimenteel onderzoek. Ikzelf richttemij op de rotatiecapaciteit van plastische scharnieren in gewa-pend beton. Dankzij de introductie van niet-lineair rekenenstond dat enorm in de belangstelling. Mijn onderzoek deed erecht toe. Het heeft uiteindelijk geleid tot een CUR-rapport overdat onderwerp."Start bij TNONa zijn afstuderen blijft Gijsbers nog vier jaar in dienst bijTNO. "Het instituut was met heel interessante dingen bezig. Ikben onder meer doorgegaan met het onderwerp van mijnafstudeerstudie. Daarnaast heb ik me verdiept in het bouwenvan offshore boorplatforms op de Noordzee. Door de oliecrisis1 Jan Gijsbersfoto: Hans Stakelbeeknaam ir. Jan Gijsbersleeftijd 65opleidingen TH Delft, Weg- enwaterbouwkundewerkgevers TNO, Euroconsultnevenfuncties o.a. voorzitterSBRCURnet voorschriftencommissieVC20 / Normsubcommssie NEN 351001 09`TGB Betonconstructies', lidNormcommissie NEN 351 001`TGBPlenair', lid Joint Working GroupCEN/TC250/SC2`Design of concretestructures'en CEN/TC104/SC1`Concrete', lid werkgroep`Aardbevingen'van Normsub-commissie NEN 351 001 01`TGBBasiseisen en belastingen'Schakel tussen theorie en praktijk8201454interview2dwarskrachten. Rijkswaterstaat kwam tot de conclusie dat metde nieuwe norm veel daken in zinktunnels niet meer voldedenen van dwarskrachtwapening moesten worden voorzien. Hetheeft geleid tot een omvangrijk onderzoeksprogramma om nate gaan of dat nou wel echt nodig was. Destijds hebben we eenschaalproef uitgevoerd voor de Vlaketunnel in Zeeland.Belangrijk om te weten bij dit soort trajecten is dat in de normregels staan die algemeen toepasbaar moeten zijn, maar daar-door zijn ze vaak conservatief. Het kan goed zijn dat die regelsvoor heel specifieke gevallen niet opgaan. Voor zinktunnelsbleken ze inderdaad te conservatief. De geschiedenis heeft zichin feite herhaald want het recente programma voor de dwars-krachtcapaciteit van bruggen en viaducten was heel vergelijk-baar."Naast activiteiten op het gebied van offshore en tunnels, houdtGijsbers zich in de eerste vier jaar bij TNO bezig met de storm-vloedkering in de Oosterschelde. Daarbij speelt de probabilis-tische benadering een grote rol. TNO wordt gevraagd eenpraktisch hanteerbare grondslag te bieden voor het ontwerpvan de betonconstructies en de staalconstructies. Buiten dezeprojecten gaat de nodige aandacht uit naar schadegevallen.Een aantal daarvan heeft te maken met de ontmanteling van demijnbouw in Limburg. "In Heerlen moesten twee groteschoorstenen van 100 m worden omgelegd met behulp vandynamiet. Bij de tweede schoorsteen ging het helemaal mis; dieheel actueel in die tijd, maar voor ons was dat een compleetnieuw vakgebied. Wij hebben kennis en tools ontwikkeld methulp van instituten als het NSP (Nederlandsch Scheepsbouw-kundig Proefstation, tegenwoordig MARIN, red.) en hetWaterloopkundig laboratorium. Onze kracht zat vooral in hetintegreren van de verschillende disciplines." De ontwikkeldetools werden gebruikt voor de constructieve beoordeling vande boorplatforms. "We maakten gebruik van computers van deTH. De invoer werd gedaan met behulp van een grote hoeveel-heid ponskaarten in bakken. Die moesten er in een bepaaldevolgorde in. Ik weet nog dat een medewerker die ponskaartennaar de TH bracht en dat alles van zijn fiets viel. Konden weweer helemaal opnieuw beginnen."Bij TNO worden in die tijd de eerste stappen gezet op hetgebied van numerieke betonmechanica en DIANA wordtgeboren. Ook is dan net een nieuwe betonnorm ge?ntrodu-ceerd, de VB '74. "In die norm werd heel anders omgegaan metfoto:HansStakelbeekSchakel tussen theorie en praktijk 82014 5532 In zijn eerste jaren bij TNO voert Gijsbers een schaalproef uit voorde Vlaketunnel in Zeelandfoto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt3 Patio Sevilla in Maastricht, een van de door TNO onderzochteschadegevallenouder wordende kinderen. In Nederland kan Gijsbers weerterecht bij TNO. "Aanvankelijk was dat wel even wennen. TNOwas in de tussentijd behoorlijk veranderd."Bestaande bouwEen van de grotere programma's in de jaren negentig is hetonderzoek naar boortunnels, in opdracht van het CentrumOndergronds Bouwen. Boortunnels zijn dan nog niet eerdertoegepast in Nederland. "We hebben veel gebruikgemaakt vankennis uit het buitenland. En zelf onderzochten we met metin-gen of datgene wat was voorspeld enigszins overeenkwam metde praktijk. Het ging onder meer om de Tweede Heinenoord-tunnel, de Botlekspoortunnel, de Groene Harttunnel en deSophiaspoortunnel. Samen met de TU Delft hebben we eenheel grote proefopstelling gebouwd in het Stevinlab, met ruimhonderd vijzels echt een spectaculair ding."De laatste jaren gaat veel aandacht uit naar het reeds genoemdedwarskrachtonderzoek in InfraQuest-verband, een samenwer-king tussen Rijkswaterstaat, TU Delft en TNO. En tussendooris er uiteraard veel `regulier' werk te doen: specifieke vragen bijnieuwbouwprojecten of probleemgevallen als gevolg vanschades of instortingen.Ook heeft TNO in opdracht van het Ingenieursbureau van degemeente Rotterdam onlangs de Maastunnel onderzocht. Tweejaar geleden werd daar zeer ernstige corrosie van het beton-staal in de tunnelvloeren aangetroffen. Gevreesd werd dat detunnel uit veiligheidsoverwegingen direct zou moeten wordengesloten. "Wij hebben toen in korte tijd door middel vangeavanceerde berekeningen kunnen aantonen dat de construc-tieve veiligheid voldoende was, zodat sluiting niet nodig was.Daardoor ontstond tevens ruimte om de omvangrijke renova-tie van de Maastunnel goed voor te bereiden. Die renovatie isgepland vanaf medio 2017 tot medio 2019."viel 180 graden de verkeerde kant op. Een villa werd daardoorcompleet van zijn fundering geveegd, gelukkig zonder slacht-offers. Aan ons de taak te bepalen wat de oorzaak was."Werken in AfrikaNa vier jaar TNO wordt het tijd voor wat anders. Gijsbers enzijn vrouw hebben de ambitie naar het buitenland te gaan.Omdat bij TNO die mogelijkheid niet bestaat, maakt Gijsbersde overstap naar Euroconsult, een joint venture van Heidemijen Grontmij. Hij start in Dar es Salaam in Tanzania met heeluiteenlopende projecten. Helaas loopt de uitvoering van veelprojecten vertraging op vanwege de oorlog met buurlandOeganda, dat toen onder bewind stond van Idi Amin. Na vierjaar gaat Gijsbers, via een korte tussenstop in Arnhem, aan deslag als resident engineer in Gambia, West-Afrika, voor eenrijstirrigatieproject. In twee jaar tijd wordt het hele project uitde grond gestampt, inclusief gebouwen, woningen, wegen,kanalen en pompstations.In totaal verblijft Gijsbers zeven jaar in het buitenland, eenwaardevolle tijd. "Het gaat om een heel andere wereld met eencompleet andere cultuur. Je gaat heel anders aankijken tegende problemen in Nederland." Na Gambia doen zich nog kansenvoor in Ethiopi? en Zuid-Amerika. Maar inmiddels heeft hijbesloten terug te gaan naar Nederland, mede vanwege zijnNormcommissieDe invulling van constructieve betonregelgeving in Nederlandis de verantwoordelijkheid van NEN normsubcommissie 353 00109`TGB Betonconstructies'(die valt onder de normcommissie353 001 TGB Plenair). Deze normsubcommissie heeft ook destatus van voorschriftencommissie 20 (VC20) van SBRCURnet(voorheen CUR). De taak van VC20 is het verzorgen van pre-normatieve documenten zoals de CUR-Aanbevelingen. Met dezecombinatie willen NEN en SBRCURnet, in het belang van allebouwpartijen, optimale onderlinge afstemming bevorderen vande activiteiten van beide organisaties.Schakel tussen theorie en praktijk8201456interview4BetonnormenBij TNO raakt Gijsbers steeds meer betrokken bij de ontwikke-ling van regelgeving. De VB '74 en later de VB `74/'84 moetenbehoorlijk op de schop omdat het Bouwbesluit (vanaf 1992) debetonregelgeving gaat aansturen. Door Gijsbers' betrokken-heid in VC20 (zie kader) staat hij mede aan de basis van deVBC 1990. Ook houdt hij zich, als lid van de commissie dieverantwoordelijk is voor betonregelgeving op Europees niveau(CEN-commissie TC250/SC2), bezig met de Eurocode. Deontwikkeling daarvan start al in de jaren zeventig. Het blijktuiteindelijk een hele kluif te zijn en de eerste voldragen Euro-codes komen pas in 2005 beschikbaar. Mede door vertragingbij de totstandkoming van het nieuwe Bouwbesluit, duurt hetnog tot 1 april 2012 voordat de Eurocodes in Nederland viaaanwijzing in Bouwbesluit 2012 van kracht worden. Momen-teel wordt hard gewerkt aan een nieuwe generatie Eurocodes."Als Nederland hebben we daar nu nog behoorlijk veel invloedop. Dat is ook nodig om onze belangen te waarborgen. Desnelheid waarmee dat gaat, ligt in Europees verband wel lagerdan we in Nederland zijn gewend. De min of meer gebruike-lijke frequentie van iedere tien jaar een nieuwe norm zal inEuropa niet worden gehaald. Maar het blijft noodzakelijk datregelgeving wordt aangepast aan nieuwe inzichten. Door datlagere tempo in Europa winnen prenormatieve documentenals CUR-Aanbevelingen aan belang. Ook moeten de Eurocodeseenvoudiger en beter bruikbaar worden. Op de huidige genera-tie Eurocodes is wat dat betreft veel kritiek. Bedenk wel datieder land zijn eigen wensen heeft en dat iedereen een andervertrekpunt heeft. Dat maakt het niet eenvoudig. Nederlandliep samen met een aantal Scandinavische landen altijdbehoorlijk voorop. Vergeleken met de TGB's zijn de huidigeEurocodes daarom misschien niet direct een vooruitgang,maar voor andere landen zijn ze dat wel. Neem Itali?, daarmoest tot voor kort nog worden gerekend met toelaatbarespanningen. Daar zijn wij in de jaren zeventig al van afgestapt.Een groot voordeel is wel dat in Europa een gelijk speelveld isontstaan."Door zijn betrokkenheid bij de normen kent Gijsbers als geenander de achtergronden ervan. Daardoor weet hij haarfijnwaar de ruimte zit. Dat kan in zijn werk voor TNO heel goedvan pas komen, bijvoorbeeld bij het beoordelen van bestaandeconstructies. Het is altijd een belangrijke motivatie geweest omzich in te zetten voor de normen. Maar de belangrijkste drijf-veer is waarschijnlijk het aan de hand van die normen combi-neren van theorie en praktijk. "Aan de ene kant moeten denormen de ontwerppraktijk bedienen. Dankzij mijnontwerpachtergrond weet ik hoe belangrijk normen zijn enhoe je ermee moet en kunt werken. Aan de andere kant kun jemet normen ontwikkelde kennis praktisch toepasbaar maken.Juist die combinatie spreekt mij heel erg aan. Dat geldt eigen-lijk in zijn algemeenheid voor mijn werk bij TNO. De rol vanons instituut ligt tussen kennisontwikkeling en kennistoepas-sing in. Ik vind het belangrijk om in het achterhoofd te houdendat wat wij doen, uiteindelijk voor de praktijk is bedoeld."Betrokkenheid bij normen is voor TNO van eminent belang.Maar de tijd die aan normontwikkeling kan worden besteed,staat behoorlijk onder druk. "Het is voor Nederland belangrijkinvloed te blijven uitoefenen op de normen, daar zijn demeesten het wel over eens. Om dat waar te maken, moeten wewel in de betreffende commissies zijn vertegenwoordigd. Envoor sommige aspecten moet vanuit Nederland onderzoekworden gedaan. Een organisatie als TNO was vroeger beter instaat om daar invulling aan te geven met eigen financierings-bronnen, maar nu lukt dat haast niet meer. Dat geldt nietalleen voor ons, het speelt over de volle breedte. Bij de TU ishet hetzelfde verhaal, net als bij veel ingenieursbureaus. Als inde markt puntje bij paaltje komt en de portemonnee moetworden getrokken, geeft men vaak niet thuis. Uiteraard levenwe op dit moment in heel moeilijke economische tijden. Daar-door zijn er partijen die de noodzaak van nieuwe generatiesEurocodes in twijfel trekken. `Aan de huidige versie hebben wevoorlopig toch wel genoeg?,' hoor je dan. Maar als we te lang4 Schade aan de parkeergarage onder het Bos enLommerplein te Amsterdam5 De Groene Harttunnel, een van de boortunnels waarGijsbers in de jaren negentig onderzoek naar doetfoto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Ton Poortvliet"De normen moeten algemeentoepasbaar zijn en zijn daardoorvaak conservatief"Schakel tussen theorie en praktijk 82014 575wachten, is in andere landen het meeste werk voor de volgendegeneratie Eurocodes al gedaan en lopen we achter de feitenaan. Dat leidt tot een achterstand en is maatschappelijk entechnisch schadelijk voor Nederland. De overheid blijft zeggendat het bedrijfsleven het zelf moet oplossen. Maar veel markt-partijen vinden juist dat de overheid voor financiering moetzorgen, al was het alleen maar omdat de regelgeving wordtaangestuurd vanuit de wet, het Bouwbesluit. Daarmee zittenwe wel met een probleem. In het verleden was het altijd zo datbedrijfsleven en overheid samen de handschoen oppakten. Ikdenk dat dat ook de toekomst zal moeten zijn, maar wel opbasis van een duidelijk plan. Waar het momenteel aanontbreekt, is een duidelijk overzicht van wat er allemaal staat tegebeuren, hoeveel geld daarvoor nodig is en hoe dat moetworden gefinancierd. In NEN-verband wordt aan zo'n planhard gewerkt."TNO verandertDe financiering van TNO is in de loop van de jaren veranderd.Toen hij er in 1974 begon, kwam 80% van de omzet van deoverheid en 20% uit de markt. Tegenwoordig is dat andersomwaarbij er voortdurend druk op de overheidsfinanciering staat.Voor een organisatie als TNO betekent dit dat er anders methet werk moet worden omgegaan. Ook heeft het geresulteerdin elkaar opvolgende reorganisaties. "Ik heb er heel wat meege-maakt, veelal ingegeven door de wens dingen te veranderen dieniet goed gaan. Inmiddels werkt TNO in een matrixorganisa-tie, met specialismen op de ene as en thema's op de andere. Ditmaakt het eenvoudiger met verschillende disciplines binnenTNO samen een opdrachtgever te bedienen." Gijsbers snaptdie behoefte om te reorganiseren wel. "Vaak vragen ontwikke-lingen in de buitenwereld erom. Niets doen is dan geen optie.Over het algemeen laat elke verandering voordelen zien, maarnadelen zijn er natuurlijk ook. Maar reorganisaties moetenniet te snel achter elkaar plaatsvinden. Je moet er niet perma-nent mee bezig zijn, want ze kosten heel veel aandacht.Plannen moeten worden gemaakt en ge?mplementeerd eniedereen moet eraan wennen. Dat duurt vaak behoorlijk langen zorgt ervoor dat je erg naar binnen bent gekeerd in plaatsvan naar buiten. En juist van die buitenwereld moeten we hetuiteindelijk hebben."SamenwerkingDe veranderende markt vraagt ook om veel meer samenwer-king. Het eerder genoemde InfraQuest is daar een mooi voor-"Men is heel creatief in het toepassenvan andere betonmengsels"Schakel tussen theorie en praktijk8201458interview6beeld van. Die samenwerking heeft de afgelopen tijd zijnvruchten afgeworpen. Het idee voor de oprichting van Infra-Quest was ingegeven vanuit de behoefte kennis te borgen.Daarbij speelde ook een rol dat de expertise binnen Rijkswa-terstaat enorm was afgebouwd. "Ook met ProRail hebben weinmiddels een samenwerkingsalliantie. Maar we zouden metmeer partijen mogen samenwerken, bijvoorbeeld met de Rijks-gebouwendienst, de andere TU's of grote ingenieursbureaus.Er wordt wel over gesproken, maar heel concreet is het nogniet. Ik denk dat er bijvoorbeeld op het gebied van aardbevin-gen veel winst te boeken is. Dat onderwerp, dat sterk is gaanleven door de recente ontwikkelingen in de provincie Gronin-gen, vraagt om een multidisciplinaire aanpak."Aardbevingen is een van de thema's die volgens Gijsbers dekomende tijd veel aandacht vragen. Binnenkort brengt NENeen eerste concept van een Nederlandse Praktijkrichtlijn uit.Daarin staan regels voor de constructieve beoordeling vangebouwen die bloot staan aan aardbevingen als gevolg van degaswinning in Groningen. Uiteraard is die aangesloten op deEurocode voor aardbevingen. Ook Cement zal begin 2015aandacht aan dit onderwerp besteden. Daarnaast noemt Gijs-bers prefabricage en bijbehorende standaardisatie als belang-rijk thema, net als hergebruik bestaande bouw, met de moge-lijkheden van proefbelasten.SchadesZoals gezegd zijn schades altijd een belangrijk deel van het werkgeweest. De grote schadegevallen van de afgelopen jaren komenallemaal langs bij TNO. Denk bijvoorbeeld aan de toneeltorenvan Het Park in Hoorn in 2001, de neergestorte balkons van hetcomplex Patio Sevilla in Maastricht in 2003, de problemen in"In de praktijk zijn constructiesen materialen nog gescheidenwerelden"Schakel tussen theorie en praktijk 82014 597 86 Proefopstelling voor het onderzoek naar boortunnels in het Stevinlab van TU Delft7 Ernstige corrosie van het betonstaal in de vloeren van de Maastunnel in Rotterdam8 Berekeningen toonden aan dat de constructieve veiligheid van de Maastunnelvoldoende was voor renovatie en sluiting dus niet nodig wasfoto: Gemeente Rotterdam2006 bij de parkeergarage onder het Bos en Lommerplein inAmsterdam, de instortingen tijdens de bouw van de B'Towerin Rotterdam in 2010 en bij de uitbreiding van stadion DeGrolschveste in Twente in 2011. Vaak wordt TNO ingehuurdals onafhankelijk deskundige. "Achteraf kon je je vaak afvragenhoe het toch mis heeft kunnen gaan. In veel gevallen was ersprake van signalen die op problemen duidden."Veel van die schades betreffen woning- en utiliteitsbouw. "Ikdenk dat dat voor een belangrijk deel te wijten is aan demanier waarop de projecten in die markt zijn georganiseerd.Er bestaan onduidelijkheden in de verantwoordelijkheden vande verschillende partijen en er vallen essenti?le taken in hetproces tussen de wal en het schip. Daar komt bij dat niemandhet totaaloverzicht heeft. De uitvoerende partij kijkt voorna-melijk naar kosten- en tijdsaspecten, maar minder naar kwali-teitsaspecten. Men beroept zich op certificatie van betrokkenpartijen, maar heel vaak zeggen zij alleen wat over het proces.Ze geven onvoldoende garantie op de kwaliteit. En omdat allepartijen zijn gecertificeerd, wordt op toezicht bezuinigd. Datterwijl deskundig toezicht juist cruciaal is en ook zal blijven.Er zijn wel goede initiatieven geweest om deze ontwikkelingentegen te gaan zoals het Constructeursregister en het Compen-dium Aanpak Constructieve Veiligheid. In dat Compendiumstaat een hoop zinvolle informatie, maar het moet natuurlijkwel in praktijk worden gebracht. Wat nodig is, is een cultuur-omslag. De manier waarop contracten tot stand komen en hetprijsniveau waartegen moet worden gewerkt, zijn er ook debetaan. Wat dat betreft maak ik me zorgen over de inframarkt; deprijsniveaus zijn vaak te laag en de versnippering ligt ook daarop de loer. Dat terwijl de risico's nog veel groter zijn. De over-heid is hier als grote opdrachtgever ook schuldig aan. Uitein-delijk heeft ze alleen zichzelf ermee, want niemand is erbijgebaat dat een aannemer het schip in gaat. Ik hoop dat deinframarkt in staat is om door fatsoenlijke prijsniveaus en doormiddel van inhoudelijke kwaliteitsborgingsprocessen dat tij tekeren. Wel moet het gaan om processen die er echt toe doen enniet alleen op papier."Gebrek aan kwaliteit kan op termijn ook worden veroorzaaktdoor materialen. Economische omstandigheden en de roep ommilieuvriendelijke oplossingen leiden tot het toepassen vanandere betonmengsels. "Daar is de markt over het algemeenheel creatief in. Maar wat de invloed daarvan is op de levens-duur van constructies, is nog helemaal niet zo duidelijk.SBRCURnet heeft net een preadviesrapport over dit onder-werp uitgebracht. Van belang is dat het aanbevolen onderzoeknu ook wordt uitgevoerd. Er ligt dus een duidelijke link tussenconstructies en materialen. Dat zou in de normen ook meer totuiting mogen komen. Maar in de praktijk zijn dat nog te veelgescheiden werelden. Gelukkig wordt de interactie tussen debetreffende normen in CEN-verband nu geregeld in een zoge-noemde Joint Working Group. Daarin wordt bekeken hoe denormen gezamenlijk verder moeten worden ontwikkeld en hoeze beter op elkaar kunnen worden afgestemd."Tot slotHet zijn al met al veel facetten waar Gijsbers zich druk ommaakt. Binnen TNO heeft hij dan ook met een hoop zaken temaken gehad, zowel aan de theoretische als aan de praktischekant. Inmiddels zit zijn loopbaan er bijna op. Maar hij heeftnog te veel plezier in het werk om te stoppen. Dat is ook dereden dat hij sinds zijn offici?le pensionering begin dit jaarnog altijd drie dagen in de week werkt. In ieder geval blijft hijdat nog een jaar doen. "Daarna zien we wel weer verder." Jacques Linssen
Reacties