Prof.ir.G.S.Bos,Technische Hogeschool Delft Overpeinzingen naaraanleiding van..........Ter viering van haar 17e lustrum werd doorPractische Studie, de studievereniging vanciviele studenten aan de TH te Delft, op 4 april?I. een congres gehouden met als thema 'De,civiel-ingenieur in opleiding en praktijk'. ,Ter voorbereiding van dit congres werd doorde jubilerende vereniging een informatiemapuitgegeven, waarin onder meer de bedoelingvan dit congres werd uiteengezet.Prof.ir.G.S.Bos werd bereid gevonden indeze map een beschouwing aan dit thema tewijden, zich daarbij baserend op zijn ruimeervaring als civiel-ingenieur en als hoog-leraar. De redactie heeft zijn beschouwinggelezen en stelt het op prijs hieraan eengrotere bekendheid te geven. Niet alleen destudent, maar alle in de praktijk werkzameingenieurs van TH en HTS-niveau stuiten bijeen bezinning op de toekomst onherroepelijkop vragen waarmee prof. Bos zich in dezebeschouwing bezighoudt.RedactieCement XXXI (1979) nr. 8De redactie van deze voorbereidingsmap voor het congres ter gelegenheid van de85ste verjaardag van Practische Studie vroeg me het laatste hoofdstuk,'een historischoverzicht', te verzorgen en gaf daarbij de suggestie dit te laten uitmonden in:? het functioneren van de civiel-ingenieur in de maatschappij van de toekomst;? de eisen die met het oog daarop aan hem en aan zijn opleiding mogen en moetenworden gesteld, waarbij zou zijn te denken aan:zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid,de besluitvorming aangaande civiel-technische werken enin de opleiding, het evenwicht tussen technische en maatschappelijke vaardighedenvan de civiel-ingenieur.Met nadruk vergunt de laatste alinea van de redactionele brief me de titel van het temaken hoofdstuk vrijelijk te bepalen en zegt me, mij niet met handen en voeten gebon-den te achten aan de gegeven suggesties. Wie zou aan deze vraag uit hartelijkbevriende kring niet willen voldoen? Maar, is het ook mogelijk eraan te voldoen?Ik denk dat in dit geval zal moeten worden volstaan met Overpeinzingen naar aanlei-ding van .. .', zonder dat in wezen aan de vraag wordt voldaan. Immers, wij willen hetstiel van de civiel-ingenieur niets te kort doen en we rekenen dus die oude civiel-inge-nieur, die in Engeland de Stonehenge-stenen en in Ierland de Menhirs met dompen enonderstoppen rechtop krikte, tot onze historie. Van die oude tijd, totdat we, halfweg de18e eeuw, sterkteberekeningen gingen maken, is er wel zo het een en ander gebouwden geconstrueerd. En de twee-en-een halve eeuw daarna, die de nieuwe en de nieuw-ste geschiedenis van het vak omvat, heeft breed-uitwaaierende activiteiten te zien ge-geven. Om nu uit al deze zaken te voorspellen hoe de civiel-ingenieur in de toekomstzal gaan of moet gaan functioneren ... ; dat is mij niet gegeven!Het lijkt twijfelachtig of zelfs de allernieuwste historie van het vak van civiel-ingenieureen zo duidelijke lijn laat zien, dat we die naarde toekomst kunnen extrapoleren, om erde eisen voor de toekomstige opleiding en inzichten aangaande toekomstige besluit-vorming omtrent civiel-technische werken aan te ontlenen.Maar niets belet de scribent met peinzen te beginnen!Waar zijn we naar op zoek? Het is duidelijk dat we op zoek zijn naar het beeld van detoekomstige beroepsuitoefening en het is goed te begrijpen dat de studenten-van-nudaar hun vragen op richten. Zij immers, zullen in de jaren 1980-2020 daarin de hoofd-rolspelers zijn en - misschien niet z? ervan overtuigd dat die periode een wandel-tochtje zal zijn - vragen ze w?l zo volledig en adequaat mogelijk toegerust op pad teworden gezonden. Nu zijn van die toekomstige vakbeoefening natuurlijk wel ten-denzen te zien, tendenzen, die ook weer niet door ieder op dezelfde wijze worden ge-?nterpreteerd. Een grijze vakgenoot zei eens: 'Vroeger maakte de ingenieur dekostenraming van project. In de toekomst zullen ongelijkgestemde disciplines ge-zamenlijk van diverse alternatieven het totaal-van-kosten-en-imponderabilia tegenelkaar afwegen. Het leven met de bewuster en argwanender geworden maatschappijwordt moeilijker en 't zal niet helemaal zeldzaam zijn dat te laat geopperde, w??rnieuwe alternatieven de civiel-ingenieur op zoutloos dieet zullen brengen'.Studenten-van-nu zullen de tendenzen van veranderende vakuitoefening in de maat-schappij, die ook zij zien, wellicht anders onder woorden brengen, maar in ieder gevalwillen zij zodanig worden opgeleid, dat ze, eenmaal de praktijk ingegaan, niet ontijdighun bloeddruk zien oplopen.We kunnen een gelijkenis zoeken om het beeld van de in opleiding zijnde jonge civiel,zijn toekomstige vakuitoefening en de daaruit voortvloeiende eisen voor het onderwijs323Cement XXXI (1979) nr. 8goed voor ogen te krijgen ?n te kunnen analyseren. We vinden dan een analogietussen hem en een jonge reiziger, die zich gereedmaakt voor een lange, lange reis.Wat moet de reiziger meenemen, wetende dat het onmogelijk is voorbereid te zijn opvele te verwachten en nog meerdere niet-te-voorspellen situaties, waarin hij onderveranderend klimaat en in vreemde landen zal geraken? Behalve een dosis optimismeen gezonde levensmoed, denk ik drie dingen:een visum, om op reis te mogen;bagage voor niet m??r dan de paar eerste weken enbekwaamheid en mogelijkheid om onderweg alles aan te schaffen, wat onder zichwijzigende omstandigheden zal blijken nodig te zijn.De gelijkenis, terugvertaald naar de jonge civiel en naar begrippen en gedachten vandit congres, geeft ons dan als noodzakelijke uitrusting om de praktijk mee in te gaan(bij ongetransformeerd gelaten optimisme en levensmoed):? net diploma (waar allegorisch ook best wat over te preken zou zijn, maar dat laat ik numaar na);? kennis, waaronder te verstaan, alles wat aan vakbekwaamheid en aan bekwaamheidvan leven-in-de-maatschappij in de leerjaren is te verkrijgen en? kundigheid, waaronder te verstaan capaciteit en mogelijkheid tot verder-leren-in-de-techniek en tot zich verder ontwikkelen in geestelijk leven en in het leven in de maat-schappij.De technische kennis, opgedaan in de leerjaren moet up-to-date zijn, maar dat is ookde grens. N?g geavanceerder dan 'bij' tot-op-heden zou een onredelijk verlangen zijn.Van de kersverse civiel zal niemand verwachten dat hij bekwaam is in, of weet heeftvan datgene wat binnenkort gaat worden uitgevonden. Zo is het ook met het anderegedeelte van de mee te nemen kennis. Het zou onredelijk zijn te verwachten, dat dezejonge ingenieur reeds heeft uitgedokterd hoe zijn plaats en functioneren zal zijn in eentoekomstige maatschappij, maar hij moet wei kennis hebben van de bestaande sa-menleving en hoe d??rin te functioneren.Wat de mee te nemen kennis-bagage betreft, is dus de aanduiding 'up-to-date' nodig,maar dat is ook voldoende. Met z'n diploma en deze kennis heeft hij een toegangs-bewijs en mag hij beginnen aan zijn loopbaan, dat is: beginnen aan het uitgroeien totvolwaardig vakman. Kennis (van de huidige techniek en de huidige samenleving) isdus nodig om aan de reis te kunnen beginnen, maar de waarde van deze benodigd-heden moet niet worden overschat. Spoedig zullen klimaat en landschap veranderenen zullen nieuwe benodigdheden moeten worden aangeschaft.Naast kennis is dus de kundigheid nodig onderweg aan te schaffen wat nodig blijkt.Enerzijds is dat het verwerven van nieuwe technische vaardigheden, anderzijds hetbepalen van het eigen standpunt ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen in de samen-leving. Dit betekent dus aan de ene kant dat men moet hebben geleerd te leren; datmen de methodiek heeft leren beheersen zich nieuwe technische ontwikkelingeneigen te maken. Meestal wordt dit deel van die kundigheid in de studiejaren ontwikkeldals toevallig bij-produkt van het bestuderen van exacte vakken; studerend leert menstuderen.En aan de andere kant? De pendant van de kunst van het techniek-leren is hetbeheersen van de methodiek hoe-men-zijn-standpunt-vindt in vragen van geestelijkeen maatschappelijke aard. Die methodiek is vaak ook op de al-doende-leert-men-wijze verkregen en soms wat onderontwikkeld. Overigens is dat geen wonder, wanthet objectief afwegen van voor en tegen, het vormen van een bezonken mening, hetlosweken van vooroordelen en het doof-zijn voor kreten is heel wat moeilijker dan hetbijspijkeren van Fortran of van reeks-ontwikkelingen.Zo vind ik dus in de vertrekbagage, afgezien van het visum:1. kennis (up-to-date)a. van de techniek enb. van de maatschappij en hoe daarin te staan.2. kundigheida. tot bijleren van techniek enb. tot verdere ontwikkeling en plaatsbepaling in geestelijk leven en maatschappij.En nu is het toch wel goed om even te realiseren, dat deze hele vertrekbagage (zowelde nodige kennis als de nodige kundigheden) onafhankelijk is van de toekomst! Wat detoekomst ook moge brengen, de hier bedoelde kennis en kundigheid zijn nodig; maarals die er zijn is dat ook voldoende. Die kennis is voor nu, die kundigheid voor w?t detoekomst ook moge brengen. Die kennis noch die kundigheid worden be?nvloed doorde vraag of het toekomstbeeld nu zus of zo zal blijken te zijn.Ik wil nu maar in het midden laten of het nu wel nodig is om 1000 woorden te gebruiken324Cernent XXXI (1979) nr. 8om tot deze conclusie te komen, maar men kan er toch wel wat mee. Allereerst ver-dwijnt daarmee het probleem van 'het functioneren van de civiel-ingenieur in de maat-schappij van de toekomst' en smelt de vraag weg, 'welke eisen men in de toekomstigemaatschappij aan de civiel-ingenieur mag en moet stellen.' Dat probleem is tamelijkonoplosbaar en die vraag moeilijk te beantwoorden, omdat niemand een zinnig beeldvan de maatschappij van de toekomst kan hebben. Maar als we de bereikte conclusieaanvaarden, kunnen we er van uitgaan dat de civiel-ingenieur in die toekomst (welkedat dan ook moge zijn) misschien wel moeite zal hebben om zijn plaats en zijn maat-schappelijke verantwoordelijkheid te bepalen, maar dat hij met voldoende 2b in z'nransel de weg bevredigend zal kunnen vinden.Weer anders helpt ons de 'conclusie-na-1 OOO-woorden' bij de vraag, 'welke eisen aande opleiding zijn te stellen met het oog op de toekomstige maatschappij'. We kwamenimmers tot de slotsom dat zowel 1 a als 1 b als 2a en 2b onafhankelijk waren van hoe dietoekomstige maatschappij eruit ziet. Dat wil dus zeggen, dat evenals vroeger ook nuen in de toekomst de jonge civiel-ingenieur, die aan zijn carri?re begint, mee moetnemen, maar ook voldoende heeft aan hetgeen onder die vier omschrijvingen is be-grepen.Wetende zo wat hij moet meekrijgen, dienen we de vraag te stellen: krijgt hij dat ookmee? Grotendeels laat ik die vraag aan het congres over, slechts een enkeleopmerking over de afzonderlijke punten.Ten aanzien van 1 a is mijns inziens het antwoord kort en goed: Ja, hij krijgt voldoendetechnische kennis, up-to-date, mee!Ten aanzien van 1 b merk ik op dat ik nu, bij m??r studerende jonge mensen dan ik mevan vroeger herinner, de mening tegenkom dat men alles, wat in het leven moetworden geleerd, ook in de opleiding, met colleges, projecten en oefeningen (zij hetliever niet met tentamina) onderwezen behoort te krijgen. En dan denk ik aan het grotegros van de jongeren, die niet zo gelukkig zijn dat ze op een groot instituut hunopleiding krijgen en die hun kennis en kundigheden op eigen kracht moeten ver-werven. Het zij verre van mij ervoor te pleiten dat de TH-Delft terug zou keren naar desituatie van vroeger, toen de opleiding all??n maar technisch was, maar deTechnische Hogeschool zal aan de omschrijvingen 1 b en 2b toch, denk ik, nooit meerkunnen doen dan het geven van een 'handreiking bij voornamelijk zelfwerkzaamheid'van de ingenieur-in-opleiding.Ten aanzien van 2a is er een vraag die velen aan de TH-Delft bezighoudt en die is, ofwe, bij alle goed bedoelde ijver om alles zo duidelijk mogelijk te brengen en zo heldermogelijke dictaten (tegen zo aantrekkelijk mogelijke prijzen) ter beschikking te stellen,eigenlijk niet op de verkeerde weg zijn. Of we eigenlijk niet het belangrijke, maar nietop het rooster staande vak torpederen: het leren leren.Niet zo-maar-een docent pleitte er eens voor, dat we de dictaten zo verward mogelijkzouden schrijven en zo hier en daar in verklaringen en voorbeeldvraagstukken kleine,geniepige fouten zouden verstoppen, zodat de student, razend van het niet-snappen,alles tot op de bodem zou moeten uitzoeken, 't Zou vast een positieve bijdragen totleren-leren zijn, maar ja...Ten aanzien van 2b merk ik op, dat het hier in wezen gaat om de kundigheid je levens-houding te bepalen en daaruit dan je verantwoordelijkheid. Ook hier, meer dan eenhandreiking zal de TH nooit kunnen doen.Ten slotte:Als de jonge aanstaande ingenieur zo staat te kijken naar het klaarmaken van z'n reis-bagage, zal hij zich best eens afvragen of hij nu alles wel meekrijgt, wat hij nodig heeft.Wat onwennig met het hiervoor beschreven bagageschema in de hand, zal hij welgraag een concreet voorbeeld willen hebben van hoe, wanneer en waarvoor despullen uit de vakken 1 a, 1 b, 2a en 2b van z'n ransel te pas zullen komen. Ten slotte is1980-2020 toch een hele reis!Wel, de vraag of de student van vandaag nu ook alles wat in de genoemde tassenthuishoort inderdaad ingeladen krijgt, hebben we al aan het congres ter discussieovergelaten en een concreet voorbeeld geven van wanneer w?t nodig is, ergenstussen 1980 en 2020, dat is ook al niet gemakkelijk. Het enige, wat misschien hetgebruik van de inhoud van de ranselvakken kan verduidelijken, is een terugblik op eenreeds voltooide reis. Dan komt er, tot slot, toch nog wat historie in het verhaal.Neem dan een reis, die nu ruim 40 jaar geleden begon.In vak 1 a van de bagage zat de technische kennis, die in 1935 up-to-date was en zekervoldoende om opgewekt te vertrekken. Toch bleek onderweg spoedig dat het een enander erbij moest worden aangeschaft en vak 2a was goed voor:Vervolg op blz. 329325worden. Deze bedragen -0,02 en -0,12 N/mm2respectievelijk -0,01 en -0,11 N/mm2.De invloed van het moment kan gezien art. 2.3.6.1. TGB1972 met een factorvermenigvuldigdworden.Bepaling kolomwapeningkolomafmeting b h\ = 0,4 0,45 m2M = 1,7 ? 20,4 ? 7 = 243 kNm e0 = 0,61 m/ = 1,7 ? 233 = 396 kNe?= 18 hi(-looft/ ' = 196 mmBeddingsconstante 30 MN/m3M= C- - = - / - - 103=1-30-103C= 1/12-2-33-30- 103= 135 -103kNm.iQi;. 1 )3= ,, .,,,= ----------IJO"^ ---------= 1,02 et= 1,02 (610+ 196) = 822 mm.- /7 l35-103-396.7B30, FeB 400, tabel TGB 1974- 12.8.b,
Reacties