M.A.M.HolierhoekB.G. ten DamWerkgroep 'Nieuwe materialen',TNO-IBBCLatexcement als universeelbindmiddelInleidingReeds vele jaren is het gebruik van natuurrubber als toevoeging aan cement bekend. Totdusver heeft een dergelijke toevoeging slechts op bescheiden schaal toepassing gevonden,hoofdzakelijk in de sector vloerafwerkingen.Latexcement heeft echter aantrekkelijke eigenschappen, die toepassing ook op veel anderegebieden in de bouw mogelijk zouden maken. In de werkgroep 'nieuwe materialen' van hetIBBC is daarom onderzoek verricht met het doel na te gaan welke belemmeringen de toepas-sing van latexcement in de weg stonden, wat daaraan te doen is, en vervolgens toepassings-gebieden te vinden waar dit materiaal met vrucht in de bouw kan worden toegepast.Dit onderzoek heeft onder meer geleid tot de ontwikkeling van een universeel toepasbarelatexcomponent, die eenvoudig in het bestaande bouwmaterialenpakket kan worden opge-nomen.In het hierna volgende artikel worden de belangrijkste eigenschappen van de hiermee te ver-vaardigen materialen behandeld, terwijl verder het toepassingsgebied summier wordt aan-geduid.AlgemeenDoor het toevoegen van latex aan mengsels waarvan cement het bindmiddel is, kunnen deeigenschappen zowel van de verse specie als van de verharde mortel worden veranderd.Afhankelijk van de hoeveelheid toegevoegde latex, uitgedrukt in procenten droge rubber tenopzichte van het cementgewicht, zullen de eigenschappen vari?ren. Toevoeging van 5 tot 15%rubber geeft Produkten van steenachtige aard, bij toevoeging van 25% tot 30% rubber nemende steeneigenschappen sterk af en gaan de rubbereigenschappen overheersen.Door een geschikte keuze van de samenstelling van een mortel kan men een bijzonder goedeverwerkbaarheid verkrijgen en/of de eigenschappen van het eindprodukt be?nvloeden op eenwijze, die in voorkomende gevallen zeer aantrekkelijk is en die met cement alleen niet is terealiseren. De resultaten van een aantal ori?nterende proeven waren voor het Instituut TNOvoor Bouwmaterialen en Bouwconstructies (IBBC) aanleiding, de mogelijkheden van het ge-bruik van latex-cementcomposities voor verschillende toepassingen nader te onderzoeken.Hierbij werd samengewerkt met het Kunststoffen en Rubberinstituut TNO te Delft.Als uitgangspunt voor het onderzoek werd natuurrubberlatex gekozen in verband met de inhet algemeen gunstiger resultaten en lagere prijs, in vergelijking met synthetische latices.Allereerst moest aandacht worden besteed aan:? de problemen die aan het mengen van latex en cement kleefden (instabiliteit en ingewikkeldemengwijze) en? de te korte duur van de verwerkbaarheid van latexcementspecies.Zolang deze problemen niet waren opgelost, werd het onmogelijk geacht latexcement in depraktijk op grotere schaal toepassing te doen vinden. Incidenteel uitgevoerde laboratorium-proeven en proeven op wat grotere schaal gaven inzicht op welke wijze genoemde problementot een oplossing konden worden gebracht. Uiteindelijk werd een latexcomponent ontwikkelddie ruimschoots voldeed aan de eisen die, qua verwerkingswijze (het mengen) en qua ver-werkbaarheidstijd (potlife), aan cementmengsels konden worden gesteld.Wat de toepassingen aangaat, is van belang dat door het toevoegen van latex aan cementeen bindmiddel wordt verkregen dat niet alleen geschikt is om zand en grind of andere steen-achtige toeslagmaterialen aaneen te kitten, maar daarnaast ook zeer geschikt is om zachteretoeslagmaterialen te binden. Hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld kurk, polystyreen, rubber-schraapsel en dergelijke. De eigenschappen van het zachtere toeslagmateriaal blijven hierbijvoor een deel behouden in het eindprodukt. Grotere vervormingen kunnen dan worden opge-legd voordat breuk van het bindmiddel optreedt.De latexAlvorens de voornaamste eigenschappen van latex-cementmengsels te behandelen, zal naderworden ingegaan op het materiaal rubberlatex, omdat dit als een in de bouwwereld onbekendprodukt moet worden beschouwd.Cement XXVII (1975) nr. 2 73..,,-- ...../ .....-,{)~c... 00.-I \-ooc cdo-I Il.-ooc cor:/" ",....... _-~/Latexdeeltje voorzien van een proteine-mantelLatex particfe with a proteincoverCement XXVII (1975) nr. 2Natuurrubberlatex is een produkt dat door aftappen uit rubberbomen wordt gewonnen. In hetbegin van deze eeuw was vrijwel alle rubber, zog~naamde wilde rubber, afkomstig uit deoerwouden van Brazili? en Afrika. De geregelde produktie, of liever de winning van rubber opplantages, kwam door de ontwikkeling van de automobielindustrie in het eerste kwart van dezeeeuw op gang en rubber is nu een een belangrUke grondstof op de wereldmarkt. Tot ca. 1945werd rubber in hoofdzaak in vaste vorm getransporteerd en verhandeld. Steeds meer bleekechter dat ook rubber in latexvorm (= de vloeibare vorm waarin rubber wordt gewonnen)goede mogelijkheden gaf voor allerlei toepassingen.Latex is een collo?dale dispersie van conglomeraten van koolwaterstoffen omgeven door be-schermende prote?ne-mantels, in water (fig. 1). Latex kan worden beschouwd als een emulsievan het 'olie in water'-type.De 'oliedeeitjes' worden gevormd door de koolwaterstoffen en vari?ren van 0,5 Ilm tot 3 Ilmin diameter. Door de adsorptie van prote?nen op het oppervlak van deze oliedeeitjes zUn dezeelektrisch geladen. Ten gevolge van deze elektrische lading stoten de latexdeeltjes elkaar af,waardoor het collo?dale systeem als zodanig blijft bestaan.In het algemeen is een dergelijk systeem enigermate aan veroudering onderhevig: als functievan de tijd treedt enige vergroving der deeltjes op. Praktisch is een latex-emulsie in alkalischmilieu echter tientallen jaren houdbaar.De prote?nen of eiwitten, die als beschermende mantel dienst doen, zUn opgebouwd uit amino-zuren. Dit zUn verbindingen van het type H2N-R-COOH, waarin Reen koolstofketen metzUgroepen kan zUn.De aminozuren kunnen enerzijds aan de zuurgroep (- COOH, de carboxylgroep) een water-stof-ion H+ afsplitsen en anderzUds aan de aminegroep (- NH2) een H+-ion opnemen. Ditlaatste analoog aan ammoniak NH3 of HNH2, dat in waterig milieu een H+-ion kan opnemenen dan een ammonium vormt volgens:HNH2 + H+ -+ HNH3+ (of NH4+)In alkalisch milieu kan met hydroxylionen OH- het ammoniumhydroxyde worden gevormd:NH4+ + OH--+ NH40HVoor de aminozuren is dit dan in analogie:H2N - R - COOH -+ H2N - R -COO- + H+ -+ H3N+ - R - COO-en in alkalisch milieu:H3N+ - R - COO- + OH- -+ HOH3N - R - COO-In zuur milieu kan dus worden gevormd:H3N+ - R - COO- + H+ -+ H3N+ - R - COOHDe lading van de eiwitdeeltjes zal dus afhankelijk zUn van de zuurgraad van het milieu. Inalkalisch milieu zUn de eiwitten negatief geladen, in zuur milieu zUn ze positief geladen. Diezuurgraad (pH) waarbU het eiwit ongeladen is, wordt het iso?lektrische punt genoemd. Voorlatex kan dit vari?ren van pH 5,05 tot 4,77.Om latex te conserveren wordt ca. 1,5 ? 2 gew:% ammoniak ten opzichte van de waterfasetoegevoegd; in dit alkalische milieu met een pH van ca. 10,3 kunnen micro-organismen zichniet ontwikkelen. Het bederven van de latex (ten gevolge van de ontwikkeling van micro-organismen in het waterige milieu, het latex-serum) wordt op deze wUze tegengegaan. In ditalkalische milieu zUn de aminozuren negatief geladen. Deze negatief geladen aminozurenvormen de ladingsmantel van het latexdeeltje. De ammoniak heeft dus een tweevoudigefunctie, namelUk voorkomen van biologisch bederf en stabilisatie van de emulsie.Daar de eiwitten zogenaamde hydrofiele collo?den zUn, vormt naast de lading van de deeltjestevens nog een watermantel een stabiliserende factor.Op grond van de bovengenoemde opbouw van de latexemulsie kunnen een aantal verschijn-selen worden verklaard.Door toevoeging van extra eiwitten wordt de mantel om de latexdeeltjes verstevigd. Hierdoortreedt een stabilisatie van de latexemulsie op.Door toevoeging van loog zal de lading van de latexdeeltjes worden vergroot door adsorptievan het OH--ion aan de aminozuren; hierdoor wordt eveneens een stabiliserende werkingverkregen. De latex blUft dus dispers in ammoniakaal milieu. Aangezien het hier een olie-in-water emulsie betreft kan deze met water worden verdund.Door toevoeging van zuur (H+), bUvoorbeeld mierezuur of azijnzuur, wordt de lading van delatexdeeltjes geneutraliseerd en kan coagulatie (samenballen) van niet-geladen deeltjes op-treden (vorming van een kaasachtige massa). Deze collo?den kunnen door toevoeging vanelektrolyten (zoutoplossingen) worden uitgezout.Hoewel cement in water een basisch milieu vormt, zal bij toevoeging van cement aan latexneutralisatie van de lading door de calcium-ionen (Ca++) of door positief geladen cement-deeltjes (door een overmaat van positieve Ca++-ionen op het oppervlak van het cementdeel-tje) plaatsvinden. Hierdoor zal dus een coagulatie optreden. Bij een niet extra gestabiliseerdelatex is deze coagulatie op de cementdeeltjes z? snel dat het cement afgesloten wordt dooreen rubbervlies, waardoor geen verdere reactie meer kan optreden tussen cement en latex.Behalve neutraliserend kan het cement tevens dehydraterend werken.De latex wordt bij toevoeging van cementpasta enerzijds dus extra gestabiliseerd door deOH--ionen, anderzijds echter gecoaguleerd door de positieve ionen of deeltjes, terwijl eendehydratatie kan plaatsvinden.74Cement XXVII (1975) nr. 2De rubbermoleculen zijn opgebouwd uit CsHa-groepen, het isopreenmolecuul. Deze groepherhaalt zich in het molecuul ca. 2500 maal. Men kan deze onverzadigde koolwaterstof be-schouwen als een bouwsteen van het rubbermolecuul. De 2500 isopreenschakels vormen bijde natuurrubber de keten, ontstaan door polymerisatie van geactiveerde isopreenmoleculen:CH3 CH3I ICH2 = C - CH = CH2 -+ - CH2 - C = CH - CH2 -isopreen (CsHa) geactiveerd isopreen (CsHa)CH3 CH3 CH3I I I- CH2 - C = CH - CH2 - CH2 - C = CH - CH2 - ... CH2 - C = CH - CH2 -+rubber-molecuul (lange keten)Door de rubber in latexvorm te gebruiken, kan deze op eenvoudige wijze goed worden ge-mengd met andere stoffen.Door de latex met het cement te mengen wordt een cementsteen verkregen waarin de rubberzeer fijn verdeeld aanwezig is.De eigenschappen van de rubber, onder meer de hoge treksterkte en de rekcapaciteit, wor-den pas verkregen als de rubberdeeltjes zijn aaneengegroeid en het water is afgevoerd doorverdampen en/of, zoals in dit geval, door binding aan het cement.De latexvorm is bij het gebruik dus als een tussenfase te beschouwen.Alvorens latex geschikt is om met succes aan cement te worden toegevoegd, is het nood-zakelijk stabilisatoren en antioxydanten toe te voegen. Ook moet een vulcanisatieprocesplaatsvinden, door een groter of kleiner deel van de dubbele bindingen met zwavel te verza-digen, waardoor de moleculen tot een drie-dimensionaal netwerk worden gekoppeld. Derubber wordt hierdoor meer chemisch resistent.Het mengen, de verwerkingstijd en de verharding van latexcementspecieHet mengenDe uiteindelijk ontwikkefGie?latexcomponent is zo samengesteld, dat het mengen van de latexdoor het droge cementtoeslagmengsel op dezelfde wijze kan geschieden als voor cement-zandof betonmortels gebruikelijk is. Hiertoe is naast diverse toevoegingen zoveel extra water bijde latex gevoegd, dat bij een dosering van 18 kg (= ? 18 I) latexcomponent op 50 kg(= 1 zak) cement een gehalte van 10% droog rubbergewicht op het cement en een water?cementfactor van 0,25 wordt verkregen. In het algemeen zal deze water-cementfactor nietvoldoende zijn om de gewenste consistentie van de specie te verkrijgen. Afhankelijk van degebruikte cementsoort, de aard en de korrelsamenstelling van het toeslagmateriaal zal nogextra water moeten worden bijgevoegd. Dit extra water moet door de gebruiker aan de latex-component worden toegevoegd. De totale hoeveelheid vloeistof moet vrij snel in de droog-gemengde componenten worden gebracht.Na 1 ? 2 minuten mengen is de specie gereed. Indien blijkt dat de vereiste consistentie tochnog niet is bereikt, kan de specie alsnog met water verder worden verdund. Afhankelijk vande gebruikte cementsoort en de mengselsamenstelling kan de verse specie iets opstijven.Het zal voldoende zijn de specie nogmaals dooreen te mengen, desgewenst kan dit met dehand geschieden. In gevallen waarin het de voorkeur verdient eerst het cement met de vloei-stof te mengen en daarna het toeslagmateriaal toe te voegen, kan dit zonder bezaar ge-schieden.Verwerkbaarheidst?dDe specie blijft gedurende circa 1 ? 2 uren verwerkbaar, de plasticiteit neemt in die tijdechter wel af. Daarna vindt een opstijven plaats, waarbij dooreen mengen een versnelde op-stijving teweeg brengt. Dit verschijnsel zal eerder optreden bij minder plastische mengsels enbij hogere temperaturen. Heeft de specie eenmaal dit punt bereikt, dan moet deze niet meerworden verwerkt. De latex gaat dan, ten gevolge van waterafscheiding, uitvlokken waarbiJ derubberdeeltjes samenballen. De rubber is dan niet meer in fijn verdeelde toestand aanwezigen verhindert een goede verharding van het eindprodukt. Toevoegen van water aan de specieheeft in dit stadium geen zin meer, omdat na het coaguleren - samenklonten - de rubber nietmeer in de latexvorm is terug te brengen.Verharding van de mortelLatex vertraagt de verharding van cement. Het is algemeen bekend dat enige uren na hetaanmaken van cementspecie de binding van het cement aanvangt. Verstoring van de massamoet dan niet meer plaatsvinden. Dit geldt ook voor latexcementcomposities. Bovendien moetbij latexcement rekening worden gehouden met het feit dat op zeker tijdstip ook de latex, tengevolge van waterafscheiding, in de droge rubbervorm overgaat. Hierdoor verdwijnt de plas-tificerende werking van de latex, 'zodat een versnelde opstijving van de specie optreedt.Het tijdstip waarop de cementbinding aanvangt is mede afhankelijk van de plasticiteit van despecie. Het omvormingsproces van de latex naar de droge rubbervorm vindt plaats op eenmoment dat de mortel nog plastisch is, waardoor de binding weliswaar in het algemeen later75zal aanvangen, maar dan sneller leidt tot een situatie waarbij de mortel niet meer zonder ver-storing van het verhardingsproces kan worden beroerd.Ook de tijd welke verloopt tussen dit tijdstip van einde verwerkbaarheid tot het tijdstip waar-op de mortel voldoende inwendige sterkte heeft ontwikkeld om enige belasting te kunnendragen, is bij latexcementmortel langer dan bij cementmortel zonder latextoevoeging. Hetbegin van de verharding wordt echter door vele factoren be?nvloed, zoals de cementsoort, desnelheid waaronder een deel van het aanmaakwater verdampt of ten gevolge van afzuigingdoor de ondergrond aan de specie wordt onttrokken en de temperatuur van de omgeving.Overwegingen die in het algemeen gelden om cement van een hogere klasse (B of C) te ge-bruiken, gelden in sterkere mate voor latexcementmortels.Bij gebruik van cement van de klasse B of C wordt na 24 uur veelal een zodanige sterktebereikt dat ontkisten van niet-zelfdragende delen mogelijk is of bijvoorbeeld gestorte vloerenbeloopbaar zijn. Bij het gebruik van hoogovencement zal de vertraging in de verharding noggroter zijn dan bij het gebruik van portlandcement. Het is aan te bevelen in die gevallen waarlatexcementmortel in grote hoeveelheden moet worden verwerkt of specifieke eisen aan deverhardingstijd worden gesteld, na te gaan welke invloed latextoevoeging op de verhardings-tijd van het gebruikte cement heeft.Ook voor latexcementmortels is een goede nabehandeling noodzakelijk. Gebleken is echter,dat een enige tijd (zelfs tot meerdere weken na het storten) uitgestelde nabehandeling tochnog tot gunstige resultaten leidt.Enige eigenschappenIn het navolgende zullen een aantal eigenschappen van latexcementspecies en -mortels wor-den besproken, waarbij kortheidshalve voor latexcement de afkorting I.e. zal worden gebruikt.Voor cementspecies en -mortels waaraan geen latex is toegevoegd zal de aanduiding cement-specie of -mortel worden aangehouden.De te verkrijgen eigenschappen van l.c.-mortels zijn, evenals die van de cementmortels inhoge mate afhankelijk van factoren als de gekozen samenstelling, de gebruikte water-cement-factor, het soort toeslagmateriaal, de verhardingsomstandigheden enz. Ais hierover nietsnader is aangegeven, wordt in het vervolg de verhouding (droog)rubber : cement (in ge-wichtsdelen) steeds op 10% aangehouden.Plasticiteit van de verse specieIn het gedrag van verse l.c.-species ten opzichte van verse cementspecies komt een spre-kend verschil naar voren voor wat betreft de plasticiteit. L.c.-species bezitten bij een relatieflage water-cementfactor een vrij hoge plasticiteit, zodat gieten van de specie mogelijk is enmaatregelen tot het verkrijgen van een voldoende verdichting overbodig zijn. Bleedingver-schijnselen en ontmenging treden daarbij niet op, in tegenstellingen tot cementspecies.Tracht men met een cementspecie eenzelfde plasticiteit te bereiken, dan moet de water-cementfactor aanzienlijk worden verhoogd wat de bleedingverschijnselen nog doet toenemen.In figuur 2 is van enige mortels de plasticiteit en de mate waarin bleeding optreedt, weer-gegeven. De plasticiteit.van de mortels werd vergeleken door de uitbreidmaat te bepalenvolgens de methode omschreven in DIN 1164. Hierbij werd echter het voorgeschreven schok-ken achterwege gelaten. Na het verwijderen van de kegelmantel werd de diameter van deuitgevloeide mortelplak gemeten.Mortel A is de standaardmortel volgens NEN 3072. De mortels B en C zijn van dezelfdecement-zandsamenstelling echter de water-cementfactoren zijn verschillend, waarbij morteleen l.c.-mortel is.De mortels B en C werden op onderling ongeveer gelijke plasticiteit gebracht. Door deinvloed van de latex op de plasticiteit van mortel kon hierbij de resulterende water-cement-factor 0,30 lager worden genomen.2Uitbreidmaat en bleeding, gemeten aaneen drietal mortels (A en B zijn cement-mortels, C is een latexmortel)Spreading and bleeding from threedifferent mortars (A and B are cement-mortars, C is a latex-cementmortar)Cement XXVII (1975) nr. 2 76*Zie: 1.lsings, N. v. d. Burg en R.N.Hooftman:'Ruimtelijke afbeelding van oppervlaktestruc-turen met behulp van de Raster-Elektronen-Microscoop', Centraal Laboratorium TNO,mededeling nr. 373 (TNO-nieuws, 25 (1970)3-14).3Verharde cement-zandmortel zonderlatextoevoeging; in de scheuren Z?n geendraden waar te nemen zodat een scherpebreuk ontstaat. De naaldkristallen bestaanin hoofdzaak uit calciumsilicaatHardened cement-sandmortar withoutlatex addition; in the cracks one sees nofilaments, an abrupt crack occurs. Theneedlelike crysta/s consist mainly ofcalciumsilicate4Verharde latexcement-zandmortel (10%rubber t.o.v. cementgewicht); de aan-wezigheid van rubber komt duidel?k totuiting in scheurenHardened latexcement-sandmortar (rubbercontent 10% of cement content; b.w.);in the cracks one distinctly seesfilamentous rubber5Detail van foto 4, door de onregelmatigevorm Z?n de rubberdraden duidel?k teonderscheiden van kristaJlenDetail from photo 4, the rubber filaments- due to unevennesses in their crosssections - differ strongly from crysta/sCement XXVII (1975) nr.2De bleeding werd gemeten aan een 20 cm hoge mortelkolom, waarbij maatregelen warengetroffen om verdampen van het bleedingwater te voorkomen.Aan de drie mortels werden voor de uitbreidmaat en de opgetreden bleeding, de volgendewaarden gemeten:mortel A B Cw.c.f. 0,50 0,67 0,37uitbreidmaat(zonder schokken) 10,5 cm 18 cm 20 cmlaagdikte van hetbleedingwater 1 mm 5mm ?mmBij l.c.-mortels van een dergelijke gradi;ltie kan de water-cementfactor tot circa 0,50 wordenopgevoerd, voordat van bleeding van enige betekenis sprake zal zijn.Om de verhouding in plasticiteit tussen de mortels B en C re?el te houden, werden de metin-gen bij de gegeven water-cementfactoren uitgevoerd.Het blijft een moeilijke opgave om l.c.-mortels te vergelijken met cementmorteis. Wordt dewater-cementfactor gelijk gehouden, dan onstaan mortels met totaal verschillende consisten-ties. Wordt de consistentie gelijk gehouden dan moeten grote verschillen in de water-cement-factoren worden geaccepteerd. In beide gevallen zou men van een onjuist uitgangspunt kun-nen spreken. Om een juiste keus te maken, moet daarom het gebruiksdoei van de mortel medein beschouwing worden genomen.Ook bij de navolgende proeven ter bepaling van verschillende eigenschappen zullen bijvoor-beeld verschillen in water-cementfactor of in plasticiteit opvallen. De reden hiervoor is danechter uit het voorgaande te verklaren.Structuur van verharde mortelsIs de rubber nog in de latexfase in de mortel aanwezig dan komen de eigenschappen zoalshoge treksterkte en rekcapaciteit van de rubber in droge vorm, niet tot uiting. Deze zijn pasmerkbaar als de mortel is verhard en de rubber in droge vorm aanwezig is.Door de rubber in de latexvorm met het cement te mengen, worden verschillende effectenbereikt. De latex, waarin de rubber in deeltjes ter grootte van 0,5 f.tm tot 3 f.tm aanwezig is,werkt sterk plastificerend, waardoor bij een relatief lage water-cementfactor van de specieeen hoge plasticiteit wordt verkregen. Voorts wordt bereikt dat na verharding de rubber indroge vorm in het cementsteen als een zeer fijn verdeeld netwerk aanwezig is, zodat men infeite kan spreken vaIT'een driedimensionale rubberwapening.Ten einde een inzicht te krijgen in de gedragingen van de rubber in het cementsteen werdenenkele foto's gemaakt met behulp van de Raster Elektronen Microscoop (REM).* Met dezeapparatuur is het dank zij de grote scherptediepte mogelijk breukvlakken te onderzoeken,waarbij scherpe fotografische beelden worden verkregen bij vergrotingen tot circa 10000 X.Juist het onderzoeken van breukvlakken is van belang, omdat de invloeden van oppervlakte-behandelingen zoals slijpen of polijsten, storend werken op de waarneming van de structuurvan het te onderzoeken materiaal. Omdat het aantonen van rubber in het cementsteen eneventuele verschillen in cementsteen met en zonder rubber het belangrijkste doel was bij diteerste onderzoek, werd niet getracht de grote verscheidenheid in kristalstructuren die werdenaangetroffen te determineren. Duidelijk zijn in de massa, als deze rubber bevat, draden teherkennen. Deze draden, al dan niet gebroken, vertonen soms splitsingen of verdikkingen enzijn niet regelmatig van vorm zoals bij kristallen het geval is. Aan deze vormen is de rubberin het cementsteen te herkennen. Bij een hoger percentage rubber in het cement worden ookmeer rubberdraden waargenomen. De figuren 3 tot en met 7 geven een beeld van het verschilin de aard van scheuren in een l.c.-mortel en in een cementmortel zonder rubber.776Verharde latexcement-zandmortel (10%rubber t.o.v. cementgewicht); dezestructuur is typerend voor latexcement;in de scheuren zijn steeds rubberdradenzichtbaar die overbruggend werken(rafelige breuk)Hardened latexcement-sandmortar (rubbercontent 10% of cement content; b.w.); thefigure shown is found to be typical forlatexcement. In the cracks one alwayssees rubber filaments which have agap-bridging effect7Verharde latexcement-mortel (20% rubbert.o.v. cementgewicht); door verhogingrubberpercentage wordt latex-cementsteenelastischer, de hechting aan het zand neemtaf; dit breukvlak toont de vervormdebedding van een toeslagkorrelHardened latexcement-sandmortar (rubbercontent 20% of cement content; b.w.),the higher rubber content gives a moreelastic mortar, the adhesion to thesand-aggregate is decreasing;photograph shows the distorted beddingof a sandgralnBuigtrek-, druk- en splijtsterkteEvenals voor cementmortels en -beton zijn ook voor l.c.-mortels en l.c.-beton niet zonder meerwaarden voor de verschillende sterkte-eigenschappen te geven. Deze zijn afhankelijk van eenaantal factoren, zoals onder meer de mengselsamenstelling, de porositeit, de nabehandelingen de ouderdom.Algemeen kan echter gesteld worden dat de druksterkte van l.c.-mortels en l.c.-beton lager,en de buigtreksterkte hoger is dan van cementmortels en -beton. De splijtsterkte is voorbeide soorten mortels en beton ongeveer gelijk.Door het verschil in plasticiteit is het moeilijk een goede basis voor vergelijking te vinden.Gaat men er echter vanuit een mortel voor een bepaalde toepassing te vergelijken, dan heeftmen een basis om verschillen aan te tonen. Daarbij speelt dan niet alleen de eindsterkte eenrol maar ook de wijze waarop de sterkte wordt verkregen.E?n van de grote verschillen is namelijk het feit dat l.c.-mortels en l.c.-beton geen of nauwe-lijks verdichting behoeven en daardoor minder gevoelig zijn voor uitvoeringsfouten bij hetverwerken van de verse specie.Voor enige mengselsamenstellingen zijn de resultaten van vergelijkende sterkteproeven ge-geven in de figuren 8 en 9. Bij deze proeven werden mortels met een vrij hoge plasticiteitgekozen. Het werken met aardvochtige mortels is voor l.c.-mortels niet mogelijk, omdat danhet gevaar bestaat dat de latex in het mengsel instabiel wordt.Algemeen kan gesteld worden dat bij l.c.-mortels een druksterkte tussen 20 en 30 N/mm2kanworden verkregen. Ook voor l.c.-beton kan een druksterkte tussen 25 en 30 N/mm2wordenbereikt. Deze waarden liggen circa 25% lager dan die voor vergelijkbare cementmortels en-beton. De buigtreksterkte van l.c.-mortels en l.c.-beton zal in het algemeen circa 10 tot 15%hoger zijn dan die van cementmortels en -beton. De volumieke massa van l.c.-mortels enl.c.-beton is door het toevoegen van rubber circa 5% lager dan van cementmortel en -beton.Lc.-species zijn door hun hoge plasticiteit veelal als gietspecies te beschouwen die zonderverdichten (of alleen bijv. porren, om minder goed bereikbare plaatsen te vullen) goede8Sterkte en volumieke massa van mortelsen beton, al dan niet met latexcementStrength and volumic mass of mortarsand concrete, with and without I.c.; theabsisses give the age of the specimensin daysCement XXVII (1975) nr. 2 789Sterkte en volumieke massa van mortelsen beton al dan niet met latexcementStrength and volumic mass of mortarsand concrete, with and withoutlatexcement; the absisses give the ageof the specimens in weeks10Elasticiteitsmodules van latexcement-mortels en cementmortels (dynamischgemeten)Modulus of elasticity of latexcement-mortars and cementmortars11Verhardingskrimp latexcementmortels encementmortels bij 20 ?C, 65% r.v.Shrinkage due to hardening of latex-cement-mortars and of cementmortars(20 ?C, 65%)sterkteresultaten geven. De kwaliteit kan nauwelijks worden be?nvloed door een gebrekkigeuitvoering. Deze mortels zijn dus bijzonder geschikt om in gevallen waar het niet mogelijk isoptimaal te verdichten door trillen of schokken, te worden gebruikt.Cementmortels geven bij een enigszins vergelijkbare gietbaarheid aanleiding tot aanmerke-lijke - in het algemeen zeer ongewenste - bleedingverschijnselen.ElasticiteitsmodulusUit figuur 10 blijkt dat de elasticiteitsmodulus van l.c.-mortels dynamisch gemeten circa2,1 .104N/mm2tot circa 2,5. 104N/mm2bedraagt, dit is circa 20% tot 30% lager dan vancementmortels. Ook voor l.c.-beton werden dergelijke verschillen gevonden.Ook al is de elasticiteitsmodulus van l.c.-mortels (10% rubber op het cementgewicht) en l.c.-beton lager dan die van overeenkomstige cementmortels en -beton, de eindprodukten behou-den toch bij gebruik van zand of zand en grind als toeslag, het steenachtige karakter.De gegeven waarden voor de E-modulus van cementmortels en -beton zijn verkregen aangoed verdichte proefstukken. Bij gebruik van lagere water-cementfactoren speelt de mate vanverdichten een grote rol voor de uiteindelijk te verkrijgen kwaliteit, dus ook van de te berei-ken E-modulus. Voor l.c.-mortels en -beton is de mate van verdichten, door de hogere plasti-citeit van de specie, nauwelijks te be?nvloeden en zal de E-modulus weinig afwijken van deopgegeven waardenWordt de samenstelling van de mortel of het beton gewijzigd door de cementtoeslagverhou-ding anders te kiezen, dan zal de E-modulus enigszins veranderen.Wordt echter in de samenstelling het steenachtige toeslagmateriaal vervangen door zachte(re)toeslagmaterialen, zoals bijvoorbeeld kurk, polystyreenschuim of rubbermaalsel, dan zal deE-modulus sterk worden verlaagd.KrimpUit metingen is gebleken dat de krimp van l.c.-mortels groter is dan van cementmortels(fig. 11). Ook voor l.c.-beton is dit het geval, zij het dat de krimp van beton lager is dan vanmortels met zand als toeslag (fig. 12).Met mortelsamenstellingen als gebruikt voor de krimpproeven, werden proefvakken gelegdin een laagdikte van circa 5 mm.Gebleken is dat het proefvak gelegd met l.c.-mortel goed gehecht bleef aan de betonnenondervloer en geen scheuren vertoonde.Het proefvak, gemaakt met cementzandmortel, was na enige dagen over het totale oppervlaklosgekomen van de betonnen ondervloer en vertoonde vele grote krimpscheuren.Deze resultaten zijn in tegenspraak met hetgeen uit de krimpproeven verwacht kon worden.Op zijn minst zouden beide vloertypen los moeten zijn gekomen. Dit tegengestelde gedragvan de mortels was aanleiding het krimpverloop nader te onderzoeken.Een hiertoe geschikte meetmethode werd ontwikkeld (zie TNO-IBBC rapport BI-75-8). Dezemethode is er op gebaseerd informatie te verkrijgen over het spanningsverloop in de proef-stukken vanaf het moment van het storten van de verse specie, indien lengteveranderingenten gevolge van krimp worden belemmerd. De bekistingsmal is zodanig uitgevoerd datkrachtsoverdracht via de bekisting niet mogelijk is. Na het vullen van de mal wordt het proef-stuk afgedekt om uitdrogen via het stortvlak te voorkomen. De optredende spanning wordtals functie van de tijd gemeten. Parallel aan deze proeven zijn lengteveranderingen gemetenaan proefstukken die vrij kunnen vervormen.De resultaten van deze proeven zijn gegeven in figuur 13 voor een mortel vervaardigd metportlandcement klasse A en in figuur 14 voor een mortel vervaardigd met portlandcementklasseGedurende de periode dat uitdrogen van de mortel wordt voorkomen, is een geleidelijke toe-neming van de trekspanning in de mortel ten gevolge van verhardingskrimp te constateren.Vanaf het tijdstip dat de proefstukken zijn ontkist, neemt de trekspanning ?n de mortel sterktoe door de ontstane uitdroging van de mortel.De toeneming van de trekspanning na het ontkisten, neemt als functie van de tijd af. De trek-spanning blijkt voor l.c.-mortel gemaakt met A cement reeds na circa 14 dagen niet meer toeCement XXVII (1975) nr. 2 7912Krimpmeting aan drie proefstukkenlatexbetonShrinkage of three specimens oflatexconcrete13Verloop van de optredende spanningt.g.v. verharding en uitdroging bijbelemmerde krimp en de lineaireverkorting bij vrije krimp van mortelsgemaakt met A-cementStresses due to hardening of mortarswith fixed length, and linear shrinkage ofthe same mortars if shrinkage is freelyallowed (normal cement)14Idem als bij figuur 13, nu echter metC-cementIdem figure 13, only rapid hardening cementis appliedte nemen, hetgeen ook voor I.c.-mortel gemaakt met cement na circa 28 dagen het geval is.De lengteveranderingen van dezelfde mortels bij onbelemmerde krimp gaan echter nog w?ldoor. Hieruit kan het relaxatie-effect worden afgeleid.Deze methode van meten geeft meer inzicht in het krimp(spannings)gedrag bij verharding endrogen van mortels omdat optredende veranderingen nu vanaf het moment van storten kun-nen worden vastgesteld. Duidelijk is gebleken dat trekspanningen ten gevolge van verkorting(krimp) voor I.c.-mortel en cementmortel verschillen, zonder dat uit deze nadere informatie hetverschil in gedrag, bij voorbeeld als uitvlakmortel, is verklaard.WaterdichtheidDe waterindringing bij l.c.-mortels is bijzonder gering bij het aangehouden rubberpercentagevan 10% (gerekend op het cementgewicht). Figuur 15 geeft een indruk van het verloop van dewaterindringing als functie van het rubberpercentage. De proefstukken werden bij deze proefgedurende 24 uren onder 7 ato waterdruk gehouden. Wordt de waterdichtheid bepaaldvolgens DIN 1048, waarbij proefstukken gedurende 2 ? 24 uren onder 1 ato, daarna 24 urenonder 3 ato en vervolgens 24 uren onder 7 ato waterdruk worden geplaatst, dan blijkt even-eens dat l.c.-mortels aanzienlijk minder water doorlaten dan cementmortels. Figuur 16 geefteen beeld van de waterindringing, waargenomen op een breukvlak, direct na afloop van deproef.SlijiweerstandVoor het bepalen van de slijtweerstand is gebruik gemaakt van de zandblaasproef welke isopgenomen in de Nederlandse norm NEN 7000 (betonstraatstenen). Onder een druk van 3 atowordt een speciaal gegradeerd zand tegen het te onderzoeken vlak geblazen. Hierdoor ont-staat een uitholling van het oppervlak. Het hiermee gepaard gaande massaverlies is een maatvoor de kwaliteit van het beton. Na het verblazen van 3500 g zand mag voor betonstraatstenenhet massaverlies niet meer dan 35 g bedragen.In figuur 17 is het massaverlies gegeven van zowel l.c.-mortels als van zeer goed verdichteCement XXVII (1975) nr. 2 8015Waterindringing als functie van hetrubberpercentage bij verschillende water-cementfactoren, doch ongeveer gelijkeplasticiteitWaterpenetration as a function of therubbercontent. A diversity of w.c. ratios isused to obtain a comparable workabilityfor the mortars with differences inrubber content16Waterindringing waargenomen op hetbreukvlak na be?indiging van de proefvolgens DIN 1048Waterpenetration as shown on cross-sections after the tests according toDIN 1048. The upper three specimens arel.c.-mortars, the lower three arecement-mortars17Massaverlies bij de zandblaasproefLoss of mass due to sandblastingcementmortels. Hieruit blijkt dat vooral in de eerste maanden l.c.-mortels een aanzienlijklager massaverlies vertonen dan cementmortels, terwijl de laatste na circa 1 jaar een onge-veer gelijke slijtvastheid bereiken.Ook blijkt dat het massaverlies van l.c.-mortels als functie van de tijd niet of nauwelijks ver-andert vanaf 1 week ouderdom gerekend. Dit resultaat moet voor een deel worden toegeschre-ven aan het hechtend vermogen van l.c.-bindmiddel aan het toeslagmateriaal.Van l.c.-mortels bedraagt de afslijting, bepaald volgens de Amslermethode, 1 tot 2 mm. Degrofheid van het gebruikte toeslagmateriaal is mede van invloed op het resultaat.Voor proefomschrijving zie NEN 7014 (Betontegels). Voor slijtlagen op betontegels, geldt alseis dat de afslijting niet meer dan 2,5 mm mag bedragen voor kwaliteit I.AanhechtingDe aanhechting van I.e. aan vrijwel alle soorten toeslagmaterialen is zonder meer goed. Zelfsaan niet steenachtige materialen zoals kurk, rubberschraapsel en -korrels, alsook aan vrijwelalle soorten kunststofschuimen hecht het bindmiddel zich.De aanhechtsterkte van l.c.-mortels, toegepast als hechtspecie voor keramische tegels opeen gladde (in een plastic bekisting gestorte) betonnen ondervloer, bedroeg gemiddeld1,8 N/mm2. Cementmortels gaven hierbij een hechtsterkte van gemiddeld 0,8 N/mm2te zien.Op een ondergrond van uitgewassen grindbeton bedroeg de hechtsterkte zowel voor l.c.-mortels als voor cementmortels gemiddeld 1,8 N/mm2.Aan glas en aan staal werden wisselende waarden voor de aanhechting gevonden. Nu delatexcomponent is gemodificeerd tot een universeel bruikbare component, is gebleken dat deaanhechting aan glas en staal is afgenomen ten opzichte van bij eerdere proeven gebruiktemortels met toevoegingen van natuurlatex welke niet zonder bijzondere maatregelen zijn teverwerken.Onderzoekingen om de hechting aan extreem gladde en dichte materialen weer te verbeterenzijn in uitvoering.Om een optimale aanhechting te verkrijgen is het noodzakelijk de ondergrond goed voor tebehandelen, dat wil zeggen reinigen, vetvrij maken indien nodig en aanbranden met de tegebruiken mortel.Enkele overige eigenschappenNaast de reeds genoemde eigenschappen kunnen, afhankelijk van het toepassingsgebied,andere eigenschappen van belang zijn.In alle gevallen waar l.c.-mortel buiten wordt toegepast, moet aan de eis van de vorstbestand-heid worden voldaan. Zowel uit laboratoriumproeven als uit expositieproeven in de buiten-lucht is gebleken, dat l.c.-mortels goed bestand zijn tegen vocht- en vorstinvloeden.De bestandheid tegen chemische aantasting is van gelijke orde als die van een beton vangoede kwaliteit. Ervaringen in een garage rond een smeerbrug en in een uitgiftestation voormelk zijn zonder meer gunstig te noemen.De geringe toegankelijkheid van de l.c.-mortel voor vocht heeft een gunstig effect op zowelvorstinvloeden als op de chemische aantasting.De slagvastheid van l.c.-mortels is aanmerkelijk hoger dan die van cementmortels. Bij stotenzal het materiaal eerder deuken dan verbrijzelen, zoals bij cementmortels gebruikelijk is.Het materiaal blijft echter een cementgebonden produkt, waardoor beperkingen die voorcement gelden, ook voor l.c.-mortels van toepassing zijn. Zoals bij alle cementgebonden mate-rialen moet contact met amphotere metalen zoals b.v. aluminium en zink, worden vermeden.Hierbij komt, dat rubber en koper chemisch op elkaar inwerken, wat betekent dat innig enblijvend contact tussen l.c.-mortels en koper, c.q. messing of brons, eveneens moet wordenvermeden.Cement XXVII (1975) nr. 2 8118Ondergieten van een constructie-elementUnderpouring of structural elements19Leggen van keramische tegelvloer opbestaande niet opgeruwde betonvloerm.b.v. latexcementmortel; voor 40 m2oppervlakte werd ca. 40 I latexcement-mortel gebruikt. De voegen werdengevoegd met een cement-zandmortel (1 :2)One liter latex-cementmortar per m2wasneeded for the gluing of ceramic tileson an old - not specifically thereforeprepared - concrete floor*De genoemde prijzen zijn gebaseerd op dievan ELC?. ELC? is een latexcompositiezoals in dit artikel is behandeld en die wordtgeproduceerd en in de handel gebracht doorRoonchemie te Waalwijk.Enkele toepassingen van I.e.-mortelsHet onderzoek heeft zich tot nu toe voornamelijk toegespitst op het verkrijgen van een latex-cement dat - met behoud van de veelheid van aantrekkelijke eigenschappen welke conventio-nelere samenstellingen op basis van natuurlatex bleken te hebben - niet het bezwaar heeftdat bij mechanische menging of verwerking instabiliteit optreedt. Inmiddels is gebleken dateen veelheid van problemen welke zich in de bouw voordoen, goed kunnen worden opgelostdoor hierbij van deze universele latexcomponent gebruik te maken.Om inzicht te verkrijgen in de toepassingsmogelijkheden is een beschouwing van demateriaalprijs onontbeerlijk. De prijs van het l.c.-bindmiddel (latexcomponent + cement) is ca.acht maal zo hoog als die van cement alleen. Een m3betonmortel komt hierdoor op 250 ? 300gulden, een m3cementzandmortel op ca. 600 gulden, wat dus ca. vier resp. zes maal zo duuris als conventioneel beton of cementzandmortel.*Toch doen zich veel gevallen voor waar de specifieke eigenschappen van l.c.-mortels z?kunnen worden uitgenut, dat de hogere prijs ten opzichte van cementmortels ruimschootswordt gecompenseerd. Met I.e. kan men vaak arbeidsbesparende methoden toepassen ofoplossingen vinden voor problemen die anders alleen door toepassing van de nog duurderekunstharsmortels kunnen worden gerealiseerd. Men zal zelfs meermalen tot oplossingen komenwaarbij zozeer is uitgegaan van de mogelijkheden welke latexcement biedt dat een aange-paste en daardoor optimale constructie en werkwijze mogelijk blijken.? Het vullen van ruimten tussen twee horizontale of verticale vlakken, zoals opleggingen voorvloerplaten op poeren, het aangieten van ruimten tussen betonvloeren en wanden en hetvullen van verticale voegen in prefab-constructies (fig. 18).? Het ondergieten van machinefundamenten, spoorrails, kolomvoeten en dergelijke, nadat dezenauwkeurig zijn afgesteld boven de draagconstructie. Door goed gegradeerd l.c.-beton te ge-bruiken kunnen deze'endergietingen worden uitgevoerd zonder dat verdichtingsenergie nodigis welke de afstelling zou kunnen verstoren.? Het aanbrengen van circa 20 ? 40 mm dikke gewapende betonvloeren (spramexbeton), bijvoorbeeld uitgevoerd als zwevende of losliggende dekvloeren voor hogere belastingen.? Voor enkele gebouwen wordt overwogen de spouw van spouwmuurconstructies, uitgevoerd inmetselwerk, geheel of gedeeltelijk met l.c.-mortel te vullen; enerzijds om een stijvere wand teverkrijgen, anderzijds om in beneden het grondwaterpeil gelegen kelders lekkages op teheffen.? In 1 tot 5 mm dikke lagen kan l.c.-mortel worden aangebracht op bij voorbeeld beschadigdebetonoppervlakken om weer een gaaf, vrijwel stuifvrij en stootbestendig oppervlak te reali-seren.? Gemetselde of andere poreuze wanden die water- of vochtproblemen geven, kunnen met eencirca 3 mm dikke pleisterlaag van l.c.-mortel waterdicht worden afgewerkt.Uiteraard kunnen in plaats van cement-zandmortels, voor deze toepassing mortels waaraanlichte toeslagstoffen zijn toegevoegd, bij voorbeeld perlite of dergelijke, worden gebruikt. Dit?s mogelijk als geen eisen worden gesteld aan de slijtvastheid; de verwerkbaarheid alspleistermortel wordt erdoor bevorderd.? L.c.-mortels met fijn zand als toeslag kunnen worden gebruikt voor het lijmen van keramischetegels. De dikte van de lijmlaag zal dan circa 0,5 tot 1 mm bedragen. Wil men een bestaanderedelijk goede betonvloer betegelen, dan is dit mogelijk zonder de bovenlaag vooraf te ruwendoor hakken (fig. 19).? Gebruikt men l.c.-mortel met als toeslagmateriaal zand en rubberschraapsel, dan wordt eengeluiddempende mortel verkregen, bij voorbeeld toepasbaar als ondervloer voor gangen,trappehuizen en dergelijke. Deze vloer kan worden voorzien van een slijtvaste toplaag, bijvoorbeeld polyurethaan, of worden betegeld met keramische tegels. Contactgeluiden wordenop deze wijze sterk gereduceerd.? Dergelijke vloeren zijn ook bijzonder geschikt voor het afwerken van stalen dekken. Afhanke-lijk van de optredende vervormingen van de staalconstructie kan een bepaalde opbouw vande ondervloer worden gekozen. Door de vloer in twee lagen aan te brengen waarbij in deonderste laag het rubberschraapsel in een vrij hoog percentage wordt verwerkt en in detweede laag een geschikte verhouding rubberschraapsel : zand wordt gekozen, kan een goedbeloopbare en toch zeer elastische ondervloer worden verkregen. Een kunststofdekvloer kandan als slijtvaste afwerklaag van deze constructie dienen.Andere afwerklagen zijn ook te realiseren, afhankelijk van de eisen die men aan het oppervlakstelt.? Ook voor het plakken van kunststofschuimen blijkt l.c.-mortel goed bruikbaar te zijn. Wil menbij voorbeeld schuimplaten aanbrengen op een betonnen wand, dan kan dit op eenvoudigewijze geschieden door met een (getande) spaan een circa 1 ? 2 mm dikke laag l.c.-mortel(met fijn zand als toeslagmateriaal) op deze wand te brengen en de schuimplaten in de mortelte drukken. Ook de voegen van een dergelijke beplating kunnen met mortel worden afgewerkt.? Op een dak, al dan niet voorzien van een afschotlaag, worden waterdichte isolatieplaten volen zat geplakt met l.c.-mortel (fig. 20). De voegen worden gevuld gelijktijdig met het aan-brengen van een tweede plaklaag van l.c.-mortel waarin de tweede laag isolatieplaten wordtbevestigd. Vervolgens worden ook nu weer de voegen gevuld en de bovenvlakken van deplaten van een coating van l.c.-mortel voorzien, ten einde de kunststofisolatieplaten tegenuv-inwerking te beschermen. Al naar gelang de eisen die aan de beloopbaarheid worden ge-Cement XXVI l (1975) nr.2 8220Schematische voorstelling van hetomgekeerde warme dak, uitgevoerd metlatexcementmortelSketch of an isolated roof structure inwhich latex-cementmortar ? combinationwith expanded polystyrene slabsprovides the watertightnesssteld zal een afwerklaag kunnen worden gekozen. Deze constructie heeft het voordeel dat nude isolatieplaten, gelegd in l.c.-mortel, zelf de waterdichte dakbedekking vormen waarbij doorde grote dichtheid van de l.c.-mortel geen watertransport via verticale en horizontale voegenmogelijk is. Vooral het weglaten van de drielaags waterdichte dakbedekking betekent eenaanzienlijke kostenbesparing. De uiteindelijke kostenbesparing wordt ten opzichte van hetnormaal uitgevoerde ge?soleerde dak geschat op 30%. Ook voor randafwerkingen en dak-opstanden zijn goede oplossingen in deze constructie mogelijk.Uiteraard zal nader onderzoek, bij voorbeeld naar eventuele problemen bij het verplakken vande schuimplaten onder felle zonbestraling, nodig zijn.? Een vergelijkbaar gebruik van de eigenschappen van l.c.-mortel en kunststofschuimen alsvoor het ge?soleerde dak, maakt het mogelijk keramische tegelvloeren aan te brengen ophouten vloeren. De 'constructie' kan ook worden uitgevoerd met l.c.-mortel met rubberkorrelsals toeslag; een dergelijke strijkmortel is evenals de constructie met kunststofschuim goed instaat (scheur)werking in de ondergrond te overbruggen. Gedacht wordt hierbij aan renovatieen woningverfraaiing.Proeven met wisselbelastingen op dergelijke vloeren lieten zien, dat na 105wisselingen met100 kg plaatselijke belasting, geen aantoonbare kwaliteitsveranderingen waren opgetreden.Tot slotDe auteurs - die deel uitmaken van de werkgroep 'nieuwe materialen' van het IBBC-TNO -zijn van mening dat door de ontwikkeling van een universeel bindmiddel op basis van natuur-rubberlatex en cement, betere oplossingen voor de bouwpraktijk mogelijk zijn geworden. Zijzijn zich bewust dat het onderwerp niet op diepgaand wetenschappelijke wijze is behandeld;veel meer is uitgegaan van de in de praktijk herhaaldelijk uitgesproken behoefte aan prakti-sche, economisch aantrekkelijke oplossingen voor voorkomende bouwproblemen.Zij hopen en verwachten in verdere contacten met de bouwwereld een bijdrage te kunnenleveren tot een optimaal uitnutten van de mogelijkheden welke het bestaan van dit nieuwemateriaal biedt.Vervolg van blz. 67(Mededelingen van de Betonvereniging)Buitenlandse agendaOp 28 en 29 april 1975 wordt een internatio-naal symposium 'Industrialization and humanenvironment' verbonden aan de tentoonstel-ling 'Finnish Architecture' (28 april -19 mei1975) gehouden in het Nederlands CongresCentrum te Den Haag, alwaar nadere inlich-tingen te krijgen zijn (telefoon 070-512851).BETONMORTELCONTROLE?r.J.Buijs volgt dr. ?r.G.Scherpbier op in hetBestuur BetonmortelcontroleTijdens de vergadering van het Bestuur Be-tonmortelcontrole, gehouden op 20 novem-ber 1974, heeft de heer dr.ir.G.Scherpbier af-scheid genomen als lid van het Bestuur Be-tonmortelcontrole.Dat betekende het einde van een langereeks activiteiten op dit terrein, want reedsin 1961 werd Scherpbier benoemd tot lid vande Keuringscommissie, dat is de commissiedie nieuwe betonmortelbedrijven keurt om tebeoordelen of aan het bedrijf goedkeuringdoor de Betonvereniging kan worden ver-leend.In 1967 werd Scherpbier benoemd tot voor-zitter van de Commissie van Onderzoek, diede ingrijpende reorganisatie van het contro-le-apparaat van de BV uitwerkte en tevenseen nieuw 'Reglement inzake de keuring vanen de controle op betonmortelbedrijven' op-stelde.Na zijn benoeming in 1970 tot lid van het Be-stuur Betonmortelconthale .als vertegenwoor-diger uit bouwdirectiekring, werd in 1971weer een beroep op hem gedaan als voorzit-ter te willen fungeren van de Commissievoor het opstellen van een overeenkomsttussen BV en de Vereniging van Betonmortel-fabrikanten in Nederland (VBN).Het Bestuur Betonmortelcontrole is dr.Scherpbier uiterst dankbaar voor het velewerk dat hij in al die jaren heeft verricht. Om-dat dit werk zich altijd onttrekt aan de waar-neming van de leden van de BV, was het opzijn plaats om er in deze mededelingen watdieper op in te gaan.Gelukkig staat een bekwaam man, ir.J.Buijsvan Adviesbureau D3BN, gereed om zijn ze-tel in het Bestuur Betonmortelcontrole overte nemen. Met ingang van 1 januari 1975werd ir.J.Buijs tot bestuurslid benoemd doorhet Bestuur van de Betonvereniging.De Mebin BV, Vestiging Venlo 'Venmortel',heeft haar oude centrale aan de Hakkestraat1 vervangen door een nieuwe installatie. Aande hand van de keuring is gebleken dat aandit betonmortelbedrijf goedkeuring kon wor-den verleend.Adres en telefoonnummer luiden nu:Mebin BV, Vestiging Venlo 'Venmortel'Parlevinkerweg 20, postbus 469, Venlo.tel.: centrale: 077-21724, kantoor: 077-23157.De BV Oosterhoutse Betoncentrale aan Wil-helminakanaal Oost 18 te Oosterhout, heefthaar oude betoncentrale vervangen door eennieuwe installatie.Aan de hand van de keuring in december1974 is gebleken dat goedkeuring aan dezecentrale kon worden verleend. Op het bedrijfheeft men thans de beschikking over tweegoedgekeurde betoninstallaties.STUTECHOp 18 december 1974 werd een ledenver-gadering gehouden met als thema interna-tionale normalisatie. Door de heren ?ng.A.C.van Riel, ir.J.G.Wiebenga en ing.C.Souwer-bren werden korte inleidingen gehouden omtoe te lichten welke organisaties de inter-nationale normalisatie verzorgen, hoe dezeinstellingen werken, de vorm van de Neder-landse inbreng daarbij en met welke beton-technologische onderwerpen men zich opdit moment bezighoudt.De invloed van internationale normen, richt-lijnen en aanbevelingen op de nationale,dus ook de Nederlandse, normen en voor-schriften is vooral de laatste jaren steedsduidelijker geworden; een gedegen inbrengis derhalve voor ons van groot belang.Ook de Stutech zal daarom, waar mogelijk,bijdragen aan deze inbreng moeten leveren;tijdens de bijeenkomst werd al een studie-groep gevormd ter ondersteuning van deNederlandse deelname bij enige onderwer-pen die op dit moment bij de ISO in behan-deling zijn, te weten de bepaling van hetgehalte aan luchtpori?n in verhard beton,keuringseisen en -methoden voor toeslag-materialen en de vaststelling van omreke-ningsfactoren bij de vergelijking van proef-stukken met verschillende afmetingen.Op 18 februari a.s. zal een bijeenkomstworden gehouden over de onderwerpen'vloeibeton' en 'cementnorm NEN 3550' inHotel De Eenhoorn te Woerden, aanvang14.00 uur. Hierover ontvangen de leden af-zonderlijk nadere mededelingen.Inlichtingen over de Stutech zijn te verkrij-gen bij de secretaris, de heer ing.R.C.Lans,p/a Koninklijke Nederhorst Bouw B.V., Post-bus 61 te Gouda, tel. 01820-10222.Cement XXVII (1975) nr. 2 83
Reacties