foto 1. de Mangfallbr?cke overspant het 288 m brede MarigfalltalDe 'Mangfallbr?cke' in de autosnelweg M?nchen-Salzburg*U.D.C. 624.3.012.46vakwerkbrug van voorgespannen betonOP 20 februari j.l. hield Dr.-lng. L Schmerber, Regierungsbaudirektor te M?nchen, voor de Betonvereniging een voordrachtover de bouw van de 'Mangfallbr?cke' in de autosnelweg van M?nchen naar Salzburg.AlgemeenDe Mangfallbr?cke is thans voor de derde maal herbouwd. Deeerste brug, gebouwd in 1933-1936 bestond uit een stalen boven-bouw, met overspanningen van 90 m, 108 m en 90 m. De breedtebedroeg 21 m en de constructiehoogte 5,60 m.Tegen het einde van de oorlog werd van deze brug de oostelijkepeiler opgeblazen waardoor de stalen bovenbouw omlaag stortte.Onmiddellijk na de oorlog werd de peiler weer opgebouwd en eennoodbrug geconstrueerd met een doorgaande S.K.R.-vakwerk-ligger; deze was slechts 11 m breed en moest een verkeer ver-werken van 30 000 voertuigen per dag.In 1957 werd dan ook voor de herbouw van de bovenbouw-constructie een prijsvraag uitgeschreven, waarbij de eis gesteldwerd dat de brug zoveel mogelijk de vroegere vorm zou behou-den. Bij de inzendingen waren zeven ontwerpen in staal, en ??nontwerp met een voorgespannen betonconstructie. De ramingvan het laatste ontwerp, van Dyckerhoff & Widmann K.G., bleekmet 3,60 miljoen mark het goedkoopste te zijn. De totale kostenvan het project, daarbij inbegrepen de verschuiving en naderhandde afbraak van de noodbrug bedroeg 7,3 miljoen mark.OntwerpBij de ontwerp-overwegingen voor deze parallelligger met groteoverspanning deden zich enkele moeilijkheden voor. Een volle-wandconstructie uit voorgespannen beton, naar het voorbeeldvan de vroegere staalbrug, zou vanwege het hoge eigen gewichtnauwelijks economisch zijn. Men besloot vervolgens een zo lichtmogelijk en architectonisch aantrekkelijk vakwerk te ontwikkelenmet gekruiste diagonalen. De constructie werd ontworpen alseen doorgaande ligger op twee steunpunten. Met een vakwerk-verdeling van 6 m veldbreedte kon men de vroegere maatvoeringin overspanning en constructiehoogte handhaven. De vakwerk-constructie werd als 48-voudig statisch onbepaald berekend.De brug heeft drie overspanningen van 90 m, 108 m en 90 m, is23,50 m breed, en ligt 60 m boven het Mangfalltal. Oorspronkelijkhad men een dubbele vakwerkconstructie willen bouwen, de eenmet trekdiagonalen en de andere met drukdiagonalen; door voor-spanning van de trekdiagonalen zou echter het eerstgenoemdevakwerk stijver zijn en daardoor de belastingen voor 60% op-nemen.De eerste opgave was het zijdelings verplaatsen van de stalenbovenbouw. Gedurende een verkeersstremming van drie wekenin juni 1958 werd de 290 m lange en 4 000 ton wegende staal-constructie met hydraulische persen 1 m opgelicht, gelegd op eenglijbaan, en terzijde geschoven op hulppeilers.*) Geraadpleegde litteratuur: Betonstrassen Jahrbuch 1961, blz. 27/49;Vortr?ge Betontag 1959, blz. 183/196.Cement 14 (1962} Nr. 3 155Deze brug moest namelijk van de bestaande peilers en landhoof-den afgeschoven worden, omdat daarop de nieuwe brugconstruc-tie kwam te rusten. Het was ook niet mogelijk eerst de noodbrugaf te breken voor met de nieuwbouw begonnen werd omdat daarter plaatse onvoldoende wegen aanwezig zijn om het verkeer voorlange tijd om te leiden ; vanzelfsprekend kwam hiervoor de wegover het Weyernergebergte, die een helling van 14% bezit, nietin aanmerking. Naast de bestaande peilers werden hulppeilersopgetrokken, elk bestaande uit twee 45 m hoge ringvormigeschachten met een doorsnede van 3,00 m en een wanddikte van25 cm. Beide schachten werden gefundeerd op een gemeenschappe-lijke betonplaat van 1,50 m dik. Als gevolg van de grote elastici-teit van de schachten konden deze als pendelend beschouwd wor-den, ook al waren ze volledig ingeklemd. De schachten werdenmet behulp van glijbekisting gebouwd en versterkt door horizon-tale dwarsschotten. De bouw van de hulppeilers had plaats in dewinter 1957?1958, bij een temperatuur van -19?C; door afdoendebescherming werd niettemin iedere dag ongeveer 6 m peiler op-getrokken. De hierop volgende verschuiving verliep als volgt:Eerst werd een stalen verschuivingsconstructie gebouwd terplaatse van de peilers en de opleggingen ; daarvoor werd ongeveer250 ton staal gebruikt.Na stremming van het verkeer werd de brug 1,03 m omhoog ge-vijzeld door middel van hydraulische hefpersen, die elk een hef-vermogen bezitten van 500 ton.Om de wrijving tijdens het verschuiven te verminderen, werd deglijbaan met een speciaal smeermiddel (molykote) ingewreven,waarna de brug door zes liggende hydraulische persen met elk200 ton vermogen, 18,34 m in de richting van het zuiden op dehulppeilers geplaatst werd. Boven de hulppeilers werd de brugomlaag gevijzeld en de weg op de tijdelijke landhoofden aan-gesloten.Meerdere malen moesten de persen vervangen worden omdat zedefect waren; gebleken is dat deze persen niet met hun volledigevermogen kunnen worden ingeschakeld.De doorsnede van de brug is te zien in flg. 3, de totale breedtebedraagt 23 m.Bij het ontwerp van de dwarsdoorsnede was men met de maat-voering aan de bestaande peilers gebonden, zodat de hart op hartafstand van de hoofdliggers aangehouden moest worden. Datde dwarsdoorsnede slechts twee hoofdliggers bezit, is architecto-nisch gezien zeer gunstig omdat het doorzicht van de vakwerk-liggers de brug een slank uiterlijk geeft; constructief gezien moestmen een eenvoudige bouwwijze -van hoofdliggers met dwars-overspannende platen- afzien.De vakwerkverdeling met zes meter veldbreedte en het projec-teren van dwarsliggers zes meter hart op hart (steeds ter plaatsevan de vertikale regels van de vakwerkliggers) waren door deoverspanningen en constructiehoogte van de vroegere brugvastgesteld.Voor de rijvloer zijn secundaire langsliggers aangebracht, waar-door de rijbaanplaten ongeveer 6 ? 6 m2werden. Bovendien be-vond zich aan de buitenzijde van de hoofdliggers nog een uit-kragend gedeelte van 5,50 m, gerekend vanuit het hart van devakwerkliggers; de dwarsliggers kragen eveneens 5,50 m uit.De randbalken van de dekconstructie, die met de uitkragendedwarsliggers verbonden zijn, werken als draagconstructie mee.De berekening van het geheel was tamelijk gecompliceerd. Dedekplaten werden per veld in 30 punten onderzocht; dit wasnoodzakelijk omdat de hoofdliggers invloed uitoefenden op despanningstoestand van de dekplaten. Berekend werden de druk-fig. 2. fasen van de verschuiving van de noodbrug op de tijdelijkepeilers en landhoofden156 Cement 14 (1962) Nr. 3spanningen in langsrichting van het veld, de trekspanningen bovende opleggingen alsmede de schuifkrachten tussen de platen en dehoofdliggers; ook hier werkt de plaat als druk- en trekzone mee.Voorts werkt de plaat tezamen met de bovenregel van het vak-werk over zes meter lengte als ligger, die door het verkeer wordtbelast. Bovendien moest ook de overdracht van de diagonaal-krachten in de knooppunten en de invloed ervan op de dekplaatbeschouwd worden. De voorspanning in dwarsrichting van dedekplaat is niet centrisch aangebracht maar overeenkomstig degrootte van de inklemmingsmomenten boven de oplegging, waar-door invloed wordt uitgeoefend op de langsmomenten die in deplaten ontstaan.Men kan zich voorstellen dat de bepaling van 200 hoofdspanningenin een veld, 24 keer voor het halve bouwwerk herhaald, een om-vangrijke berekening vereiste, en een van de meest gecompli-ceerde problemen van de bouwvoorbereidingen heeft gevormd.UITVOERINGVoorspanningDe brug werd voorgespannen volgens het systeem Dywidag metspankabels van 26 mm (sigmastaai 80/105).In het midden van het veld waren voor het opvangen van hetgrootste moment 116 spankabels in de vakwerkligger vereist,waarvan er 43 stuks aan de bovenzijde waren gelegd met het oogop de uitvoeringswijze. De uitvoering van de bovenbouw ge-schiedde namelijk volgens de zogenaamde 'Freivorbau'-methode.Boven de steunpunten zijn in totaal 243 kabels gelegd, waarvan100 in de bovenregel van het vakwerk, 78 in het middenveld en65 in het zijveld zijn'aangebracht.Bij de voorspanning van diagonalen en onderregels zijn tweegroepen te onderscheiden. Bij de eerste groep gaan de voorspan-kabels door de diagonalen en door de onderregels en worden inde knooppunten verankerd. Bij de andere groep lopen de voor-spankabels alleen in de diagonalen en zijn in de tegenover elkaarliggende knooppunten verankerd.In beide richtingen werd gespannen onder een hoek van iets meerdan 45?. De uitsparingen in de knooppunten voor het aanbrengenvan de vijzels werden voorzien van conussen, die op de spankabelsgeschroefd worden en uit een aluminiumlegering bestaan. Degrootste 'opeenhoping' van de 116 stuks spankabels treft men aanin de 66 cm hoge en 1,80 m brede onderregel.Om een duidelijk beeld te verkrijgen van de niet nauwkeurig teberekenen spanningsverhouding in de knooppunten van het vak-werk werden aan de Technische Hogeschool te M?nchen span-ningsoptische proefnemingen verricht. Hiervoor werd een modelgeconstrueerd bestaande uit 2 platen van 6 mm dik gegoten araldit(epoxyhars), waarin in ingefreesde groeven voorgespannen staal-draad werd aangebracht. Ten einde het model vrij te maken vaninwendige spanningen, werd dit aan een warmtebehandeling bij70 ?C onderworpen. Bij het modelonderzoek paste men voor heteerst voorspandraden toe. Uit de proefnemingen bleek aan dehand van spanningspieken, dat de rondgelegde staaldraden betervoldeden dan de hoekig aangebrachte.OpleggingDe oplegging van de bovenbouw heeft veel hoofdbrekens gekost.De bestaande pijlers waren voor een brug van 2 200 ton gecon-strueerd; de nieuwe bovenbouw, die nog iets breder is als deoude constructie, weegt 4 200 ton. Enerzijds is dit een voordeelomdat door de grotere belasting trekspanningen in de peilers ver-meden worden, die zeker bij een lichtere staalconstructie warenontstaan. Trekspanningen kon men zich ook niet veroorlovenomdat door het neerstorten van de vorige brug de peiler aan dekant van Salzburg enigszins was vervormd. Hoewel de peilerkopfig. 3. dwarsdoorsnede van de nieuwe bovenbouw constructiefoto 4. rechts de hulppeilers, waarvan het pas gestorte beton doorzes meter lange 'mantels' van glaswol beschermd wordttegen de hevige kou4 m hoog en massief is, was zij vanwege de geringe wapening nietdraagkrachtig genoeg om de belasting van een scharnieropleggingop te nemen, en volgens de huidige inzichten is het noodzakelijkook bij kleinere schuifspanningen de trekkrachten in een derge-lijke oplegging volledig door de wapening op te nemen. De op-gave was dus om een grote belasting zo te verdelen, dat zij recht-streeks in de 50 cm dikke schachtwand werd gevoerd. Beslotenwerd om een buigstijve verbinding te maken tussen de peiler ende bovenbouw met behulp van een oplegblok met de afmetingen:2,90 ? 4,70 m2grondvlak en 1,70 m hoog. Dit blok werd voor-gespannen met 88 voorspankabels. De buigstijve verbinding tus-sen peilers en bovenbouw had nu tot gevolg dat een raamconstruc-tie ontstond die de hoekverdraaiingen, als gevolg van de inklem-mingsmomenten, door middel van de elasticiteit van de peiler enhet vakwerk moest opnemen. De diagonalen van het vakwerk, diehet grootste deel van de belasting op de opleggingen overbrengen,werden daarom van 3% drukwapening voorzien. Voor de kwali-teit van het betonwerk was B 450 vereist (volgens de DuitseNormbladen DIN 1075 en DIN 42271); dit bleek voldoende te zijnondanks de vele gecompliceerde belastingsgevallen en neven-spanningen.FreivorbauDe uitvoering geschiedde volgens de 'Freivorbau'-methode.Deze bouwwijze had de volgende voordelen:a. omdat de bovenbouw op zeer grote hoogte moest worden uit-gevoerd, bleek dit de meest economische oplossing te zijn;b. aan de gedeeltelijk vrij-uitkragende betonconstructie kon ookin de winter voortgebouwd worden omdat betoninstallatie enarbeiders op de verrijdbare bekistingsinstallatie door bijzonderemaatregelen beschermd konden worden tegen vorst;c. nadat de arbeiders zich met de bouwmethode vertrouwd ge-maakt hadden, werden de opeenvolgende reeksen van werkzaam-heden op snelle wijze verricht.Bij de voordien uitgevoerde brugconstructies werd volgens dezeuitvoeringswijze voortgebouwd in gedeelten van 3 m en later ingedeelten van 3,50 m. Met het oog op de vakwerkverdeling moest1) B 450 duidt een betonkwaliteit aan met een druksterkte van 450 kg/cm2na 28 dagen.Cement 14 (1962) Nr. 3 157bij dit project echter voortgebouwd worden in gedeelten van 6 m.De verrijdbare bekistingsstellage kraagde dus ook 6 m uit en wasgeconstrueerd met staal 37, dat door voorspanning tot een door-buiging van 3 cm beperkt bleef. Aan deze stellage, die aan deachterzijde van een tegengewicht van 50 ton voorzien was, werdde bekisting opgehangen; de stellage wordt steeds aan de vooraf-gestorte dwarsligger verankerd.Besloten werd om in twee fasen te betonneren. Eerst werden deonderregel, de vallende diagonaal en de halve stijgende diagonaalgestort en na verharding (dat wil zeggen na een betondruksterktevan 360 kg/cm2) voorgespannen. In de tweede fase volgde daarophet bovenste gedeelte van de stijgende diagonaal, de uiterstevertikaal- en de bovenregel. De breedte van het vakwerk varieertvan 66 cm in het midden van de overspanning tot 2,20 m boven deopleggingen, overeenkomstig de krachtwerking in de regels.De beide onderregels van de vakwerkliggers worden verbondendoor een gewapend betonplaat, waarop het voetgangers- en hetrijwielverkeer plaats vindt. Hierdoor ontstaat een twee verdie-pingen tellend kunstwerk, waarvan het onderdek in de drie over-spanningen ellipsvormige openingen bezit, waardoor men een on-gehinderd uitzicht heeft op het Mangfalltal. Op 12 m hart op hartzijn de beide onderregels van de vakwerkliggers met elkaar ver-bonden, waardoor een portaalwerking bereikt wordt.De maatvoering van de regels is zodanig dat zowel de druk- als detrekstaven in principe een inwendige spanning van ten hoogste110 kg/cm2kunnen bezitten. In aanzicht zijn de regels alle 44 cmbreed. Een grotere breedte is vanwege nevenspanningen onmoge-lijk, terwijl een kleinere breedte niet nodig bleek omdat dezenevenspanningen zich tussen bepaalde grenzen bewegen.De 'Freivorbau' van een vakwerk is bewerkelijker dan van eenvolle wandconstructie. Terwijl bij de laatste de zijdelingse bekis-ting eenvoudig naar buiten geschoven kan worden, voorwaartsgereden en vervolgens weer naar binnen geschoven wordt, is bijvakwerk steeds een volledig opbouwen van de bekisting nood-zakelijk. Niettemin was het mogelijk om na enig 'oefenen' iedereweek een zes meter lang gedeelte te voltooien.De montage van het spanstaal vergde veel tijd. In de knooppuntenwerd het wapeningsstaal van diagonalen en dwarsdragers koud-voorgebogen met een minimum straal van 4 m.Het aanbrengen van de verankeringen gaf geen moeilijkheden;deze hebben zich door hun eenvoud en robuustheid goed ge-houden. Met grote zorgvuldigheid, maar ook vaak met veelfoto 5. uitvoering volgens de 'Freivorbau'-methodefig. 7a. verrijdbare bekistingsinstallatie na voltooiing van eenvakwerksectiefig. 7b. bekisten en storten van de onderregel, de vallende diagonaalen de halve stijgende diagonaalfig. 7c. bekisten en storten van de halve stijgende diagonaal, deverticaal en de bovenregelfig. 7d. de voltooide vakwerksectie158 Cement 14 (1962) Nr. 3fig. 6. afmetingen van de vakwerksectiesfoto 8. overzicht van de hoeveelheid voorgespannen staal in eendiagonaalmoeite werd het spanstaal van 150 000 m1, over meer dan 1 000afzonderlijke plaatsen en met ongeveer 2 500 conussen in de con-structie ingebouwd. Het spanstaal werd met behulp van afstand-houders en zorgvuldig volgens plan gemaakte houten schabionengefixeerd. Tijdens de werkzaamheden werd er voor gewaakt datwater binnen in de spankanalen kwam, ten einde scheurvormingtijdens vorst te vermijden. Het spannen van het hoogwaardigstaal werd nauwkeurig volgens een tevoren gemaakt plan door-gevoerd.In verband met de 'geplande' bouwtijd van 8 dagen voor ieder 6 mvakwerk moest het spanstaal reeds na 36 uur voorgespannenworden. Bij beton B 450 (Duitse Voorschrift DIN 4227) was eenminimum druksterkte van 360 kg/cm2vereist. Deze hoge sterktewas alleen mogelijk door gebruik van cement 4752). Opgemerktmoet worden dat door het ruw inbrengen van de betonspecie-trillers in sommige gevallen de kabelomhullingen werdenbeschadigd.Voor de controle van de betonsterkte werden elke keer, wanneerwerd voorgespannen, 3 betonkubussen 20 ? 20 ? 20 cm3bereiden beproefd; de sterkte van het gestorte beton werd met deSchmidthamer gecontroleerd.De betoninstallatie met twee mengers van 500 liter inhoud stondaan de M?nchener kant. Het toeslagmateriaal met korrelafme-tingen 0/7, 7/15 en 15/50 mm was in de directe nabijheid van debetoninstallatie opgeslagen. Het cement 475 werd met silo-auto'saangevoerd. Omdat de temperatuur van het cement tijdens delevering 70 ?C bedroeg, moesten enkele cementkoelinstallaties inde silo's worden ingebouwd waardoor de temperatuur van hetcement tot 30 ?C kon worden gekoeld. Dit was nodig omdat bijgebruik van cement 475 de warmte-ontwikkeling in het betonzeer groot is.In de zomer werd er naar gestreefd de betonspecie met een tem-peratuur van 15 tot 18 ?C in de bekisting te brengen. Tijdens dewintermaanden werden de toeslagmaterialen en het water ver-warmd.De samenstelling van de betonspecie met 350 kg/m3cement 475was bij 126 kg 475 en 0,315 kg plastificeermiddel als volgt:364,5 kg toeslagmateriaal 0/7 mm, 150,4 kg, 7/15 mm en 237,4 kg15/50 mm. De water-cementfactor bedroeg 0,445.De korrelopbouw, de temperatuur van de toeslagmaterialen, dewater-cementfactor, de druksterkte na 3, 7 en 28 dagen en debuigtreksterkte werden doorlopend gecontroleerd.Voorts werd steeds het volumegewicht van de betonspecie en vanhet verharde beton vastgesteld. Tijdens de uitvoering werden opverschillende plaatsen maar speciaal in de omvangrijke knoop-punten in de vakwerkliggers doorlopend temperatuurmetingenverricht.De betonspecie gestort ter plaatse van de verticalen en de diago-nalen van de hoofdliggers werd met bekistingstrillers verdicht.Bij de knooppunten, boven- en onderregel, alsmede bij de rijbaan-platen geschiedde de verdichting met trilapparaten die in debetonspecie werden gebracht. Deze apparaten moesten voor-2) 475 komt overeen met portlandcement klasse C.foto 9. voortgang van de 'Freivorbau'-methode, aangegeven zijn dehulppeilers die voor deze constructie nodig warenfoto 10. ellipsvormige sparing in de verbindingsplaat van de beideonderregels van de vakwerkliggers, waardoor men een on-gehinderd uitzicht heeft op het onderliggende dalCement 14 (1962) Nr 3 159zjchtig ?n de specie gebracht worden om beschadiging van hetvoorspanstaal en het gewapend betonstaal te vermijden.Het injecteren van de kabelkokers, die van te voren met water enperslucht doorgespoeld respectievelijk doorge.blazen werden, gafsoms wat moeilijkheden. De injectiespecie bevatte op 50 kgcement 3753), 22-25 liter water en 0,4 kg Tricosal.Omdat de brug vanaf de peiler aan de zijde van M?nchen werdvoortgebouwd was het nodig voorlopige hulppeilers te plaatsen,die na be?indiging van de bouw weer verwijderd werden (fig. 9).leder paar hulppeilers staan in de eerste overspanning op 18 m,36 m, 54 m en 72 m, in de tweede overspanning op afstanden van54 m, 72 m en 90 m, en in de derde overspanning op afstanden van54 m en 72 m gerekend vanaf het begin van de overspanning. Degrootste vrij uitkragende bouwgedeelten bedragen 54 m.In het geheel moesten 48 gedeelten van zes meter gestort worden ;dit alles geschiedde met behulp van ??n bekisting. De eerste driegedeelten werden gebouwd op stellages en vormden de basis voorverdere voortbouw. Na be?indiging van iedere zes meter werden,nadat de verrijdbare bekistingsstellage verder geschoven was, dehulppeilers onder spanning gebracht. Deze hulppeilers bezitteneen diameter van 3 m, een wanddikte van 25 cm en een hoogte tot60 m; ze zijn opgetrokken met behulp van een glijbekisting.Voor een deel zijn deze hulppeilers gebouwd in een zeer strengevorstperiode, waarbij het pas gestorte beton met matten van glas-wol werd beschermd. Deze isolering hing als een 6 m lange mantelom de hulppeiler en verhinderde het uittreden van de hydratatie-warmte; moeilijkheden hebben zich hierbij niet voorgedaan.Nadat de brug was voltooid werden deze hulppeilers verwijderdmet behulp van een springlading, en verschoven tot onder dehulpbrug om hiervan de demontage mogelijk te maken.3) 375 komt overeen met portlandcement klasse B.Instelling commissie van advies hogerespanningenHet bestuur van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeen-ten opgerichte Stichting Beoordeling Bouwconstructies en Bouw-materialen heeft besloten over te gaan tot de instelling van eencommissie van advies omtrent het toelaten van hogere spanningen inbouwconstructies dan de normaal toegestane en verdere afwijking vande Nenormen N 1009 en N 1055. Dit besluit is genomen naar aan-leiding van desbetreffende verzoeken van het Nederlands Norma-lisatie Instituut en de Hinderwet- en Bouwtoezichtvereniging.Aanleiding tot deze verzoeken heeft gevormd een wens van deNormalisatie-commissie F1, die is belast met de herziening vanN 1055 (Technische Grondslagen voor Bouwvoorschriften, T.G.B.1955) om de in de art. 36 en 48 van die norm voorkomende af-wijkingsmogelijkheden ook in de nieuwe norm op te nemen. Hetopnemen van de afwijkingsmogelijkheden werd namelijk alleenvan betekenis geacht, indien zij inderdaad toepassing kan vindenin de daarvoor in aanmerking komende gevallen. Op het ogenblikvinden de afwijkingsmogelijkheden blijkens diverse mededelingenminder toepassing dan wellicht mogelijk zou zijn, indien alle be-trokken partijen volledig vertrouwd zouden zijn met de betref-fende materie.Hetgeen geldt voor de T.G.B. 1955, geldt in dezelfde mate voor deGewapend-Beton-Voorschriften, G.B.V. 1950. Ook in deze voor-schriften is in art. 41 een afwijkingsmogelijkheid gegeven en hetvoornemen bestaat dezelfde mogelijkheid in de nieuwe G.B.V.(1962) te doen opnemen.Het bestuur van de stichting stelt zich voor, dat indien tussen deaanvrager van een bouwvergunning, dan wel de door deze aan-gewezen constructeur en het betrokken bouwtoezicht een ver-schil van mening ontstaat over de mogelijkheid van het toelatenvan hogere spanningen in een bouwconstructie of van een andereafwijking, als bedoeld in de vorengenoemde artikelen van deT.G.B, en de G.B.V., ??n van beide of beide partijen advies vragenaan de eerder genoemde commissie.De uiteindelijke beslissing, of de afwijking zal worden toegestaan,blijft bij het college van burgemeester en wethouders der betrok-ken gemeente, welk college de bouwvergunning verleent.De bouwconstructie, waarvoor afwijking van de normale eisen derbeide meergenoemde normen wordt gevraagd, kan ook een bij-zondere constructie zijn; bij voorbeeld een constructie, die nietmeer met behulp van de gebruikelijke elementaire rekenregelsI60foto 11. aanzicht van een vakwerkligger, zichtbaar zijn ook dedwarsliggers en de secundaire langsliggersVoor de bouw van de brug was nodig: 6 000 m3beton, 670 tonvoorspanstaal, 390 ton gewapend betonstaal en 2 000 ton cement.Het fraaie kunstwerk werd op feestelijke wijze in juni 1960 voorhet verkeer opengesteld. Ne.wordt ontworpen. Voorzover het bijzondere beton- of staalcon-structies zijn, die om advies aan de commissie worden voorgelegd,zal deze, ingevolge een door het bestuur van de stichting gemaakteafspraak met het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, de aanvragenvoorleggen aan ??n van de Raden van Advies voor bijzonderebeton- of staalconstructies van dat instituut. De adviezen van dezeraden zullen dan door de onderwerpelijke commissie aan de ad-viesvragers worden doorgegeven.De commissie van advies zal onder voorzitterschap staan van deheer prof. ir. C. G. J. Vreedenburgh, hoogleraar in de toege-paste mechanica aan de afd. Weg- en Waterbouwkunde van deTechnische Hogeschool te Delft.Leden zullen zijn de heren:ir. A. Auer, hoofdingenieur A bij de afd. Constructie van deRijksgebouwendienst;ir. W. A. A. Hupkes van der Elst, mededirecteur van het Inge-nieursbureau Dwars, Heederik en Verhey te Amersfoort, lidvan de O.N.R.I.;ir. J. W. Kamerling, hoofdingenieur bij de afd. Bouwwerken vande Dienst der Publieke Werken te Amsterdam;ir. J. Nieuwenweg, hoofdingenieur bij het Bouw- en Woning-toezicht te Amsterdam;P. J. van Tussenbroek, ing., hoofdingenieur bij het Bouw- enWoningtoezicht te Rotterdam.Het secretariaat van de commissie van advies zal worden verzorgddoor de heer M. J. Goedee, hoofdambtenaar voor de unificatievan bouwvoorschriften bij de Vereniging van Nederlandse Ge-meenten en secretaris van de stichting. Het is gevestigd ten kan-tore van de Stichting Beoordeling Bouwconstructies en Bouw-materialen, p/a Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Paleis-straat 5 te 's-Gravenhage.De kosten, gemoeid met het uitbrengen van het advies, worden inrekening gebracht aan degene, die het advies aanvraagt.Aanvragen om advies dienen zoveel mogelijk vergezeld te gaanvan alle tekeningen en berekeningen, die voor het beoordelenvan de aanvraag noodzakelijk zijn.Aanvragers zullen desgewenst in de gelegenheid worden gesteldhun aanvraag mondeling toe te lichten. Het advies zal worden uit-gebracht aan degene, die het heeft aangevraagd. Afschriften vanhet advies kunnen worden verstrekt aan de bij de aanvraag ge-noemde personen of instanties. In de daarvoor in aanmerkingkomende gevallen zal afschrift worden gezonden aan het Konin-klijk Instituut van Ingenieurs.Cement 14 (1962) Nr. 3
Reacties