En = Eb~ te substitueren, kan men bij benadering de fictieve vermindering van de stijfheidten gevolge van kruip aflezen en daaruit de vergroting van de doorbuiging ten gevolge vankruip. Men ziet dan tevens, dat een kruipfactor 'fI = 2 geenszins een tweevoudige vergrotingvan de elastische doorbuiging tot gevolg heeft, maar veel minder.De vergroting van de doorbuiging t.g.v. kruip fllkan ook worden benaderd met de formule:xfll = 'fI . h .fel.Hierin is x = de hoogte van de neutrale lijn en fel = de elastische doorbuiging E (Litt. 1).Dit geldt zowel voor gewoon beton als voor licht beton. Vanzelfsprekend moet de kruip-factor wel met redelijke nauwkeurigheid bekend zijn (bij voorbeeld 0,5, 1, 1,5, 2, 3, 4).Bij het opstellen van de formules is ervan uitgegaan, dat de grove lichte toeslag alleen even-redig met de spanningen vervormt, maar geen eigen vervormingen door krimp, uitdroging o.d.ondergaat. Met kunstmatige lichte toeslagstoffen is dit laatste ook vrijwel niet het geval. Erzijn echter enige natuurlijke lichte toeslagstoffen die een aanzienlijke eigen vervorming tengevolge van uitdroging kunnen vertonen. De invloed ervan op de doorbuiging iS nog weinigbekend, maar is vrijwel altijd vergrotend. Het behoeft geen betoog, dat de formules hiervoorniet mogen worden toegepast.7. SamenvattingIndien ervan wordt uitgegaan, dat de doorbuiging van een gewapend-betonconstructie gro-tendeels bepaald wordt door de stijfheid E . I van de gescheurde doorsnede, dan wordt bijeen constructie in licht beton de vermindering van de E (ten opzichte van gewoon beton)voor een groot deel gecompenseerd door een toeneming van de I, zodat de doorbuiging veelminder toeneemt dan op grond van de E-verhouding zou worden verwacht.Het is de bedoeling met dit artikel een misverstand uit de wereld te helpen, dat de toe-passing van licht beton voor constructieve doeleinden in de weg zou kunnen staan.Met behulp van de hier gegeven grafieken kan ook de kruipdoorbuiging worden benaderd.De schrijver hoopt in een volgend artikel in te gaan op de invloed van de ongescheurdegedeelten in een constructie, zowel tussen de scheuren in, als in het gedeelte waar debuigende momenten gering zijn (zodat het beton niet gescheurd is).Literatuur:I Ir.J.Brakel, Eenvoudigebarekening van de doorbuiging tengevolge van kruip en krimp bij op buiging belastegewapend-betonconstructies. De Ingenieur nr. 14 19682 Ir.J.Brakel, Technologische en constructieve aspecten van gewapend licht beton. Cement XXVII (1965), nr. 3en 4; Bouw nr. 46, 13 nov. 1965Beton in hetbuitenlandOntwerp nieuweDuitse cementnormenIn Beton (Herstellung und Verwendung) vanjanuari 1968 werd het ontwerp van de nieuweDuitse cementnormen gepubliceerd, met eentoelichting hierop door KWalz en G.Wis-chers.Als belangrijkste reden voor een herzieningvan de thans ca. 25 jaar bestaande Duitsecementnorm DIN 1164 geldt de zodanigetoeneming van de kwaliteit van cement indeze periode, dat de in de norm genoemdeminimum sterkte-eisen meestal aanzienlijkworden overschreden. Daarnaast is ookover andere eigenschappen dan sterktethans zoveel bekend, dat zij met voldoendenauwkeurigheid kunnen worden gedefinieerden in de norm kunnen worden opgenomen.Ten slotte kan deze gelegenheid wordenaangegrepen om over te gaan tot de inter-Cement XX (1968) nr. 5nationaal aanbevolen en reeds door velelanden (waaronder Nederland) toegepasteISO-methode voor het sterkte-onderzoek.Hoewel het verschil tussen de sterktecijfersvolgens de huidige Duitse norm DIN 1164en volgens de ISO"methode (dus ook volgensNEN 3072) meestal niet meer dan enkeleprocenten bedraagt, zullen na de voorge-stelde wijziging Duitse en Nederlandsesterktecijfers volgens dezelfde voorschriftenworden bepaald en dus rechtstreeks ver-gelijkbaar zijn.Anders ligt het met het klassenonderscheidvan cementen. De met de Nederlandse norm(Cement, klasse A, B en C) vrijwel overeen-komendeindeling volgens de huidige Duitsenorm (resp. Z275, Z375 en Z475) wordtgeheel op de helling gezet. In plaats hiervanworden in het ontwerp vier klassen voorge-steld, te weten Z275, Z375,Z450 en Z550.De laagste klasse is uitsluitend bestemdvoor cementen met weinig hydratatiewarmteen/of hoge sulfaatbestendigheid. De drieoverige klassen omvatten de cementen metresp. normale, snelle en zeer snelle sterkte-ontwikkeling. De klasseaanduiding is geba-seerd op de te garanderen 28-daagse norm-sterkte; deze cijfers staan in een re?le ver-houding met de werkelijke kwaliteit van dehuidige cementen.Geheel nieuw is het opnemen van een bo-vengrens voor de 28-daagse sterkte in hetnormvoorschrift, namelijk 450 kgf/cm2voorZ275 en 550 kgf/cm2voor Z375. Als richt-177waarde ten behoeve van de cementfabrikantis hierbij 350 resp. 450 kgf/cm2opgegeven.Voor Z450 en Z550 is geen maximum opge-nomen, wel worden richtwaarden genoemden wel 525 resp. 625 kgf/cm2?Voor wat betreft de indeling naar sterkte-klassen valt ten slotte op te merken datcementen in de klassen 2375 en Z450 nogkunnen worden onderscheiden naar trageresp. snelle beginsterkte-ontwikkeling.Eisen voor debuigtreksterkte zijn in ditontwerp niet meer opgenomen. Voor debouwpraktijk blijken deze cijfers weinig be-tekenis te hebben.In het ontwerp worden ook eisen genoemd,waaraan cementen moeten voldoen om hetpredikaat 'geringe hydratatiewarmte' danwel 'sulfaatbestendig' te verkrijgen. Na 7dagen verharding bij 20?C mag een cementmet geringe hydratatiewarmte volgens ditontwerp niet meer dan 65 cal/g ontwikke-len; deze waarde ligt juist tussen de Ameri-kaanse norm vim 70 cal/g en de Engelsenorm van 60 cal/go Voor wat betreft de sul-faatbestendigheid zijn in dit ontwerp eisenopgenomen die geheel aansluiten bij degangbare opvattingen in de praktijk. Voorportlandcement betreft dit een beperking vanhet C3A-gehalte tot maximaal 3%, voorhoogovencement het gebruik van klinkermet maximaal 3% C3A en slak met maximaal13% A1203, dan wel een slakgehalte vanminstens 70%.ir.A.P. van Vugt
Reacties