Hulpstoffen kunnen een nuttige bijdrage leve-ren bij het optimaliseren van betonsamenstel-lingen. Of tot toepassing zal worden overge-gaan dient van geval tot geval te wordenbeoordeeld, middels het afwegen van veron-derstelde voordelen tegenover mogelijke nade-len. Hierbij spelen diverse factoren ineen nietaltijd voorspelbare samenhang een rol. Tijdigoverleg tussen alle betrokkenen is derhalveabsolute voorwaarde. Eenzekere regulering bijdergelijk overleg is noodzakelijk en in het alge-meen wordt hierin voorzien door normen envoorschriften.Watdit laatste betreft doet zich voorsuperplasti-?tceerders een uitzonderlijk geval voor. Be-staande voorschriften en normen geven nietaan hoe te handelen, integendeel, meerderebepalingen en artikelen laten het toepassen vandeze hulpstof in feite niet toe. STUTECH-rapport No. 1 'Superplastificeerders' geeft hier-over uitgebreide informatie en bevat tevensaanbevelingen om in deze omstandigheid ver-andering te brengen.Inmiddels is bekend dat Voorschriftencommis-sie XI 'Tussentijdse wijzigingen en aanvuflingenVB 1974 op betontechnologisch gebied' vanCURNB dit onderwerp in het takenpakket heeftopgenomen zodat een oplossing voor boven-genoemde problematiek tegemoet kan wordengezien. Dat neemt niet weg dat de huidige, doorvelen terecht als onbevredigend ervaren situa-tie toch nog wel even zal duren.STUTECHheeft gemeend ter overbrugging eenserie Aanbevelingen te moeten opstellen enpubliceren die mogelijk van nut kunnen zijn bijhet thans overwegen en begeleiden van detoepassing van superplastificeerders.Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen opbasis van een door Studiegroep 10 'Richtlijnentoepassing superplastificeerders' voorbereidconcept; in deze studiegroep hadden zitting deheren A. Brink, Sj.Bruins Slot, D.G.Gortzak enW.J.E.Louwerens.Dit concept is behandeld in de Algemene Le-denvergadering van STUTECH op 25 septem-ber 1979. Naar aanleiding daarvan is de hiergepubliceerde versie vastgesteld.Cement (1980) nr. 1Aanbevelingen voordetoepassi.ng vansuperplastificeerdersOpgesteld doordeSTUTECH, studieverenigingvoorbetontechnologie*Deze aanb?velingen dienen als aanvulling op de geldende betonvoorschriftenmet het doel fouten bijhet toepassen van superplastificeerders te voorkomen. Deze aanvullingen zijn noodzakelijk omdat:- niet alle superplastificeerders vallen onder NEN3532, 'Hulpstoffen voor mortel en beton. Indeling,benamingen en definities' aangezien in artikel 4.1 van deze norm alleen de oppervlakactievehulpstoffen worden genoemd;de consistentie van vloeibeton niet voldoet aan artikel 603.7 van NEN 3861, 'Voorschriften Beton VB1974', waarin wordt gesteld dat betonspecie met een zetmaat groter dan 160 mm niet rnag wordenverwerkt;bij het toepassen van superplastificeerder niet altijd kan worden voldaan aan artikel 6.5 van NEN3502, 'Levering van betonmortel', waarin wordt voorgeschreven dat hulpstoffen voor de aanvang vanhet transport aan betonspecie toegevoegd moet worden.DefinitieEen superplastificeerder wordt in deze aanbevelingen gedefinieerd als een hulpstof, die een blancobetonspecie minstens vanconsistentiegebied 1 naar 3 of van 2 naar 4 kan brengen, waarbij deoverige eigenschappen binnen redelijke grenzen blijven (zie STUTECH-rapport 1, studiegroep 6:'Superplastificeerders').ToepassingsmogelijkhedenSuperplastificeerders kunnen om 3 redenen worden toegepast:in hoge mate verbeteren van de verwerkbaarheid bij gelijkblijvend watergehalte (vloeibeton);- het in belangrijke mate verlagen van het watergehalte bij gelijkblijvende verwerkbaarheid (water-gereduceerd beton);een combinatie van de redenen onder 1 en 2.Vloe/beton, in de zin van deze aanbevelingen, is betonspecie die verkregen wordt door aan eenblanco betonspecie met een verwerkbaarheid in consistentiegebied 3 of lager een superplastificeer-der toe te voegen, zodanig dat de consistentie ligt tussen 520 en 600 mm schudmaat (d.w.z. groterdan 160 mm zetmaat) en geen ontmenging van de betonspecie optreedt.Watergereduceerd beton, in de zin van deze aanbevelingen, is een betonspecie'dle verkregen wordtdoor aan een blanco betonspecie, die nagenoog niet verwerkbaar is door een laag watergehalte, eensuperplastificeerder toe te voegen, zodanig dat de vereiste verwerkbaarheid bereikt wordt.Uitgangspunten voor de samenstellingBlanco-betonspecie:- cementgehalte volgens de VB 1974;- korrelverdeling van het toeslagmateriaal tussen de grenslijnen A en B (zie figuur A-17 tlm A-20 vande VB 1974);- fijn materiaal Kleiner dan 0,250 mm volgens de VB 1974;-consistentiegebied 3 of lager.Bij betonklasse I geldt dat het consistentiegebied van de blanco betonspecie maatgevend is voor hetbepalen van het minimum cementgehalte.VooronderzoekDe toegepaste betonsamenstelling moet op grond van een vooronderzoek worden vastgelegd. Ditvooronderzoek dient voor het vaststellen van de hoofd- en nevenwerkingen van de superplastificeer-der, alsrnede de verenigbaarheid met eventuele andere gewenste hulpstoffen. "Het vooronderzoek kan achterwege blijven, indien aan de hand van praktijkervaringen de hoofd- ennevenwerkingen bekend zijn, dan wel de verenigbaarheid met andere hulpstoffen bij eerderetoepassingen is aangetoond.Vervaardiging van betonspecie met superplastificeerderIn de betonmortelindustrie worden superplastificeerders, afhankelijk van de werkingsduur, toege-voegd op de centrale of het werk. Voor toevoeging op het werk dienen truckmixers uitgerust te zijnmet geschikte dosseerapparatuur; het toevoegen moet geschieden kort voordat de betonspecie zalworden verwerkt.42Cement XXXII (1980) nr. 1De doseerapparatuur op de truckmixer mag slechts die hoeveelheid superplastificeerder bevattendie toegevoegd moet worden aan de desbetreffende lading betonspecie.De betonspecie met superplastificeerder moet zo lang worden gemengd dat de lading homogeen is.Na toevoeging van de superplastificeerder moet de totale mengtijd minimaal 3 minuten bedragen bijeen toerental van 8 ? 12 omwentelingen per minuut.De truckmixerchauffeur moet voor de uitvoering van zijn werk een schriftelijke handleiding terbeschikking hebben.In stationaire mengers zal indien de superplastificeerder gelijktijdig met het aanmaakwater wordttoegevoegd geen extra mengtijd nodig zijn. In alle andere gevallen zal de mengtijd proefondervlnde-lijk moeten worden vastgesteld.De homogeniteit van betonspecie met superplastificeerder kan gemeten worden volgens artikel 9.5(globale controle op de homogeniteit van de betonspecie) van NEN 3502 'Levering van betonmorlel'.De in dit artikel genoemde vergelijking van de zetmaat van twee uit ??n lading afkomstige monstersbetonspecie vervalt en wordt vervangen door een vergelijking van de schudmaat. Het verschil inschudmaat van de beide monsters mag maximaal 50 mm bedragen.Nadoseren van een tweede hoeveelheid superplast?lceerder aan betonspecie is niet toegestaan,tenzij aan de hand van een vooronderzoek is aangetoond, dat dit geen schadelijke effectenveroorzaakt.Controle op consistentieDe consistentie van betonspecie met superplastificeerder moet bepaald worden met behulpvan deschudmaat. De voor deze proef benodigde apparatuur bestaat uit:een stalen kegelmantel, die de vorm heeft van een afgeknotte kegel met een inwendige boven-middellijn van 100 mm, een inwendige ondermiddellijn van 200 mm en een hoogte van 300 mm;een ronde stalen staaf, lang 600 mm, middellijn 16 mm met een vlak uiteinde;een afstrijklineaal;een meetlat;een schudtafel.De schudtafel bestaat uit een vierkant blad, groot 700 x 700 mm, bestaande uit een raamwerk metbeschieting. Dit raamwerk is langs ??n van de zijden draaibaar bevestigd aan een daaronder liggendraamwerk van dezelfde afmeting. Het bovenraamwerk moet een massa hebben van ongeveer 16 kgen zijn voorzien van een beschieting, waarop een stalen plaat, dik 2 mm, is aangebracht. Deraamwerken moeten zodanig van een aanslag worden voorzien dat het bovenraam aan de zijdetegenover de scharnieren 40 mm kan worden gelicht. Het hart van de plaat wordt aangegeven doormiddel van twee loodrechte lijnen, die evenwijdig lopen met de zijkanten. Met het hart als middelpuntwordt een cirkel getrokken met een middellijn van 200 mmoDe proef wordt als volgt uitgevoerd:De kegelmantel wordt geplaatst in het hart van de schudtafel. :De betonspecie wordt er vervolgens,nadat deze goed is omgezet, in drie lagen van gelijke hoogte aangebracht.Tijdens het vullen moet demantel worden aangedrukt. Verder moet elke laag met de metalen staaf 10 maal worden gepord. Nahet afstrijken van de bovenkant moet een halve minuut worden gewacht. In deze tijd wordt de rondomde kegelmantel gemorste specie verwijderd, waarna de mantel voorzichtig wordt gelost door hemrechtstandig naar boven te bewegen. Het bovenraam wordt nu voorzichtig tegen de aanslag opgetilden dan losgelaten. Dit moet 10 maal geschieden binnen 30 seconden. Onmiddellijk daarna wordt demiddellijn van de speciekoekgemeten volgens de twee aangegeven lijnen. Het gemiddelde van dezebeide afmetingen afgerond op 10 mm geeft de schudmaat.AfleveringOp de afleveringsbon of op het notatieformulier moet naast de zetmaat, resp. verdichtingsmaat vande blanco betonspecie ook de schudmaat van de betonspecie met superplastificeerder wordenvermeld.Verwerking van betonspecie met superplastificeerderNEN 3051 'Richtlijnen voor het trillen van beton' is van toepassing. Het kan aanbeveling verdieneneen verwerkbaarheidsproef uit te voeren. De verwerkbaarheidsproef heeft tot doel na te gaan ofonder de gegeven omstandigheden de betonspecie verdicht kan worden met de gedachteverdichtingscapaciteit (zie artikel 8 - NEN 3051).Bij de berekening van de bekisting moet rekening worden gehouden met de specifieke consistentievan vloeibeton en de eventueel vertragende werking van de superplastl?ceerder,Nabehandeling van beton specie met superplastificeerderTen aanzien van de nabehandeling van betonspecie met superplastificeerder gelden dezelfdemaatregelen als voor blanco betonspecie.43
Reacties