Zesde congres van de Inter-nationale BetonwarenindustrieAmsterdam, 17-28 meiU.D.C. 691.31 (100):061.3(492.621)" 1969.05.17/.28"Congres van de Internationale BetonwarenindustrieHet driejaarlijkse Internationale Congres vanhet Bureau International du B?ton Manufac-tur? vond ditmaal plaats in Nederland. Eenweek lang stond het Amsterdamse RAI-com-plex in het teken van betonwaren. In hetcongrescentrum vonden de lezingen en dis-cussies plaats en werden verschillende filmsvertoond, terwijl een deel van de expositie-ruimte was ingeruimd voor de BIM-tentoon-stelling, waar vele toeleveringsbedrijven uitverschillende landen hun nieuwste produktentoonden.Bij de openingszitting op maandagmorgen19 mei gaven verschillende autoriteiten vanregeringszijde en van de Gemeente Amster-dam van hun belangstelling blijk. De ministervan Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde-ning, ir.W.F.Schut, stond in zijn toespraakuitvoerig stil bij de betekenis van de beton-warenindustrie. Om hiervan enige indruk tegeven, vermeldde hij enkele percentages engetallen. Zo bedraagt de bruto-investeringvoor de bouwnijverheid ongeveer 15%vanhet nationale produkt, terwijl van hetgeen inNederland in beton gebouwd wordt ca. 30%behoort tot de zgn. betonwaren. Dit percen-tage kwam in 1967 neer op een produktiedoor de Nederlandse betonwarenindustrievoor een bedrag van 614 miljoen gulden.Dank zij de goede samenwerking tussen deBond van Fabrikanten van Betonwaren enhet Centraal Bureau voor de Statistiek is eengrote verbetering verkregen in de waame-Minister Schut met enige leden van hetcongresbestuur bij de 'Zeemeeuw'foto: Nationaal Foto Persbureau A'damming van wat er in de sector betonwarenplaatsvindt, hetgeen de minister met het oogop de ontwikkeling van deze bedrijfstak innationaal en internationaal verband van grootbelang achtte.Tijdens de openingszitting werd het woordverder gevoerd door de president van hetBIBM, de heer C.H.van Waning en de voor-zitter van de Bond van Fabrikanten van Be-tonwaren in Nederland, de heer P.Duinker.Deze toespraken, alsmede de voordracht vanir.C.J.Louw, die sprak over de toekomst vande betonwarenindustrie, werden integraal op-genomen in het speciaal aan het congresgewijde juninummer van Cement.De openingszitting werd besloten met hetoptreden van de Amsterdamse politiekapel,die minister Schut ook begeleidde bij zijnrondgang door de BIM-tentoonstelling.Eerste werkzitting 'Kwaliteit'Maandagmiddag werd aangevangen met dewerkzittingen, waarvan de eerste betrekkinghad op de kwaliteit. Er was een viertal bij-dragen ingediend: Dr.A.R.Collins (Engeland)hield een meer algemene beschouwing overde betekenis van de kwaliteitscontrole; prof.ir.A.O.V.C.Grave (Belgi?) besprak de norma-lisatie van de kwaliteitscontrole; M.Papadakis(Frankrijk) ging in op de technische aspec-ten, terwijl Dipl.-Ing.Dr.G.Schwarz (Oosten-rijk) de beproeving van beton op splijtsterktebeschouwde als beproevingsmethodiek voorde kwaliteitscontrole.Zeer duidelijk kwam naar voren dat kwali-teitscontrole als een economische maatregelmoet worden beschouwd, omdat men hier-mee onnodig hoge produktiekosten of eenoneconomisch groot aantal afgekeurde pro-dukten voorkomt. In het algemeen bestaateen keuring uit de toepassing van bepaaldeonderzoekingsmethodes, die een indruk ge-ven van de kwaliteit van het produkt. Dezezijn alleen dan zinvol, als de verkregen gege-vens snel teruggevoerd kunnen worden naarhet produktieproces, waar de mogelijkheidmoet bestaan om eventuele correcties aante brengen. De controle is op statistischegrondslagen gebaseerd. Er wordt niet ge-tracht om niet aan de eisen voldoende pro-dukten geheel uit te schakelen, maar dezetot een minimum te beperken. Een continuekwaliteitscontrole richt zich in principe op degemiddelde kwaliteit van het eindprodukt, despreiding die in de kwaliteit voorkomt en dewijze waarop deze twee factoren worden be-?nvloed door variaties in de materialen en defabricagemethodes. Er moet dus een econo-mische middenweg gevonden worden tussenkosten, verbonden aan het afkeuren van deprodukten, de kans op afkeuring, de kostendie nodig zijn om deze kans te verkleinen(door andere materialen te gebruiken of an-dere fabricagemethodes toe te passen) ende kosten van de vereiste, controles (Collins).Bij de kwaliteitscontrole is objectiviteit vangroot belang, d.w.z. de kwaliteitseisen moe-ten nauwkeurig omschreven zijn in getals-waarden en eenheden. Hetzelfde geldt voorde beproevingsmethodes, zodat uitslagenvan proeven reproduceerbaar zijn. Hieruitblijkt reeds duidelijk welk belang moet wor-den toegekend aan normalisatie, niet alleenvan de kwaliteit maar ook van de afmetin-gen. Een dergelijke normalisatie dient func-tioneel te zijn en rekening te houden met debestemming van het produkt. Immers daaruitvalt eerst af te leiden welke kwaliteitseisente stellen zijn, dat bijv. naast sterkte ook dethermische of geluidsisolatie, brandbesten-digheid, enz. een rol spelen.Het opstellen van normaalvoorschriften is inde bouwnijverheid geen eenvoudige zaak,omdat in tegenstelling tot vele andere tak-ken van de industrie, meerdere instantiesdaarbij betrokken zijn.Als voorbeelden van functionele normalisatiein de sector 'betonwaren' werden de Belgi-sche normen 538 en 539 genoemd, resp.betreffende betonblokken en geprefabriceer-de vloeren (Grave).Voor een goede kwaliteitscontrole is eenvoortdurende bewaking van alle produktie-fasen van het grootste belang. Immers hetgrote aantal uitgevoerde bewerkingen zullenonvermijdelijke fouten veroorzaken, waar-door de kwaliteit van het eindprodukt na-delig wordt be?nvloed. Men zal in de praktijkde controlewerkzaamheden zoveel mogelijkover de fabricage en de gerede produktenverdelen, ten einde de kosten te beperken.Desondanks blijft het kostbaar wanneer mende zekerheid wil hebben dat 95% van devervaardigde produkten aan de gesteldeeisen voldoet.Zoals bekend geschiedt de controle op sta-tistische wijze, waarbij meestal de verdelingvolgens de Gauss-kromme wordt gehan-teerd. Ten behoeve van de eindcontroleCement XXI (1969) nr. 7 326dient men te beschikken over de standaard-afwijking. Met deze grootheid, waarmee despreiding gekarakteriseerd wordt, is het mo-gelijk het gemiddelde dusdanig te kiezen dater voldoende zekerheid bestaat dat het ge-wenste percentage goedgekeurde produktenwordt verkregen (Papadakis).Ten behoeve van een tiental betonfabriekenin Oostenrijk werd onderzocht in hoeverrede beproeving van beton op splijttreksterktekan worden gehanteerd bij de kwaliteitscon-trole. Daarmee wilde men bereiken dat metminder proefstukken zou kunnen worden vol-staan, hetgeen kostenbesparend is en waar-mee de onvermijdelijke spreiding die zich bijeen groot aantal proefstukken voordoet kanworden verminderd.Zoals reeds gebleken was bij de fabricagevan holle muurblokken, binnenwandstenen,enz., vraagt de genoemde beproevingsme-thode om een goed verdichte betonsoort. Deconclusies uit het onderzoek waren ondermeer dat met 17% van het gebruikelijke aan-tal vergelijkende proefstukken kan wordenvolstaan, omdat bijv. met elk prisma 12 X12 X 36 cm zes splijtproeven kunnen wor-den uitgevoerd zonder dat van wederzijdsebe?nvloeding sprake is. Voorts kan de sterk-tetoename van beton aan hetzelfde proefstukop zes verschillende tijden worden gecontro-leerd, terwijl verder met kleinere, bijv. 20tons persen kan worden volstaan (Schwarz).De discussie, die in twee?n gesplitst was,resp. onder leiding van Dipl.-Ing.F. Kluge(West-Duitsland) en M.Skytte (Denemarken)concentreerde zich onder meer op het pro-bleem dat de kwaliteit van de betonsamen-stelling eerst goed beoordeeld kan wordenals het produkt gereed is. Van groot belangmoet daarom een zorgvuldige controle vande grondstoffen en van de samenstelling ge-acht worden, het nauwlettend controlerenHet RAI-Congrescentrum in het tekenvan de betonwarenfoto: Nationaal Foto Persbureau A'damvan de water-cementfactor, ofschoon opge-merkt werd dat voor een goed lopende pro-duktie het handhaven van een gelijke ver-werkbaarheid maatstaf zou moeten zijn, ookal zal dit een grotere spreiding in de sterkte-cijfers te zien geven.De kwaliteitscontrole als een economischemaatregel, werd meermalen geconstateerd,ofschoon van overheidswege de opmerkinggemaakt werd dat een co.ntrolerend lichaamzich van deze. economische aspecten dientte distanci?ren. Het is ook, zoals prof.Graveopmerkte, een zaak waarbij gerekend moetkunnen worden op de samenwerking vanalle betrokkenen, vandaar dat normalisatievan eisen en beproevingsmethodes als eengroot belang werd onderschreven. Een com-missie van de E.E.G. werkt momenteel aande eenheid op Europees niveau. Een over-koepelend karakter draagt eveneens hetwerk van een gezamenlijke commissie vanCIB, RILEM en FIP, die richtlijnen op-stelt betreffende de statistische kwaliteits-controle.Tweede werkzitting 'Organisatie-mechanisa-tie-automatisering'Er waren zes bijdragen voor de tweedewerkzitting ingezonden. Het grootste aantalhad betrekking op de mechanisatie van deMinister Schut tijdens de openingszittingfoto: Cement/B. J. de Ruiterproduktie van betonwaren.J.Moulet (Frankrijk) behandelde de produktievan elementen voor dragende muren, be-staande uit een buitenlaag, een isolerendetussenlaag en een afgewerkte binnenlaag.De spreker betoogde dat er een nauwe re-latie bestaat tussen de mogelijkheden vanmechanisatie en het vinden van een afzet-markt voor bouwelementen. Hij sprak voortsover de samenhang tussen het openen vaneen afzetmarkt voor muurelementen die 'inde catalogus' worden aangeboden enerzijdsen de uitbreiding van fabrieken en de be-kwaamheid om nieuwe technieken toe tepassen anderzijds.Een Nederlandse bijdrage tot het thema'mechanisatie' werd geleverd door R.M.Feen-stra, die de produktie van galerij- en balkon-elementen behandelde welke toegepast wor-den in combinatie met het Era-bouwsysteem.Mechanisatie in de produktie van beto,nnenbuizen was een bijdrage van G.B.Price Jr(USA), waarin deze een overzicht gaf van dehuidige praktijk en idee?n in de USA op hetgebied van de fabricage van buizen. Geziende hoge loonkosten en het tekort aan ar-beidskrachten wordt veel aandacht besteedaan de factor arbeid. Interessant was de ge-maakte vergelijking tussen de voornaamsteeisen van de gebruikers in de VerenigdeStaten en die in Europese landen.In zijn rapport ging hij speciaal in op het'Packerhead'-proc?d?, zowel wat betreft deproduktiehoeveelheden als de daaraan ver-bonden loon- en grondstoffenkosten.Veelomvattend was het rapport van Dr.-lng.G.G.Richter (West-Duitsland) die een over-zicht gaf van de stand van ontwikkeling ophet gebied van transportmaterieel voor ver-voer binnen het bedrijf. Hij betrok in zijn be-schouwing .niet alleen de bedrijven waar ge-standaardiseerde massaprodukten wordengemaakt, doch ook enkele die bijzonderevormen van grote elementen fabriceren, zo-als T-vormige en kubusvormige elementen,alsmede geprefabriceerde natte cellen.Een bijdrage tot het deelonderwerp Automa-tisering was van Dott.-Ing.G.Vignoni, die devolledige automatisering bij de produktie vantegels besprak zoals werd opgezet voor eenCement XXI (1969) nr. 7 327bepaalde fabriek in Itali?. Per 8-urige werk-dag levert deze fabriek een produktie van ca.700 m2tegels, waarvoor in totaal 6 man aanpersoneel is ingeschakeld: d.w.z. 2 man voorhet slijpen en polijsten, 3 man voor het vullenvan de silo's, het transport naar het maga-zijn, e.d., voorts 1 technicus die belast ismet het toezicht op de gehele installatie.Het organisatie-aspect bij montage vormdede inhoud van een bijdrage door ir.F.Brouwer(Nederland) en wel met betrekking tot hetwoningbouwsysteem Elementum. De monta-ge neemt in het gehele produktieproces eenduidelijke sleutelpositie in, immers het tempovan de montage wordt bepaald door de ca-paciteit van de gekozen kraan. Voorwaardevoor de maximale benutting van deze ca-paciteit is, dat de voorafgaande en de daar-op volgende fasen goed op de montage zijnafgestemd.De discussie werd ingeleid door A.J.Sand-berg (Zweden), die constateerde dat met debijdragen een breed gebied behandeld was,dat zich uitstrekte van de eenvoudige tegeltot zware geprefabriceerde elementen voorbijzondere doeleinden. Hij was van mening,welk betonprodukt het ook betreft, dat goeddoordacht materieel niet los van de afzet-markt gezien kan worden. Aan de hand vaneen aantal grafieken wees hij op het verbandtussen technisch niveau van een bedrijf ende mate van industrialisatie bij voortschrij-dende ontwikkeling; voorts wijdde hij aan-dacht aan de betekenis voor een bedrijf vande beslissing om tot (verdere) mechanisatievan een produktie over te gaan, en aan dekosten van een produktie voor en na invoe-ring van mechanisatie.In de discussie werd onder meer opgemerktdat de catalogus van betonelementen, waar-van Moulet melding maakte, klaarblijkelijkalleen nog maar betrekking heeft op ruw-bouwelementen. Gemeend werd dat de cata-logus alleen dan doeltreffend is wanneer ookeen keuze gemaakt kan worden uit afwerk-produkten. Betreffende het uiterlijk vanlaatstgenoemde categorie werd een beroepgedaan op de medewerking van architecten.Derde werkzitting 'Constructief lichtbeton'Twee bijdragen hadden betrekking op hetconstructieve gebruik van lichtbeton.H.H.Bache (Denemarken) gaf een technolo-gische uiteenzetting betreffende de sterktevan lichte toeslagmaterialen. Hij ging uit vanhet karakteristieke verschil tussen normaalen lichtbeton, ni. dat in sterkte bij een ge-lijke effectieve water-cementfactor. In nor-maal beton is het toeslagmateriaal meestalveel sterker dan de mortel, terwijl bij licht-beton het toeslagmateriaal meestal de minststerke component is. Ter verklaring van eenen ander zijn verschillende theorie?n opge-In het betonnen autootje op deBIM-tentoonstellingfoto: Cement/B. J. de RuiterDe show werd gestolen door degezamenlijke stand van de BFBNfoto: Cement/B. J, de Ruiterbouwd, waarbij beton beschouwd wordt alseen door twee componenten gevormd mate-riaal. Nu is er door de auteur een formuleontwikkeld waaruit de eigen sterkte van hetmateriaal met de sterkte van het beton inverband wordt gebracht. Deze formule luidt:waarin de sterkte van het beton is, a be-trekking heeft op het toeslagmateriaal en mop de mortel, terwijl n de concentratie vanhet toeslagmateriaal is.De discussieleider Dipl.-Ing.R.H.Weiss weesop het oorspronkelijke in de voordracht vanBache, om de druksterkte van het beton tebeschouwen als een functie van de eigensterkte van het toeslagmateriaal en het vo-lume-aandeel ervan. In het bijzonder de be-paling van de eigen sterkte van het toeslag-materiaal heeft tot op heden de nodigemoeilijkheden gegeven.In de theorie van Bache is blijkens zijn for-mule geen rekening gehouden met de kor-relverdeling, terwijl over eigenschappen alskrimp en kruip, die in praktische berekenin-gen van groot belang zijn, in alle talen ge-zwegen wordt. Niettemin werd geoordeelddat als positieve waarde van de proeven be-schouwd kan worden het ontstaan van eenbeproevingsmethode waarmee het lichte toe-slagmateriaal op gelijkmatige sterkte kanworden gecontroleerd.Ten aanzien van de samenstelling van lichttoeslagmateriaal waaraan geen natuurlijkzand is toegevoegd werd de bedenking geuitdat daarmee wel eens moeilijkheden zoudenkunnen ontstaan wat betreft de aanhechtingmet staal, daar deze laatste wordt bepaalddoor de kwaliteit van de cementsteen en hetfijne toeslagmateriaal. Het ontbreken van delaatste zou eveneens gevolgen kunnen heb-ben wat betreft de krimp en de kruip.Verdere onderwerpen van discussie warende ?-modulus van het lichte toeslagmateriaai,de duurzaamheid van lichtbeton, het gebruikvan lichtbeton als gezandstraalde oppervlak-laag van normale betonplaten. Voorts werdopgemerkt dat de beproevingsresultaten vanBach wel enigszins simplistisch in een for-mulevorm weergegeven is. Door de geschei-den beschouwing van de mortelsterkte ende korrelsterkte wordt men in het ongewissegelaten met welke sterkte men de totalesterkte wil bereiken.Dipl.-Ing.H.Heufers (West-Duitsland) gaf aande hand van talrijke, in Duitsland gebouwdeconstructies in lichtbeton een beschouwingover de economie van dit bouwmateriaal. Of-schoon de materiaalkosten van 1 m3lichtbe-tonspecie aanzienlijk hoger liggen in verge-lijking tot het normaal beton, kunnen vol-tooide bouwwerken desondanks toch goed-koper zijn. Men dient derhalve 1 m3verhardbeton in zijn totaliteit te beschouwen, d.w.z.met inbegrip van kosten voor wapening, be-kistingen, transport, enz. Deze meerprijs kanCement XXI (1969) nr. 7 328Decoratief spel met betonwarenfoto: Cement/B. J. de Ruiterbij vele projecten ruimschoots teniet ge-daan worden door toepassing van construc-ties in lichtbeton, indien men tot een goed-kopere oplossing van het gestelde construc-tieprobleem komt.De voordracht werd aan de hand van ver-schillende dia's van interessante projectenge?llustreerd.De discussie betreffende de laatste voor-dracht werd in een enigszins andere richtinggeleid, hoofdzakelijk omdat de discussielei-der J.W.A.Ager (Engeland) de aandacht ves-tigde op lichtbeton met een geringere sterk-te, dat niet zozeer voor constructieve doel-einden bestemd is, maar niettemin voor-treffelijke eigenschappen bezit, zoals bijv.geluids- en warmte-isolatie.Vierde Werkzitting 'Nieuwe Produkten, nieu-we technieken, bijzondere voorbeelden vanhun toepassing'In deze zitting vertoonden de verschillendebijdragen een bonte en aantrekkelijke ver-scheidenheid. Besproken werden technischeen technologische ontwikkelingen, alsookmogelijkheden voor technisciie applicatiecur-sussen.Dr.-lng.H.J.Schacht (West-Duitsland) gaf eenverhandeling over d? opleiding en het voort-gezette onderricht van het technische kaderin de betonwarenfabrieken. Hij betoogde on-der meer dat een technische vooropleidingbij de huidige snelle ontwikkeling slechtstoereikend is voor 6-7 jaar, indien deze voor-opleiding 'up to date' geweest is. Een voort-durende voortgezette beroepsopleiding vanleidinggevend technisch personeel is daaromnoodzakelijk. De spreker noemde verschil-lende mogelijkheden van voortgezette op-leiding waarbij als de meest effectieve vormeen opeenvolging van korte cursussen be-schouwd kan worden. Een afwezigheid vanmeerdere weken van het leidinggevend per-soneel zou nl. grote problemen in het bedrijfscheppen.Dr.-lng.F.S.Rost?sy (West-Duitsland) besprakeen onderwerp dat beter tijdens de werkzit-ting over constructief lichtbeton ter sprakehad kunnen komen, nl. over de sterkte opafschuiving van constructief lichtbeton. Hijgaf daarbij een overzicht van de stand vanzaken betreffende onderzoek, normen en deresultaten van proeven. Uitgebreide onder-zoekingen op dit gebied vinden onder meerplaats in het Otto-Graf-Institut te Stuttgart,onder leiding van Prof.-Dr.-Ing.F.Leonhardt.Op het gebied van de schuifsterkte bij con-structief lichtbeton zijn nog maar weinig ge-gevens bekend. De belastingen waarbij doorschuifspanningen scheuren ontstaan zijn 10-40% lager als bij normaal beton. Deze groteverschillen in cijfers vinden onder meer hunoorzaak in het feit dat de eigenschappenvan de in diverse landen gebruikte lichtetoeslagmaterialen nogal verschillen als ge-volg van hun geologische herkomst en hunwijze van fabricage.Dipl.-Ing.P.R.Ljungqvist (Finland) besprak debescherming van betonnen rioolbuizen tegende aantasting door zuren, zoals in zijn landdikwijls voorkomt, temeer daar uitsluitendgebruik gemaakt wordt van portlandcementals bindmiddel. Door de binnenkant van debuizen te behandelen met een speciale epo-xyhars werd een aanzienlijke verbeteringverkregen in de weerstand tegen chemischeaantasting. Ofschoon de buizen hiermeeduurder geworden zijn, kan reeds met suc-ces geconcurreerd worden tegen de ke-ramische buizen die tot dusverre werdentoegepast in gevallen waar gewoon betonslechts een korte levensduur zou bezitten.L.Laroche (Frankrijk) besprak de mogelijk-heid van emailleren van betonoppervlakken,hetgeen gerechtvaardigd zou zijn doordat pla-ten van grote afmetingen daarmee volkomenglad en scheurvrij worden. Het emaillerenvan oppervlakken wordt hoofdzakelijk gezienals decoratiemogelijkheid in in- en exterieur.Dipl.-Ing.A.Schwartz (Isra?l) bracht een be-langrijk onderwerp aan de orde, nl. het onder-zoek naar de akoestische eigenschappen vangeprefabriceerde gebouwen, geconstrueerdvolgens verschillende systemen. Daarbij werdspeciaal aandacht geschonken aan de ver-mindering van het geluid door scheidings-muren en door combinaties van plafonds enzwevende vloeren tussen twee flats. Met en-kele grafieken toonde hij de doorgangsver-liezen, zowel bij luchtgeluid als bij contact-geluid, en vergelijkt de gevonden waardenmet betreffende I.S.O.-voorstellen.Een Nederlandse bijdrage werd gebrachtdoor ir.L.H.Huisman, en betrof het gebruikvan betonelementen in de boerderijbouw.Men streeft tegenwoordig naar landbouwbe-drijfsgebouwen die gemakkelijk kunnen wor-den aangepast en uitgebreid. Een van demiddelen om dit te verwezenlijken is het ge-bruik van betonelementen die kunnen wor-den weggenomen en opnieuw gebruikt. InNederland is men gekomen tot de prefabri-cage van verschillende vloerelementen, on-der meer voor voergoten, gruppen, drijfmest-gruppen, roostervloeren enz.Het mag van groot belang geacht wordendat bij dergelijke internationale congressenook de zienswijze van architecten kenbaargemaakt wordt. Onder de algemene titel 'Be-ton en Ontwerp' betoogde de Nederlandsearchitect E.F.Groosman welke waarde moetworden toegekend aan produkten die op deeen of andere wijze 'maatschappelijke' func-ties raken of mede bepalen. Voor de vorm-geving daarvan is een nauwe samenwerkingmet architecten en kunstenaars gewenst.J.D.Peacock (Engeland) sprak over de indus-tri?le vervaardiging van bordestrappen metdragende spilwand, hetgeen mogelijk ge-maakt werd dank zij een groot woningbouw-project van ca. 1200 woningen. De moeilijk-heid daarbij was niet de constructie, maarveel meer de detaillering van de wapening,die zodanig moet zijn dat met de completeeenheid kan worden gemanipuleerd, nl. stor-ten in horizontale stand, monteren in verti-cale en het kantelen tussen beide fasen.W.Q.Frischmann (Engeland) besprak de con-structie van het 113 m hoge torenblok 'Cen-trepoint' in Londen, dat deel uitmaakt vaneen uitgebreid bouwplan in het centrum vanAlgemene voorlichting over bouwenin prefab-betonfoto: Cement/B. J. de RuiterCement XXI (1969) nr. 7 329Londen. Er is een functionele scheiding in deconstructie aangebracht tussen windkernen,vloeren en dragende stijlen. Dank zij dezescheiding werd voldoende continu?teit terplaatse van de voegen verkregen.Ervaringen in Zweden met geprefabriceerdeelementen werden gerapporteerd door T.Agren. In Zweden blijkt grote belangstellingte bestaan voor het gestandaardiseerde dub-bel T-element, alsmede voor de op industri?-le wijze vervaardigde holle elementen vanvoorgespannen beton. De laatste tijd wordtin Zweden steeds veelvuldiger gebruik ge-maakt van een thermohardende (duroplasti-sche) kunststof als waterdichtend en belas-ting-overdragend voegmateriaal tussen be-tonelementen. Voorts zijn proeven verrichtmet natuursteenkorrels en acrylplastic alsbindmiddel, waarmee betonnen gevelelemen-ten worden bespoten ter verkrijging van eenaantrekkelijk oppervlak. Men is daarmeethans zover gevorderd dat de produktie opindustri?le schaal is begonnen.D.D.Manari (Roemeni?) gaf een beschrijvingvan de onderzoekingsresultaten die verkre-gen zijn in het Instituut voor Bouwonderzoekte Boekarest. Deze onderzoekingen warengericht op het bepalen van de wetenschap-pelijke voorwaarden die nodig zijn voor deontwikkeling van een werkwijze waarbij deverharding van het beton wordt versnelddoor verwarmde mallen. Momenteel vindendeze verwarmde mallen reeds toepassing inde praktijk, voor onder meer paaltjes v?ngewapend beton, grote panelen, voorgespan-nen balken, enz. De economische voordelenvan het gebruik van verwarmde mallen be-treffen onder meer de grote besparing aanwarmte, verkorting van de produktiecyclusen het leveren van een constante betonkwa-liteit.De laatste bijdrage in de reeks (F.Stub,Noorwegen) vormde de toepassing van eenunieke fund?ringsconstructie in een wegvakvan het trac? Oslo-noordwaarts. Deze wegin aanleg, doorkruist een streek met slappebodemgesteldheid. De over dit wegdek af-wijkende funderingsconstructie bestaat uitgeprefabriceerde driehoekige gewelfvormi-ge elementen die aan de randen door ribbenzijn verstevigd. De elementen steunen met dehoeken op palen die op kleef geheid zijn ineen driehoekig stramien van 4,25 m. Elkepaalkop draagt aldus 6 platen, waaroverheeneen uitvullaag ter dikte van 1 m wordt aan-gebracht.Geen discussie.Vijfde zitting, Bruggenbouw met prefab-ele-mentenAan de laatste zitting van het congres warenvier bijdragen verbonden. De eerste, van deFransman L.EIiche, handelde over standaar-disatie van de constructieve horizontale ele-menten voor bruggen, parkeergarages en di-verse bouwwerken. Een van de voornaamstegroepen van vloerfabrikanten in Europa heeftstandaardprofielen ontworpen voor zwarevloeren in gebouwen, alsmede voor bruggenen viaducten met overspanningen tot 15 m.De voornaamste voordelen die hiermee tebereiken zijn betreffen de standaardisatievan de fabrieksinrichting, de lagere afschrij-vingskosten en de kwaliteitsverbetering. Aldeze factoren leiden tot een lagere kostprijs.Het produktieprogramma omvat onder meervoorgespannen profielen (met rechthoekigetrapeziumvormige en l-vormige doorsneden)die ontworpen zijn voor gebouwen en kunst-werken. Voorts ook profielen die gecombi-neerd worden met bekistingsplaten voor dedruklaag en waarbij het voorgespannen be-ton optimaal benut kan worden door de hart-op-hart afstand te vari?ren. Er worden bijdeze constructies geen dwarsliggers toege-past, hetgeen in sommige gevallen de keuzevan zwaardere langsbalken betekent.Dr.-lng.H.Schmitz (West-Duitsland) sprakover bruggenbouw in zijn land met behulpvan geprefabriceerde betonelementen. Hijmaakte daarbij een onderscheid tussen brug-gen met een aantal gelijke overspanningenen kunstwerken die een speciale vormgevingvereisen. Prefabricage kan zowel in eenveldfabriek plaatsvinden als in een statio-naire fabriek. In het laatste geval gaat hetdan dikwijls om elementen die in grotereseries vervaardigd worden. Men streeft te-genwoordig naar standaardisatie. De Duitsespoorwegen zijn op dit punt voorgegaan, enhebben volgens een bepaald type reeds 55brugconstructies verwezenlijkt. Gebaseerdop de daar verkregen ervaringen onderzoektmen thans de bouwmarkt op de verschei-denheid en het aantal van de verschillendein aanmerking komende brugtypen. Uit deverkregen gegevens kan geconcludeerd wor-den dat standaardisatie tot vele mogelijk-heden leidt, zeker als de produktie- en mon-tagemethodes verder ontwikkeld worden.Bruggen van prefab-elementen in Zweden,was de titel van een voordracht door B.Hauzenberger (Denemarken). De ervaringendie men met prefabricage in de bruggen-bouw heeft opgedaan gaan reeds over eentiental jaren terug. Vanwege de klimatologi-sche omstandigheden (bestandheid tegenvorst) maakte men in het verleden bij voor-keur gebruik van een ter plaatse gestortdek, ten einde in langs- en dwarsrichtingeen monolitisch geheel te verkrijgen. Daarbijwerden moeilijkheden ondervonden, hoofd-zakelijk ten gevolge van de krimp- en kruip-verschijnselen in het geval van twee mono-liet verbonden elementen. De daardoor op-tredende scheurvorming is weliswaar nietdirect zichtbaar, maar er ontwikkelen zich opden duur toch inwendige spanningen. Hetis daarom gewenst om aan de optredendescheurvorming grenzen te stellen. De spre-ker gaf enkele mogelijkheden aan om dit terealiseren, bij voorbeeld door een daaropafgestemde extra wapening.Men heeft in Zweden ervaringen opgedaanmet verschillende vormen van geprefabri-ceerde liggers met diverse overspanningen.De laatste jaren is echter gebleken dat voor-al overspanningen van 12 tot 25 m zich bij-zonder voor Scandinavische omstandighedenlenen, zodat bruggen in deze afmetingen inaanmerking komen voor standaardisatie.Dr.Jos? A.F.Ordo?ez sprak over bruggen-praktijk in Spanje. De eerste geprefabriceer-de brug dateert reeds van 1945. Hij beperktezich echter tot de fabriekmatige vervaardi-ging en maakte onder meer melding van eenenqu?te, op dit gebied in Spanje verricht,waarbij men voor verschillende typen brug-gen de overeenkomstigheden en verschillenonderzocht heeft, inzake overspanningen,detaillering, belastingen, eigenschappen vanhet materiaal enz.Als inleiding tot de gedachtenwisselingvroeg de discussieleider ir.A.S.G.Bruggelingaandacht voor de factoren die de mate vanprefabricage van een brugconstructie bepa-len. Men mag aannemen dat in de gevallenwaarin prefabricage beperkt gehouden werd,er gestreefd is naar de goedkoopste oplos-sing. Aan de hand van schetsen gaf hij deverschillende brugdektypen aan die door desprekers naar voren gebracht zijn, en alsvolgt kunnen worden onderverdeeld:a. volledig ter plaatse gestort; b. met behulpvan geprefabriceerde elementen, waarbij hetgebruik van tijdelijk steigerwerk noodzakelijkwas; b met behulp van geprefabriceerdeelementen, waarbij geen gebruik van tijdelijksteigerwerk gemaakt is; d. volledig geprefa-briceerd brugdek, met of zonder mortelvoe-gen.Een aantal door de discussieleider geprepa-reerde vragen had onder meer betrekking opde wijze waarop in Zweden scheurvormingter plaatse van de opleggingen in het gevalvan doorgaand gemaakte constructies wordtvoorkomen. Zoals uit de voordracht vanHauzenberger reeds naar voren kwam pastmen extra staal toe in de onderflens, waarbijscheurvorming van 0,1-0,5 mm als toelaat-baar aanvaard wordt. Bij een andere brug-constructie werden boven de opleggingenvoorspankabels aangebracht, weliswaar eengecompliceerde oplossing, maar de conse-quentie van de destijds geldende landelijkevoorschriften op dit gebied. Overigens bleekuit de toelichting van de spreker dat prefa-bricage met het oog op het wegtransport be-perkt is tot een gewicht van 40 ton en lengtevan 42-45 m en gezien de breedte van dewegen zal dit voorlopig als een optimum be-schouwd moeten worden.Tijdens de discussie werd door een van deaanwezigen opgemerkt dat het begrip con-structief lichtbeton in geen van de vier voor-drachten ter sprake gebracht was, ofschoonin verschillende landen hiermee de nodigeervaring opgedaan werd.Met name in Frankrijk is lichtbeton praktischnog onbekend, hetgeen zijn oorzaak vindt inhet ontbreken van geschikte lichte toeslag-materialen voor betonkwaliteiten van 300of hoger. Hauzenberger stelde zich zeer ge-reserveerd op ten aanzien van het construc-tieve gebruik van lichtbeton in landen metkoude winters, met het oog op de vorstbe-stendigheid. Gewezen werd evenwel op deproeven in Duitsland waaruit gebleken zouzijn dat licht beton met ge?xpandeerde lei-steen als toeslagmateriaal dezelfde vorstbe-stendigheid bezit als normaal beton, terwijlin Oostenrijk geconstateerd kon worden dateen slijtlaag van lichtbeton op een bepaaldwegvak zich zeer gunstig gedragen heeftonder de invloed van doolzouten. In het al-Cement XXI (1969) nr. 7 330gemeen stelde men vast dat het gedrag vanlichtbeton in constructies, zelfs onder extre-me omstandigheden, behoorlijk bekend is.Gereageerd werd ook op de opmerking vanSchmitz die het als een belemmering voorde toepassing van constructief lichtbeton inde bruggenbouw beschouwde dat men bijnormaal beton de verhouding eigen gewichttot verkeersbelasting, hetgeen betekent dat??n derde van de dwarskracht voor rekeningvan het verkeer komt, met het oog op hetmontagestadium als zeer gunstig ervaart.Bovendien twijfelde hij aan het voldoen vanlichtbeton aan de eisen betreffende maat-nauwkeurigheid. Gewezen werd op de voor-dracht van Dipl.-Ing.Heufers, waarin talrijkeconstructies van lichtbeton de revue pas-seerden, terwijl een brugconstructie in Ne-derland, waar voorgespannen balken vanlichtbeton volgens de contactbouwmethodegemaakt zijn, wel bewijst dat t.a.v. de maat-nauwkeurigheid van lichtbeton zieh geen bij-zondere problemen voordoen.Als een van de grootste problemen bij ge-prefabriceerde brugconstructies wordt hetvoegenprobleem ervaren. Ordonez vermeld-de dat men in Spanje drie categorie?n vanvoegtypen onderscheidt, al naar gelang deklasse van de weg waarin de brug gelegenis. Van Zwitserse zijde werd melding ge-maakt van proeven uitgevoerd met zgn. elas-tische voegen, die enige hoekverdraaiingboven de steunpunten mogelijk maken, waar-door scheurvorming voorkomen wordt. Deproeven hebben voldaan, zodat dit typethans in de praktijk toepassing vindt.Aan het einde van deze laatste werkzittingvan het congres memoreerde ir.Bruggelinghet bestaan van een sub-commissie, inge-steld door de F.I.P., die zich bezighoudt metde filosofie van ds prefabricage, en zich ineerste instantie beperkt tot gebouwen zon-der bovenverdieping. Hij achtte het gewenstdat ook door het BIBM een soortgelijk on-derzoek verricht wordt naar verschillendeaspecten van geprefabriceerde bruggen,zoals voorkomende balktypen, kosten vandwarsverbanden, problemen betreffende sta-tisch bepaalde en statisch onbepaalde brug-gen, enz.BesluitHet BIBM kan terugzien op een geslaagdcongres, waarmee de Bond van Fabrikantenvan Betonwaren in Nederland door vele deel-nemers werd gecomplimenteerd. In dit ver-slag is alleen aandacht geschonken aan deverschillende werkzittingen, maar in de ver-loren uren brachten velen een bezoek aande terloops vermelde BIM-tentoonstelling,die veel informatie bevatte over modern fa-brieksmaterieel. Ongetwijfeld werd de showgestolen door de stand van de Bond vanFabrikanten van Betonwaren, die een goedeindruk gaf van de verscheidenheid en kwali-teit van betonwarenprodukten in ons land.De buitenlanders hebben zich hiervan ookkunnen overtuigen tijdens de gehouden ex-cursies naar verschillende fabrieken. Uit in-formele gesprekken, maar ook tijdens decongreszittingen hebben de Nederlandsedeelnemers de indruk kunnen opdoen dat debetonwarenindustrie in ons land tot de bestevan de wereld behoort.De heer C.H.van Waning droeg tijdens desluitingszitting van het congres het presi-dentschap over aan de Spanjaard Dr.C.CarrilCarvajal, die de verantwoordelijkheid zaldragen voor het volgende congres, over driejaar in Barcelona.NeDe scheidende en de nieuw benoemdepresident BIBM, resp. C.H.van Waning (links)en Dr.C.Carril Carvajalfoto: Nationaal Foto Persbureau A'damPlastic betonDr.E.F.J.JanetzkyRijksnijverheidsdienst, afd. Documentatie,Litteratuuronderzoek en InformatieDe Amerikaanse overheid heeft enige jaren geleden grote bedragen uitgegeven voor de ont-wikkeling van zgn. plastic hout; dit produkt werd verkregen door normaal hout te doordrenkenmet een vloeibaar monomeer van een daarvoor geschikte kunststof (methylmethacrylaatwordt veel gebruikt), waarna men het geheel liet verharden. Met plastic ge?mpregneerd houtonderscheidt zich in vele opzichten in gunstige zin van gewoon hout; het is veel harder ensterker. De verharding - en dit is het essenti?le van de zaak - vindt om bepaalde technischeredenen die hier minder terzake zijn, niet plaats volgens de klassieke methode al of nietonder verwarming, maar door bestraling met radioactief cobalt. Deze methode werkt veeleffici?nter en geeft een beter eindprodukt.Dat de Amerikaanse overheid mogelijkheden ziet in industri?le ontwikkelingen met behulpvan radioactieve bestralingen moge blijken uit het feit dat tot dusverre voor 100 miljoendollar aan via straling verkregen Produkten is verkocht, welk bedrag elk jaar met 20-25%toeneemt. Sinds 1959 heeft de Amerikaanse industrie 50-75 miljoen dollar aan research opdit gebied uitgegeven, de overheid deed hier 8 miljoen bij. Momenteei geeft de industrie10-15 miljoen dollar, de overheid 1,4 miljoen aan de desbetreffende research uit.E?n van de laatste ontwikkelingen betreft beton:Dr.Steinberg nam normaal beton en liet dit onder vacu?m volzuigen met een vloeibaar plastic-monomeer (in dit geval eveneens methylmethacrylaat). Het volgezogen stuk beton werddaarna bestraald met behulp van een Co-60 bron gedurende verscheidene uren. 14% van hetvolume van normaal beton bestaat uit ruimten die nu voor een groot deel worden volgezogenmet plastic, waardoor het gewicht van het stuk beton met maximaal 7% toeneemt. Dit'concrete-polymer' dat - volgens opgaaf - 4 maal zo sterk is als normaal beton, zowel watbetreft trek- als druksterkte en slijtweerstand, maar bovendien zeer goed bestand is tegengedestilleerd water en corrosie in het algemeen, zou bouwkundigen in staat stellen sterkereconstructies te maken met aanzienlijk dunnere betonelementen. Ook betonwanden en -vloerenkunnen lichter en sterker gemaakt worden.Een belangrijke toelichting missen wij echter (nog): de prijs. Met plastic ge?mpregneerd houtis aanzienlijk duurder dan normaal hout, doch voor vele toepassingen, vooral in de sector vande meubelindustrie, wegen de voordelen tegen de prijs op. Of dit ook bij plastic-beton hetgeval zal zijn is nog niet te overzien, de toekomst zal het ons leren,Cement XXI (1969) nr. 7 331
Reacties