Theoretische grondslag van de vloeilijnentheoriedoor ir. F. K. Ligtenberg, directeur Instituut T.N.O.voor Bouwmaterialen en BouwconstructiesU.D.C. 539.4.01vloeilijnentheorieInleidingDoor de wapening wordt aan het op zichzelf tamelijk brosse ma-teriaal beton een groot deel van de taaiheid van het staal mee-gegeven. Het is logisch dat hiermee bij het ontwerpen en con-strueren rekening wordt gehouden. In de nieuwe G.B.V. 1962vindt men dan ook een hoofdstuk 'Breukmethode' (Afdeling VII,art. 47, 48 en 49) waarin de berekening van een betondoorsnedewordt aangegeven. Hierin wordt de breuktoestand als uitgangs-punt genomen. Door een veiligheidsco?ffici?nt, die in het alge-meen 1,8 bedraagt, wordt een voldoende sterkte verzekerd endoor een aantal andere maatregelen wordt ervoor gezorgd dat inde gebruikstoestand geen onaangename bijverschijnselen, zoalshinderlijke scheurvorming, optreden.Een op buiging belaste betondoorsnede geeft een goed voorbeeldvan de 'taaiheid' van het gewapend beton (fig. 1). Bij belasting kanhet beton eerst nog wat trek opnemen; als scheuren beginnenvoor te komen, blijft de balk toch tamelijk stijf; eerst als ook dewapening begint te vloeien kunnen aanzienlijke krommingen gaanoptreden. Vloeit de wapening eenmaal, dan neemt het moment bijtoenemende kromming niet noemenswaardig meer toe.Het bezwijkmoment kan voor normale wapeningspercentagesberekend worden als (fig. 2):of voor een plaat:mu = W.ce.h*(l-^.
Reacties