ir.M. G.W. $chiphouwerStadsontwikkeling, Publieke Werken, Amster-damStedebouwkundige aspectenbij afvoer en zuivering vanafvalwaterDe afvoer van huishoudelijk en industrieelafvalwater en de zuivering ervan, zijn ineerste instantie zuiver technische aange-legenheden. Zij hebben echter stedebouw-kundige consequenties.Gedurende vele eeuwen is de afvoer vanvuil water een zaak geweest, waarvoorslechts zeer primitieve voorzieningen warengetroffen. Het afvalwater vloeide bijv. afnaar een goot langs de straat, die - als hetgoed was - een zodanig verhang had, datvia deze goot geloosd kon worden op open-baar water. Een volgende stap is geweestdat de goot wat breder en dieper werd ge-maakt en werd afgedekt. Hygi?nisch had ditvoordelen, technisch had het nadelen, om-dat verstoppingen moeilijk konden wordenverholpen. Via deze tussenfase is men ech-ter gekomen op het systeem van een hoofd-riool in het midden van de straat onder hetoppervlak, waar de huisaansluitingen, inmid-dels ook ondergronds, op aansloten.Bij dit alles paste men zich voor de afvoervan de huishoudelijke en industri?le afval-stoffenaan bij het ter plaatse aanwezigepatroon van straten en pleinen. Verder werdhet afvalwater, dat in de riolen verzameldwerd, in openbaar water geloosd zodradit maar mogelijk was. Overleg tussen de-genen, die voor de riolering verantwoorde-lijk waren en de stedebouwkundigen was inhet geheel niet aan de orde.Maquette rioolwaterzuiveringsinstallatiete Amsterdam-NoordCement XXII (1970) nr. 12Op den duur was de lozing van rioolwaterop openbaar water in de stad een werkwijze,die tot onhoudbare situaties leidde. Nieuwewerken voor een centrale afvoer naar eenplaats buiten de woonbebouwing werden terhand genomen. De betrokken diensten moes-ten dit vraagstuk technisch oplossen, maarzij moesten vaak ook stedebouwkundigdenken. Geleidelijk is toen het gesprek tus-sen de mensen van 'Riolering' en 'Stede-bouw' ontstaan.Soms bood ook de centrale afvoer van hetrioolwater geen goede oplossing en moesttot zuivering worden overgegaan.In het kader van dit artikel zou het te vervoeren om de historische ontwikkeling na tegaan, die rioolwaterzuiveringsinrichtingenhebben doorgemaakt. Er moge worden vol-staan met te stellen dat de bouwplannen vanrioolwaterzuiveringsinrichtingen, het gesprektussen rioleringsdeskundigen en stedebou-wers noodzakelijk maakte.Het is onvermijdelijk dat een zuiveringsin-richting op gezette tijden een zeer eigengeur' verspreidt, om het nu maar wat hof-felijk te formuleren. Voor de stedebouw-kundige is dit een argument om een flinkeafstand tussen de zuiveringsinrichting en dewoonbebouwing te propageren. Voor hetrioleringsstelsel betekent dat echter langeleidingen en een relatief kostbare exploitatie.576Voor deze tegenstelling tussen riolerings-techniek en stedebouw dient men een corn-promis te vinden. Voordat de discussie daar-over geopend kan worden, dient echter eerstte worden nagegaan, waar het effluent opeen openbaar water van voldoende omvangkan worden geloosd.Een en ander moge worden toegelicht aande hand van een praktisch voorbeeld, dat inAmsterdam is te vinden. Het betreft hier derioolwaterzuiveringsinrichting in Amsterdam-Noord. In 1955 kwam het gemeentebestuurvan Amsterdam tot de conclusie, dat uitbrei-ding van Amsterdam-Noord noodzakelijkwas, ten einde voor de inmiddels op ganggekomen woningbouw binnen de gemeente-grens voldoende bouwgrond te kunnen vin-den. De gedachte aan een Kanaal-om-de-Noord, zoals dat onder meer in het Alge-meen Uitbreidingsplan van 1935 was vast-gelegd, zou dan moeten worden verlaten.Hoewel dat natuurlijk de nodige problemenmet zich meebracht, bleek uiteindelijk eenvoor alle betrokken instanties bevredigendeoplossing toch mogelijk, die bestond uit hetreserveren van een trac? voor het zgn.'Boogkanaal'. Het is de vraag of het Boog-kanaal ooit zal worden gegraven, maar hetblijft niettemin noodzakelijk er een terrein-strook voor te reserveren.Eenmaal zover gekomen kon worden nage-gaan welke mogelijkheden er bestondenvoor een stadsuitbreiding van Amsterdam-Noord ten noorden van de bestaande be-bouwing; de vorm van het nieuwe stadsdeelwerd bepaald door het trac? van het Boog-kanaal, maar de noordelijke begrenzing vande nieuwe bebouwing werd in feite bepaalddoor het trac? van de ringweg om Amster-dam (Rijksweg 10), waarvoor na rijp beraadeen trac?, gelegen binnen het Boogkanaal,gekozen werd.Wat de riolering in Amsterdam-Noord be-treft, was de toestand Z?, dat de industrie(in totaal 75 ha!) en de woonbebouwing(55000 inwoners!) hun afvalwater onqezul-verd loosden op het Afgesloten IJ. Toen deuitbreiding van Amsterdam-Noord die nogeens opnieuw aan 55000 inwoners hulsvee-ting zou kunnen bieden, aan de orde werdgesteld, werd onmiddelijk bepaald, dat voorde nieuwe bebouwing in ieder geval eenrioolwaterzuiveringsinrichting gesticht moestStructuurplan voor Amsterdam-NoordLuchtopname zuiveringsinstallatie Amster-dam-Noord; de eerste fase is gereed, deslibdroogvelden Z?n in aanlegfoto: Dienst Pubiieke Werken Amsterdamworden. Dit werd van meet af aan algemeenals een vanzelfsprekende zaak aanvaard. Inde toelichting op het uitbreidingsplan voorAmsterdam-Noord wordt natuurlijk een pas-sage gewijd aan de te stichten zuiverinqs-inrichting. Opmerkelijk is, dat bij de open-bare behandellnq van dit plan in de gemeen-teraad, in de zomer en in het najaar van1958, verder met geen woord, over deze,toch vrij kostbare voorziening, werd gerept.Aan de hand van de structuurschets voor detoekomstige uitbreiding van Amsterdam-Noord is onderzocht waar de rioolwater-zuiveringsinrichting het best kon worden ge-bouwd. Er werd daarvoor een plaats gevon-den tussen de reeds genoemde ringweg(Rijksweg 10) en het ontworpen Boogkanaalen wel ongeveer halverwege het acht kilo-??,..........meter lange gebied, dat in zijn totaliteit metAmsterdam-Noord wordt aangeduid. De ter-reinstrook tussen de ringweg en het 800g-kanaal werd overigens bestemd voor recrea-tieve doeleinden, te weten: volkstuincom-plexen en sportparken, alsmede het daarbijbehorende zgn. encadreringsgroen. Omdatten westen van de zuiveringsinrichting opeen wachthaven langs het Boogkanaal werdgerekend en omdat de Leeuwarderweg langsde oostzijde van het terrein, bestemd voorde zuiveringsinrichting zou lopen, zou destand tussen de zuiveringsinrichting en derecreatieve bestemmingen aanzienlijk wor-den.De eerste globale gegevens ten aanzienvan het programma van eisen hielden hetvolgende in:Cement XXII (1970) nr. 12 577Afstand tussen de zuiveringsinstallatie (links)en de bebouwing van Amsterdam-Noordfoto: Dienst Publieke Werken AmsterdamVoor het benodigde terrein was een opper-vlakte vereist van circa drie ha, terwijl voorde aanleg van slibvelden eveneens drie hagrond benodigd was.Van meet af aan is er rekening mee gehou-den, dat rondom de gehele inrichting eenbeplantingsstrook moest worden aange-bracht. Voorts werd als eis naar voren ge-bracht, dat de grond tijdig beschikbaarmoest zijn, omdat ten minste SY2 jaar voor-dat de eerste nieuwe woningen in Amster-dam-Noord worden gebouwd, hetterrein bouwrijp diende te worden gemaakt.Daarbij werd opgegeven dat met de bouwvan de installatie een tijd van ongeveer tweejaar gemoeid zou zijn, terwijl voor de afbouwen de in bedrijfstelling een half jaar werduitgetrokken.De gekozen ligging vloeide onder meer voortuit de verwachting dat in de toekomst de lo-zing van het effluent van de te bouwen zuive-ringsinrichting op het Boogkanaal mogelijkzou worden. Behoudens toestemming vanRijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap'Waterland' zou voorshands op het Noord-hollandach Kanaal geloosd kunnen worden.Na het nodige vooroverleg is op dit puntinderdaad overeenstemming bereikt, hetgeenleidde tot het stellen van een aantal voor-waarden door de beide vergunninggeversten aanzien van de kwantiteit en de kwaliteitvan het effluent. Wat dit laatste betreft werdonder meer het volgende ge?ist:? het biochemisch zuurstofverbruik (BOD5,bepaald bij 20?C) mag niet hoger zijn dan20 mgfl als een gemiddelde uit 6 monsters,met een maximum van 35 mgfl;? het water mag niet meer dan SO mgfl zwe-vende stof bevatten als een gemiddelde uit6 monsters, met een maximum van 50 mgfl.Opgemerkt zij dat deze voorwaarden geldenCement XXII (1970) nr. 12voor lozing op het Noordhollandsch Kanaal.Het is niet uitgesloten dat in de toekomstandere voorwaarden zullen gelden indien heteffluent op het Boogkanaal kan worden ge-loosd.In het voorgaande is erop gewezen, dat inhet verre verleden het rioleringstelsel moestworden aangepast aan het beloop van stra-ten en stegen. Men had dit eenvoudig alseen gegeven te aanvaarden. Wat dit betreftis er veel veranderd. Dit moge worden toe-gelicht door ir.C.F.Schuurman, hoofd van deafdeling 'Riolering en Waterverversing' vande Dienst Publieke Werken Amsterdam, aanhet woord te laten (publikatie in 'Water',nr. 51 van 1967).ir.Schuurman bericht:'In de volgens het uitbreidingsplan voorAmsterdam-Noord te bouwen woonwijken enindustrieterreinen zal het gescheiden stelselworden toegepast. De onderstaande over-wegingen hebben tot de keuze van het ge-scheiden stelsel geleid.De woonwijken zijn gesitueerd in betrekke-lijk kleine poldergebieden; belasting vanoverstortend water uit een gecombineerdstelsel op de poldersloten is ongewenst. Hetgescheiden stelsel kan economisch wordenaangelegd, omdat in de regenwaterriolengeen berging behoeft te worden gecre?erden deze riolen van betrekkelijk kleine dia-meter kunnen worden gemaakt, daar deriolen alleen op afvoer worden berekend ende afstanden tussen de poldersloten bij hetstedebouwkundig ontwerp gering zijn ge-houden. De grootste afstand tussen de pol-dersloten is ongeveer 800 m.Een ander voordeel van het gescheidenstelsel is, dat de afvoer naar de rioolwater-zuiveringsinrichting niet zulke extreme pie-ken vertoont als bij het gecombineerdestelsel'.Afgezien van het overleg over een goedesituatie voor een rioolwaterzUiveringsinrich-ting en van de constructieve samenwerking,die mogelijk blijkt tussen de gezondheids-ingenieur en de stedebouwer, wanneer hetgaat om het ontwerpen van nieuwe woon-wijken,is er nog een derde belangrijk onder-werp te noemen en dat betreft de lay-outvan een rioolwaterzuiveringsinrichting. Tweeonderwerpen zijn daarbij van bijzonder be-lang, te weten: de afstand tussen de instal-578laties van de zuiveringsinrichting en demeest nabij gelegen woonbebouwing en degroepering van de installaties op het terbeschikking gestelde terrein.De bepaling van de afstand van de installa-ties tot de woonbebouwing is een gevoeligpunt. Men dient daarbij rekening te houdenmet het feit, dat een stedelijke leefgemeen-schap in de tegenwoordige tijd minder ac-cepteert dan in het verleden het geval isgeweest. Dit verschijnsel is niet in cijfersuit te drukken, maar het is niettemin eenervaringsfeit van de met dit onderwerp bezigzijnde instanties. Wel kan de maat wordenopgegeven, die is aangehouden voor dekortste afstand tussen de installaties van derioolwaterzuiveringsinrichting Noord en demeest nabijgelegen bebouwing; deze is circa600 meter. De kortste afstand tussen deterreingrens en laatstbedoelde bebouwingbedraagt ongeveer 400 meter.In het voorgaande is reeds terloops deboombeplanting genoemd, die rondom dezuiveringsinrichting wordt aangebracht. Er iswel eens gespeeld met de gedachte omvoor dit groene scherm 'evergreens' toe tepassen; gezien echter de open ligging vande zuiveringsinrichting ten opzichte van hetNoordhollandse polderlandschap ten noor-den van Amsterdam-Noord is daarvan af-gezien.Omtrent de gedachten, die ten grondslagliggen aan de groepering van gebouwen eninstallaties op het terrein van een zuiverings-inrichting moge worden verwezen naar hetartikel van architect H.l. de Kimpe (blz. 579e.v.).Concluderend kan worden gesteld, dat hetoverleg tussen degenen, die verantwoorde-lijk zijn voor de afvoer van huishoudelijk enindustrieel afvalwater en degenen, die zichmet de stedebouwkundige ontwikkeling vande samenleving bezighouden, tot goede re-sultaten kan leiden. Hoewel behorend totverschillende disciplines, zijn zowel de rio-lering ende zuivering van het afvalwater alshet stedebouwkundige werk zaken, die opmidden-lange termijn, dan wel op lange ter-mijn spelen. Wat dit betreft bestaat er duseen overeenstemming in golflengte tussen'riolering' en 'stedebouw'. Hoofdzaak is deleefbare stad, waarvoor het gezonde milieueen eerste vereiste is.
Reacties