Sociale woningbouw.,nieuwe vragen -welke antwoorden?De laatste jaren worden we in dewoningbouwgeconfronteerd met snel stijgende bouwkos-ten. Metname indesocialewoningbouw isdateen zeer bedenkelijke ontwikkeling. Zowelvanuit het oogpunt van de nog immer voort-durende woningnood, als vanuit economischoogpunt. Uit het rapport 'De markt vannieuwbouw van woningen' van het Econo-misch Instituut voor de Bouwnijverheid (uit-gave december 1979)bHjkt dat de wo-ningbouw met 32% van het totaal de belang-rijkste sector in de bouwproduktiels.Naeenlangdurige groei van dezesectorvolgdesinds1972 een belangrijke daling. Na 1974 volgdeweliswaar een licht herstel, doch dit betrofalleen de produktie in geld, niet de aantallenwoningen. Door de gestegen bouwkostenwerden bijvoorbeeld woningwetwoningenvan 1975 tot 197863% duurder en premiewo-ningen 70%.Een belangrijke oorzaak van deze kostenstij-ging is de toenemende kwaliteit van de wo-ningproduktie. Zo is bijvoorbeeld het woon-oppervlak per persoon in de nieuwbouw ge-stegen van 21 m2 in 1970 tot 28 m2 per per-soon in 1978. Intussen gaat de vergroting vanhet woonoppervlak gepaard met een toene-Cement XXXII (1980) nr. 5ming van het oppervlak voor sanitair, installa-ties, verkeer, e.d. Maar er zijn meer dan alleenruimtelijke eisen; de toenemende vraag naarkwaliteit betreft ook de vormgeving, zoals hetverlangen naar meer variatie en kleiner opge-zette stedebouwkundige eenheden. Verder iser de wens naar betere uitrusting en comfort,maar eveneens naar grotere flexibiliteit in deindeling. Bovendien wil men betere isolatietegen geluid, koude en vocht. En tenslotte ismen kritischer op de ligging, de bereikbaar-heid, de privacy, de voorzieningen in debuurten de aantrekkelijkheid van de omgeving.Deze problematiek op het terrein van de so-ciale woningbouw, de nieuwe vragen en demogelijke antwoorden, was onderwerp vaneen symposium dat 20 november 1979 werdgehouden in Kaatsheuvel en was georgani-seerd door Pepping Bouwbedrijf BV, ter gele-genheid van haar zestigjarig bestaan. Hetsymposium stond onder voorzitterschap vandr.W.J.Diepenveen, algemeen directeur vande Stichting Bouwresearch. In het navolgen-de zullen enkele indrukken en opmerkelijkeuitspraken van het symposium worden weer-gegeven.De rol van de overheidEnkele aspecten van de reactie van de over-heid op deze nieuwe vragen op de wo-ningbouwmarkt werden uiteengezet doorir. A. Peters, directeur van de Provinciale Pla-nologische Dienst Limburg. Hij maakt deel uitvan de voorbereidende commissie A 47'Kwaliteit- en kostenconsequenties' van deStichting Bouwresearch, die zoekt naar mo-gelijkheden voor een vervolg op het rapport'Kostenconsequenties voor de sociale wo-ningbouw' van de commissie A 41. De com-missie heeft na het vastleggen van alle prijs-bepalende factoren en hun onderlinge rela-ties een aantal aanbevelingen gedaan voorverder onderzoek. De onderzoeken betreffenonder andere:de relatie tussen differentiatie in woningtypeen kosten;de invloed van vormgevings- en woontechni-sche kwaliteit op grondkosten,onderhoudengevolgen voor bouwkosten;de relatie tussen optimaal functionerende in-stallaties en het ontwerpen.Een belangrijk aanbevolen onderzoek is debeantwoording van de vraag hoe de structuurvan het bouwbedrijf zich zal moeten ontwik-282kelen, gezien de verandering in de vraag naarwoningbouwproduktie. Ook het kosten be-wust ontwerpen door architecten is eenonderwerp dat uitgaande van nadere gege-vens over wensen van gebruikers en uitvoe-ringsmogelijkheden van bouwbedrijven na-der zou moeten worden onderzocht. Dezeonderzoeken zouden door de overheid moe-ten worden geentameerd. Hieruit kan wordengeconcludeerd dat van de zijde van de over-heid nu nog geen concrete antwoorden zijn teverwachten op de nieuwe vragen van de wo-ningbouwmarkt. Duidelijk is evenwel dat in debouwvoorschrifteneen zekere geleidelijk-heid in de opvoering van kwaliteit in acht moetworden genomen, anders zullen in de toe-komst aanmerkelijke spanningen ontstaan inde financiering van de sociale woningbouw.Een interessante opmerking van de commis-sie betrof de technische maatregelen die sa-menhangen met energie-bewust-bouwen. Deaanbeveling werd gedaan deze maatregelenmeerin het bouwen te integreren, hetgeen weleens zou kunnen leiden tot geheel nieuwebouwtechnieken. Deze laatste gedachtebleek ophet symposium doorvelen tewordenondersteund, zij het vanuit verschillende re-deneringen.Taak voor de ontwerpersZo was ook Leo de Jonge (ArchitectenbureauLeode Jonge, Dorst, Lubeek, De Bruijn, DeGroot en Partners BV) van oordeel dat aan devraag naar variatie in woonvormen slechts opverantwoorde wijze kan worden voldaan alsmet nieuwe technologie universele bouwele-menten worden ontwikkeld, waarmee varie-rend kan worden gecomponeerd.De Jonge besprak de middelen die de ontwer-per tend lenste staan om de vraag naarvariatiein wonen gestalte te geven. Hij pleitte daarbijvoor de herontdekking van de eenvoudigemiddelen, 'waarin onze voorvaderen beterwaren dan wij'. In plaats van het te pas en teonpas ontwerpen van gesloten hoeken tussenbouwblokken (waarvan de hogere bouwkos-ten niet weggeschreven kunnen worden te-gen de hogere opbrengst aan grondkosten)bijvoorbeeld gewone blokjes, even gekniktgeplaatst langs licht gebogen wegen. Een va-riatie in beeld dieweinig kost. Simpele midde-len leveren variatie tegen relatief lage kosten.Deze zaken raken zeker ook de opleiding van1-2Modelprojectvan 55 woningen te Bonn, voorde prijsvraag 'Elementa 72'3Hoogbouwproject volgens hetbouwdoosprincipe in Finlandde stedebouwkundigen en architecten. Dezeis naar de mening van DeJonge veel te theore-tisch. Hij zou de TH's willen vragen: 'doe watmeer Mao in uw programma; doorbreek destudiereservaten'. Hij bedoelde daarmee: ver-bind aan de TH's werkplaatsen waar je met jehanden kan werken; selecteer bedrijvenwaarin de studenten niet toeziend maar mee-werkend bezig zijn.Het is de taak voor de ontwerpers in hunantwoord op de vraag naar kwaliteit in woon-vormen zich niet te blijven baseren op bouw-technieken die waren bedoeld als antwoordop de vraag van de vorige decennianaargroteaantallen. Voorwaarde voor het ontwerpen enbouwen van betaalbare woningen die aan devraag voldoen is volgens Leo de Jonge deontwikkeling van een nieuwe technologie, ge-baseerd op modulaire co?rdinatie en hetprin-cipe van scheiding van drager en inbouw.Cement XXXII (1980) nr. 5Antwoorden vanuit de uitvoeringOnder dit-opschrift zou cursief gedrukt kun-nen worden dat het manurenpakket In de wo-ningbouw, koste wat het kost, gedrukt zalmoeten worden. Deze gedachte werd met veelnadruk onder de aandacht gebracht doorprof.ir.L.P.Sikkel, hoogleraar aan de THEindhoven.Simpele cijfers tonen die noodzaak aan: in detijd van de sterke seriematige woningbouwwerkte men met 500 ? 600 manuren per wo-ning, manuren die toen (1969) f 8,- ? f 10,-kostten. In de woningen die we thans uitvoe-ren, worden 1000 ? 1200 manuren verwerkt,die gemiddeld f 32,50 per uur kosten. Deloonkosten in de bouw zijn veel sneller geste-gendan de materiaalkosten. Motor achter dieloonkostenontwikkeling is de stijging van desociale kosten, de indexering wegens inflatieen de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (te-kort aan vakbekwame arbeiders, koppelba-zen). De loonkostenontwikkeling in 1979 be-droeg ongeveer 15%, van 1970tot 1980zijn deloonkosten ongeveer 350% gestegen.Vandaar de oproep van de zijde van de bou-wers (bij monde van prof.Sikkel) tot 'kosten-bewust ontwerpen'. Ontwerpen zonder in-zicht in de produktievoorwaarden zal leidentot kostenverhogingen. Alleen indien archi-tecten gaan ontwerpen binnen bepaalderandvoorwaarden van het produktieproces,zal de laagst mogelijke uitvoeringsprijs wor-den verkregen.Het antwoord van de 'uitvoering' op de huidi-ge vragen en problemen op de markt van desociale woningbouw is derhalve: het terug-dringen van het aantal manuren per woon-eenheid door een zeer sterke mate van serie-produktie, waarbij een zekere variatie kanworden bereikt door 'invulling'. Daarbij steldeprof.Sikkel zich het volgende voor: een ont-koppeling van de opeenvolgende fasen vande bouwuitvoering, nl. fundering, ruwbouw,ruwe afbouwen inrichting. Bij elk van dezefasen dient gezocht te worden naar de meestgewenste uitvoeringsmethode, waarbij de283uitvoering kan geschieden door verschillen-de bouwbedrijven.Dit betekent dat de draagconstructie sertema-tig kan worden vervaardigd. Voor de ruweafbouw kunnen pakketten worden ontwik-keld, die door duidelijke maatafspraken mo-gelijkheden tot variatie bieden, waardoor in-gespeeld kan worden op wensen van bewo-ners en maatschappij. Via de fijne afbouw kandaarna antwoord gegeven worden op meerindividuele variatie in de woningindeling,eveneens via een opbouw in maatvaste onder-delen. Ten einde al deze zaken te kunnendoorvoeren, zal moeten worden voldaan aaneen grotere maatstandaardisatie.De bouwbedrijven zullen in deze opzet uit-groeien naar een andere organisatiestruc-tuur, een ander soort van bedrijven. Daarbijkan gedacht worden aan:- de hoofdaannemer,- de ruwbouwaannemer (die ookhoofdaan-nemer zou kunnen zijn),- de afbouwaannemer (die als onderaanne-mer kan optreden ?f zelfstandig afbouwop-drachten aanvaardt),- de inrichtingsaannemer (al of niet verbon-den aan toeleverings- of produktiebedrijven),Voorde groterewoningbouwbedrijven vannubetekent diteen decentralisatie naar zelfstan-dig opererende produktiebedrijven, waar de-ze onderscheiden bouwactiviteiten wordenuitgevoerd. Voor de kleinere bouwbedrijvenbetekent het een zich concentreren op ??n ofmeer facetten van de afbouw, specialisatiedus.De mogelijke antwoorden vanuit deuitvoe-ring zijn dus ingrijpend, vereisen structureleverschuivingen in de aannemerswereld enstelt ontwerpers voor de uitdaging om binnenrandvoorwaarden van het produktieproces inhun ontwerpen de wensen van bewoners enmaatschappij te beantwoorden.In het navolgende zal een praktijkvoorbeeldworden besproken van een geavanceerdebouwtechniek, die wellicht model kan staanvoor invoering van de gevraagde nieuwebouwtechnolog ie.4-5Eengezinswoningen in Kiel;op basis van uniforme bouwdozen kanvari?rend worden gecomponeerd6-7Transport en montage op de bouwplaatsCement XXXII (1980) nr. 5Ontwikkeling van bouwdozenDe Finse bouwonderneming Saarinen ont-wikkelde in de jaren '60 een bouwsysteem,. gebaseerd op geprefabriceerde gewapend-betonnen bouwdozen, die fabrieksmatig na-genoeg compleet worden afgebouwd. Metditsysteem werd in Finland in 1970 voor het eersteen woningbouwproject gerealiseerd. Terge-legenheid van de internationale prijsvraag'Elementa '72', uitgeschreven doorhet West-Duitse ministerie van Volkshuisvesting, werdeen project ontwikkeld van 55 woningen inBonn (foto 1-2). Aan dit project werd dederdeprijs toegekend. De benodigde elementenmoesten daarvoor worden geproduceerd inFinland en naar het 2000 km verder gelegenBonn getransporteerd. In 1976 werd echteraan een bouwonderneming in Noord-Duits-land licentie verleend voor de produktie vande bouwdozen, waardoor de transportkostenaanzienlijk konden worden verminderd, Desituatie op de Duitse bouwmarkt vereiste eenaanpassing van het systeem, datvoornamelijktoegespitst was op meer-verdiepingenbouw(foto 3), op de bouw van eengezinswoningen.284In Kiel werden in opdracht vaneen wo-ningbouwvereniging de eerste eengezinswo-ningen gebouwd. Die woningen waren opge-bouwd uit 4 elementen, met een totaal vloer-oppervlak van 120 m2 . Sindsdien zijn talrijkeprojecten uitgevoerd (foto 4-5).Constructieve gegevensDe afmetingen van de bouwdozen zijn:maximale lengte 12,60 minwendige breedte 3,03 minwendige hoogte 2,60 mh.o.h. afstanden horizontaal 3,25 mverticaal 2,85 mdikte binnenwanden 0,13- 0,08 mdikte woningscheidende wanden 0,22 mDe wanden van de dozen zijn uitwendig trape-ziumvormig geprofileerd. Deze vertandingpast bij naast elkaar gelegen elementen zoda-nig in elkaar dat er een spouw van 1 cm over-blijft Boven elkaar gelegen elementen wor-den op neoprene stroken gesteld, zodat ooktussen daken vloer een spouw van 1 cm over-blijftLiteratuur1. 'De markt van nieuwbouw van woningen',rapport van het Economisch instituut voorde Bouwnijverheid; Amsterdam, dec.1979.2. Harm, K.H., 'Raumelemente f?r den Woh-nungsbau', Beton nr. 10, 1979.SlotInde verslaggeving van het symposium werdde noodzaak aangetoond te komen tot eennieuwe bouwtechnologie ten einde voor be-taalbare prijzen woningen te kunnen bouwendie aan de wensen van de bewoners voldoen.In het vervolgens besproken bouwsysteemkan een voorbeeld of voorbode worden ge-zien van die nieuwe technologie. In dit bouw-systeem worden voordelen van de systeem-bouw (relatief goedkope universele draag-structuren) gecombineerd metde wensen vande bewoners (vrijheid van indeling en in-richting), terwijl er mogelijkheden blijvenvoor het componeren van de elementen toteen aanvaardbare woonomgeving.ing.J.H.K?hneVormgevingBelangrijk voor de architectonische conse-q uenties van dit systeem is hetgegeven dat deruimtelijke elementen statisch stabiel zijn. Erkan daardoor naar hartelust worden gescho-ven met de bouwdozen.E?n van de voornaamste beperkingen is on-getwijfeld de niet-variabele breedtemaat. Delengte daarentegen is wel vrij te kiezen (totmaximaal 12,60m). Verspringingen in de ge-vellijn zijn mogelijk door vooruitgeschoven ofteruggelegen, kortere of langere elementen.Ook in de plattegrond is, ondanks de vastebreedtemaat. nog een behoorlijke vrijheidvoor de ontwerper. Tussen naast elkaar gele-gen elementen zijn op bijna elke gewensteplaats verdiepinghoge doorbrekingen moge-lijk, tot een maximale breedte van 3,30 m. Deplaats van trapgaten voor verticale koppelingen plaatsing van binnenwanden is geheel vrij(fig. 9).Materialen en vormen voor gevelbekledingen'en dakconstructies kunnen aangepast vsor-den aan de plaatselijke omstandigheden (fig.8). Blijkens de hierbij afgebeelde foto's kaneen aanvaardbareverschijningsvorm w o r d e nverkregen.De elementen worden met. tunnelbekistinggeproduceerd en doorlopen een afbouw-straat. Na 5 werkdagen verlaten praktisch vol-ledig ingerichte elementen de fabriek. Metdiepladers worden de elementen naar debouwplaats getransporteerd en met mobielekranen op de fundering gemonteerd (foto 6-7). Voor de montage van een woning van 4elementen is ongeveer 4 uur nodig. Daarnakunnen de leidinginstallaties van de eremen-ten worden doorverbonden en aangeslotenop de nutsvoorzieningen, Ter plaatse dientdan nogde gevelbekleding en dakconstructiete worden aangebracht. Nadat de deuren entrappen tussen de naast- en boven elkaar ge-legen elementen zijn aangebracht, kan hethuis aan de bewoner worden overgedragen.De mogelijke kostenbesparingen t.O.V. tradi-tionele bouw zijn evident:- zeer korte bouwtijd, dusweinig renteverlies- de voornaamste werkzaamheden kunnenworden verricht onder gunstige omstan-digheden- groot repetitie-effect0-+0 Q00 0+ o 0000 00I09Voorbeeld van een mogelijke indeling vooreen woning opgebouwd uit vier bouwdozen8Dakconstructies en gevelbekledingenkunnen vrij worden gekozen;deze geveltekening heeft betrekking op eenwoningbouwproject in Kiel, thans inuitvoeringCement XXXII (1980) m.5 285
Reacties