Samenwerkingals uitgangspuntRede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoog-leraar 'betonconstructies', aan de afdeling der weg- en waterbouwkundevan de Technische Hogeschool te Delft, op woensdag 26 november 1969,door ir.A.S.G.Bruggeling.Mijne heren Curatoren,Mijnheer de Rector Magnificus,Mijne heren Leden van de Senaat,Dames en heren Lectoren, Docenten enMedewerkers van de Technische Hoge-school,Dames en Heren Studenten,en voorts gij allen, die door uw aanwezig-heid van uw belangstelling blijk geeft,Zeer gewaardeerde Toehoorders,In de komende jaren zal duidelijk worden,welke invloed het bouwen ondergaat van degrote ontwikkelingen die zich de laatste tijdop velerlei gebied voordoen.Wij zien bij voorbeeld, dat - als gevolg vande ruimtevaart - de snelheid waarmee demens zich kan bewegen in korte tijd bijnaverhonderdvoudigd is. De afstand waaroverwij ons kunnen verplaatsen, is daardoor na-genoeg onbegrensd geworden. De reken- encommunicatietechnieken maken een storm-achtige ontwikkeling door. In contrast metde verdere verkenning van de ruimte staatde toenemende kennis van de materie, die'tot nieuwe toepassingen van kernenergiekan leiden.Dit alles zal het bouwen niet onberoerdlaten; daar behoeft geen enkele twijfel overte bestaan. Maar de overigens gezonde ont-wikkeling die het bouwen de laatste tijdheeft doorgemaakt, is tot dusver sterk ach-tergebleven bij de genoemde technischevooruitgang.Relaties met vroegerDe vakliteratuur over de betonbouw in hetbegin van deze eeuw is beperkt. Uit deschaarse publikaties blijkt duidelijk, dat toenreeds verschillende, wezenlijke aspectenvan het beton zijn doorvorst. Wat dat betreftis er niet zo'n groot verschil tussen vroegeren nu.Laten wij niet vergeten dat men toen reedsvertrouwd was met het statisch gedrag vangewapend-betonconstructies. Dit inzicht re-sulteerde bij balken in het aanbrengen vanwapening aan de trekzijde en waar mogelijkvan een brede betonflens aan de drukzijde.De tussen haakjes vermelde cijfers verwij-zen naar de litteratuuropgave op blz. 545.Hoofdtrekspanningen, die het gevolg zijnvan dwarskrachten, werden toen al opgeno-men door beugels of met behulp van opge-bogen staven. Er waren reeds voor hetmateriaal beton onderzoekingen ingesteldnaar de grootte van de krimp, de druksterkte,de treksterkte en de elasticiteitsmodulus,alsmede naar de aanhechting van het wape-ningsijzer aan het omhullende beton. Zelfsbalkloze vloeren hebben toen toepassing ge-vonden.Weliswaar beschouwden velen het gewa-pend beton nog als een 'onedel materiaal',maar desondanks waren de toepassings-mogelijkheden op velerlei gebied reeds on-derkend. In die tijd zijn dan ook verschil-lende constructies - zij het op beperkteschaal - in gewapend beton uitgevoerd. Ge-noemd kunnen worden silo's, bruggen, kade-muren, en verder heipalen en buizen (1). *De theorie werd in die tijd, evenals thans,gebaseerd op en getoetst aan het experi-ment. Dat waren toen proefnemingen opware grootte.In dit verband kan de aandacht worden ge-vestigd op Sanders - ??n van de Neder-landse pioniers uit de beginperiode van hetgewapend beton, wiens boek nu nog eeninspirerend verslag is van hoe onze voor-gangers zijn begonnen (2,3).Het is opmerkelijk, dat reeds in die begintijdzowel op het gebied van het voorspannenvan betonconstructies als op dat van lichtbeton, onderzoekingen zijn verricht, of-schoon die toen nog niet tot realisering inde bouw hebben geleid.Wanneer wij de blik afwenden van dit ver-leden om ons te richten op de toekomst,moeten wij ons realiseren dat de te ver-wachten ontwikkelingen niet te besprekenzijn zonder een duidelijke analyse van dehuidige situatie. Daartoe zullen hier van hetveelomvattende en rijk geschakeerde gebiedvan het bouwen in beton enkele facettenworden belicht.Laten wij beginnen met de materialen betonen staal.Betonkwaliteit en kwaliteitsbeleidIn de praktijk wordt de betonkwaliteit ge-woonlijk bepaald met behulp van proefstuk-ken, die onder druk of onder buiging totbreuk worden belast. Van oudsher is hetalgemeen gebruikelijk om daarbij als mini-mum-kwaliteit de waarde aan te nemen, diedoor geen der beproevingsresultaten wordtonderschreden.In de betonwarenindustrie kan van kleinebetonprodukten - zoals trottoirtegels enstraatstenen - eenvoudig de kwaliteit wor-den bepaald, door een aantal van die Pro-dukten direkt te onderzoeken, bij voorbeeldmet een buigproef. Daarbij heeft men dik-wijls ervaren, dat met een aldus gedefinieer-de minimum-kwaliteit ??n minder goed exem-plaar uit een overigens goede partij kanleiden tot afkeuring van die partij.Vandaar dat men vooral in deze sector isbegonnen om de kwaliteitseis niet meer tebetrekken op afzonderlijke waarden, maarop de zgn. minimum-waarde die op statis-sche wijze wordt bepaald. Hierbij wordtuitgegaan van het gemiddelde en van destandaardafwijking, die een maatstaf is voorde spreiding.De in 1966 door het Nederlands Normalisa-tie-Instituut en de Stichting opge-stelde keuringseisen voor betonstraatstenen,opgenomen in normblad NEN 7000 (4), zijneen goed voorbeeld van die nieuwe bena-dering.Het is duidelijk dat de afnemer hierdoor eenbetere kwaliteitsgarantie krijgt, omdat diegarantie nu betrekking heeft op de gehelepartij en soms zelfs op de volledige pro-duktie.Deze statistische benadering is voor het eerstopgenomen in de Richtlijnen van het Comit?Europ?en du B?ton ( ) (5). Voor demateriaaleigenschappen wordt daarin dezgn. karakteristieke waarde ingevoerd. Ditis de waarde die door ten hoogste 5% vanhet aantal waarnemingen wordt onderschre-den. Een karakteristieke waarde kan wordeningevoerd voor diverse kwaliteitseisen, zoalsvoor de druksterkte en de buigtreksterktevan beton en ook voor de rekgrenzen vanstaal.In bedrijven die grote elementen voor pre-fab-betonconstructies vervaardigen, is hetgaranderen van karakteristieke waardenvoor de betonkwaliteit goed mogelijk. Zijkunnen immers beschikken over veel keu-ringsresultaten, die een goede statistischeCement XXI (1969) nr. 12 539verwerking mogelijk maken. Daartoe dienthet bedrijf uiteraard te beschikken over eengoed geoutilleerde, interne controledienst.Op grond van de beschikbare keuringsresul-taten kan een opdrachtgever reeds v??rzijn definitieve opdracht vaststellen, of hetdesbetreffende bedrijf in staat zal zijn omaan de overeen te komen kwaliteitsgarantieste voldoen. Voor het bedrijf betekent hetgeven van een dergelijke garantie niet meerdan een normaal risico. Aldus vervalt vooropdrachtgever ?n leverancier het bekendebezwaar, dat de kwaliteit van de Produkteneerst geruime tijd n? de vervaardiging kanworden vastgesteld.In de bedoelde bedrijven en eveneens ingoed ingerichte veldfabrieken, zoals somsdoor aannemingsbedrijven worden ingerichtvoor de uitvoering van grote projecten, kanmen dus overgaan tot een gericht kwaliteits-beleid. Door de invloed van de Richtlijnenvan het Comit? Europ?en du B?ton zal ditkwaliteitsbeleid steeds meer noodzakelijkworden, omdat ook in ons land de nieuwebetonvoorschriften daarop worden geba-seerd.Hoger gemiddelde of kleinere spreiding?Door de fabrieken van betonelementenwordt momenteel een gemiddelde druksterktevan 450 kgf/cm2en dikwijls van 600 kgf/cm2gegarandeerd. De spreiding, uitgedrukt inde standaardafwijking, bedraagt hierbij ge-woonlijk 40 ? 50 kgf/cm2.Wij kunnen ons nu afvragen, of het in detoekomst zinvol zal zijn de betonkwaliteitbelangrijk te verhogen. Dit is te bereikendoor het opvoeren van de gemiddelde sterk-te of door het beperken van de spreiding.E?n der ontwerpcriteria voor betonconstruc-ties is de breukveiligheid. Deze wordt -wanneer het staal niet de doorslaggevendefactor is - grotendeels bepaald door dekarakteristieke waarde van de betondruk-sterkte. Daarom betekent beperking van despreiding bij dezelfde gemiddelde druksterk-te: het opvoeren van de breukveiligheid, dusvan het draagvermogen.Het beter beheersen van het gehele vervaar-dingsproces zal resulteren in een gelijkmati-ger kwaliteit, d.w.z. een kleinere spreiding.Het toekomstige kwaliteitsbeleid dient zichdaarom vooral te richten op een betereprocesbeheersing.Het beperken van de spreiding in de beton-sterkte is dus zinvol. Maar kan dat ookworden gezegd van het opvoeren van degemiddelde sterkte? Deze vraag is mindereenvoudig te beantwoorden.Bij de fabriekmatige vervaardiging van voor-gespannen beton met voorgerekt staal isdikwijls de aanvangssterkte van het beton -na afloop van het versnelde verhardings-proces - bepalend voor het draagvermogenvan de constructie-elementen, omdat zij danonder voorspanning worden gebracht. Hetopvoeren van die aanvangssterkte is derhal-ve van. wezenlijk belang.Actueel is in dit verband de vraag, hoe dichtde betondrukspanningen in de zgn. 'voor-gedrukte trekzone' direct na het voorspan-nen de druksterkte mogen benaderen. Dediscussie hierover is nog in volle gang (6).In het algemeen zal het opvoeren van debetondruksterkte leiden tot slankere con-structies. Dit betekent dat zij meer zullendoorbuigen en dat zij - als gevolg van degeringere constructiehoogte - een groterehoeveelheid staal moeten bevatten. Bijvoorgespannen beton zal de grotere door-buiging, die het gevolg is van een hogeredruksterkte, minder snel maatgevend zijndan bij gewapend beton. In gewapend-beton-constructies zal dan ook een hogere ge-middelde betondruksterkte in het algemeenweinig zin hebben, behalve bij kolommen.Uiteindelijk zullen vooral economische over-wegingen bepalend zijn voor de vraag, inhoeverre de extra kosten voor de vervaardi-ging van hoogwaardig beton en - bij opbuiging belaste constructies - voor hetrelatief grotere staalverbruik, opwegen te-gen de voordelen van een geringer gewichtbij het transport en de montage.In dit verband is te verwachten, dat hetbelangrijk zal worden om licht beton toe tepassen met dezelfde gemiddelde druksterkteals die van het gebruikelijke grindbeton. Bijlicht beton zal het dus w?l van grote bete-kenis zijn een kwaliteitsbeleid te hebben, datvoor zowel gewapend- als voorgespannenbetonconstructies gericht is op het opvoerenvan de druksterkte - uiteraard met een zolaag mogelijk volumegewicht.Het opvoeren van de betontreksterkte leidtbij voorgespannen betonconstructies tot eengrotere scheurveiligheid. Bij gewapend-be-tonconstructies daarentegen zal het mini-mum-wapeningspercentage, dat noodzakelijkis om plotselinge breuk van de constructiete vermijden, verhoogd moeten worden.Afgezien van de voordelen bij voorgespan-nen beton is dus het opvoeren van debetontreksterkte in het algemeen niet vanbelang.Bouwplaats en betoncentraleIn het voorgaande ging het voornamelijk omfabriekmatig vervaardigde betonelementen,omdat aan de hand daarvan duidelijk op deverschillende mogelijkheden is te wijzen.Vele betonconstructies worden echter nietgeprefabriceerd, maar op de bouwplaatsvervaardigd. Daarbij spelen andere proble-men een rol.Tot voor 10 ? 15 jaar werd het overgrotedeel van de betonspecie op de bouwplaat-sen bereid.De vakkennis van directie en aannemer wasdaarbij in belangrijke mate bepalend voor debetonkwaliteit. De variaties in de grondstof-fen, de vrij primitieve dosering van het aan-maakwater en nog andere factoren maaktentoen een werkelijk kwaliteitsbeleid niet goedmogelijk. Men was tevreden wanneer devereiste minimum betonkwaliteit werd bereiktof - zoals dikwijls voorkwam - belangrijkwerd overschreden.Terugziende op '40 jaar Betonvereniging'schreef Sweys in 1967 (7):'Jongere leden van de Betonvereniging zul-''len zich nauwelijks kunnen voorstellen dat''er een tijd is geweest, waarin de water-''cementfactor, zeefkrommen, zetmaat enz.''nog niet of zeer onvoldoende bekend wa-''ren en dat veel, zo niet alles, afhankelijk''was van het technisch gevoel van de mo-''lenbaas.'Door het grote aandeel dat de betoncen-trales hebben in de bereiding en leveringvan betonspecie, is er inderdaad veel ver-anderd. De vroeger zo vertrouwde, metcementstof bestoven molenbaas is tegen-woordig een zeldzaamheid.Gezien deze ontwikkeling moet het thansmogelijk zijn ook op de bouwplaats tot eenmeer gericht kwaliteitsbeleid te komen. Velebetonmortelbedrijven beschikken immersover deskundige medewerkers, een groteervaring en een goed ingericht laboratorium.Daarom zullen zij op een gegeven momentin staat zijn om de betonkwaliteit te beheer-sen, die met de door hen geleverde beton-mortel wordt verkregen.Vooral omdat de toepassing van licht betonop de bouwplaats tot de re?le mogelijk-heden gaat behoren, zullen de betoncen-trales zich niet mogen beperken tot de leve-ring van betonspecie in een beperkt aantalkwaliteiten. De betonmortelfabrieken zullen'kwaliteitscentrales' moeten worden en onsin staat moeten stellen op de bouwwerkende gewenste betonkwaliteit te verkrijgen, meteen gegarandeerde karakteristieke sterkte.Een betonkwaliteit die overigens eerst naCement XXI (1969) nr. 12 540het transport, het storten, het verdichten enhet nabehandelen tot stand komt.In de nieuwe Nederlandse betonvoorschrif-ten zullen artikelen komen die deze ontwik-keling in de hand werken. Van groot belangwordt verder de norm voor fabriekmatigvervaardigde betonspecie.Binnenkort zal een ontwerper zich reedsv??r het begin van de bouw kunnen ori?n-teren, welke betoncentrales in de nabijheidvan het uit te voeren bouwwerk in staatzijn garanties te geven voor de gewenstebetonkwaliteiten. Als aan die voorwaardenniet wordt voldaan, kan hij zijn ontwerptijdig afstemmen op de w?l aanwezige mo-gelijkheden. Met het hier bedoelde kwali-teitsbeleid op de bouwplaats zullen wij inde betonbouw een andere fase ingaan. Ditzou een definitief einde betekenen van eenperiode, waarvan het begin door Van Ros-sum in 1902 zo treffend is beschreven, toenhij het had over de niet-machinale beton-bereiding (8):'Zand en grind worden eerst droog ge-''mengd, daarover wordt het cement gestort''en alles wordt weder gemengd met de''kalkhouw, telkens onder toevoeging van''kleine hoeveelheden water tot een zo ge-''ring mogelijk bedrag, maar voldoende om''alles vochtig te maken.'En ietwat gedesillusioneerd door wat hij inde praktijk ondervond, voegt hij hieraan toe:'Wat wij te Rotterdam zagen verwerken,''was tamelijk slappe brij.'Staalkwaliteit en staalkeuringTen aanzien van het in betonconstructiestoegepaste staal is door betonconstructeursde behoefte gevoeld aan een meer deskun-dige beoordeling van dit door de staal-industrie geleverde produkt. Vandaar dat inverschillende landen beoordelingscommis-sies zijn ingesteld, waarin zowel betontech-nici als staaldeskundigen zitting hebben.Wanneer zo'n commissie heeft vastgesteld,dat een bepaald fabrikaat staal voldoet aande gestelde eisen en dat de vervaardigingonder voldoende controle in een goed ge-outilleerd bedrijf plaatsvindt, wordt voor datfabrikaat een zgn. goedkeuringscertificaatafgegeven.Omdat betonstaal en voorspanstaal in ver-schillende landen worden geproduceerd endikwijls worden ge?xporteerd, vormen denationale keuringsprocedures door hun on-derlinge verschillen toch een grote hinder-paal. Er worden namelijk bijna van land totland verschillende eisen aan het staal ge-steld.Er is daarom op internationaal niveau over-leg geopend, ten einde te komen tot alge-meen aanvaarde beproevingsmethoden, metinbegrip van de interpretatie der keurings-resultaten. Bovendien tracht men te komentot algemeen aanvaarde keuringseisen en-procedures, zodat mettertijd internationalegoedkeuringscertificaten kunnen worden af-gegeven op grond van de in een bepaaldland uitgevoerde onderzoekingen.De geschetste ontwikkeling in het keurings-beleid van staal voor betonconstructies isthans in een zodanig stadium gekomen, datde bedoelde goedkeuringsprocedures zijnopgenomen in de Internationale Beton-Richt-lijnen, die door het CEB en de FIP (F?d?ra-tion Internationale de la Pr?contrainte) zijnopgesteld en volgend jaar hun definitievevorm moeten krijgen.Aldus is de mogelijkheid geschapen vooreen internationaal keuringsbeleid en eendaarop aansluitende produktcontrole, zodatde individuele verbruiker het doen van af-namekeuringen achterwege kan laten. Op-gemerkt moet worden dat de voorbereidingvan dit internationale keuringsbeleid demeeste vorderingen heeft gemaakt bijvoorspanstaal.In ons land verkeren wij met betrekkingtot betonstaal in een ongunstige situatie.Bestudering van de vorig jaar verschenennorm NEN 6008, getiteld 'Staal voor ge-wapend beton' (9), leert dat men daarinnog werkt met verouderde begrippen alsminimum vloeigrens en minimum treksterkte,die niet zijn gedefinieerd door een gemid-derde waarde en de spreiding.Van statistische verwerking van keurings-resultaten is dan ook nog geen sprake.Wanneer bij beproeving ??n proefstaaf nietvoldoet, moet volgens een bepaalde, indeze norm omschreven procedure, de be-proeving worden herhaald.Uit dit voorbeeld blijkt weer eens denoodzaak om te blijven proberen het ge-hele kwaliteitsbeleid van beton en hetdaarin te verwerken staal volledig op el-kaar af te stemmen.Internationale Beton-RichtlijnenDe genoemde Beton-Richtlijnen CEB/FIP,die volgend jaar hun definitieve vorm moe-ten krijgen, zijn allereerst bedoeld als eenbasis voor nieuwe nationale voorschriftenbetreffende het ontwerp en de uitvoeringvan betonconstructies.Bij deze richtlijnen is uitgegaan van eenaantal criteria, waarop het ontwerp dientte berusten.Afgezien van economische overwegingenzijn dit:-- veiligheid tegen bezwijken van de dra-gende constructie;-- beperking van vervormingen in de ge-bruikstoestand;-- verzekering van de duurzaamheid.Het is duidelijk dat die criteria gelden voordragende constructies in het algemeen, zo-dat het belang van deze ontwerp-filosofieuitgaat boven dat van de betonbouw.Wapenen of voorspannen?Tegen de achtergrond van die algemenebeton-richtlijnen moeten wij ons afvragen,in hoeverre er een fundamenteel verschilbestaat tussen het gedrag van gewapendb?ton en dat van voorgespannen beton.Aanvankelijk was men de mening toege-daan, dat door het voorspannen van betoneen geheel ander constructiemateriaal ont-staat. Deze stelling, die omstreeks 1950ook door mij werd aangehangen, blijkt te zijnachterhaald. Vooral de laatste tijd is duide-lijk geworden, dat er tussen gewapendbeton en voorgespannen beton vele over-gangsvormen voorkomen (10).Bovendien is gebleken, dat men bij uitwer-king van de genoemde ontwerpcriteria voorbeide 'constructie-technieken'- tot nagenoeggelijke formuleringen komt. Vandaar dat inde Richtlijnen CEB/FIP geen onderscheidwordt gemaakt tussen gewapend beton envoorgespannen beton.Laten wij de genoemde drie ontwerpcriteriaafzonderlijk bezien.Veiligheid tegen bezwijkenBij het overbelasten van een betonconstruc-tie zal door het samenwerken van beton enstaal bij vervorming van die constructie hetstaal via aanhechting aan het beton ondereen sterk toenemende trekspanning komente verkeren. De hieruit resulterende trek-kracht bepaalt in hoofdzaak de zgn. grens-toestand van bezwijken, omdat bij groeiendeoverbelasting de inwendige hefboomsarmslechts weinig toeneemt.Die grenstoestand wordt dus hoofdzake-lijk bepaald door de mate waarin de staal-spanning kan toenemen. Een goede samen-werking van staal en beton is derhalve eenvoorwaarde voor een grote veiligheid tegenbezwijken.Daarom is het moeilijk in te zien, dat eenin Amerika ontwikkelde techniek algemeentoepassing zal vinden. Bij bedoelde tech-niek wordt, om uitvoeringstechnische rede-nen, de aanhechting tussen beton en voor-spanstaal blijvend verhinderd. De zgn.Cement XXI (1969) nr. 12 541'unbonded tendons' hebben in dat land toe-passing gevonden voor het voorspannenvan vloeren.Bij overbelasting van een dergelijke vloerzal de gescheurde betonplaat worden ge-dragen door een 'netwerk' van sterk ge-spannen kabels, mits zij verankerd zijn instabiele, onvervormbare randbalken.Bij slappe vloerplaten kan wellicht met eendergelijke constructieve opzet genoegenworden genomen, omdat bij sterke overbe-lasting geen instortingsgevaar is te vrezenals gevolg van het zgn. 'trampoline effect".In het gebruiksstadium zal er geen verschilzijn tussen een vloer met ge?njecteerde eneen met niet-ge?njecteerde kabels. Het ver-schil manifesteert zich pas bij overbelasting,omdat dan de plaat met niet-ge?njecteerdekabels sterk zal doorbuigen.Het inzicht dat men een constructie nietalleen moet beoordelen op grond van hetgedrag in het gebruikstadium, maar vooralook in het stadium van overbelasting, iseerst bij het ontwerpen van voorgespan-nen betonconstructies verkregen. Dit prin-cipe blijkt ook voor gewapend-betoncon-structies van groot belang te zijn. Vandaardat het bezwijkcriterium de basis vormtvoor de dimensionering van betonconstruc-ties, uiteraard in samenhang met de anderecriteria.Beperking van vervormingenBij op buiging belaste gewapend-beton-constructies wordt in het gebruiksstadiumuitgegaan van een gescheurde betontrek-zone. In het algemeen verliest een beton-constructie aan stijfheid door het ontstaanvan scheuren. Dit komt omdat de functievan de relatief starre betontrekzone wordtopgenomen door een veel kleinere staal-doorsnede, die daardoor onder hoge trek-spanning komt te verkeren. Als gevolg vande scheurvorming worden dus de vervormin-gen groter.Door voorspannen van de betonconstructiewordt scheurvorming in het gebruiksstadiumuitgesloten en daarom is hier een grotestijfheid gewaarborgd. Het toepassen vanvoorspanning zal dan ook dikwijls afhangenvan de noodzaak om de vervormingen tebeperken.Verzekering van de duurzaamheidIn verband met de duurzaamheid van beton-constructies is de bescherming van hetdaarin aanwezige staal door het omhullendebeton zeer belangrijk.Het is merkwaardig, dat omstreeks 1920heftig werd gediscussieerd over de vraag,of men in gewapend beton scheuren magtoelaten gezien de mogelijke corrosie vande wapening.In 1918 zei Bakker in zijn inaugurelerede (11):'Ik wil hiermede niet zeggen, dat het mo-''gelijk is - zelfs voor iemand geheel op de''hoogte van hetgeen nu omtrent het gewa-''pend beton bekend is - een bouwwerk te''construeren en daarbij de absolute zeker-''heid te geven dat geen enkel scheurtje''optreedt.'Wij zouden thans, een naive eeuw later,eenzelfde opmerking kunnen maken betref-fende voorgespannen betonconstructies. Zostaan wij momenteel voor de vraag, of inbepaalde gevallen - zoals in kantoorgebou-wen - gedeeltelijk voorgespannen betonwaarin als regel scheuren voorkomen, kanworden toegepast. Het gaat hier immers omvoorspanstaal, dat gevoeliger is voor corro-sieve invloeden dan betonstaal.Experiment en werkelijkheidIn de loop der jaren is duidelijk gewordendat wij ons bij het ontwerpen moeten base-ren op het werkelijke gedrag van de con-structie. Reeds in 1931 heeft Rengers opgrote schaal proeven genomen om na tegaan, of de gebruikelijke berekening van detoe te laten belasting op gewapend-beton-kolommen juist was. In een uitvoerige enduidelijke publikatie, waarin alle onderzoe-kingsresultaten zijn vermeld, concludeerthij (12):'De gebruikelijke berekeningsmethoden,"'waarbij een verhouding wordt aangeno-''men tussen de elasticiteitsmoduli van ijzer''en beton, is niet juist. Deberekeningsmetho-''de, welke berust op het 'Additionsgesetz' ''blijkt, althans voor kolommen met 0 - 7%''langswapening, goede resultaten te geven.''Hierbij wordt het draagvermogen van een''gewapend-betonkolom met beugels gelijk''gesteld aan de som van het draagvermogen''van het beton en het ijzer afzonderlijk,''waarbij is verondersteld dat zodanige maat-''regelen zijn getroffen, dat het beton de''samendrukking van het ijzer tot de plet-''grens kan volgen zonder te beschadigen.'Dat in de Gewapend-Betonvoorschriften van1940 voor de berekening van omwikkeldegewapend-betonkolommen feitelijk werd uit-gegaan van de bezwijktoestand, vindt zijnoorzaak in de genoemde onderzoekingen.Het zou nog ruim twintig jaar duren eer hetbedoelde principe ook voor op buiging be-laste constructies in de voorschriften werdopgenomen, namelijk in de Gewapend-Beton-voorschriften van 1962.Bij het ontwikkelen van de betontechniek ishet experimenteel onderzoek een vooraan-staande plaats gaan innemen. Wat bij hetkolommenonderzoek in 1931 reeds naar vo-ren kwam, namelijk dat alleen uit het werke-lijke gedrag van de constructie conclusiesvoor het ontwerp zijn te trekken, is nu eenalgemeen aanvaard principe.Vandaar dat Haas in zijn afscheidscollegezoveel aandacht heeft besteed aan speur-werk op betongebied (13). Wij kunnen ver-wachten dat de komende ontwikkeling vande betontechniek steeds meer zal berustenop uitvoerige onderzoekingen in daartoespeciaal ingerichte laboratoria.Dit onderzoek zal voor een belangrijk deelworden afgestemd op problemen uit depraktijk. Daarnaast zal vooral veel funda-menteel onderzoek nodig zijn om de achter-grond van een aantal niet goed te verklarenverschijnselen te leren kennen. Met namevragen verschillende vraagstukken, die nauwsamenhangen met de duurzaamheid van be-tonconstructies, om een oplossing.De constructie als totaliteitVan oudsher wordt een betonconstructiebeschouwd als een samenstel van afzon-derlijke constructie-elementen, zoals vloeren,balken en kolommen. Ook nu wordt dat bijhet ontwerp van betonconstructies nog teveel gedaan.Langzamerhand groeit evenwel het inzicht,dat elke constructie, met inbegrip van defundering, ruimtelijk als een geheel dient teworden gezien.Aan het begin van zijn artikel, dat de stootgaf tot een meer gefundeerde studie van destabiliteit van hoge gebouwen, schreef Ha-geman in 1967 (14):'In dit artikel is getracht een methode aan''te geven, waarbij de stabiliteit van de tota-''liteit in de sterkteberekening wordt ver-''werkt, daarbij als uitgangspunt kiezend''het vermoedelijk gedrag van de constructie''bij het benaderen van de bezwijktoestand.'Ziehier in ??n enkele zin een aanduidingvan de weg die wij bij het beschouwen vanonze constructies moeten volgen. Het iswaar, tot dusver geeft geen enkel Neder-lands voorschrift aan, hoe de bedoeldetotaliteit in het ontwerp en in de berekeningmoet worden betrokken. Dit zal binnen af-zienbare tijd w?l het geval zijn, daar doorverdieping van ons inzicht duidelijk is ge-worden, hoe de bedoelde problemen invoorschriften te verwerken zijn.Cement XXI (1969) nr. 12 542Ontwerp en uitvoeringEen splitsing in functies, juist daar waar eennauwe samenwerking aanwezig is of voorde hand ligt, vinden wij ook op een andergebied, namelijk in de relatie tussen ont-werp en uitvoering. Daardoor wordt bij dedetaillering van betonconstructies maar alte dikwijls vergeten, dat hetgeen getekendis niet alleen moet worden bekist en vande aangegeven wapening voorzien, maar datdie bekisting ook nog volledig met goedebetonspecie gevuld moet worden.De berekening van een betonconstructie isinderdaad belangrijk. Maar minstens evenbelangrijk is, of men er in de praktijk in zalslagen om tot een zodanige uitvoering tekomen dat aan de aannamen van de be-rekening wordt voldaan.Met zijn bekende leerboek heeft Van derSchrier baanbrekend werk verricht bij hetvoor de praktijk toegankelijk maken van debetontheorie (15). In dat boek wordt name-lijk ook veel informatie verstrekt over derelatie tussen theorie en praktijk.Standaardisatie en rationalisatieTot dusver wordt op een constructiebureaubij het detailleren van eenvoudige gewa-pend-betonconstructies elk onderdeel vande constructie opnieuw berekend, terwijl tel-kens weer de wapening wordt gedetailleerd.Er zou evenwel veel rationeler gewerkt kun-nen worden, indien wij tot een ver doorge-voerde standaardisatie van de afmetingenen de wapening van normale constructie-elementen konden komen. Dit kan wordengedaan door een groep deskundigen, diedaarbij de detaillering afstemmen op eengoede uitvoering. Als wij daarin slagen, zijner grote voordelen te behalen, zoals eenrationeel gebruik van de bekisting en eeneffici?nte vervaardiging van wapeningskooi-en. Ook op het reken- en tekenwerk kanworden bespaard, vooral omdat hiervoor'een computer is in te schakelen. In het ge-heugen van de computer kan immers deuitgewerkte standaardisatie van de con-structie-elementen worden opgeslagen, zodatdaaruit direct een keuze is te maken. Aan decomputer kan dan bij voorbeeld de instructie? worden gegeven, dat alle kolommen dezelfdeafmetingen moeten krijgen. Ook kan, afhan-kelijk van de prijsverhouding tussen beton enstaal, een zgn. optimaliseringsprocedureworden ingebouwd, die ons de meest eco-nomische oplossing zal geven.Standaardisatie zoals hier wordt bedoeldvereist uiteraard een intensieve samen-werking in breder verband. Want standaar-disatie is alleen zinvol als er voor vele pro-jecten gebruik van wordt gemaakt. Alleendan is het lonend om de daarop afgestemdebekistingen aan te schaffen of om de ma-chines voor het vlechten van de wapenings-kooien te installeren.Een eerste stap in de aangegeven richting isreeds door CIAD * gezet op het gebied vande computerprogramma's. De integrale aan-pak, die noodzakelijk is voor het maken vangrote romp-programma's, vraagt om anderestructuren, waarin de overheid, ontwerp-bureaus en aannemers nauw samenwerken.Rationalisatie in de bouw zal een steedsgrotere invloed krijgen op het constructieveontwerp. Tussen ontwerp en uitvoering, dustussen constructiebureaus en aannemers,zal dan ook een intensieve samenwerkingnoodzakelijk worden. De uiterste conse-quentie van een dergelijke ontwikkelingvormen die projecten, waarbij het geheleontwerp en de uitvoering zijn ge?ntegreerd.Dit is het geval bij de in ons land al enigemalen uitgevoerde 'opdrukgebouwen' **.Andere sprekende voorbeelden van eenvolledige harmonie tussen ontwerp en uit-voering zijn de bekende 'Zeelandbrug' overde Oosterschelde en het thans in uitvoeringzijnde verkeersknooppunt 'Kleinpolderplein'aan de noordrand van Rotterdam. De bouwvan dergelijke projecten ?s nauwelijks denk-baar zonder dat het ontwerp volledig is af-gestemd op de uitvoering.Prefabricage en industri?le vervaardigingEen uitstekende mogelijkheid voor rationa-lisatie in de bouw, die bij de laatstgenoem-de projecten reeds naar voren komt, vin-den wij in de prefabricage. Deze beperktzich niet tot de 'echte' betonfabrieken, of-schoon daar misschien wel de beste moge-lijkheden liggen voor een werkelijk indus-tri?le vervaardiging. Met een goed op depraktijk afgestemde serie standaard-ele-menten kunnen de betonfabrieken immersde meest economische 'bouwstenen' leve-ren voor een groot aantal, onderling zeerverschillende projecten. Zover is het echternog lang niet!In ons land komt een dergelijke standaar-disatie slechts aarzelend tot stand. In Rus-land is men al zover, dat volgend jaarruim 80% van de industrie-gebouwen metbehulp van standaard-elementen zal wor-den uitgevoerd. Daarbij gaat het om eenhoeveelheid van 32 miljoen m3beton!In Amerika hebben ruim 70 betonfabrikan-ten onlangs een organisatie in het levengeroepen, die het mogelijk maakt in eenuitgestrekt gebied standaard-elementen voorhallen, gebouwen en woningen te betrek-ken. Hierbij wordt gestreefd naar groteseries identieke elementen, zodat econo-mische vervaardiging op industri?le schaalkan geschieden.In dit opzicht zijn waardevolle informa-ties verkregen uit een studie naar de mo-gelijkheden van zgn. 'zettingsvrije auto-wegen'. De gestelde opgave was om na tegaan, of in het Westen van ons land -met zijn over het algemeen bijzonder on-gunstige bodemgesteldheid - volledig oppalen gefundeerde autowegen zowel tech-nisch als economisch uitvoerbaar zijn.Ten einde dit goed te kunnen beoordelenis een re?el project zover mogelijk uitge-werkt. Toen bleek dat een autosnelweg vanten minste 15 km lengte als een laag ge-legen viaduct kan worden uitgevoerd voornog geen 40% van de bouwkosten van eennormaal viaduct. Behalve de genoemdeminimum-lengte, die een grote repetitiemogelijk maakt, is hiervoor een eerste voor-waarde dat dergelijke grote projecten opdeze schaal aangepakt kunnen worden,zonder dat de continu?teit ervan gevaar kanlopen.De meest aantrekkelijke uitvoeringsvormwerd gevonden in de toepassing van zwareprefab-elementen van beton (met een ge-wicht van 200 ton en meer), die in eenveldfabriek nabij de te bouwen zettings-vrije autosnelweg worden vervaardigd. Hettransport van die elementen kan geschiedenmet speciaal ontworpen transportmiddelen,die over de reeds gemonteerde en dandirect te gebruiken brugvelden rijden. Opdeze wijze is niet alleen een economische,maar ook een snelle bouw van zettingsvrijeautowegen te realiseren.Ook in de viaductbouw zijn derhalve nogvele mogelijkheden aanwezig indien wij hierhet repetitie-effect introduceren met toe-passing van zware prefab-elementen in devorm van complete overspanningen.Als wij er door het ontwikkelen en bouwen*CIAD - Vereniging tot ontwikkeling van ci-viele ingenieurstechnieken op basis van ana-loge en digitale computers.**Het Nederlandse woord 'opdrukgebouw' ishier in zijn algemeenheid gebruikt voor hetsysteem dat bekend staat onder de naam'Jackblock',Cement XXI (1969) nr. 12 543Samenwerkingals uitgangspuntRede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoog-leraar 'betonconstructies', aan de afdeling der weg- en waterbouwkundevan de Technische Hogeschool te Delft, op woensdag 26 november 1969,door ir.A.S.G.Bruggeling.Mijne heren Curatoren,Mijnheer de Rector Magnificus,Mijne heren Leden van de Senaat,Dames en heren Lectoren, Docenten enMedewerkers van de Technische Hoge-school,Dames en Heren Studenten,en voorts gij allen, die door uw aanwezig-heid van uw belangstelling blijk geeft,Zeer gewaardeerde Toehoorders,In de komende jaren zal duidelijk worden,welke invloed het bouwen ondergaat van degrote ontwikkelingen die zich de laatste tijdop velerlei gebied voordoen.Wij zien bij voorbeeld, dat - als gevolg vande ruimtevaart - de snelheid waarmee demens zich kan bewegen in korte tijd bijnaverhonderdvoudigd is. De afstand waaroverwij ons kunnen verplaatsen, is daardoor na-genoeg onbegrensd geworden. De reken- encommunicatietechnieken maken een storm-achtige ontwikkeling door. In contrast metde verdere verkenning van de ruimte staatde toenemende kennis van de materie, die'tot nieuwe toepassingen van kernenergiekan leiden.Dit alles zal het bouwen niet onberoerdlaten; daar behoeft geen enkele twijfel overte bestaan. Maar de overigens gezonde ont-wikkeling die het bouwen de laatste tijdheeft doorgemaakt, is tot dusver sterk ach-tergebleven bij de genoemde technischevooruitgang.Relaties met vroegerDe vakliteratuur over de betonbouw in hetbegin van deze eeuw is beperkt. Uit deschaarse publikaties blijkt duidelijk, dat toenreeds verschillende, wezenlijke aspectenvan het beton zijn doorvorst. Wat dat betreftis er niet zo'n groot verschil tussen vroegeren nu.Laten wij niet vergeten dat men toen reedsvertrouwd was met het statisch gedrag vangewapend-betonconstructies. Dit inzicht re-sulteerde bij balken in het aanbrengen vanwapening aan de trekzijde en waar mogelijkvan een brede betonflens aan de drukzijde.De tussen haakjes vermelde cijfers verwij-zen naar de litteratuuropgave op blz. 545.Hoofdtrekspanningen, die het gevolg zijnvan dwarskrachten, werden toen al opgeno-men door beugels of met behulp van opge-bogen staven. Er waren reeds voor hetmateriaal beton onderzoekingen ingesteldnaar de grootte van de krimp, de druksterkte,de treksterkte en de elasticiteitsmodulus,alsmede naar de aanhechting van het wape-ningsijzer aan het omhullende beton. Zelfsbalkloze vloeren hebben toen toepassing ge-vonden.Weliswaar beschouwden velen het gewa-pend beton nog als een 'onedel materiaal',maar desondanks waren de toepassings-mogelijkheden op velerlei gebied reeds on-derkend. In die tijd zijn dan ook verschil-lende constructies - zij het op beperkteschaal - in gewapend beton uitgevoerd. Ge-noemd kunnen worden silo's, bruggen, kade-muren, en verder heipalen en buizen (1). *De theorie werd in die tijd, evenals thans,gebaseerd op en getoetst aan het experi-ment. Dat waren toen proefnemingen opware grootte.In dit verband kan de aandacht worden ge-vestigd op Sanders - ??n van de Neder-landse pioniers uit de beginperiode van hetgewapend beton, wiens boek nu nog eeninspirerend verslag is van hoe onze voor-gangers zijn begonnen (2,3).Het is opmerkelijk, dat reeds in die begintijdzowel op het gebied van het voorspannenvan betonconstructies als op dat van lichtbeton, onderzoekingen zijn verricht, of-schoon die toen nog niet tot realisering inde bouw hebben geleid.Wanneer wij de blik afwenden van dit ver-leden om ons te richten op de toekomst,moeten wij ons realiseren dat de te ver-wachten ontwikkelingen niet te besprekenzijn zonder een duidelijke analyse van dehuidige situatie. Daartoe zullen hier van hetveelomvattende en rijk geschakeerde gebiedvan het bouwen in beton enkele facettenworden belicht.Laten wij beginnen met de materialen betonen staal.Betonkwaliteit en kwaliteitsbeleidIn de praktijk wordt de betonkwaliteit ge-woonlijk bepaald met behulp van proefstuk-ken, die onder druk of onder buiging totbreuk worden belast. Van oudsher is hetalgemeen gebruikelijk om daarbij als mini-mum-kwaliteit de waarde aan te nemen, diedoor geen der beproevingsresultaten wordtonderschreden.In de betonwarenindustrie kan van kleinebetonprodukten - zoals trottoirtegels enstraatstenen - eenvoudig de kwaliteit wor-den bepaald, door een aantal van die Pro-dukten direkt te onderzoeken, bij voorbeeldmet een buigproef. Daarbij heeft men dik-wijls ervaren, dat met een aldus gedefinieer-de minimum-kwaliteit ??n minder goed exem-plaar uit een overigens goede partij kanleiden tot afkeuring van die partij.Vandaar dat men vooral in deze sector isbegonnen om de kwaliteitseis niet meer tebetrekken op afzonderlijke waarden, maarop de zgn. minimum-waarde die op statis-sche wijze wordt bepaald. Hierbij wordtuitgegaan van het gemiddelde en van destandaardafwijking, die een maatstaf is voorde spreiding.De in 1966 door het Nederlands Normalisa-tie-Instituut en de Stichting opge-stelde keuringseisen voor betonstraatstenen,opgenomen in normblad NEN 7000 (4), zijneen goed voorbeeld van die nieuwe bena-dering.Het is duidelijk dat de afnemer hierdoor eenbetere kwaliteitsgarantie krijgt, omdat diegarantie nu betrekking heeft op de gehelepartij en soms zelfs op de volledige pro-duktie.Deze statistische benadering is voor het eerstopgenomen in de Richtlijnen van het Comit?Europ?en du B?ton ( ) (5). Voor demateriaaleigenschappen wordt daarin dezgn. karakteristieke waarde ingevoerd. Ditis de waarde die door ten hoogste 5% vanhet aantal waarnemingen wordt onderschre-den. Een karakteristieke waarde kan wordeningevoerd voor diverse kwaliteitseisen, zoalsvoor de druksterkte en de buigtreksterktevan beton en ook voor de rekgrenzen vanstaal.In bedrijven die grote elementen voor pre-fab-betonconstructies vervaardigen, is hetgaranderen van karakteristieke waardenvoor de betonkwaliteit goed mogelijk. Zijkunnen immers beschikken over veel keu-ringsresultaten, die een goede statistischeCement XXI (1969) nr. 12 539zijn eigen aard, die hem van anderen onder-scheidt. Maar veel belangrijker dan het ver-schil tussen u en mij is de enorm snelle ont-wikkeling van de betontechniek, waardoormorgen reeds in belangrijkheid kan afnemenwat gisteren nog van hoogste importantiewas.U zult zelf de laatste zijn om de grote in-vloed daarvan te ontkennen, want u stondjarenlang in de voorste rijen om deze ont-wikkeling te bevorderen. Een ontwikkelingdie binnenkort zal leiden tot de Internatio-nale Beton-Richtlijnen CEB/FIP. De ontwerp-filosofie die daaraan ten grondslag ligt, zaltevens de basis zijn waarop ik het vak'Betonconstructies' zal uitdragen.Dames en heren, lectoren en leden van dewetenschappelijke, technische en administra-tieve staf,Met u alleen hoop ik in voorkomende ge-vallen te kunnen samenwerken, zoals nood-zakelijk is voor de vervulling van onze ge-zamenlijke opdracht. Daarbij denk ik uiter-aard allereerst aan alle medewerkers van deleerstoel 'Betonconstructies'. Ik ben hen zeererkentelijk voor de wijze waarop zij mij inhun midden hebben ontvangen.Wij zullen gezamenlijk voortgaan op dereeds ingeslagen weg en niet moeten aar-zelen om zonodig voor de toekomst nieuwebanen te effenen. De belangrijkste aspectenvan 'onze' leerstoel, te weten onderwijs,research en studie, bestaan niet afzonderlijk.maar zijn in elkaar vervlochten. Hun onder-linge be?nvloeding, aangevuld nog door er-varingen uit de praktijk, is van wezenlijkebetekenis voor een goede ontwikkeling vanons vak.Dames en heren studenten,Ik zie het als mijn belangrijkste taak u degrondslagen van het construeren in beton bijte brengen. En dit niet omdat men alleen inbeton goed zou kunnen bouwen, maarallereerst omdat de bijzondere eigenschap-pen van dit constructiemateriaal ons inzichtkunnen verdiepen. Zij maken ons immersvertrouwd met de gedachte, dat de speci-fieke materiaal-eigenschappen altijd in hogemate bepalend zijn voor de wijze waaropwij in het desbetreffende materiaal kunnenconstrueren. Ik ben ervan overtuigd dat zichin de toekomst vele nieuwe ontwikkelingenzullen voordoen. Van de ontwerpers en con-structeurs zal dan een zodanige soepeleinstelling worden verwacht, dat zij zich meteen zeker gemak kunnen aanpassen, zelfsal zouden die ontwikkelingen revolutionairzijn.Bij de behandeling van het constructie-materiaal beton wil ik derhalve trachten uvertrouwd te doen raken met het construc-tiemateriaal als zodanig.Vooral met degenen die zich reeds tijdenshun studie in dit vak willen specialiseren,hoop ik, in een goed persoonlijk contact, tekomen tot een afgerond geheel, hetzij op depraktijk ingesteld, dan wel meer theoretischof op de research gericht.In onze relaties zal vooral wederzijds begripnoodzakelijk zijn voor de juiste sfeer. Daar-bij denk ik niet alleen aan de technischeproblemen, maar bovenal aan de wijze waar-op wij gezamenlijk die problemen zullenaanpakken. Want meer nog dan voor hetbouwen in beton is voor de mens samen-werking het uitgangspunt.Ik heb gezegd.Litteratuur1. '100 jaar gewapend beton', Cement1967, nummer 12.2. L.A.Sanders, 'Het cement-ijzer in theo-rie en praktijk'; uitgave: de Wed.J.Ahrend en Zoon, 1907.3. Ir.J.J.B.J.J.Bouvy, 'Dr.Ing.h.c.L.A.Sanders- Nederlands pionier van het gewapendbeton 1867-1956'; Cement 1967, no. 8.4. NEN 7000 'Betonstraatstenen'; NNI-KOMO 1966.5. 'Praktische Richtlijnen '; uitgave Be-tonvereniging 1966.6. Ir.A.J.Chr.Dekker, 'De toelaatbare aan-vangsdrukspanningen in voorgespannenbeton', Cement 1969, nummers 2 en 4.7. Ir.A.H.Sweys, '40 jaar Betonvereniging';Cement 1967, nummer 12.8. Th.J.W. van Rossum, 'Gewapend beton';vrij gevolgd naar P.Christophe; uitgaveE.J.Brill, Leiden, 1902.9. NEN 6008 'Staal voor gewapend beton';NNI 1968.10. Ir.A.S.G.Bruggeling, 'Wapenen of voor-spannen'; Cement 1968, nummer 3.11. Prof.ir.J.A.Bakker, 'Gewapend beton', 1oktober 1918; uitgave J.Waltman Jr.,Delft, 1918.12. Ir.N.J.Rengers, 'Proefnemingen op ko-lommen van beton en gewapend beton';De Ingenieur 1933, nummers 27, 31, 40,48, resp. Seton-nummers 1, 2, 4, 6; DeIngenieur 1934, nummers 1, 9, 27, resp.Seton-nummers 1, 3, 7.13. Prof.dr.ir.A.M.Haas, 'Beton - complex enveelzijdig', 30 mei 1969; Uitgave Walt-man, Delft, 1969.14. IrJ.G.Hageman, 'De stabiliteit van eengebouw'; Cement 1967, nummer 1.15. Ir.W. van der Shchrier, 'Bouwen in ge-wapend beton'; Argus-Agon-Elsevier,13e druk, 1968.In memoriamDr.-Ing.F. SchonenbergerOp 20 november 1969 overleed te Zurich na een kortstondige ziekte op 69-jarige leeftijdDr.-Ing.F.Sch?nenberger, oud-bedrijfsleider van de Cementfabriek IJmuiden (CEMIJ) N.V.Met hem is een man van grote betekenis voor de Nederlandse cement- en betonwereldheengegaan.Na voltooiing van zijn studie voor scheikundig ingenieur aan de te Zurich kwam deheer Schonenberger in 1927 naar ons land om zijn verdere werkzame leven te wijden aande ontwikkeling van de Nederlandse cementindustrie. Na een kort verblijf bij resp. deVNPC en ENCI kwam de heer Schonenberger in 1931 naar CEMIJ, toen juist opgericht, enbleef daar tot aan zijn pensionering in 1965. Onder zijn leiding groeide dit bedrijf uit totde grootste hoogovencementfabriek ter wereld, met een produktie van ruim 1 miljoen tonper jaar. Zijn naam blijft onverbrekelijk verbonden aan het Nederlandse hoogovencement enhet is voor een belangrijk deel aan hem te danken dat Nederland, wat de toepassing vanhoogovencement betreft, zo'n unieke plaats in de wereld inneemt.Zijn veelomvattende belangstelling richtte zich niet alleen op de fabricage en toepassingvan hoogovencement, maar ook op de research en ontwikkelingen op betongebied.Hij beijverde zich in de Stichting Cement Centrale voor Nederland (CCN), o.a. voor deontplooiing van het CUR-onderzoek en de controle van de betonmortelbedrijven.Zijn gedegen kennis en weloverwogen oordeel gaven hem een belangrijke plaats in decement- en betonwereld, zijn eenvoud, vriendelijkheid en rechtschapenheid bezorgden hemlouter vrienden.Na zijn pensionering in 1965 vertrok hij weer naar Zwitserland, zijn vaderland, dat hem tochaltijd was blijven trekken. Helaas heeft hij maar kort van zijn welverdiende rust mogengenieten.Ons medeleven gaat uit naar mevrouw Schonenberger. Het moge haar tot troost strekkendat hij zovelen in Nederland en daarbuiten een dankbare herinnering nalaat.ir.W. van KlaverenCement XXI (1969) nr. 12 545
Reacties