ir.J.B.M.WiggersDHV, Raadgevend Ingenieursbureau BV,AmersfoortRioolwatersystemen;ontwikkeling en toekomst1Schema rioolwatersysteemCement XXXII (1980) nr. 91. InleidingIn de artikelen die 10 jaar geleden in dit tijd-schrift aan de civiele gezondheidstechniekwerden gewijd kwamen de termen afvalwa-tersystemen en rioolwatersystemen niet voor.Dit is enigszins tekenendvoorde ontwikkelin-gen die zich in de laatste 10 jaar in de civielegezondheidstechniek en niet alleen in deze,voordeden.De technische omgeving waarin zich hetmaatschappelijk gebeuren afspeelt is in.voortschrijdende mate gecompliceerd ge-worden. Om de problemen die zich als gevolgdaarvan voordoen mede te kunnen oplossenis een systematische benadering vereist. Detechnieken die daartoe kunnen worden benutbehoren toe tot het gebied van de operationsresearch. Systeemanalyse, modelvorming enoptimalisatie vormen onder meer onderdelenvan de operations research. Met behulp vande systeemanalyse wordt de onderlinge sa-menhang van bijvoorbeeld rioolstelsels, ge-malen en persleiding ontvangend water enrioolwaterzuiveringsinrichtingen beschre-ven. De modelvorming heeft tot doel het ge-drag van het systeem te beschrijven. Met be-hulp van optimalisatie-technieken kan ge-zocht worden naar de uit een economischopzicht optimale oplossing van een tech-nische opgave, het minimale kosten-effectquoti?nt kan worden bepaald enz.In dit artikel zal niet worden ingegaan op dewijze waarop de laatste 10jaarmet behulp vanoverstortevent. randvoorzieningbinnen- enbuitenriolering507deze technieken resultaten zijn bereikt. Ver-wezen wordt naar de vakliteratuur. Wel zalgetracht worden een aantal van de bereikteresultaten toe te lichten. Daarnaast zal eenoverzicht worden gegeven van de huidigeontwikkelingen en plannen met betrekkingtot het rioolwatersysteem2. Rioolwatersystemen2.1. AlgemeenEen rioolwatersysteem (fig. 1)heeft tot functiede inzameling, tijdelijke berging en transportvan rioolwater. Als beginpunt kan bijvoor-beeld een lozingstoestel worden aangemerkt.Het eindpunt is tegenwoordig veelal eenrioolwaterzuiveringsinrichting. Het kanech-ter ook bestaan uit een rechtstreekse lozingop oppervlaktewater.Tussen het begin- en eindpunt bevindt zichhet rioolstelsel (riolering) metde daarin opge-nomen gemalen, overstorten, bergbezink-bassins (fig. 5) persleidingen enz.Indien de rioolwaterzuiveringsinrichting enhet ontvangende water mede in beschouwingworden genomen, spreekt men van een afval-watersysteem. Daar in een ander artikel indeze uitgave de ontwikkelingen met betrek-king tot rioolwaterzuiveringsinrichtingen enhet oppervlaktewater worden beschreven zaldit artikel slechts het rioolwatersysteem be-handelen.rioolwaterzuiverings-inrichtingI+I persleiding+I+riool gemaal2Gemengd stelsel3Gescheiden stelsel1. Straatkolk2. Hemelwaterafvoerleiding3. Ontluchting4. Schrobputje5. Lozingstoestellen1. Straatkolk2. Hemelwaterafvoerleiding3. Ontluchting4. Schrobputje5. Lozingstoestellenregenwateruitlaat===j'=='9(?regenwatera voer J_----- - - ---- -- vuilwaterafvoer(I \,2.2. De rioleringDe inzameling en het transport van afvalwatergeschiedt met behulp van de binnen- en bui-tenriolering. Een belangrijk onderscheidwordt gemaakt tussen riolering van het ge-combineerde en het separate type, zgn. ge-mengde en gescheiden riolering (tig. 2 en 3).Bij het gemengde stelsel wordt het regen- enhet afvalwater via een en hetzelfde leidingen-stelselgetransporteer?l. Het gescheiden stel-sel bestaat daarentegen uittwee afzonderl kestelsels. Aan de toepassing van de beide stel-seis kleven voor- en nadelen. Hoewel nog nietzo lang geleden aan het gescheiden stelsel,vanwege het mogelijke minder vervuilendekarakter, de voorkeurwerd gegeven, hebbenonderzoekingen in de laatste jaren uitgewe-zen dat ook het regenwater dat via een ge-scheiden stelsel wordt geloosd aanzienlijkverontreinigd kan zijn, niet in het minst alsgevolg van foute aansluitingen{aansluitingenvan het vuilwatersysteem op het regenwater-systeem). Bij de keuze speelt een belangrijkerol dat de aanlegkosten van een gemengdstelsel in het algemeen lager zijn dan van eengescheiden stelsel (fig. 4) (1).2.3. Grondslagen en eisenAan rioolstelsels worden de volgende eisengesteld;a. enkele malen per jaar mag de optredenderegenintensiteithoger zijn dan de ontwerpca-paciteit van het rioolstelsel (frequentie van'water op straat');b. het waterniveau mag in geen enkele situatieboven het begane grondpeil van de woningenen gebouwen zijn gelegen (inundaties wor-den niet getolereerd).Aan deze eisen is de laatste jaren de volgendetoegevoegd:c. het afvalwater dient te worden gezuiverd.Ten aanzien van a. en b. kan worden opge-merkt dat het een misvatting is indien wordtverondersteld dat er situaties bestaan waarinaan deze eisen niet kan worden voldaan. Hoe-wel, vooral bij bestaande bebouwing somszeer moeilijk, kan altijd gezorgd worden datCement XXXII (1980) nr. 9het water dat tijdens hevige neerslag nietondergronds kan worden afgevoerd tijdelijk.op straat kan worden geborgen ofbij hellendegebieden via de straten naar de natuurlijkewaterlopen kan afstromen. Met andere woor-den,indien in bebouwde gebieden tijdens enkort na buien het water gebouwen binnen-treedt, duidt dit op een onvoldoende door-dachte en geconstrueerde afwatering (2).Om redenen van economie worden in ge-mengde rioolstelsels zogenaamde overstor-ten aangebracht. Indien de regenintensiteitgroter wordt dan de afvoercapaciteit van hetrioolgemaal en bovendien het rioolstelsel ge-heel gevuld is (berging benut) wordt het stel-sel bij aanhoudende neerslag via deze over-storten ontlast. Er treedt dan een overstortingop. Aan de frequentie van optreden wordendoor de waterkwaliteitsbeheerders eisen ge-steld daar het hier gaat om lozingen van metafvalwater vermengd regenwater. De gemid-delde theoretische overstortingsfrequentiebedraagt 3tot 10maal per jaar, afhankelijk vande inzichten van de waterkwaliteitsbeheer-der.De overstortingsfrequentie wordt in hoofd-zaak bepaald door de restcapaciteit van hetrioolgemaal (pompovercapaciteit), de inhoudvan het stelsel beneden de laagste overstort-drempel (berging) en de grootte van het af-voerende verharde oppervlak. Dit laatste iseen gegeven. Een hogere pompovercapaci-teit (actie door waterzuiveringsschap) leverteen lagere overstortingsfrequentie op. Dit-zelfde geschiedt indien de berging wordt ver-groot (actie door gemeente) (3).De hydraulische capaciteit van de rioolwater-zuiveringsinrichting wordt bepaald door decapaciteit van de toevoerende gemalen. Debeheerder van de inrichting zal uit een oog-merk van investeringen en exploitatiekostentrachten deze capaciteit zoveel mogelijk tebeperken. Dit heeft tot gevolg dat om aan deeisen ten aanzien van de toegelaten gemid-delde theoretische overstortingsfrequentie tekunnen voldoen,het bergend vermogen van508het rioolstelsel vergroot dient te worden. Ditlaatste kan aanzienlijke investeringen metzich meebrengen. Gezocht dient derhalve teworden naar een optimale oplossing (4).3. De afgelopen tien jarenOp 1 december 1970werddeWetVerontreini-ging Oppervlaktewateren van kracht. Se-dertdien is er zeer hard gewerkt om het aantalrechtstreekse lozingen van afvalwater op teheffen en de frequentie van lozingen vanuitrioolstelsels te verminderen.In deze paragraaf zal aandacht worden ge-schonken aan de ontwikkelingen die zich ophet gebied van de rioolwatersystemen heb-ben voorgedaan.3.1. De binnenrioleringHoewel geen spectaculair onderdeel van hetrioolwatersysteem, moet de binnenrioleringals een belangrijke schakel in het systeemworden aangemerkt. De hygi?ne en het woon-comfort worden in sterke mate be?nvloed doorde al of niet goede werking van de sanitairevoorzieningen.In de afgelopen tien jaar is de mate waarinbelang wordt toegekend aan dit onderdeelsterk toegenomen. Dit heeft zich geuit in deoprichting van talloze nationale en internatio-nale commissies die zich bezighouden methet zoeken naar verbeteringen en met norrna-lisatie.Zowel in Nederland (gesteund door het Minis-terie van Volksgezondheid en Milieuhygi?ne)als daarbuiten worden deels zeer uitvoerigeonderzoekingen uitgevoerd met het doel dewerking van de binnenriolering tekunnen ver-beteren ende ontwerpregels nader te kunnenvaststellen. De eerste vruchten van deze ar-beid zijn onder meer neergelegd in een aantal(concept) normbladen (5) en in een omvang-rijk binnenkort te verschijnen rapport van deStichting Bouwresearch.3.2. De buitenriolering3.2.1. StelselkeuzeDe afgelopen tien jaren heeft de vraag welkstelsel vanuit een oogmerk van milieuhygi?nede voorkeur geniet, het gemengde of het ge-scheiden stelsel, veel discussiestof opgele-verd. Een definitief antwoord op de vraag kontot nu toe niet worden gegeven. Dit gaf deSTORA aanleiding een opdracht te verstrek-ken die tot doel heeft in voorspellende zin devuiluitworp vanuit rioolstelsels van uiteenlo-pende typen en in diverse omstandigheden tebepalen. Op grond hiervan zal het te zijner tijdmogelijk zijn vast te stellen welk type stelsel inbepaalde gevallen de voorkeur geniet. Met hetuitvoeren van de opdracht is in 1977 begon-nen. Het project bevindt zich momenteel in defase waarin een uitgebreid en kostbaar prak-tijkonderzoek wordt voorbereid.Daar de uitkomsten van het onderzoek, zoalsreeds bij de aanvang bekend was, nog welenige tijd op zich laten wachten werden eenaantal jaren geleden zogenaamde vuiluit-worpmodellen ontwikkeld (1). Deze haddenonder meer tot doel de stelselkeuze meer ge-fundeerd te kunnen voltrekken. De mathema-tische modellen leidden tot voor dat momentenigszins verrassende conclusies (zie fig. 4).Beschouwingen gebaseerd op de uitkomstenvan het vuiluitworpmodel gaven aanleidingtot de gevolgtrekking dat toepassing van ge-koppelde gescheiden rioolstelsels uit eenoogpunt van minimalisering van de vuiluit-worp een aantrekkelijke oplossing oplevert.De benodigde investeringen zijn echter hoog.Toepassingen kunnen worden gevonden inde gemeenten Soest, Baarn en Nieuwegein.(Een gekoppeld gescheiden stelsel is een stel-seldat zodanig is aangelegd dat bij droOgweer en bij geringe neerslag het regenwater-stelsel in directe verbinding blijft met het vuil-waterstelsel. Hetafvalwater dat als gevolg vanfoute aansluitingen in het regenwaterstelselbelandt, wordt gedurende het merendeel vande tijd naar de rioolwaterzuiveringsinrichtingafgevoerd evenals de ernstig vervuilde be-ginstoot van de regenafvoer. Bij hoge en toe-nemende neerslag wordt door middel vanzelfsluitende kleppen het regenwaterstelselvan het droogweerstelsel gescheiden).Een andere uitkomst van de modelmatige be-schouwingen was dat de aanleg van bergbe-zinktanks, met als oogmerk de verbeteringvan de oppervlaktewaterkwaliteit bij gemeng-de stelsels, eveneens een aantrekkelijke op-lossing bleek op te leveren.Bergbezinktanks worden zodanig ontworpendat ze een bezinkfunctie kunnen vervullen.Een belangrijk deel van de bezinkbare stoffenkomt daardoor in de tank tot afzetting. Naafloop van de regenbui wordt het in de tankgeborgen water naar de zuiveringsinrichtingverpompt. Het bezonken slib wordt door mid-del van een spoelinrichting met het laatstedeel van het geborgen water opgewoeld eneveneens via het rioolstelsel of rechtstreeksnaar de zuiveringsinrichting getransporteerd.Foto 5 toont de binnenzijde van een tank.Een bergbezinktank bevindt zich op eenplaats die is gelegen tussen de overstort enhet rioolstelsel. Als gevolg van het bergendevermogen van de tank zal de overstortingsfre-quentie dalen terwijl tevens het alsnog over-stortende water als gevolg van het bezinkef-fect van minder slechte kwaliteit zal zijn.Niet in alle situaties is het mogelijk gebruik temaken van een bergbezinktank. Plaatsgebreken een te geringe transportcapaciteit van denaar de tank afvoerende riolen kunnen de zin-volle toepassing belemmeren.3.2.2. Het rioleringsontwerp? BerekeningenHet is iets meer dan 10 jaar geleden dat decomputer voor het eerst werd gebruikt voorhet doorrekenen van rioolstelsels. De Gront-mij en DHV beschikten ongeveer gelijktijdigover computerprogramma's waarmeerioolstelsels op hun hydraulisch gedrag kon-den worden getoetst. Sindsdien zijn andereadviesbureaus en gemeenten gevolgd. Hetbetreft hier zgn. controlerende programma'sdat wil zeggen programma's waarmee bij een4Relatie vuillozing - investeringen500400300200 = 0250.000FA=5specifiekestootlozinggemiddeldejaarlijkse vuillozingFA=5= 0berging inregenwater-stelsel 4 rnmoverstortings-frequentiemaal/jaarovarstortlnqs-frequentie150 maal/jaarFA =perc. foute aansluitingenberging 3 mmoverstortings-frequentie25 maal/jaar40 12 mm30 overstortlnqs-frequentie3maal/jaar100zNZo> 0100.000 150.000 200.000INVESTERINGEN (fl/ha VERHARD OPP.)Cement XXXII (1980) nr. 9 5095Overdekt bergbezinkbassin met spoelgoten(Zeist)Cement XXXII (198?)nr. 9gegeven stelsel (reeds aangelegd of nogin deplanfase) kan worden nagegaan of het stelsel.aan de eisenvoldoet.De invoer in dergelijke programma's bestaatuit een fictieve neerslag van ongelimiteerdeduur en van een constante intensiteit.Vanzelfsprekend is dit slechts een zeer grove.benadering van de werkelijkheid. Uit studiesis echter gebleken dat in het overwegend vlak-ke Nederland een dergelijke benadering totzeer wel aanvaardbare resultaten aanleidinggeeft. Voor hellende gebieden dient een ande-re benadering te worden gekozen. Hieropwordt in het vervolg nader ingegaan.Bij het toepassen van de computer ten behoe-ve van het controleren van bestaande en reedsontworpen netten is het niet gebleven. Op ditmoment is bijvoorbeeld tenminste ??n zoge-naamd ontwerpend computerprogrammaoperationeel waarbij gebruik gemaakt wordtvan technieken ontleend aan de operationsresearch (6). Het bedoelde programma is instaat, uitgaande van vooraf bepaalde trac?s,de uit een oogmerk van investeringen optima-le diepteligging van de riolen en hun diame-ters, vast te stellen. Daarbij wordt gebruik ge-maakt van dynamisch programmeren en welin een speciaal voor het doel ontwikkeldevorm. Het programma kent op dit moment nogeen beperking. Alleen netten waarin slechts inbeperkte mate (vooraf opgegeven) verrnazin-gen voorkomen, kunnen worden geoptimali-seerd.? Beoordeling van de werkingZoals hierboven reeds is aangegeven geldt bijde beoordeling van de hydraulische capaciteitvan rioolstelsels het criterium dat de frequen-tie waarmee 'water op straat' verschijnt ge-middeld niet hoger mag zijn dan 1 ? 2 maal perjaar. De duur van de periode waaroi] de capa-citeit ontoereikend mag zijn bedraagt 5-20 mi-nuten. In vlakke gebieden voldoet eenrioolstelsel dat een permanente regenwater-toevoer kan verwerken van 60-90 I/(s.ha) inhet algemeen aan deze criteria.Een stelsel in een vlak gebied raakt tijdenshevige neerslag bij benadering gelijkmatig510gevuld. Er treedt nauwelijks stroming op. Decapaciteit van de rioolgemalen is een orde vangrootte kleiner dan de maatgevende regenin-tensiteiten. Zodra het water in het stelsel hetpeil van de overstortdrempels overschrijdtstelt zich onmiddellijk een stroming in derichting van deze overstorten in. Er ontstaateen toestand vergelijkbaar met een waterlei-dingnet, dat wil zeggen hetgeen aan hetrioolstelsel wordt toegevoerd, wordt vrijwelzonder vertraging via de overstorten weer ge-loosd. Een analyse van de hydraulische capa-citeit van een stelsel in een vlak gebied is daar-door relatief eenvoudig. Heel anders is dit bijeen stelsel in een hellend gebied. In een 'hel-lend' gelegen stelsel stelt zich onmiddellijkeen stroming in de richting van het laagstepunt (overstort) Met name is het bij be-staande stelsels aanzienlijk moeilijker te be-palen of het stelsel aan de te stellen eisenvoldoet. Het stelsel zal naar mag worden aan-genomen indertijd hebben voldaan. Daarechter in de loop van de jaren allerhande isgewijzigd en steeds meer verhard oppervlak isaangesloten, is het niet eenvoudig na te gaanwaar en in welke' mate het stelsel ontoerei-kend is en hoe knelpunten moeten wordenopgelost. Een controle aan de hand van eenberekening uitgaande van een permanenteregenval geeft dikwijls onvoldoende uitsluit-sel.Het is dan noodzakelijk de afvoergolf die tij-dens regen door het stelsel loopt te volgen enna te gaan waar water niet meer tot het stelselkan toetreden of via de straatkolken weer naarbuiten treedt. Momenteel staat een aantalcomputerprogramma's ter beschikking waar-mee de actuele stromingstoestand kan wor-den gesimuleerd zgn. dynamische program-ma's.Het gaat daarbij om programma'smee slechts situaties kunnen worden be-schouwd waarbij de riolen juist niet gevuldgeraken. Zodra dit het geval is treedt eendiscontinu?teit in het hydraulische gedrag open daardoor ook in het rekenproces. Voor zo-ver bekend is er op dit moment tenminste ??nprogramma dat in staat is dit verschijnsel teverwerken.? Stedelijke hydrologieIn de afgelopen 10-15 jaar is meer dan in dejaren daarvoor aandacht besteed aan het ver-schijnsel van de afvoer van regenwater uitstedelijke gebieden. Daarbij is een tweetalwegen gevolgd.a. rechtstreekse afvoermetingen (De Rijks-dienst voor de IJsselmeerpolders (in Lelystaden Dronten), de LH te Wageningen);b. bestudering van regenvalcijfers en regen-valpatronen (o.a. KNMI, LH, DHV, Grontmij ende Rijksdienst voor de IJsselmeer polders) (7,s.siDeze studies hebben veel bijgedragen tot hetbeter kunnen interpreteren van afvoer vanneerslag in stedelijke gebieden. Met nameheeft het digitaliseren van continue neerslag-registraties (zgn.5-minuten analyse) het op-stellen van mathematische vuiluitworpmo-dellen (2) mogelijk gemaakt. Over de resulta-ten die met de modelmatige beschouwingenzijn bereikt is hiervoor reeds het een en andergeschreven.Van het gegeven dat neerslag afhankelijk vande afstand waarop de waarnemingen plaats-vinden zowel naar tijd, intensiteit en totalehoeveelheid een spreiding te zien geeft, isnuttig gebruik gemaakt bij het bepalen enbeperken van de hydraulische capaciteit vande rioolwaterzuiveringsinrichting Wervers-hoof.Op deze inrichting wordt een groot aantal,verpreid over het noord-oostelijk deel vanNoord-Holland gelegen, rioolstelsels aanqe-sloten. De capaciteit van deze gemalen is zo-danig dat in elk rioleringsgebied aan de ver-plichting ten aanzien van de overstortingsfre-quentie wordt voldaan. Bij neerslag boven hetbetreffende gebied zullen de gemalen, zonderdat wordt ingegrepen, alle of nagenoeg alleop deze volle capaciteit gedurende kortere oflangere tijd gaan malen. De hydraulische ca-paciteit van de rioolwaterzuiveringsinrichtingzal dan gelijk dienen te zijn aan desom van demaximale capaciteit van de toeleverende ge-malen.In dit geval is echter gekozen voor een bestu-ring van de gemalen zodanig dat het ver-schijnsel spreiding van neerslag in rekeningwordt gebracht. De besturing vindt plaatsdoor middel van een centraal opgestelde pro-cescomputer. In het tijdschrift H20 zal bin-nenkort uitvoerig worden ingegaan op de wij-ze waarop de regeling en besturing gereali-seerd zal worden en op de er aan tengrondslag liggende beschouwingen. (Hier zijopgemerkt dat in de stad Utrecht een welis-waar handgeregelde besturing van de gema-len reeds gedurende ca. 20 jaar wordt toege-past.)3.3. Persleidingen en gemalenZoals onder 2.2. werd opgemerkt dienen hetbergend vermogen en de capaciteit van denaar de rioolwaterzuiveringsinrichting afvoe-rende gemalen op elkaar te zijn afgestemdzodanig dat, gelet op de investeringen, eenoptimale oplossing ontstaat.Aan dit probleem is de laatste 10 jaarzeer veelaandacht geschonken. Meestal is daarbij alsleidraad gekozen dat de zogenaamde maat-schappelijke kosten, dat wil zeggen de somvan de investeringen en gekapitaliseerdeCement XXXII (19aO)nr. 9jaarlasten ten laste van zowel het zuiverings-schap als van de gemeenten, minimaal diendete zijn. Als randvoorwaarden gelden daarbijdat de overstortingsfrequentie een bepaaldewaarde niet mag overschrijden, terwijl de to-tale afvoercapaciteit naar de rioolwaterzuive-ringsinrichting een bepaalde waarde dient teonderschrijden. (Meestal 4-5 maal de droog-weerafvoer. Ten aanzien van de overstor-tingsfrequentie geldt dat deze tussen 3 en 10xgemiddeld per jaar dient te liggen.)Overigens zal het duidelijk zijn dat het boven-geschetste optimaliseringsprobleem zich bijgescheiden rioolstelsels niet voordoet.In veel gevallen is in Nederland gekozen voorde behandeling van het afvalwater in zgn.centrale zuiveringsinrichtingen . Dit levertdikwijls, gelet op de benodigde investeringen,aantrekkelijke oplossingen op. Het netwerkvan gemalen en persleidingen waarmee hetwater naar de centrale inrichting wordt ge-transporteerd leent zich uitstekend voor opti-malisatie. Hiervan is bijvoorbeeld bij het ont-werpen van het netwerk voor het eiland Wal-cheren met succes gebruik gemaakt (10).3.4. Integrale planningIn opdracht van het Ministerie van Volksge-zondheid en Mileuhygi?ne is een viertal proe-ven genomen met het opstellen van zgn. Inte-grale Afvalwater Afvoerplannen (IAAP-en).Het doel van een IAAP komt globaal op hetvolgende neer. In een rapport worden ondermeer alle relevante gegevens met betrekkingtot de inzameling en het transport van afval-water en regenwater neergelegd, aangevuldmet tekeningen en met een beschrijving vande kwaliteit van het stelsel, de plannen van degemeente met betrekking tot de vervangingen uitbreiding van de riolering (rationeel lei-dingenbeheer), de wijze waarop het onder-houd is georganiseerd en langs welke wegende voorgenomen werken worden of zullenworden gefinancierd, de invloed van de aan-wezigheid van het rioolstelsel en de niet aan-gesloten percelen op de oppervlaktewater-kwal iteit, de organisatie en de opbouw van dedienst gemeentewerken.Een dergelijk IAAP kan haar nut bewijzen bijhet toelichten van subsidie-aanvragen, devoorbereiding van voorgenomen infrastruc-turele werken, het optimaliseren van het be-heer enz.De rapporten die de proeven beschrijven zijninmiddels afgerond. Het gehele project vraagtom een evaluatie alvorens het Ministerie zalovergaan tot de aanbeveling aan de gemeen-ten dergelijke plannen op te stellen (11).4. Een blik vooruitHet ligt in de lijn van de verwachtingen dat aanhet aspect rationeel beheer van het onder-grondse leidingensysteem de komende jarenin toenemende mate aandacht zal moetenworden geschonken. De stuwdruk daarachterwordt voornamelijk opgebouwd door denoodzaak tot vervanging van riolen te moetenovergaan (vooral in grote steden) en deschaarser wordende geldmiddelen.Aan de zijde van het ontwerpen en het contro-leren van stelsels wordt momenteel hard ge-werkt aan het stroomlijnen van de bestaande511computerprogramma's, met de opzet deze ef-fici?nter te maken. Een belangrijke stap voor-waarts zal zijn gezet zodra de programma'soperationeel zijn waarmee de interactie wordtbeschreven tussen de stoming over straat, deaccumulatie van water op straat enin depres-sies, alsmede de ondergrondse stroming viade riolen. Dit model gaat uit van het niet per-manente karakter van de neerslag terwijl. kos-ten- en schadebeschouwing er aan kunnenworden vastgekoppeld. Daarmee kan dan ein-delijk de kosten-nut-relatie worden opge-steld. Hieraan is reeds behoefte sinds voor heteerst riolering werd gepland.Het ligt voor de hand dat het komende decen-nium de afronding van het STORA-project'vuiluitworp' te zien zal geven. Aan de boven-genoemde beschouwing zal dan een kosten-effect-analyse kunnen worden toegevoegd.Op grond daarvan zullen de eisen die door dewaterkwaliteitsbeheerders aan rioolstelselsworden gesteld, kunnen worden bijgepunt.De resultaten van het project 'vuiluitworp' zui-len vooral van belang zijn bij het opstellen vanwaterkwaliteitsmodellen ten dienste van wa-terkwaliteitsplannen.Meer inzicht is vereist in de werking van berg-bezinkbassins. Een onderzoek door de Pro-vinciale Waterstaat van Utrecht is in voorbe-reiding en zal wellicht reeds binnen twee jaarkunnen worden afgerond.5. Tot slotMet deze blik vooruit, die echter niet verderreikt dan enkele jaren voorwaarts, eindigt ditartikel. Tien jaar geleden kon niet wordenoverzien dat zich, zelfs op het zo traditioneelgeachte vlak van wat nu rioolwatersystemenwordt genoemd, grote wijzigingen in heteraan toegekende belang en in de aanpakzouden voordoen. Toch is dat geschied! Wiekan zeggen wat de komende tien jaar zal bren-gen?Literatuur1. Wiggers, J.B.M., K.Bakker en JW.Leunk,Beoordeling van rioolstelsels; vuillozingen enkostenaspecten, H20 (10) 1977, nr. 202. J.B.M.Wiggers, Hoe be?nvloeden rioolwa-tersystemen de vervuiling van het oppervlak-tewater?, H20 (10) 1977, nr. 173. Bakker, K. en H.J.Schuurman, Berging inrioolstelsels, H20 (12) 1979, nr. 64. DHVizier, 1e jaargang nr. 2, april 19765. (ontwerp) NEN 32136. DHVizier, le jaargang nr. 3, augustus 19767. Herik, A.G. van der en M.Kooistra, 5-minutenregens, H20 (3) 1970, nr. 218. Kregten, S.J. van, Regengegevens ten be-hoeve van de berekening van rioleringen,H20 (5) 1972, nr. 209. Berg, JA van den en G.E.Ven, Kwantita-tieve aspecten van de afvoer van regenwaterin stedelijke gebieden, H20 (10) 1977, nr. 910. Wiggers, J and O. Groen, Optimizing apressarized pipe-line network using a newmethad; in Modelling and Simulating of Wa-ter Resources Systems, North-Holland Pu-blishing Cy, 197511. Bakker, K., Rationeel beheer van riool-stelsels, komende publikatie in Gemeente-werken
Reacties