ing.D.Beyerbachtnamens de subgroep Praktijk van de CUR-VBcommissie C 34 'Betondekking'Praktijkmetingenaan debetondekking *lezing uitgesproken op de CUR-VB dag d.d. 6april 1979 te AmersfoortCement XXXII (1980) nr. 2InleidingDe CUR-VB commissie C 34 'Betondekking'is opgesplitst in drie subgroepen, nl. 'Prak-tijk', 'Constructie' en 'Technologie'. Van desubgroep Technologie is in Cement (1979) nr.10 een artikel gepubliceerd. In deze bijdragezal een overzicht worden gegeven van de za-ken waarmee de Praktijk-groep zich de afge-lopen tijd heeft beziggehouden.Keuze meetmethoden en -apparatuurHet aanvankelijk in de commissie heersendeidee dat een spoedige rapportage mogelijkzou zijn, bleek in de praktijk anders uit tepakken, omdat met name de keuze van demeetapparatuur nogal wat oponthoud gaf. Ermoest een keuze gemaakt worden uit eenaantal methoden voor de uitvoering van hetonderzoek, namelijk:de destructieve methode (boren, hakken)de nucleaire methode (r?ntgenfotografie)de elektromagnetische methode (meten)De destructieve methode wordt door op-drachtgevers van in aanbouw zijnde werkenniet in dank afgenomen, en viel dus af.Voor r?ntgenfotografie is een speciaal teamnodig en uitgebreideveiligheidsmaatregelen,terwijl de methode arbeids- en materiaal-intensief is, zodat ook de nucleaire methodeafviel.De keuze viel dus op de elektromagnetischemethode, waarbij de voorkeur uitging naareen eenvoudig apparaat, dat op de Neder-landse markt te verkrijgen moest zijn. Hier-voor kwamen drie apparaten in aanmerking,te weten:de Covermeter Mark VI,de Covermeter Mark VIs(een iets uitgebreide-re versie van de Mark VI),de Profometer.Hoewel wellicht hier en daar nog operatio-neel, zijn een aantal apparaten thans nietmeer op de Nederlandse markt verkrijgbaar,zoals:de AKU-meter,de Pacho-meter,en de TNO-meter.De groep is enthousiastbegonnen de MarkVIsen de Profometer op een aantal punten tevergelijken, min of meer analoog aan eenOuits onderzoek van 1961.Omdat het vergel ij-kingsprogramma echterte uitgebreidwerd, is90hetbesluit genomen IBBC-TNOin te schake-len.Inmiddels was ook duidelijk geworden dalerin Engeland reeds normen opgesteld warendie omschrijven aan welke eisen een wape-ningsdetector moet voldoen. Deze eisen zijnopgenomen in de norm BS 4408. Beide appa-raten bi ijken aandezeeisen te voldoen, mitservan een laboratoriumprocedure gebruikwordt gemaakt. Met deze procedure wordtdus alleen de nauwkeurigheid van het appa-raatEen ander facet dat onderzocht moest wor-den betrof het functioneren van de apparatenin de praktijk. Dit onderzoek werd eveneensdoor IBBC verricht en spitste zich toe op devolgende punten:? Invloed van temperatuursverschillen tij-dens de metingenBij de Profometer bleek dit van grote invloedte zijn.? Invloed van dalende batterijspanningBij beide apparaten bleek dit niet van belangte zijn.? Invloed van parallel aan de te meten staaflopende staven op verschillende afstandenhiervanVooral op kleine afstanden had dit grote in-vloed op de metingen.? Invloed van elkaar kruisende stavenDe invloed hiervan is te nivelleren door op dejuiste plaats te meten.? Invloed van de staaflengteHet bleek dat de staven langermoeten zijn dan250mm.? Werking van de verschillende typen sondes(te weten de grote plattesonde en de puntsen-de)De beste resultaten worden verkregen met deplatte sonde.Tevens zijn voor beide apparaten de benodig-de ijkgrafieken samengesteld.Na bestudering van alle uit dit onderzoek ver-kregen gegevens, is besloten het onderzoekte verrichten met de Covermeter Mark VI. Ditapparaat is praktisch en heeft het voordeelminder koudegevoelig te zijn als de Profome-ter. Een niet geheel bewezen stelling zou kun-nen zijn: 'De koudegevoeligheid van de Co-vermeter Mark VI loopt parallel aan dievan demetende personen'. Een uitstekend uitgangs-punt dus.1 I1/i..-:s.: I,"i-v-l-r-i- -t t ? -, -I : ,-... ,:.se-KLOM 'AA Ns, ,I -s 0 5 1S 2S 30AFW1JKINQ OE .IN ??? 1:-???" - l-r-t-;iTUK,5I1 0 5 10 rs ao 25 JO- - VAN DEKKING IN1Geconstateerde afwijkingen van denagestreefde betondekking (allewaarnemingen)Deze lijn, aangeduid met het cijfer 1, is infiguur 2 en 3 gebruikt als onderlegger2Geconstateerde afwijkingen van denagestreefde betondekking bij de populatiekolommen3Geconstateerde afwijkingen van denagestreefde betondekking bij de populatievloerenMeetnauwkeurigheidHet is gebleken dat de nauwkeurigheid waar-mee gemeten kan worden, is gelegen tussenwat op een laboratorium mogelijk is en watdealgemene praktijk is.De met de BS 4408 overeenkomende labora-toriumnauwkeurigheid is:+en-5%,meteen minimum van +en-2mm.Volgens de ervaringen van de opstellers vandeze Britisch Standard volgt hieruit een prak-van:+en-15% meteen minimum van +en-5rnm.De praktijkgroep van commissie C 34 vonddeze nauwkeurigheid voor haar eigen onder-zoek onvoldoende. Uit een onderzoek dattoen voor commissie c 34 werd uitgevoerdbleek dat deze praktijknauwkeurigheid aan-zienlijk kan worden opgevoerd; wellicht tothet niveau van metingen op laboratorium-schaal. Dit is mogelijk indien aan de hand vaneen model van het te onderzoekenwapeningspatroon een ijkgrafiek wordt op-gesteld.Voor een gedetailleerde informatie over denauwkeurigheid van wapeningsdetectorenwordt verwezen naar het artikel van F.A.J. vanGils in Cement (1979) nr. 5.Hieruit blijkt dat het meten van de betondek-king met wapeningsdetectoren wat tobberigblijft.Uitvoeren van metingenVervolgens diende te worden vastgesteld opwelke bouwwerken metingen zouden moetenworden uitgevoerd en hoeveel metingen ernodig zouden zijn.Uit gesprekken met IWIS-TNo (Instituut voorWiskunde, Informatieverwerking en Statis-tiek) bleek dat het nemen van een representa-tieve steekproef uit alle in Nederland in uitvoe-ring zijnde werken onmogelijk is als rnen dekosten en de tijd van zo'n onderzoek binnende perken wenst te houden. Daarom werdbesloten te gaan meten op een aantal bouw-werken die binnen het gezichtsveld van com-missie C 34 lagen.Door IWIS-TNO werd een advies gegeven overhet aantal metingen per populatie (= ??n typeconstructiedeel, bijv. kolommen met lichtewapening of kolommen met zware wapening)en per element. Voor het startonderzoek isgekozen voor 13 populaties. Van elke popula-tie zullen er dan 25 elementen bemeten wor-den. Op elk element bevinden zich 36 meet-punten.Tot nu toe is er door IBBC op een twaalftalwerken gemeten. Het type van de bouwwer-ken varieerde van grote utiliteitswerken totwoningbouwprojecten. Van zeven werkenzijn de meetgegevens thans redelijkver uitge-werkt. Hetaantal metingen, tot nutoeverricht.is nog te gering om ze per werk ?n/of perplaats in het elementte sorteren.ResultatenIn figuur 1 zijn de resultaten van de waarne-mingen (? 3900 stuks) in beeld gebracht. Infiguur2en 3 is hetresultaattezien perpopula-tie, met als onderlegger het resultaat van allewaarnemingen. Op de X-as is de afwijkingweergegeven in mm t.o.v. de nagestreefdedekking en op de Y-as de percentages. Opval-lend is dat ? 75% van de waarnemingen eenpositieve afwijking van de nagestreefde dek-king aantonen of daar aan gelijk zijn. Figuur 2heeft betrekking op de populatie kolommen;ook hierin is duidelijk te zien dat vaker + dan- dekking voorkomt. Wat daarbij ook direktopvalt is dat de +dekking niet gelijk is aan de-dekking.Bij de vloeren (fig. 3) blijken zeer grote afwij-kingen VOorte komen naar de +dekking. Ver-meid dient te worden datboven- en onderkantvan de vloer hier nog niet qesplitstzijn.Geble-ken is dat de bovenzijde van de vloer in hoofd-zaakverantwoordelijk is voordeze groteplus-afwijkingen.Het is de vraag of de constructeurs en/otopdrachtgevers blij zijn met deze grote +dek-king. De economie, in de zin van bouwkosten,is imrners het meest gediend met een zo kleinmogelijke betondekking. Daarentegen moetde verhouding van de betondekking tot destaafdiameter niet te klein zijn, om verzekerdte zijn van een goede samenwerking tussenstaal en beton. Daarbij moet worden gedachtaan een verhouding groter of gelijk aan 1,0 ?2,0. Een nader experimenteel onderzoek naarde verantwoorde grens uit deze gezichtshoekis aan te bevelen. Er zijn echter weinig ernsti-ge schades bekend die te wijten zijn aan ver-lies van aanhechting tengevolge van een tekleine betondekking.De optimale betondekking in een betonele-ment (plaat, balk, kolom) of in een detail (balk-einde, portaalhoek, overlappingslas) is af-hankelijk van verschillende factoren die metelkaar strijdig zijn. Materiaalverbruik en eco-nomie vragen om een zo klein mogelijke be-tondekking; aanhechting en splijtwerking indetails vragen echter om een grotere beton-dekking. De optimale betondekking zal, voorzover die te bepalen zou zijn, een compromiszijn.Hoe het ook zij, na het afronden van dit onder-zoek zullen we preciesweten met welke situa-tie we in het verleden geleefd hebben. Decornmissie C 34 hooptte zijner tijd suggestieste doen om uit deze situatie te geraken.Cement XXXII (1980) nr. 2 91
Reacties