Onderhoud en vernieuwingvan het RotterdamswoningbestandNaar aanleiding van een voordrachtdoor drs. J.G. van der Ploeg, wethouder vanStadsvernieuwing tijdens de Betondag 1980De eerste voordracht tijdens de laatstgehou-den Betondag was gewijd aan een niet-technisch onderwerp: een kenschets van deproblemen om de kwaliteit en de omvang vande huisvesting in een grote stad te handhaven.Renovatie en nieuwbouw in steden vormt??nveelzijdig probleem, waarvan de bouwtechni-sche facetten een onderdeel vormen. De ver-antwoording berust in de eerste plaats bij hetgemeentebestuur, maar andere betrokkenenkunnen oplossingen aandragen die van we-zenlijke betekenis zijn.De problemen hebben duidelijk raakvlakkenmet de activiteiten van de Betonvereniging.Dat moet de reden zijn geweest om drs. Vander Ploeg uit te nodigen vooreen voordracht.Voor sommigen van zijn toehoorders ligt ermisschien een uitdaging tot het ontwikkelenvan nieuwe, aangepaste bouwmethodes. Elkecreatieve bijdrage heeft de belangstelling vande Rotterdamse wethouder.Waarom stadsvernieuwing?Deze vraag heeft al vele beschouwingen op-geleverd, die meestal een warm pleidooi in-hielden. Drs.J.G. van der Ploeg sprak als zijnovertuiging uit dat een land sterft wanneer desteden daarin niet kunnen blijven voortbe-staan. Cultuur, wanneer daaronderwordt ver-staan het antwoord van de samenleving opeen situatie, bloeit primair in steden. Vooraldaar is de mens creatief, brengt hij de veran-deringen teweeg, die de omstandigheden vanhem voreisen. Een stad blijft daarentegen nietmeer zichzelf wanneer veranderingen ge-paard gaan met toenemende urbanisatie. Im-mers dan verstedelijkt het platteland, zonderdat er nog sprake is van een echte stad. Stede-bouw betekent in essentie dat er compactwordt gebouwd.Situatie in RotterdamAls wethouder van Rotterdam beperkte Vander Ploeg zich in zijn voordracht hoofdzake-lijk tot die stad en schetste hij de problemenwaarvoor de stadsvernieuwing zich gesteldziet. In Rotterdam zijn 40% van de woningenmeer dan 50 jaar oud. Worden die woningenniet gesloopt of vernieuwd, dan betekent datverpaupering.Maar stadsvernieuwing wordt niet bepaalddoor de keuze tussen slopen of vernieuwen.Het houdt de verbetering in van een woon-omgeving en deze is een afgeleide van deveranderende omstandigheden: kleiner wor-dende gezinnen, toenemend percentage aanalleenstaanden, wijzigende behoeften aanonderwijs, aan recreatie en ontspanning enz.Het zou te ver voeren de stadsvernieuwing indeze brede zin te bespreken. Van der Ploegbeperkte zich tot het kernprobleem: de huis-vesting. De vraag of oude woningen moetenworden gesloopt of verbeterd wordt voorna-melijk bepaald door de heersende wo-ningnood. Deze stelt de grens van slopen opmaximaal 2000 woningen per jaar. De bewo-ners van sloopwoningen moeten immers tij-delijk elders worden ondergebracht, hetgeenin een stad met 30 000 woningzoekendenmaar beperkt mogelijk is.Dit jaar worden er 6500 woningen gebouwd.Ter vergelijking met de 700 in 1974 betekentdat in relatieve zin een grote vooruitgang,maar door de omvang van de woningnood isdat erg betrekkelijk.Hoe groot de problemen zijn wordt pas duide-lijk, wanneer men beseft dat de stad 90 000 tot100 000 oude woningen telt. Het jaarlijks af-breken van 2000 woningen vraagt een periodevan 50 jaar voordat al die gebrekkige wonin-gen van 1930 en ouder zouden zijn vervangen.Het is duidelijk dat men bewoners niet zolangkan laten wachten. Er dient toch sprake te zijnvan een redelijke huisvesting, zodat in belang-rijke mate een reparatie-strategie wordt ge-voerd: behalve kaalslag en nieuwbouw dusook renovatie van woningen, die vanwege degestelde beperkingen niet voor afbraak inaanmerking komen. In concreto rekent menvoor de komende 20 jaar met het slopen envervangen van 25% van de genoemde 100 000oude woningen. Het grootste gedeelte wordtdus gerenoveerd.Voor de volledigheid wordt er hier nog opgewezen dat pas na het jaar 2000 iets kanworden gedaan aan de woningen die na 1930zijn gebouwd.VoorwaardenVan der Ploeg noemde drie belangrijke voor-waarden, waaraan moet worden voldaan omstadsvernieuwing een kans van slagen te ge-ven. Deze betreffen: de eigendomsverhoudin-gen, participatie van de bevolking en steunvan de landelijke overheid.Een versnipperd eigen-woningbezit staat eengrondige aanpak van de stadsvernieuwing inde weg. Vele, meestal kleinere eigenaren zijnniet in staat tot grote investeringen omdat hetRijk slechts voor 40% van de kosten bijdraagt.De gemeente Rotterdam streeft er naar diewoningen zoveel mogelijk op te kopen en aanwoningcorporaties over te dragen. Elk jaarwordt voor f 10-15 miljoen aan oude wonin-gen aangekocht.Wat de participatie betreft, zal het duidelijkzijn dat de bewoners tegenwoordig zelf willenuitmaken op welke wijze hun wijk wordt gere-noveerd. Daarom worden projectgroepen inhet leven geroepen waarin bewoners en verte-genwoordigers van de gemeente gelijkelijkzitting hebben. Samen draagt men de zorgvoor planning en co?rdinatie. Wanneer debeide groepen het niet eens kunnen worden,komt de kwestie in behandeling van eenstuurgroep waarvan Van der Ploeg voorzitteris. Deze is in zulke conflicten meestal geneigdde bewoners gelijk te geven, om daarmee debereidheid van ambtenaren om tot een com-promis te komen te stimuleren. Van der Ploegtoonde zich gelukkig met het feit dat de pro-jectgroepen werken volgens een coalitiemo-del, waaruit de bereidheid blijkt om in samen-werking de problemen op te lossen.Het Rijk tenslotte moet de voorwaarde schep-pen om stadsvernieuwing ook juridisch en fi-nancieel mogelijk te maken. De wethouderbeschouwt het als een ernstige handicap datde wet op de stadsvernieuwing nog steedsontbreekt. Een belangrijk facet dat in die wetgeregeld dient te worden is de aankoopwaar-de van woningen. Aangezien er ook nog geenleegstandswet bestaat, heeft een grote stad teweinig juridisch hanteerbare middelen omaan de stadsvernieuwing effici?nt gestalte tegeven.Wat de financi?le overheidssteun betreft, kanworden opgemerkt dat de vier grote gemeen-ten in Nederland voor hun beleid in dit opzichteen investering in de komende 10 jaar van 16miljard nodig achten. Op het ogenblik staat destadsvernieuwing voor / 1 miljard op de rijks-begroting, maar er zijn meer gemeenten inons land die aan stadsvernieuwing doen. Vander Ploeg berekende het landelijk benodigdebedrag op 2,4 miljard per jaar.In het midden latend of het Rijk deze financi?-le steun wil geven, duidelijk zal zijn dat destadsvernieuwing een niet onaanzienlijk deelvan de totale woningbouw vormt en derhalveook de inspanning mag opeisen om het inbouwtechnische zin steeds beter mogelijk temaken.ing.M.G.P.NelissenCement XXXIII (1981) nr. 2 77
Reacties