*TNO-rapport BI-66-45**TNO-rapport BI-67-72Nieuwe hooglerarenaan de T. H. Eindhoven:ir. B. W. van der Vlugt enir. P. C. KreijgerCement XXI (1969) nr. 12Vergelijking van de resultaten met reeds eerder verkregen resultatenBij het IBBC-TNO werden reeds eerder gegevens verkregen die kunnen worden gebruiktvoor het omrekenen van K20 (GBV) tot K15 (Rilem) kubusdruksterkten.In een vorig rapport * wordt vermeld, dat bij verharding onder water de verhouding in hetdruksterkteresultaat van kubussen met 20 cm riblengte, met en zonder karton gedrukt, is:K20 zonder karton-;-:---,--;--..,.--- = 1,11K20 met kartonVoorts wordt in dit rapport vermeld, dat de overgang van 20 cm naar 15 cm riblengte, zon-der karton, leidt tot een verhouding:K15 zonder karton.,-:-----;-----,,----,--- - 1 05K20 zonder karton - ,Uit deze gegevens kan bij benadering de verhouding:K15 zonder karton-;-:----;---- = 1,17K20 met kartonworden afgeleid.Dit resultaat komt dus goed overeen met de proefresultaten die in sub 3 worden besproken.In een ander rapport ** wordt voor beton, gemaakt met 325 kg portlandcement klasse A perm3gevonden:K20 (met karton) = 0,948. K15 (zonder karton) + 7,5 kgf/cm'.Standaardafwijking 13,1 kgf/cm'en voor beton met 325 kg hoogovencement klasse A:K20 (met karton) = 0,864. K15 (zonder karton) + 8,7 kgf/cm'.Standaardafwijking 5,3 kgf/cm'.De druksterkten werden bepaald na 7, 28 en 91 dagen verharden onder water, telkens van3 kubussen per soort en per ouderdom.De resultaten voor hoogovencement komen goed overeen met die volgens het onderhavigeonderzoek, hetgeen blijkt uit figuur 2 waarin de juist vermelde regressievergelijkingen wer-den bijgetekend. De resultaten voor portlandcement blijken minder goed overeen te komen.Bedacht dient te worden, dat de laatstvermelde correlaUes respectievelijk werden verkregenuit slechts 9 waarnemingspunten, zodat de mogelijkheid van toevallige afwijkingen niet teverwaarlozen is.ConclusieUit de in het voorgaande besproken resultaten kan worden geconcludeerd dat, mede geziende spreiding in de meetresultaten, met een omrekeningsfactor van 1,16 kan worden gerekendom de druksterkte bepaald volgens de GBV-methode om te rekenen tot de druksterkte, be-paald volgens de Rilem-methode, of omgekeerd, dus:K15 (Rilem) = 1,16. K20 (GBV) enK20 (GBV) = 1116' K15 (Rilem)Het 95% betrouwbaarheidsinterval wordt bij benadering verkregen door de omgerekendewaarde te vermeerderen en te verminderen met 15% van die waarde.Indien men bijv. in de nieuwe GBV als gemiddelde betonkwaliteiten, gebaseerd op de kubusmet 15 cm riblengte (zonder karton drukken), zou voorschrijven:K 200, K 275, K 350, K 425, K 500, K 575, K 650, K 725dan zouden deze kwaliteiten dus nagenoeg overeenkomen met resp.:K 175, K 235, K 300, K 365, K 430, K 495, K 560, K 625, gebaseerd op de kubus met 20 cmriblengte (met karton drukken).Bij Koninklijk Besluit Nr. 17 van 30 oktober 1969, is ir.B.W. van der Vlugt benoemd tot ge-woon hoogleraar in het Constructief Ontwerpen aan de Afdeling Bouwkunde van de Tech-nische Hogeschool Eindhoven. Prof. Van der Vlugt zal ongetwijfeld in zijn colleges veel aan-dacht besteden aan het bouwen in beton. In zijn ingenieursloopbaan, die in 1952 is begon-nen, heeft hij zich immers vrijwel altijd beziggehouden met constructies van gewapend envooral voorgespannen beton. Eerst bij de N.V. IBIS en sinds enige jaren bij het Ingenieurs-bureau BVN, was hij dikwijls betrokken bij het ontwerp van uitzonderlijke betonconstructies,zoals voorgespannen schaaldaken, de fundatieblokken van de brug te Tancarville/Frankrijken de Nabla-liggers voor de spuisluizen in het Haringvliet. Hij heeft zitting In enkele CUR-commissies, was tot voor kort secretaris van de Stuvo en is lid van de redactieraad van'Cement'.Bij Koninklijk Besluit Nr. 19 van 6 november 1969, is ir.P.C.Kreijger benoemd tot buiten-gewoon hoogleraar in de Materiaalkunde aan de Afdeling Bouwkunde van de TechnischeHogeschool Eindhoven. Deze nieuwe leerstoel is opgericht omdat Eindhoven nu ook derde-jaars-studenten in de bouwkunde telt. Prof. Kreijger heeft zich sinds 1951, toen hij hetingenieursdiploma behaalde, bijna onafgebroken bewogen op het gebied van de bouw-materialen, vooral beton en wapeningsstaal. Als medewerker van het Instituut TNO voorBouwmaterialen en Bouwconstructies, waarvan hij thans onder-directeur is, neemt hij algeruime tijd zeer actief deel in het werk van een aantal CUR-commissies. Hij heeft zichdan ook ontwikkeld tot een erkend deskundige op het gebied van de materialen en hetmateriaalonderzoek. Omdat hij aan het IBBC-TNO verbonden blijft, zullen zijn collegesongetwijfeld gericht worden op de praktijk, met name die van de afwerktechnieken.Wij wensen beide hoogleraren een gelukkige en succesvolle loopbaan! Red.568
Reacties