Over de berekening van op buiging belasteconstructiedelen volgens de breukmethode*doorU.D.624.072.2-.539.4.01berekening balken: breukmethode.ir. J. van L e e u w e n (Ingenieursbureau ir. A. van der Werf)InleidingIn art. 47 van de G.B.V. 1962 wordt ?n lid 1 een --diagram vanbeton aangenomen dat verloopt volgens een tweedegraads-parabool en eindigt bij ' = 'u = 3,50/oo en ' = ',, = 0,6maal de kubusdruksterkte na 28 dagen (0,6. 'W281? Het betonneemt geen trekspanningen op. Voor het staal dient een lineairverloop ?bepaald door de elasticiteitsmodulus) tussen de ver-vorming en de spanning te worden verondersteld tot de vloei-grens c.q. stuikgrens is bereikt. Daarna wordt het verband weer-gegeven door een rechte die evenwijdig is aan de Sa-as c.q.'-as? Bij buiging is de verlenging c.q. verkorting van een vezelrecht evenredig met zijn afstand tot de neutrale lijn. Voor con-structiedelen belast op buiging zonder normaalkracht mag deafstand van de neutrale lijn tot de meest gedrukte vezel nietgroter zijn dan 0,525 h. Voor de berekening van het opneembaremoment M dient het breukmoment Mu te worden gedeeld doorde veiligheidsco?ffici?nt y {voor platen is gelijk aan 1,80,1,72 of 1,64; voor balken is = 1,80).Voor liggers belast op buiging zonder normaalkracht zal in ditartikel voor een rechthoekige en een T-vormige doorsnede dekrachtsverdeling, gebaseerd op de genoemde gegevens, in hetbreukstadium worden nagegaan.Rechthoekige doorsnedeHieronder vallen platen en balken met rechthoekige doorsnedeen voorts T-balken waarbij de neutrale lijn in de flens is ge-legen.De vervormingstoestand (zie fig. Ia) wordt bepaald door devervorming 'u = 3,5%o ter plaatse van de meest gedrukte vezelen een gekozen ligging van de neutrale lijn (x). Over de hoogte dient het --diagram van beton als drukspanningsdiagram teworden afgebeeld. Daarmee zijn de grootte en de ligging vanDb, bepaald. Ook de vervormingen van het staal en daarmee destaalspanningen zijn bekend. In de trekwapening wordt vrijwelaltijd de vloeigrens e bereikt. De spanning in de drukwapeningbereikt de stuikgrens 'e = lael wanneer, zoals gemakkelijk isaf te leiden, < (1-^^-)waarin ' de vervorming voorstelt juist bij de stuikgrens (voorbijv. QR24 is ' = 1,143%; voor QR(n)40 is e'e = 1,905?/oo).In het algemeen zal men echter drukwapening toepassen bijgrotere waarden van terwijl veelal niet groter is dan ca. 0,1.In vele gevallen zal de drukspanning dan ook gelijk zijn aan destuikgrens 'e.De krachtsverdeling is te splitsen zoals in fig. I is aangegeven.Alleen deel I bepaalt de waarde van en daarmee de liggingvan de neutrale lijn.Uit fig. 1-1 volgt ( = '):??o -- '0). . h. = f . . ',, = | . . h . ',,of* Waar nodig zijn de notaties van de G.B.V. 1962 aangehouden, in tegen-stelling tot de G.V.B. 1962 wordt echter de hoeveelheid staal aangeduidA Adoor ( =-r-7-(dus niet door co ~ 100,---?-"/o).b. h b. h(0-').-^- = ........................................Daar ] < 0,525, is dus:((u0-
Reacties