Internationale voorschriften voor het injecteren van voor-gespannen betonopgesteld door de F.I.P.-R.I.L.E.M.-InjectiecommissieTijdens het 4e F.I.P.-Congres, Rome/Napels 1962, heeft Prof.Inge Lyse, voorzitter van de F.I.P.-R.I.L.EM.-Injectiecommissie,het concept van de door deze commissie opgestelde internatio-nale injectievoorschriften bekendgemaakt. Sedertdien zijn dezevoorschriften, vrijwel ongewijzigd, door de besturen van deF.I.P. en de R.I.L.E.M. aanvaard.Exemplaren van de door de F.I.P. verzorgde Engelse uitgave vandeze voorschriften (4 blz., 15 x 27 cm) zijn tegen een prijs van1 shilling per exemplaar verkrijgbaar bij het Secretariaat van deF.I.P., Terminal House, Grosvenor Gardens, London S.W. I,Engeland.De Engelse tekst van deze voorschriften komt ook voor op blz.1. Doel van het injecterenHet injecteren van kabelkanalen van voorgespannen betoncon-structies met nagerekt staal ('nagespannen', post-tensioned)heeft een tweeledig doel :a. het voorspanstaal teg?n corrosie te beschermen;b. een goede hechting tussen het voorspanstaal en het om-ringende beton te verwezenlijken.2. Eigenschappen van de injectiespeciea. De water-cementfactor moet zo laag zijn als met het oog opde gewenste verwerkbaarheid mogelijk is. Aanbevolen wordtom op de bouwplaats de vloeibaarheid van de specie te metenals onderdeel van de controle. Voor dit doel zijn er verschillen-de meetapparaten, die betrouwbare resultaten geven. Indiendeze apparaten in poises worden geijkt, kunnen de daarmeeverkregen resultaten op internationaal niveau worden uitgewis-seld.b. De waterafscheiding van de specie bij een temperatuur van18 ?C mag 3 uur na het mengen ten hoogste 2 volumeprocentenbedragen, terwijl de maximale waterafscheiding niet groter dan4 volumeprocenten mag zijn. Het afgescheiden water moetbovendien binnen 24 uur weer door de specie geabsorbeerdworden.De waterafscheiding moet worden gemeten in een metalen ofglazen meetvat met een inwendige diameter van ca. 10 cm,waarin de specie een hoogte van ca. 10 cm moet hebben. Tijdensde proef dient het meetvat te worden afgedekt ten einde ver-damping van het water te voorkomen.c. De druksterkte van de specie na 28 dagen verharding bij eentemperatuur van 18 ?C en een relatieve vochtigheid van ca. 70%moet ten minste 300 kg/cm2bedragen, gemeten op kleine kubus-sen met ribben van 7 of 10 cm, of op cilinders waarvan de hoog-te ongeveer gelijk is aan de diameter. Indien cilinders met eenandere hoogte/diameter-verhouding worden gebruikt, mag eencorrectiefactor worden toegepast.3. Samenstelling van de injectiespeciea. Het cement moet zijn portlandcement of hoogovencementmet een niet te kleine korrelgrootte*. Het cement mag geen cal-ciumchloride bevatten.b. Indien toeslagmaterialen worden gebruikt dienen deze te be-staan uit: kwartsmeel, gemalen kalksteen, tras of fijn zand.c. Hulpstoffen mogen alleen dan worden toegepast wanneermet proeven is aangetoond dat zij de eigenschappen van despecie verbeteren, bijv. verbetering van de verwerkbaarheid,vermindering van de waterafscheiding, vorming van luchtbellenof vergroting van het volume. De hulpstoffen mogen geen chlo-riden of nitraten bevatten. Wanneer een hulpstof wordt toege-past die een volumevergroting veroorzaakt ('zwelmiddelen'),mag de totale ongehinderde uitzetting niet groter dan 10% zijn.4. Het mengen van de injectiespeciea. Het cement en de eventuele toeslagmaterialen moeten in ge-wichtsdelen worden gedoseerd.b. De mengapparatuur moet zodanig zijn dat een specie vanhomogene samenstelling en bij voorkeur met collo?dale eigen-schappen wordt verkregen.c. De menger dient als volgt gevuld te worden: eerst het water,dan het cement en vervolgens de eventuele toeslagmaterialen.Indien hulpstoffen worden toegepast dienen deze eerst gedu-rende de tweede helft van de mengtijd toegevoegd te worden.d. De mengtijd is afhankelijk van het type menger; gewoonlijkzal de mengtijd tussen 2 en 4 minuten liggen.e. Het mengen met de hand wordt niet aanbevolen.*) Overeenkomend met cement klasse A volgens de Ned. normen118/119 van het onlangs verschenen C.U.R.-rapport Nr. 27Onderzoek over injectieproblemen bij voorgespannen beton'.D?t rapport bevat op blz. 116/117 de door de STUVO-C.U.R.-Injectiecommissie opgestelde Nederlandse Injectievoorschriften,die het artikel 3.11 'Het injecteren' van de Richtlijnen voor Voor-gespannen Beton R.V.B. 1962 vormen. Daar de Nederlandseleden van de F.I.P.-R.I.L.EM.-Injectiecommissie een belangrijkaandeel hebben gehad in de totstandkoming van de internatio-nale voorschriften, valt het niet te verwonderen dat er een vrijgrote overeenstemming bestaat tussen de internationale en deNederlandse voorschriften, een overeenstemming zowel wat deindeling als wat de inhoud betreft.5. Het injecterena. het mengen moet de specie continu in beweging gehou-den worden. In de specie mogen geen klontjes voorkomen.b. Het verdient aanbeveling om de kabelkanalen v??r het in-jecteren met water door te spoelen. Bij kanalen met betonnenwanden dient men ervoor te zorgen dat de wanden volledig metwater verzadigd zijn voordat met het injecteren ,wordt begon-nen. Na het doorspoelen dient het overtollige water te wordenverwijderd door middel van samengeperste lucht of op eenandere wijze.a. Het injecteren moet continu geschieden en mag niet onder-broken worden. De capaciteit van de pomp dient zodanig te zijndat in kanalen met een diameter < 10 cm de snelheid van despecie tussen 6 en 12 m/minuut ligt bij een druk van max. 10 atm.d. De pomp dient zodanig uitgerust te zijn dat te hoge drukkenworden voorkomen.e. De maximaal toelaatbare druk is afhankelijk van de door-snede van het kanaal.f. Het injecteren met behulp van samengeperste lucht wordt nietaanbevolen.g. Het injecteren dient zo mogelijk te geschieden vanuit hetlaagste injectiepunt van het kanaal.h. In het geval van zeer grote kanalen kan het noodzakelijk zijnom na verloop van ca. 2 uur nog eens te injecteren.i. Het injecteren moet worden voortgezet totdat aan de vrijeopening(en) en ontluchtingspunten van het kanaal de vloeibaar-heid van de uittredende injectiespecie gelijk is aan die van de-ge?njecteerde specie.j. De verbinding tussen de injectieleiding en het kabelkanaaldient luchtdicht te zijn, zodat geen 'valse' lucht wordt in-gezogen.k. Na het injecteren moeten onmiddellijk maatregelen wordengenomen om verlies van specie uit het kanaal te voorkomen.Injectiepunten en ontluchtingspijpjes moeten met specie gedichtworden.Opmerking: Het losmaken van de injectieleiding wordt verge-makkelijkt door de toepassing van een kort flexibel pijpje tussende injectieleiding en het kabelkanaal. Een dergelijk pijpje.kanna het injecteren worden dichtgeknepen, terwijl het na het ver-harden van de specie kan worden afgesneden.6. Kanalena. Plotselinge veranderingen in de richting of de doorsnedemoeten zoveel mogelijk vermeden worden.b. Op de hoogste punten van het kanaal kunnen ontluchtings-pijpjes worden aangebracht.. Op de laagste punten van het kanaal moeten ontwaterings-pijpjes worden aangebracht; op deze wijze wordt voorkomendat zich v??r het injecteren op deze plaatsen water verzamelt.7. Het injeeteren bij koud weera. Bij vriezend weer moet het injecteren worden uitgesteld,tenzij speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen.b. Wanneer het zeker is dat de temperatuur van de constructiegedurende de eerste 48 uur niet lager dan 5 ?C zal worden, maghet injecteren worden voortgezet, mits de specie 6-10% luchtbevat.. Wanneer het waarschijnlijk is dat binnen 48 uur de vorst in-valt, moet het betreffende constructiedeel gedurende ten minste48 uur na het injecteren zodanig worden verwarmd dat de tem-peratuur van de ge?njecteerde specie niet lager dan 5 ?C wordt,d. Na een vorstperiode dient men ervoor te zorgen, dat de ka-nalen volledig vorst- en ijsvrij zijn voordat met het injecterenwordt begonnen, bij voorbeeld door de kanalen met warmwater door te spoelen (niet met stoom).356 Cement XV (1963) Nr. 6
Reacties