ir. N. J. RENGERS en G. W. H. Antonisse, Betonvereniging, Afdeling Controle Betonmortelbedrijven.U.D.C. 666.97.031Samenstelling betonmengselsHet samenstellen van betonmengselsIn dit artikel worden na de inleiding drie onderwerpen behandeld:Ten eerste, een nieuwe methode ter bepaling van de grootste korrel-afmeting van het grind, mede nodig voor het vaststellen van eenideaal mengsel van zand en grind.Ten tweede, het vaststellen van een ideaal mengsel van zand engrind door middel van een fijnheidsmodulustheorie, die van de hier-boven genoemde bepaling van de maximale korrel is afgeleid.Ten derde, een benaderingsmethode voor het vaststellen van eenideaal mengsel van zand en grind-InleidingHet laboratorium van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht te's-Gravenhage heeft ons de volledige resultaten ter beschikking ge-steld van zeefproeven op 574 monsters zand en 305 monsters grind,die in de laatste ?aren werden onderzocht.Hoewel ons in het begin niet duidelijk voor ogen stond voor welkdoel wij deze resultaten zouden kunnen gebruiken, hadden wij wel deovertuiging dat dit grote aantal gegevens ons inzicht in het samen-stellen van betonmengsels zou kunnen vergroten.De monsters zand en grind hebben wij ingedeeld in groepen waar-van de fijnheidsmodulus bij zand ligt tussen 1,50-1,60, 1,60-1,70,enz. tot en met 3,90-4,00 en bij grind tussen 5,00-5,10, 5,10-5,20,enz. tot en met 7,60 - 7,70.Voor het verdere onderzoek zijn 14 monsters grind uitgeschakeld,omdat daarvan het aantal per groep te klein is om daaruit betrouw-bare conclusies te kunnen trekken en bovendien vallen de fijnheids-modulussen van deze monsters Ie ver buiten de in de G.B.V. 1962toegelaten grenzen. Het betreft hier tien monsters met fijnheidsmodu-lussen tussen 5,00 en 6,00 en vier monsters met fijnheidsmodulussentussen 7,50 en 7,70.Van elke groep is de gemiddelde fijnheidsmodulus vastgesteld enbovendien het gemiddelde percentage dat op elke zeef blijft liggen.De resultaten zijn voor zand verzameld in tabel I en voor grind intabel II.Uit de tabellen I en II blijkt dat van de meeste monsters zand defijnheidsmodulus ligt tussen 1,80 en 3,10 en van grind tussen 6,20en 7,20.Buiten deze grenzen zijn de aantallen gering.De percentages voor zand van tabel I zijn uitgezet in grafiek A envoor grind van tabel II in grafiek B; horizontaal de fijnheidsmodu-lussen, verticaal de cumulatieve resten in percenten op de diversezeven.In de G.B.V. 1962 is voorgeschreven dat Fz moet liggen tussen 2,10en 3,00 en Fg tussen 6,30 en 7,10; in de grafieken A en metverticale lijnen aangegeven. Het is opvallend dat binnen deze gren-zen bedoelde zeefresten zowel voor zand als grind praktisch oprechte lijnen liggen. Dit betekent dat bij verhoging van de fijnheids-modulus met telkens 0,1 de zeefrest op een bepaalde zeef steedsgemiddeld met eenzelfde percentage toeneemt.In de tabellen III en IV zijn resp. voor zand en grind de gemiddeldecumulatieve percentages vermeld, die op elk van de zeven blijvenliggen voor fijnheidsmodulussen tussen 2,10 - 3,00 voor zand en6,30-7,10 voor grind, zoals die uit de grafieken A en kunnenworden afgelezen. De waarden zijn afgerond op 0,1%.Volgens de G.B.V. 1962 moet van het zand de zeefrest op de zeef 0,300 ten minste 77,5% en mag ten hoogste 92,5% bedragen.Bij de door ons onderzochte monsters zijn deze percentages voorFz = 2,10 gemiddeld 77,6 en voor Fz = 3,00 gemiddeld 92,0. Ditbetekent dat in de regel aan de eisen wordt voldaan, doch, aangeziendit gemiddelden zijn, dat voor Fz = 2,10 van ongeveer de helft vande monsters dit percentage beneden 77,5% en voor Fz = 3,00 vanongeveer de helft van de monsters dit percentage boven 92,5%zal liggen.Aan de eis dat de zeefrest op zeef 0,150 niet kleiner mag zijndan 95% zal praktisch steeds worden voldaan, omdat dit percen-tage wisselt tussen 98,8% en 99,3%.Van het grind mag de zeefrest op zeef 0 32 ten hoogste 5% be-dragen. Bij onze proeven zijn deze percentages voor Fg = 6,30gemiddeld 0,5% en voor Fg = 7,10 gemiddeld 5,3%. In het algemeenwordt dus aan de eis voldaan doch, in verband met bovenstaande,niet geheel voor Fg = 7,10.De zeefrest op zeef ? 5,6 mag niet kleiner zijn dan 95% en nietfijnheidsmodulusvan het zandFzaantalmonstersgemiddeld percentage op de Nederlandsenormaalzeefgroep gemiddelc 32,0 23,0 11,2 5,6 ] 2,8 1,4 0,60 0,300 0,1501,50 tot 1,601,60 - 1,701,70 - 1,801,80 - 1,901,90 - 2,002,00 - 2,102,10 - 2,202,20 - 2,302,30 - 2,402,40 - 2,502,50 - 2,602,60 - 2,702,70 - 2,802,80 - 2,902,90 - 3,003,00 - 3,103,10 - 3,203,20 - 3,303,30 - 3,403,40 - 3,503,50 - 3,603,60 - 3,703,70 - 3,803,80 - 3,903,90 - 4,001,571,671,761,851,952,042,152,242,362,442,562,642,752,852,953,053,143,253,323,433,563,653,763,9568926363551537064394132281718776735303574------0,050,050,050,150,350,301,550,150,050,050,050,200,400,450,350,450,450,700,700,901,200,950,850,953,150,752,557,453,450,050,050,300,300,450,901,652,152,502,653,203,704,655,555,955,308,557,0010,406,159,7517,0513,500,450,651,401,401,401,752,804,205,756,757,659,6011,3513,5513,3515,0518,4025,6521,4521,4022,8525,4029,1532,101,552,603,754,254,405,807,609,8512,2514,3016,2019,7023,0525,6524,5027;9536,1541,6540,0541,1047,3047,8546,1557,956,959,9011,1016,7518,6022,2527,0029,9534,4538,4544,1046,7049,0552,9059,8563,3563,5062,9071,1570,6582,6082,9578,0589,1549,9557,3061,5064,1072,0575,4578,0578,8582,1082,8585,8086,2588,2588,7591,5592,4090,4586,5593,1096,3596,8096,5096,8599,1097,6096,8598,6598,2598,4098,5098,8599,1098,7099,1599,2098,5599,1599,1599,6599,4099,4598,8098,6599,4099,8599,7099,8599,95tabel I.gemiddelde cumulatieve zeefrestenvoor verschillende waarden van Fztabel II.gemiddelde cumulatieve zeef-resten voor verschillende waar-den van Fgfijnheidsmodulusvan het grindF3groep gemiddeld aantalmonster;6,00 tot 6,106,10 - 6,206,20 - 6,306,30 - 6,406,40 - 6,506,50 - 6,606,60 - 6,706,70 - 6,806,80 - 6,906,90 - 7,007,00 - 7,107,10 - 7,207,20 - 7,307,30 - 7,407,40 - 7,506,066,166,246,356,476,566,666,756,856,957,057,147,277,377,418391041838504937351667129114 Cement XVIII (1966) Nr. 1Grafiek .gemiddelde zeefresten op diverse zeven van 574 monsters zand,ingedeeld naar de fijnheidsmodulusGrafiek B.gemiddelde zeefrestenop diverse zeven van297 monsters grind, inge-deeld naar de fijnheids-moduluskleiner dan 85% indien de fijnheidsmodulus van het zand-grindmeng-sel aan de gestelde eisen voldoet. Aan laatstgenoemde eis zal prak-tisch steeds worden voldaan omdat de gevonden gemiddelde per-centages wisselen tussen 89,2% en 98,8%.Uit onze ervaring, opgedaan bij de controle van betonmortelbedrij-ven, blijkt dat voor normale betonconstructies Fg = 7,1 feitelijk tehoog is, te grof voor matig dichte wapening, en beter weer kan wor-den teruggebracht tot 7,0, zoals voorgeschreven in de vorigeG.B.V. 1950.Aanbevolen methode voor het bepalen van de grootste korrelaf-meting van het grind.1)De in tabellen III en IV vermelde zeefresten op de diverse zevenzijn in grafiek uitgezet, dat wil zeggen voor zand en grind zijnde zeefkrommen alleen volledig getekend voor de uiterste waar-den van de fijnheidsmodulussen, nl. zand met Fz = 2,10 en 3,00 engrind met Fg = 6,30 en 7,10 en, ten einde de grafiek niet onduidelijk1) Deze grootste k?rrelafmeting ?s niet de werkelijke grootste afmeting van hetgrind, doch een op een bepaalde manier vastgestelde rekengrootheid. Beter enkortheidshalve zou men daarom kunnen spreken1van bijv. reken- of richtkorrel.te maken, voor grind alleende tussengelegen waardenop de zeven? 11,2, ? 23 en ? 32.In deze grafiek zijn de zeven 0,150 tot en met ? 5,6 loga-rithmisch uitgezet en de grotere zeven lineair.Uit deze grafiek volgt dus het verband tussen de gemiddelde waardevan de fijnheidsmodulus en de gemiddelde grootste korrelafmetingvan het grind, evenwel met dien verstande, dat daarbij op twee pun-ten is afgeweken van de gebruikelijke methoden:Ten eerste is de grootste korrelafmeting uitgedrukt in Nederlandsenormaalzeven en ten tweede hebben wij gesteld dat de grootstekorrelafmeting gelijk is aan de denkbeeldige Nederlandse zeef,waarop 20% blijft liggen. Gebruikelijk is namelijk daarvoor te nemende denkbeeldige Tylerzeef, waarop 15% ?Z w o I s m a n) of 0%( F u l l e r ) blijft liggen. Wij hebben dit percentage verhoogd teneinde meer regelmatige sprongen in bedoeld verband te verkrijgennabij het knikpunt boven zeef 0 23, zoals ook uit tabel VI blijkt.Door deze twee wijzigingen, 20% in plaats van 15% of 0%, en ge-bruik van de Nederlandse normaalzeven, zijn uiteraard de waardeng emidceld srcenlnorageomaah de.eef^ederlands?32,0 23,0 11,2 5,6 2,8 1,4 0,60 0,300 0,1500,00,30,50,60,92,02,82,43,24,15,16,06,98,70,03,23,23,98,311,315,517,019,122,827,929,236,944,145,922,428,638,943,751,055,459,765,671,677,180,987,291,394,995,586,285,186,690,890,892,092,994,596,197,097,999,199,399,3100,098,899,398,198,798,699,099,099,199,399,499,699,699,899,6100,099,599,898,899,399,299,499,499,499,599,699,799,699,899,6100,099,699,999,199,499,499,599,599,599,699,699,799,799,899,7100,099,799,999,599,699,599,799,799,799,899,899,899,899,999,8100,099,899,999,799,899,899,899,999,899,999,999,999,999,999,9100,0tabel III.gemiddelde cumula-tieve zeefresten voorverschillende waar-den van Fztabel IV.gemiddelde cumula-tieve zeefresten voorverschillende waar-den van Fgfijnheidsmodulus 2,10 2,20 2,30 2,40 2,50 2,60 2,70 2,80 2,90 3,00op zeef ? 11,2op zeef ? 5,6op zeef ? 2,8op zeef ? 1,4op zeef 0,60op zeef 0,300op zeef 0,15000,52,05,625,577,698,80,11,03,48,229,279,298,90,21,64,810,832,980,898,90,32,26,213,436,682,499,00,42,77,616,040,384,099,00,53,39,018,644,085,699,10,63,810,421,247,787,299,10,74,411,823,851,488,899,20,84,913,226,455,190,499,20,95,514,629,058,892,099,3fijnheidsmodulus 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10op zeef ? 32op zeef ? 23op zeef ? 11,2op zeef ? 5,6op zeef ? 2,8op zeef ? 1,4op zeef 0,60op zeef 0,300op zeef 0,1500,53,541,089,298,699,199,399,599,81,16,546,590,498,799,299,499,699,81,79,552,091,698,999,399,499,699,82,312,557,592,899,099,399,599,699,92,915,563,094,099,199,499,599,799,93,518,568,595,299,299,599,699,799,94,121,574,096,499,499,699,699,799,94,724,579,597,699,599,699,799,899,95,327,585,098,899,699,799,799,899,9Cement XVIll (1966) Nr. 115voor de maximale korrel niet identiek aan die bepaald volgensandere methoden. Hoe groot die verschillen zijn, is te zien in tabel VI.Het verband tussen de op de aangegeven wijze bepaalde grootstekorrelafmeting -en de ideale fijnheidsmodulus (F?) van het mengselis voor verschillende hoeveelheden cement per m3beton door onsaangenomen als vermeld in tabel V. Daarin zijn ook de niet logische,kleine onregelmatigheden ter plaatse van het knikpunt boven zeef0 23 weggewerkt.Indien men beschikt over een redelijk juiste waarde voor de grootstekorrelafmeting van een partij grind, dan is de hierna door ons aan-gegeven methode van de bepaling van de F? uit de grootste korrel-afmeting aan te bevelen. Zoals nader zal worden besproken is hetmoeilijk deze redelijk juiste waarde vast te stellen.bepaling van de grootste korrelafmeting, uitgedrukt indenkbeeldige Nederlandse normaalzeven, afgelezen opde 20% -lijn, van de gemiddelde zeef krommen van grind,bedoeld in grafiek en tabel IV; de bijbehorende idealefijnheids modulus van het zand-grindmengsel volgt uittabel Vtabel VI.invloed van 12 verschillende werkwijzen op het resultaat vande grootste korrelafmeting van grind en van de ideale fijn-heidsmodulus van het zand-grindmengseltabel V. verband tussen grootste korre/afmeting in mm, uitgedrukt 'mdenkbeeldige Ned. normaalzeven op de 20?/a-Hjn, en Frmeng-sel voor verschillende hoeveelheden cement per m3speciemet zetmaat 12 cmcemenlin kgper m3grootste korrelafmeting in mm, uitgedrukt in denkbeeldigeNed. normaalzeven op de 20%-lijn16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 282002252502753003253503754004254,254,394,524,644,754,854,945,025,095,154,324,464,594,714,824,925,015,095,165,224,384,524,654,774,884,985,075,155,225,284,434,574,704,824,935,035,125,205,275,334,484,624,754,874,985,085,175,255,325,384,554,694,824,945,055,155,245,325,395,454,624,764,895,015,125,225,315,395,465,524,694,834,965,085,195,295,385,465,535,594,744,885,015,135,245,345,435,515,585,644,794,935,065,185,295,395,485,565,635,694,854,995,125,245,355,455,545,625,695,754,905,045,175,295,405,505,595,675,745,804,945,085,215,335,445,545,635,715,785,84Voor massale betonconstructies wordt de fijnheidsmodulus naar behoefte met0,1 - 0,2 vermeerderd en voor dunwandige constructies en/of zeer dichte wapeningmet 0,1 - 0,2 verminderd.Bij gebruik van betonspecie met zetmaat 0-6 cm wordt de fijnheidsmodulus vermeer-derd met 0,2 en met zetmaat 6-12 cm met 0,1.Wordt gebruik gemaakt van betonspecie met zetmaat 16 cm en groter, dan wordt,ter voorkoming van grindnesten, de fijnheidsmodulus verminderd met 0,1 - 0,2.Wanneer gebroken materialen als toeslagmateriaal worden gebruikt, wordt de fijn-heidsmodulus verminderd met 0,2.Het verminderen van de fijnheidsmodulus door de aanwezige platte stukken in hetgrind is in het algemeen ongewenst.1 2 3Fg Abrams-Zwolsman15%-lijnlin. 0 9,5-1/119,1lin. ?119,1-038,1gebruikt 0 26,7Abrams-Zwolsman15%-lijnlin. ?a 9,5- 19,1lin. ?19,1-038,1lijn 019,1 naarnulpunt 38,1Abrams-Zwolsman15%-lijnlin.0 9,5-015lin. 019,1-0?gebruikt 0 2?grootstekorrel-afmetingFi grootstekorrel-afmetingFi grootstekorrel-afmetingF?6,306,406,506,606,706,806,907,007,1016,217,117,918,619,621,322,623,524,35,005,065,115,165,225,325,395,445,4816,217,117,918,619,922,724,926,527,85,005,065,115,165,245,405,515,575,6316,217,117,918,619,420,922,022,823,45,005,065,115,165,215,305,365,405,4416 Cement XVIII (1966) Nr. 1Wil men evenwel de ideale fijnheidsmodulus van het zand-grind-mengsel afleiden uit de grootste korrelafmeting, dan wordt door onsaanbevolen deze te bepalen als in het voorgaande aangegeven. Hier-door wordt niet alleen eenheid gebracht in deze bepaling, waarom-trent thans een grote verwarring bestaat zoals verderop zal blijken,doch bovendien zijn daarbij de vergissingen veroorzakende Tyler-zeven vervallen en zijn de uitkomsten regelmatiger.Zoals gezegd bestaat over de bepaling van de grootste korrelaf-meting veel verschil van mening. Wij hebben waargenomen dat hierte lande daarvoor, al of niet terecht, reeds ten minste acht ver-schillende methoden worden toegepast.Met de gemiddelde zeefkrommen van grind, zoals wij die hebbengevonden voor fijnheidsmodulussen van 6,30-7,10 hebben wij na-gegaan welke invloed deze acht methoden hebben op de waardevan de grootste korrel en dus op de ideale fijnheidsmodulus van hetzand-grindmengsel.Indien voor de grootste korrel wordt aangenomen de denkbeeldigezeef waarop 15% blijft liggen, dan is dat hierna aangegeven met15%-lijn; hetzelfde geldt voor 20/o-l?jn en 0%-lijn.De Nederlandse zeven zijn aangeduid met ?; de Tylerzeven met ?.Tevens is vermeld of de afmetingen van de denkbeeldige zeventussen twee zeven, logarithmisch of lineair zijn uitgezet en welkezeven bij de bepaling van de grootste korrelafmeting zijn gebruikt.De zeven ? 9,5 - 19,1 - 26,7 en 38,1 zijn voor het bepalen van degrootste korrelafmeting, vermeld in de kolommen 1 t/m 6 van tabelVI, logarithmisch uitgezet. Dezelfde zeven zijn echter lineair uit-gezet voor het bepalen van de maximale korrel, vermeld in dekolommen 7 en 8.Onderstaande nummers corresponderen met de nummers van dekolommen van tabel VI.7. 15%-lijnlineair tussen de zeven 9,5 en 19,1lineair tussen de zeven 19,1 en 38,1gebruikt zeef ?26,7 = ? 32Hierbij valt de logarithmisch uitgezette zeef 0 26,7 uiteraardniet samen met het punt waarop deze zeef valt bij genoemdelineaire verdeling2. 15%-lijnlineair tussen de zeven 9,5 en 19,1lineair tussen de zeven 19,1 en 38,1lijn getrokken van 19,1 naar nulpunt van zeef 38,1 = 0 463. 15%-lijnlineair tussen de zeven 9,5 en 19,1lineair tussen de zeven 19,1 en 26,7gebruikt zeef 26,7 = ? 324. 15%-lijnlogarithmisch tussen de zeven 9,5 en ?1 38,1gebruikt zeef 26,7 = ? 325. 15%-lijnlogarithmisch tussen de zeven 9,5 en 38,1lijn getrokken van ?a 19,1 naar nulpunt van zeef 38,1 = ? 466. 15%-///nlineair tussen de zeven 9,5 en 26,7lijn getrokken van 9,5 naar 19,1 en verlengd.7. 0%-lijnlineair tussen de zeven 9,5 en 38,1lijn getrokken van 9,5 naar 19,1 en verlengd tot nullijn.8. 0%-lijnlineair tussen de zeven 9,5 en 38,1lijn getrokken van 19,1 naar 26,7 en verlengd tot nullijn.9. Verband tussen F9 en F? zoals aanbevolen door H o l t h u i s ,waarbij tevens is vermeld met welke grootste korrelafmeting ditvolgens hem correspondeert.70. De door ons aanbevolen methode (zie onder meer grafiek C),waarbij het verband tussen de gemiddelde waarden van Fgen de gemiddelde grootste korrelafmeting is vastgelegd.Daarbij is voor de bepaling van de grootste korrelafmetinggebruik gemaakt van de zgn. 20%-lijn. Deze grootste korrel-afmeting is aangeduid in denkbeeldige Nederlandse normaal-zeven.Frmengsel volgt uit tabel V.77. De door ons, uit praktische overwegingen, aanbevolen idealefijnheidsmodulussen voor zand-grindmengsels bij diverse fijn-heidsmodulussen van grind. Hierbij werd de grootste korrel-afmeting, vermeld in kolom 10, vervangen door de fijnheids-modulus van het grind (zie ook tabel VII).72. In de G.B.V. 1962 zijn voor normale gevallen de uiterste gren-zen aangegeven voor Fg (= 6,3 en 7,1) en voor F? (= 4,9en 5,5).Volledigheidshalve zijn in tabel VI ook de waarden voor deF? opgenomen wanneer men deze regelmatig verdeelt tussenFg = 6,3 en Fg = 7,1.In onderstaande tabei is de grootste korrelafmeting in alle gevallen bepaald en uitgedrukt in denkbeeldige Tylerzeven, met uitzondering van de kolom 10, waarin (korrelgrootte is uitgedrukt in denkbeeldige Nederlandse normaalzeven.Tussen beide soorten zeven bestaat het volgende verband: Tylerzeef 9,5 -- normaalzeef 0 11,2 Tylerzeef 19,1 = normaafzeef 0 23Tylerzeef 26,7 = normaalzeef 0 32 Tylerzeef 38,1 = normaalzeef 0 46Bij de aangegeven waarden voor Fi is verondersteld dat 325 kg cement per m3beton wordt gebruikt, met uitzondering van de waarden in de kolommen 7 en 8, aangezienFuller geen rekening houdt met de te gebruiken hoevelheid cement.Bij de aangegeven waarden voor Fi is in de kolommen 1 tot en met 6 een zetmaat verondersteld van 16 cm, in de kolom 9 van 15-17 cm en in de kolommen 10 en 11van 12 cm. Fuller houdt geen rekening met de zetmaat.4 5 6 7 8 9 10 11 12Abrams-Zwolsman15%-lijnog. 9,5 - 38,1gebruikt 26,7Abrams- 1Zwolsman15%-lijnlog. r/j 9,5- ?38,1lijn ?19,1 naarnulpunt ?38,1Abrams-Zwolsman15%-lijnlin. ? 9,5 - ?? 26,7lijn van 9,5naar ?19,1en verlengdFuller0%-lijnlin. ?9,5-038,1lijn van 9,5naar ? 19,1en verlengdFuller0%-lijnlin. ?9,5-?38,1lijn van ?19,1naar ? 26,7en verlengdHolthuis Rengers-Antonisse20%-lijnzie grafiekNederlandsenormaalzevenRengers-AntonissefijnheidsmodulustheorieG.B.V.1962gelijk-matigverdeeldvan4,9-5,5?rootstekorrel-fmetingFi grootstekorrel-afmetingF? grootstekorrel-afmetingF? grootstekorrel-afmetingF? grootstekorrel-afmetingF? 1? --o t oo o Fi grootstekorrel-afmetingFi F3 F? F?15,516,517,518,419,420,721,7122,5 23,14,955,025,095,155,215,295,345,385,4215,516,517,518,419,621,923,625,026,24,955,025,095,155,225,355,455,515,5616,217,117,918,619,219,820,320,821,25,005,065,115,165,205,235,265,295,3120,020,721,321,822,322,723,023,423,74,874,934,975,015,045,065,085,105,1328,028,028,128,228,328,328,428,528,65,365,365,365,375,375,375,385,385,3812-1314151617-1819-2021-2223-254,84,95,05,15,25,35,417,919,020,121,121,922,723,825,126,14,975,035,095,155,215,275,335,395,456,306,406,506,606,706,806,907,007,104,975,035,095,155,215,275,335,395,454,904,985,055,135,205,285,355,435,50Cement XVIII (1966) Nr. 117cement fijnheidsmodulus van het grindin kgper m36,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,102002252502753003253503754004254,374,514,644,764,874,975,065,145,215,274,434,574,704,824,935,035,125,205,275,334,494,634,764,884,995,095,185,265,335,394,554,694,824,945,055,155,245,325,395,454,614,754,885,005,115,215,305,385,455,514,674,814,945,065,175,275,365,445,515,574,734,875,005,125,235,335,425,505,575,634,794,935,065,185,295,395,485,565,635,694,854,995,125,245,355,455,545,625,695,75tabel VII. door ons aangenomen waarden voor Frmengsel in verbandmet diverse waarden van de fijnheidsmodulus van grind,bij gebruik van verschillende hoeveelheden cement per m3specie met een zetmaat van 72 cmFa 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 % zandvolgens10FZ+15Fi 4,76 4,82 4,88 4,94 5,00 5,06 5,12 5,18 5,242,102,202,302,-402,502,602,702,802,903,0036,737,638,539,540,541,642,844,045,346,736,737,638,53940,541,642,743,9.45,146,536,837,738,639,540,541,542,643,845,046,336,937,738,639,540,541,542,643,744,946,137,037,838,639,540,541,542,543,644,746,037,037,838,739,640,541,442,443,544,645,837,137,938,739,640,541,442,443,444,545,637,137,938,739,640,441,442,343,344,445,537,238,038,839,640,441,342,343,344,345,436373839404142434445Fa 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 % zandvolgens10Fz+9Fi 5,06 5,12 5,18 5,24 5,30 5,36 5,42 5,48 5,542,102,202,302,402,502,602,702,802,903,0029,530,231,031,832,633,534,435,436,537,629,830,531,232,032,833,734,635,636,637,630,030,731,432,233,033,834,735,736,737,730,230,931,632,433,234,034,935,836,837,830,431,131,832,633,334,135,035,936,837,830,631,332,032,733,534,335,136,036,937,930,831,532,232,933,634,435,236,137,037,931,031,732,333,033,834,535,336,237,138,031,231,832,533,233,934,735,536,337,138,030313233343536373839tabel VIII. percentage zand berekend met de in tabel VII vermeldewaarden voor F\-mengsel en de fijnheidsmodulussen voorzanden grind, bij gebruik van 275 kg cement per m3specieen een zetmaat van 12 cmfabel X/. percentage zand berekend met de in tabel VII vermeldewaarden voor F;-mengsel en de fijnheidsmodulussen voorzand en grind, bij gebruik van 350 kg cement per m3specieen een zetmaat van 12 cmFa 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 % zandvolgens10FZ+13F; 4,87 4,93 4,99 5,05 5,11 5,17 5,23 5,29 5,352,102,202,302,402,502,602,702,802,903,0034,034,935,836,737,638,639,740,942,143,334,235,035,936,837,738,739,740,842,043,234,335,136,036,837,838,739,740,841,943,134,435,236,036,937,838,839,740,841,943,134,635,336,137,037,938,839,840,841,843,034,735,436,237,037,938,839,840,841,842,934,835,536,337,138,038,839,840,741,842,834,935,636,437,238,038,939,840,741,742,835,035,736,537,238,038,939,840,741,742,734353637383940414243Fa 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 % zandvolgens10Fz+7F, 5,14 5,20 5,26 5,32 5,38 5,44 5,50 5,56 5,622,102,202,302,402,502,602,702,802,903,0027,628,329,029,730,531,432,233,134,135,227,928,629,330,030,831,632,433,334,335,328,228,829,530,231,031,832,633,534,435,428,429,129,830,531,232,032,833,734,635,628,729,330,130,731,432,233,033,834,735,728,929,630,230,931,632,433,234,034,935,829,229,830,431,131,832,633,334,135,035,929,430,030,631,332,032,733,534,335,136,029,630,230,831,532,232,933,634,435,236,128293031323334353637tabel IX. percentage zand berekend met de m tabel VII vermeldewaarden voor F,-mengsel en de fijnheidsmodulussen voorzand en grind, bij gebruik van 300 kg cement per m3specieen een zetmaat van 12 cmtabel XII. percentage zand berekend met de in tabel VII vermeldewaarden voor F?-mengsel en de fijnheidsmodulussen voorzand en grind, bij gebruik van 375 kg cement per m3specieen een zetmaat van 72 cmFa 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 % zandvolgens10F2+11Fi 4,97 5,03 5,09 5,15 5,21 5,27 5,33 5,39 5,452,102,202,302,402,502,602,702,802,903,0031,732,433,334,135,035,936,938,039,140,331,932,633,434,335,136,137,038,139,140,332,032,833,634,435,336,237,138,139,240,332,233,033,734,535,436,337,238,239,240,332,433,133,934,735,536,337,338,239,240,332,633,334,034,835,636,437,338,339,240,332,733,434,134,935,736,537,438,339,340,332,933,534,335,035,836,637,438,339,340,333,033,734,435,135,936,737,538,439,340,232333435363738394041F3 6,30 6,40 6,50 6,60 6,70 6,80 6,90 7,00 7,10 ?/o zandvolgens10Fz+5F? 5,21 5,27 5,33 5,39 5,45 5,51 5,57 5,63 5,692,102,202,302,402,502,602,702,802,903,0026,026,627,328,028,729,530,331,132,133,026,326,927,628,329,029,730,531,432,333,226,627,227,928,529,330,030,831,632,533,426,927,528,128,829,530,331,031,832,733,627,227,828,429,129,830,531,332,132,933,827,528,028,729,330,030,731,532,333,134,027,728,328,929,630,230,931,732,433,334,128,028,529,229,830,431,131,932,633,434,328,228,829,430,030,731,332,132,833,634,426272829303132333435nabel X. percentage zand berekend met de in tabel VII vermelde waar-den voor F,-mengsel en de fijnheidsmodulussen voor zanden grind, bij gebruik van 325 kg cement per m3specie en eenzetmaat van 72 cmtabel XIII. percentage zand berekend met de m tabel VII vermeldewaarden voor F,-mengsel en de fijnheidsmodulussen voorzand en grind, bij gebruik van 400 kg cement per m3specieen een zetmaat van 72 cm18 Cement XVIM (19663 Nr. 1De methode A b r a m s - Z w o l s m a n en varianten daarvan zijnaangegeven in de kolommen 1 tot en met 6; interpretaties van demethode Fuller in de kolommen 7 en 8.Boven tabel VI is vermeld, welke zeven in de verschillende gevallenzijn gebruikt, hoeveel cement per m3beton verondersteld wordt ver-werkt te zijn en van welke speciezetmaat men is uitgegaan.De gegevens van de kolommen 1 t/m 8 en 10, verzameld in tabel VI,zijn verkregen door voor deze gevallen de krommen op zeer groteschaal te tekenen. Hierdoor was het zelfs mogelijk de grootste korrel-afmeting, uitgedrukt in mm, op te geven in ??n decimaal, hetgeenvoor de praktijk uiteraard niet nodig is.Naast het feit dat hier te lande nu reeds op ten minste acht ver-schillende wijzen de grootste korrelafmeting wordt vastgesteld,hetgeen tot verschillende uitkomsten leidt, komt nog de grote moei-lijkheid van een partij grind een representatief monster te trekken.Wanneer het monster uit een schip wordt getrokken, moet men errekening mee houden dat de korrelgrootte in de compartimentensoms verschillend is en ook dat deze onder en boven niet dezelfdebehoeft te zijn.Het trekken van een goed gemiddeld monster van de opslag iseveneens moeilijk uitvoerbaar. Vooral wanneer het grind ondoel-matig is gestort, door het materiaal steeds op dezelfde plaats telaten vallen. Hierdoor krijgt men ontmenging door afrollen van degrote korrels naar de voet van de grindhoop.Men kan dit voorkomen door het grind te storten in kleine hoopjesnaast elkaar en daarna de daartussen gelegen dalen op te vullen.Deze werkwijze wordt helaas weinig toegepast.Een andere moeilijkheid is dat een nieuw aangevoerde partij grinddikwijls wordt gestort op.een oude partij met andere korrelgrootte.Bij het verwerken wordt daarmee meestal onvoldoende rekeninggehouden, hetgeen kan worden voorkomen door regelmatig zeef-proeven te verrichten.Door in de praktijk opgedane ervaring is vast komen te staan datmen soms uit het monster enkele grote grindkorrels verwijdert om-dat men anders een te grote grootste korrelafmeting vindt(?),of dat men de grootste korrelafmeting beperkt tot een bepaalde waar-de, ook al geeft de zeefkromme een grotere waarde(N).Het vaststellen van een ideaal mengsel van zand en grind doormiddel van een fijnheidsmodulus-theorieOmdat enkele grote korrels in een monster grind de grootste kor-relafmeting meer be?nvloeden dan de fijnheidsmodulus, geven ookwij de voorkeur aan een systeem voor het berekenen van de idealefijnheidsmodulus, waaraan de fijnheidsmodulus van het grind tengrondslag ligt.Behoudens bij een zeer afwijkende korrelverdeling van het grindzijn wij zelfs van mening dat de grootste korrelafmeting en dedaarbij behorende F? met minder kans op fouten kunnen wordenaangehouden van de gemiddelde zeefkromme van een groot aan-tal monsters grind met dezelfde fijnheidsmodulus dan de exactegrootste korrelafmeting, bepaald met een zeefkromme van ??nmonster met diezelfde fijnheidsmodulus.Wanneer van een partij grind Fg bekend is, bevelen wij dus aande F; aan te houden, die gevonden wordt door het bepalen vaneen gemiddelde grootste korrelafmeting bij dezelfde Fg in grafiek(zie kolom 10 en 11 van tabel VI).In tabel VII is daarom in plaats van de grootste korrelafmetingnu de fijnheidsmodulus van het grind gekomen. De waarden voorF, bij de diverse fijnheidsmodulussen van het grind stemmen over-een met de waarden vermeld in tabel V.Zoals gezegd geldt deze werkwijze niet voor grind met een zeerafwijkende korrelverdeling. In dat geval moet men de grootste kor-relafmeting bepalen op de door ons aanbevolen wijze (denkbeel-dige Nederlandse normaalzeven op de 20%-lijn) en met behulpvan tabel V de F? vaststellen. Een dergelijke afwijkende korrelver-deling kan men bij voorbeeld verwachten wanneer de rest op zeef0 23 groter is dan 30%. Ook bij grind met een fijnheidsmodulusvan 7,0 - 7,1 moet men op zijn hoede zijn.Het tekenen van de zand-, grind- en mengselkromme is gewenst.Benaderingsmethode voor het vaststellen van een ideaal mengselvan zand en grindAangezien ook de vorengenoemde werkwijze ons niet geheelbevredigde, hebben wij gezocht naar een methode om deideale mengverhouding van zand en grind vast te stellen, die zogoed mogelijk dezelfde uitkomsten geeft als door Fuller enA b r a m s aangegeven, evenwel zonder bij de berekening gebruikte maken van de grootste korrelafmeting of van de fijnheidsmodu-lus van het grind.Wij menen hierin te zijn geslaagd doch stellen uitdrukkelijk vastdat het hier niet gaat om een nieuwe methode. Als grondslag die-nen de exacte theorie?n van F u l l e r en A b ra m s, terwijl onzebenaderingsmethode impliceert dat het te gebruiken zand en grindvoldoet aan de eisen, gesteld in de G.B.V. 1962.In de tabellen VIII tot en met XIII is uitgerekend hoeveel procentzand het ideale zand-grindmengsel bevat bij diverse combinatiesvan fijnheidsmodulussen van zand en grind en bij verschillendewaarden voor F?, afgeleid uit tabel VII, daarbij rekening houdendemet de gebruikte hoeveelheid cement per m3beton. Uit de zes tabel-len volgt dat de in tabel XIV vermelde formules, met naar onzemening voldoende nauwkeurigheid, het percentage zand in hetideale zand-grindmengsel bepalen. In de tabellen VIII tot en metXIII zijn in de laatste kolom de percentages vermeld, die uit dezeformules volgen.tabel XIV.Percentage zand, met fijnheidsmodulus Fv nodig voorhet samenstellen van een ideaal zand-grindmengsel, bijgebruik van verschillende hoeveelheden cement perm3betonspecie met een zetmaat van 72 cm.cement in kg per m3percentage zand275 10 Fz + 15300 10 Fz + 13325 10 Fz + 11350 10 F2 + 9375 10 Fz + 7400 10 Fz -f 5Hieronder is een vergelijking opgesteld tussen de met deze formu-les berekende waarden voor de F? en zoals die volgen uit de meertraditionele werkwijze, aangegeven in grafiek en in tabel VII. Devergelijking is gemaakt voor combinaties van uiterste waarden engemiddelde waarden voor Fz en Fg, bij gebruik van 325 kg cementper m3specie en een zetmaat van 12 cm.Fz Fg F?-mengselvolgensde formulesF?-mengselvolgensgrafieken tabel Vil2,12,13,03,02,13,02,1 + 3,026,37,16,37,16,3 + 7,126,3 + 7,126,3 + 7,124,965,504,955,425,235,185,194,975,454,975,455,215,215,21Het is juist, zoals ook B o l o m e y doet, dat F? en dus het percen-tage zand afhankelijk wordt gesteld van de plasticiteit van hetmengsel. Aardvochtige mortels, die mechanisch worden verdicht,dienen minder zand te bevatten dan plastische mengsels. Wij heb-ben daarom de formules van tabel XIV in die geest gewijzigd enzijn uiteindelijk gekomen tot de formules van tabel XV.Cement XVIII (1966) Nr. 1 19Cement ?n kg per m3percentage zand275 10 Fz + 9 + 300 10 Fz + 7 + 325 10 Fz + 5 + 350 10 Fz + 3 + 375 10 Fz + 1 + 400 10 Fz - 1 + fabel XV.percentage zand, met fijnheidsmodulus Fz, nodig voor hetsamenstellen van een ideaal zand-gr'mdmengsel, bijgebruik van verschillende hoeveelheden cement perm3betonspecie met een zetmaat z.Voor = 12 cm gaan deze formules over in die van tabel XIV.Hieronder is uitgerekend welke waarden voor F? met laatstgenoem-de formules worden verkregen met uiterste waarden voor Fz en Fg,met betonspecie die 325 kg cement per m3bevat en ee'n zetmaatheeft met uiterste waarden van 0 en 20 cm.Fz Fg zetmaatin cmpercentagezandFi-mengsel2,10 6,30 0 26 5,213,00 6,30 0 35 5,152,10 6,30 20 36 4,793,00 . 6,30 20 45 4,812,10 7,10 0 26 5,803,00 7,10 0 35 5,672,10 7,10 20 36 5,303,00 7,10 20 45 5,26Voor extreme gevallen ligt de F? iets buiten de toelaatbare gren-zen, vermeld in de G.B.V. 1962. Dit is bij de samenstelling van onzeformules bewust gedaan, waarop in het naschrift wordt terugge-komen.fofo J. rekenschijf.De formules van tabel XV hebben wi? verwerkt in een eenvoudigerekenschijf (zie foto 1). Bij een bepaalde hoeveelheid te verwerkencement per m3beton en een gegeven Fz en zetmaat is onmiddellijkhet benodigde percentage zand af te lezen. Op de schijf is tevensrekening gehouden met een correctie voor massale betonconstruc-ties en voor dunwandige constructies en/of zeer dichte wapening.Naast deze schijf hebben wij een tabellenboek samengesteld, waar-uit met het op de schijf gevonden percentage zand onmiddellijkkan worden afgelezen welke hoeveelheden zand, grind en watervoor het samenstellen van 1 m3betonspecie moeten worden ge-doseerd. In deze tabellen is met het volgende rekening gehouden:a. hoeveelheid cement per m3betonb. hoeveelheid zand per m3betonhoeveelheid grind per m3betond. dat hoogovencement of portlandcement wordt gebruikte. het percentage vocht in het zandf. het percentage vocht in het grindg. de water-cementfactorh. toe te voegen hoeveelheid water/. dat de mortel 1% lucht bevatIndien men dus beschikt over de fijnheidsmodulus van het zand enhet vochtgehalte van het zand en grind, dan behoeft men dus geenenkele berekening meer uit te voeren en kan binnen een minuut devolledige dosering worden afgelezen.Zoals reeds werd opgemerkt dient men zowel van het zand als vanhet grind vast te stellen of aan alle eisen van de G.B.V. 1962 wordtvoldaan, omdat alleen onder die voorwaarde de door ons aanbe-volen benaderingsmethode mag worden toegepast.Zoals trouwens ook voor elk ander systeem geldt kunnen onderbijzondere omstandigheden correcties nodig zijn, waarbij bij voor-beeld wordt gedacht aan het gebruik van gebroken toeslagmate-rialen, toevoeging van een luchtbel vormer, aan bijmenging van eenfijne stof zoals tras, aan verwerking van de mortel door middelvan een betonpomp, aan een bijzondere wijze van verdichten, ten-zij in het laatste geval bij de aanname van de zetmaat daarmedereeds rekening is gehouden, enz.De zeer hoge en zeer lage percentages zand zijn op de schijf inrood aangegeven. Vooral in deze gevallen dient de gebruiker teoverwegen of ten gevolge van de aangehaalde overwegingen depercentages nog een correctie behoeven.In mengsels waarin het grind volledig wordt vervangen door ge-broken toeslagmateriaal, dient het met onze formules gevondenpercentage zand te worden verhoogd met 4%.Wanneer de zeefkromme van het grind een sterk afwijkend verloopvertoont, is het wenselijk de zeefkromme van het zand-grindmeng-sel te tekenen, ten einde zo nodig een correctie in de mengver-houding aan te brengen. Doch ook dit is geen afwijking van elkander toegepast systeem.Indien men de zeefkrommen van zand en grind heeft getekend, ishet mogelijk zonder veel moeite ook de zeefkromme van het meng-sel met de gevonden zand-grindverhouding uit te zetten. Menmaakt daarbij gebruik van een zgn. reductiepasser (zie foto 2).Dit is een passer met twee benen aan elke zijde van een verplaats-baar draaipunt. De twee benen van de ene zijde zijn elk voorzienvan een lange stalen punt en van de andere zijde van een kortestalen punt. Het verplaatsbare draaipunt moet worden ingesteld opeen reductiefactor. Deze reductiefactor wordt verkregen door hetberekende percentage grind te delen op 100. De reductiefactor isop onze rekenschijf direct af te lezen bij R.Vervolgens neemt men boven een bepaalde zeef de afstand tussende zeefkrommen van het zand en grind tussen de beide lange pas-serpunten. De afstand tussen de korte passerpunten aan de anderezijde van het draaipunt is nu gelijk aan de afstand tussen de zand-kromme en de gezochte mengselkromme boven diezelfde zeef.Men herhaalt deze handeling boven de resterende zeven en ver-krijgt aldus de zeefkromme van het mengsel.ConclusiesIndien het zand en grind volledig voldoen aan de eisen gesteldin de G.B.V. 1962, kan met behulp van de door ons opgestelde for-20 cement XVIII (1966) Nr. 1foto 2. reductiepasser.mules van tabel XV met voldoende nauwkeurigheid de mengver-houding van het zand en grind voor het ideale mengsel wordenbepaald.Met nadruk wordt er nogmaals op gewezen dat, hoewel de fijn-heidsmodulus of de grootste korrelafmeting van het grind niet inde formules voorkomen, deze formules alleen mogen worden toe-gepast indien ook het grind aan de in G.B.V. 1962 gestelde eisenvoldoet.Wij achten het een voordeel van onze benaderingsmethode, datdaaruit zo duidelijk blijkt dat de fijnheidsmodulus van het zandeen zeer grote invloed heeft op de ideale mengverhouding vanzand en grind. Voor? elke fout van 0,1 in de waarde van Fz wordtin het mengsel 1% zand te veel gebruikt. Te weinig is niet mogelijkomdat van een monster zand nimmer een kleinere waarde voorde fijnheidsmodulus kan worden gevonden dan het in werkelijkheidheeft.In de praktijk zijn in Fz dikwijls fouten waargenomen van + 0,4tot + 0,6 en in enkele gevallen van zelfs + 0,8, hetgeen betekentdat 4 - 6% of zelfs 8% te veel zand in het mengsel is gebruikt.Deze fouten ontstaan wanneer onvoldoende intensief en te kortwordt gezeefd. Wij hebben geconstateerd dat men het zeven somsbeperkt tot 5-10 minuten. In een door ons gepubliceerd artikel,opgenomen in het Cement XVII (1965) Nr. 11, hebben wij aanbevolenhet zand mechanisch te zeven, nadat vooraf door een systematischonderzoek, is vastgesteld welke frequentie en welke tijdsduur vanzeven voor de gebruikte zeefmachine het meest doelmatig is.Waarschijnlijk ten overvloede wordt opgemerkt dat een fout in dewaarde van Fz voor elk ander systeem, waarmede de ideale meng-verhouding zand-grind wordt bepaald, dezelfde invloed heeft.De moeilijkheid om de juiste waarde voor de grootste korrelafme-ting van het grind vast te stellen, is bij onze benaderings-methodevervallen.Indien de zeefanalyses van het zand en grind bekend zijn, kan metonze formules direct de zand-grindverhouding worden bepaald,waarbij rekening ?s gehouden met de gebruikte hoeveelheid cementper m3betonspecie en de zetmaat daarvan.Op de rekenschijf, waarin deze formules zijn verwerkt, is boven-dien de correctie vermeld voor gevallen dat de specie moet die-nen voor massale constructies of voor dunwandige constructies en/of dichte wapening.Indien het vochtgehalte van het zand en grind bekend is, kan metbehulp van de door ons samengestelde tabellen onmiddellijk wor-den afgelezen hoeveel cement, zand, grind en water moet wordengedoseerd, al naar gelang de te verwerken hoeveelheid cementper m3beton, of hoogovencement dan wel portlandcement wordtgebruikt.Zoals voor elk systeem geldt waarmee het ideale mengsel wordtvastgesteld, dient men ook bij onze methode bedacht te zijn opeen afwijkende korrelverdeling van het grind. Wij hebben reedsopgemerkt dat dit bij voorbeeld het geval kan zijn wanneer meerdan 30% van het grind blijft liggen op zeef 0 23 of wanneerFg 7,0 of 7,1 bedraagt.Hoewel dit meestal aanbeveling verdient, is het in deze gevallennoodzakelijk de samenstelling van het ideale mengsel te controle-ren met een mengselkromme. Indien namelijk bij een dergelijkekromme het verschil tussen de percentages op de zeven 0 5,6 en 0,60 minder dan 10% bedraagt, is het wenselijk het mengsel teverbeteren door toevoeging van grof zand en/of fijn grind. Tervoorkoming van grindnesten dient in een mengselkromme het per-centage op de zeef 0 23 kleiner te zijn dan 20%.Hiervoren werd reeds vermeld hoe dit met behulp van een reduc-tiepasser en de op onze schijf aangegeven reductiefactor zonderenig rekenwerk kan geschieden.Ten slotte wijzen wij er met nadruk op dat toepassing van onzebenaderingsmethode nimmer tot gevolg mag hebben dat minderaandacht wordt geschonken, vooral niet op cursussen voor de op-leiding van betontechnologen, aan de exacte theorie?n van Fulleren A b r a m s, omdat deze ook ten grondslag liggen aan onzemethode. In zeer afwijkende gevallen, waar onze theorie niet bruik-baar is, kunnen genoemde theorie?n eventueel een oplossing geven.NaschriftHet is opmerkelijk dat, hoewel men toentertijd niet beschikte overzoveel uitgewerkte gegevens als wij thans, de eisen in de G.B.V.1962, gesteld aan zand, grind en zand-grindmengsels zo goed zijngekozen:Toch willen wij op grond van onze gegevens en de ervaring in deloop der ?aren opgedaan, bij herziening van de voorschriften, devolgende wijzigingen in overweging geven.A. De eisen voor zand ten aanzien van de maximaal en mini-maal voorgeschreven zeefresten op zeef 0,300 behoeven in detoekomst misschien wijziging.In elk geval is het ongewenst het voorgeschreven maximale per-centage van 92,5% te verhogen, omdat in dat geval het mengsel teweinig fijn materiaal zou bevatten. Beter is zelfs het percentage teverlagen tot 90%, zodat in verschillende gevallen toevoeging vanenig duinzand, kwartsmeel of ander fijn inert materiaal aan hetzand nodig zal zijn.In verschillende buitenlandse voorschriften worden" eisen gesteldaan de totale hoeveelheid fijn materiaal (door 0,210), inbegre-pen cement, dat het mengsel moet bevatten. Deze eisen zijn voor-al gemotiveerd omdat in die landen dikwijls minder dan 325 kgcement per m3beton wordt verwerkt.B. De maximale waarde voor de fijnheidsmodulus van het grindweer terug brengen naar 7,0, zoals in de G.B.V. 1950 werd ge?ist.C. Als nieuwe eis voor het grind in te voeren dat daarvan tenhoogste 30% mag blijven liggen op zeef 0 23. Overschrijding vandit percentage van 30% g?at dikwijls gepaard met een grotererest op zeef 0 32 dan 5%, zoals in de G.B.V. 1962 als maximumis aangegeven. Deze overschrijding is echter in veel gevallen zogering dat op grond daarvan het monster niet wordt afgekeurd(zie tabel II).D. Bij mengsels met een water-cementfactor van 0,45 mogen vol-gens de G.B.V. 1962 de maximale waarden voor F? met 0,1 wor-den verhoogd.Wij achten het beter dit als volgt te formuleren:Bij specie met een zetmaat van 6 tot 12 cm moet F? wordenverhoogd met 0,1. Bij specie met een zetmaat van 0 tot 6 cm moet F?worden verhoogd met 0,2.Het is beter deze eis dwingend voor te schrijven en te baseren opde zetmaat en niet op de water-cementfactor, omdat bij gebruikvan hoogovencement en portlandcement eenzelfde waarde voor dewater-cementfactor een verschillende zetmaat geeft. Ook veroor-zaken verschillende merken van eenzelfde soort en zelfs verschil-lende afleveringen van eenzelfde merk afwijkingen in de zetmaat.Voor met portlandcement vervaardigde betonspecie ligt bij dezelfdezetmaat de water-cementfactor in de regel 0,02-0,04 hoger dan voorbetonspecie, vervaardigd met hoogovencement.E. Bij zeer plastische species, met een zetmaat van ongeveer18-20 cm is het, ter voorkoming van ontmenging en grindnesten,wenselijk de F? 0,1 lager te stellen, ook al voldoet de fijnheidsmodulusvan het mengsel in extreme gevallen dan niet geheel aan de eisen,gesteld in de G.B.V. 1962.F. Ten slotte is het noodzakelijk, hoewel dit geheel buiten hetonderwerp van dit artikel staat, het slibgehalte van 2% en 1%voor resp. zand en grind terug te brengen tot 1% en V2%.Het is ontoelaatbaar dat 1 m3mortel met bijv. 700 kg zand en1200 kg grind in totaal 14 + 12 = 26 kg slib mag bevatten. Boven-dien bestaat in bepaalde kringen de opvatting dat, wanneer hetgrind veel kluiten aarde en klei bevat, dit monster niet mag wor-den afgekeurd indien deze kluiten, fijn gemaakt, totaal niet meerdan 1% opleveren. Ook de gevolgen van deze laatste misvattingworden grotendeels voorkomen indien het percentage wordt terug-gebracht tot V2%.Cement XVIII (1966) Nr. 1 21
Reacties