Het IVe Internationale Congres'Betonwaren'(III)*Parijs, 19 i/m 25 april 1963 U.D.C. 666.977:061.3(443)betonwaren: congressen (Parijs)Zondag, 21 aprilDe toeristische excursie, genaamd 'Dag in Champagne', die inde middag- en avonduren van zondag 21 april plaatsvond, werdhelaas niet opgeluisterd door het aangename voorjaarsweer,waar de congresdeelnemers al enkele dagen van hadden kun-nen genieten. Het landschap van het'Marnedal, de wijngaar-den van Champagne, de kathedralen van Reims en Saint-R?mi en niet te vergeten het diner bij kaarslicht in de keldersvan Pommery en Greno te Reims, vanzelfsprekend in belang-rijke mate gewijd aan de drank die hier in duizenden litersgeproduceerd wordt, bleken echter ruimschoots voldoende tezijn om de bewolkte hemel en de talrijke regenbuien volledigte kunnen vergeten.De derde werkzitting, 22 aprilHet tweede hoofdthema van dit IVe BIBM-Congres, t.w. eigen-schappen van beton, in het bijzonder de brandwerendheid vandit materiaal, was het onderwerp van de ochtendzitting vanmaandag 22 april.De congresorganisatie had kennelijk in het week-end enkelemaatregelen kunnen nemen om de door de 'Batimat 1963'veroorzaakte storende geluiden enigszins te verminderen. Deverstaanbaarheid van sprekers en tolken was in ieder gevalbeter dan tijdens de voorafgaande zittingen. De vrij frequentbereden spoorlijn Parijs-Mantes, die direct langs het CNIT-gebouw loopt, bleef echter hinderlijk, en weer moest men tot deconclusie komen, dat het CNIT-gebouw voor het houden vancongressen niet geschikt is, tenzij deze plaatsvinden in de echtecongreszaal die tijdens het IVe BIBM-Congres echter alleen ge-bruikt is voor de discussiebijeenkomsten van de Duitssprekendegroep.Daar het tweede hoofdthema van dit congres behandeld wordtin het Duitse nationale rapport, dat opgesteld is door Dr.-lng.H. J. W i e r i g die inderdaad een 'algemeen' rapport heeftgeschreven, werd de ochtendzitting voorgezeten door de voor-zitter van de Duitse vereniging van betonwarenfabrikanten(Bundesverband der Betonsteinindustrie), de heer A. Leon-h a r d t .'De weerstand van betonwaren en geprefabriceerde beton-elementen tegen brand', H. J. Wierig (Duitsland)Dr. Wierig, die aan de Technische Hogeschool van Braun-schweig talrijke zgn. brandproeven op beton heeft genomenen sinds korte tijd aan het laboratorium van de Westf?lischeZementindustrie is verbonden, geeft in zijn rapport een samen-vatting van binnen- en buitenlandse onderzoekingsresultaten ophet gebied van de brandwerendheid van beton. Reeds de ver-melding van 58 'bronnen', waaronder het Nederlandse C.U.R.-rapport Nr. 13 'Brandproeven op voorgespannen betonliggers',bewijst dat zijn rapport werkelijk een 'algemeen' rapport is.In Duitsland blijkt de schade door brand de laatste ?aren ver-houdingsgewijs sterker toegenomen te zijn dan de nationaleproduktie. Aangenomen kan worden dat in vrijwel alle landeneen soortgelijke tendens waar te nemen valt; dit is op zichzelfal voldoende om de noodzaak in te zien van de toepassingvan brandwerende en brandbestendige materialen. Het bouw-materiaal beton blijkt in dit opzicht zeer goede mogelijkhedente kunnen bieden: het is onbrandbaar en bezit een relatiefgeringe warmte-geleiding. In het eerste gedeelte van zijn goedgedocumenteerde rapport behandelt de rapporteur het gedragvan beton en (wapenings)staal onder hoge temperaturen. Daar-bij komt vooral de be?nvloeding van onder meer de thermischeuitzetting, de sterkte, de elasticiteitsmodulus en de warmte-geleiding (inclusief de specifieke warmte) ter sprake. Overeen-komstig de gehele opzet van dit rapport worden hierbij dedoor verschillende onderzoekers verkregen resultaten vermeld.Uit fig. 1, die ontleend is aan het door E n d e I I in 1929 op-gestelde Heft 60 van de Deutscher Ausschuss f?r Stahlbeton,volgt dat er voor wat betreft de be?nvloeding van de ther-* Het eerste gedeelte van dit verslag is gepubliceerd in Cement XV (1963)Nr. 5, biz. 265/287, het tweede gedeelte in Cement XV (1963) Nr. 7,biz. 432/437.532Cement XV (1963) Nr. 9mische uitzetting door hoge temperaturen een verschil bestaattussen de kwartsietachtige toeslagmaterialen en de andere.Van de eerstgenoemde materialen vertoont de temperatuur-uitzettingsgrafiek tussen 500 ?C en 600 ?C een knik, die het ge-volg is van een chemische verandering van het aanwezigekwarts. Het kan dus nuttig zijn om voor bepaalde betontoe-passingen geen gebroken kiezelzandsteen ?zoals Grauwacke)als toeslagmateriaal te gebruiken, ofschoon men volgensW i e r i g niet vergeten moet dat de betreffende proeven opkleine proefstukken zijn genomen en derhalve een ongunstigerbeeld geven dan bij een werkelijke brand het geval is.De invloed van hoge temperaturen op de sterkte van beton is inhet verleden door talrijke onderzoekers nagegaan. De door henverkregen resultaten zijn niet alle in overeenstemming met el-kaar, in sommige gevallen zijn zij zelfs tegenstrijdig. De al-gemene rapporteur is van mening dat deze verschillen hunoorzaak vinden in de verschillen in de beproevingsmethoden(grootte en ouderdom van de proefstukken, wachttijd tussenverhitting en beproeving, water-cementfactor, enz., enz.) en inde toegepaste materialen. Sommige onderzoekers constaterenreeds vanaf ca. 200 ?C een vermindering van de druksterkte,anderen hebben tot ca. 300 ?C eerst een toename van de druk-sterkte waargenomen, die volgens Billig veroorzaakt kanzijn doordat de verhitting als een soort 'stoombehandeling'heeft gewerkt. Fig. 2 toont het gebied waarin de meeste onder-zoekingsresultaten liggen.Onder invloed van hoge temperaturen wordt de vloeigrens(0,2%-rekgrens) van normaal betonstaal, hoogwaardig beton-staal en hoogwaardig staal voor voorgespannen beton ver-f/g. J. relatie tussen lineaire uitzetting en temperatuur van ver-schillende toeslagmaterialen, volgens En del i (1929)1 = kiezelzandsteen (Grauwacke), 2 = zandsteen, 3 = kalksteen,4 = hoogovenslakken, 5 = basalt, 6 = baksteenpuinfig. 40,2%-refcgrens van Duitsehoogwaardige staalsoortenbij 20 ?C na verhitting, vol-gens Heft 722 van deDeutscher Ausschuss f?rStahlbetonfig. 2. 'gebied' vanonderzoekingsresultaten betreffende derelatie tussen betondruksterkte enverhittingstemperatuurminderd. Fig. 3geeft eensamenvatting vanenkele onderzoe-kingsresultaten, diebetrekking hebben opn ?et-afgekoeldema-terialen en daardoor van betekenis zijn voor het gedrag vanconstructies tijdens een brand. Blijkens deze figuur komt de0,2%-rekgrens van hoogwaardig staal voor voorgespannen be-ton niet onder de vloeigrens van normaal betonstaal te liggen;eerst bij ca. 600 ?C vallen alle waarden praktisch samen.Voor de beoordeling van het draagvermogen van constructiesdie aan een brand blootgesteld geweest zijn, is de waarde vande vloeigrens (0,2%-rekgrens) na afkoeling van belang: volgensfig. 4 blijken de zgn. natuurharde staalsoorten (warmgewalst) naafkoeling weer de oorspronkelijke 0,2%-rekgrens te bezitten, integenstelling tot de koudgetrokken staalsoorten die na verhit-ting tot boven ca. 300 ?C ook na afkoeling een lagere 0,2%-rek-grens hebben.Na deze inleiding bespreekt W i e r i g de weerstand tegenbrand van: a. muren van lichtgewicht- en normaal-beton, b.ter plaatse gestorte en geprefabriceerde vloeren, c-e. ge-prefabriceerde trappen, balken en kolommen van gewapendbeton, f. constructies van voorgespannen beton, g. specialebetonprodukten zoals schoorsteenelementen van lichtgewichtbeton, glas-in-betonramen en dakplaten.fig. 3relatie tussen vloeigrens(0,2%-rekgrens) en tempera-tuur van Duitse staalsoorten,niet-afgekoeld, volgensHeft 89 (1938) en 722 (1957)van de Deutscher Ausschussf?r Stahlbetonfig. 5temperatuur-tijdkrommenvoor de brandproef inverschillende landenCement XV (1963) Nr, 9533Bij de zgn. brandproeven, die een inzicht in de brandwerend-heid moeten geven, dient de temperatuur in een bepaald ver-band met de tijdsduur te worden opgevoerd. Hierbij is zo goedmogelijk het gemiddelde temperatuur-tijdverloop bij werke-lijke branden benaderd. Fig. 5 toont de in verschillende landentoegepaste temperatuur-tijdkrommen, die vrij dicht bij elkaarliggen dan wel geheel samenvallen. Bij de beoordeling vande brandwerendheid (brandbestendigheid) is de overeenstem-ming echter veel minder groot, ofschoon in de meeste gevalleneen 'kritische' temperatuurverhoging van 140? wordt toe-gepast.Fig. 6 (blz. 534) geeft de relatie tussen de minimale muurdikte(massief beton) bij drie verschillende volumegewichten en debrandtijd, die noodzakelijk is om aan het genoemde kriterium tevoldoen.In zijn rapport heeft W i e r i g een grote tabel opgenomen,waarin de resultaten zijn samengevat van brandproeven opdiverse muurtypen (bims-, gas-, slakken- en grindbeton).fig. 6. relatie tussen minimale muurdikte (massief beton) bij drieverschillende volumegewichten en de brandtijd ('kritische'temperatuurverhoging = 140 ?C)Terwijl muren en wanden als regel overwegend of uitsluitendop druk belast worden, heeft men in het geval van vloerenmeestal met op buiging belaste constructies te maken. Hetis derhalve duidelijk dat de verwarming van de --gewoonlijkaan de onderzijde liggende-- wapeningsstaven een grote in-vloed uitoefent op het gedrag van gewapend-betonvloeren bijbrand, en dat daarbij de be?nvloeding van de staaleigenschap-pen door hoge temperaturen van groot belang is.De weerstand tegen brand van een vloer wordt daarom ver-groot door een verlaging van de staalspanningen, oftewel dooreen vergroting van het wapeningspercentage (desnoods een'overdimensionering'). Voorts zullen een vergroting van debetondekking op de wapening en het aanbrengen van een pleis-terlaag op het betonoppervlak een gunstig effect hebben, even-als een verhoging van de betonkwaliteit en de vergroting vande vloerdikte (zie tabel 1).maatrege/en verbetering vande brandwerend-heid metverlaging staalspanning met ca. 30%vergroting betondekking van 1 tot 2 cmgoede pleisterlaag (1,5 cm), kalkce-mentmortelca. 40%10 - 30%50- 100%speciale pleisterlaag (vermiculite, per-lite e.d.)200-1000%verhoging betonkwaliteit van 120 tot2255 - 30%vergroting vloerdikte van 10 tot 18 cm ca. 45%tabel 7. verbetering van de brandwerendheid (d.i. de duur van debrand tot het ogenblik van bezwijken) van massievegewapend-betonplaten door constructieve maatregelenBehalve de genoemde constructieve maatregelen kan men ooktechnologische maatregelen nemen, in het bijzonder door dekeuze van de toe te passen toeslagmaterialen.Het gedrag van geprefabriceerde vloeren bij brand is in prin-cipe gelijk aan dat van massieve vloeren onder dezelfde om-standigheden. In vele gevallen zal echter de wapening in ge-prefabriceerde vloerconstructies beter beschermd zijn dan diein massieve vloeren, hetgeen uiteraard een gunstig effect heeft.Het is voorts logisch dat men ook bij deze vloeren de in tabel1 vermelde constructieve maatregelen kan nemen.In zijn Rapport geeft W i e r i g ook een tabellarische samen-vatting van de resultaten van brandproeven op diverse vloer-typen.Ten aanzien van het gedrag van geprefabriceerde betontrap-pen bij brand kan men de vraag stellen, of dezelfde eisen ge-steld moeten worden als aan vloeren dan wel of alleen op hetdraagvermogen van de trap gelet moet worden.De brandwerendheid van gewapend-betonbalken is al verschei-dene malen een onderwerp van studie geweest, onder meer de534vier vergelijkingsbalken van gewapend beton (proevenserie M)van de CU.R.-commissie C4 (zie C.U.R.-rapport Nr. 13 'Brand-proeven op voorgespannen betonliggers'j. In principe zijn bijbalken dezelfde factoren van invloed als bij platen en vloeren,dus betondekking, bepleistering, staalspanning, vorm en groot-te van de doorsnede, enz. De ouderdom van het beton blijktechter bij balken van meer invloed te zijn dan bij vloeren;ongetwijfeld hangt dit nauw samen met het feit, dat met deouderdom ook de betonkwaliteit (elasticiteitsmodulus) toe-neemt.In fig. 7 zijn enkele resultaten van onderzoekingen naar deinvloed van de betondekking weergegeven. Volgens dezefiguur is de toename van de brandbestendigheid verhoudings-gewijs kleiner dan de vergroting van de betondekking.Voor wat betreft de vorm en de grootte van de doorsnede(het 'volume') verkeren de balken als regel in een gunstigepositie: het naar de brand gekeerde betonoppervlak is rela-tief kleiner dan in het geval van vloeren.Op grond van brandproeven en praktijkproeven kunnen voorde verbetering van de brandwerendheid van gewapend-beton-kolommen de volgende richtlijnen worden gegeven:a. van groot belang is dat het afspringen van de betondek-king wordt voorkomen (bijv. door toepassing van een 'gaas-wapening');b. beton met kalksteen als toeslagmateriaal is veel gunstigerdan beton met kwartsietachtig toeslagmateriaal;een vergroting van de betondoorsnede heeft een veelgrotere (gunstige) invloed dan een vergroting van het wape-ningspercentage;d. bij een juiste constructie en de toepassing van de gunstig-ste toeslagmaterialen kunnen ook zeer slanke betonkolommeneen grote brandwerendheid bezitten.Betreffende het gedrag van voorgespannen betonconstructiesbij brand beschikt men over veel minder gegevens dan ten aan-zien van het gedrag van gewapend-betonconstructies. De al-gemene rapporteur is er echter van overtuigd, dat men zonderbezwaar dezelfde principes kan aanhouden, dus vorm engrootte van de doorsnede, betondekking, bepleistering, beton-kwaliteit, toeslagmaterialen, enz. Daarbij komen dan nog en-kele andere factoren, zoals de wijze van voorspannen.In zijn rapport heeft W i e r i g tabel XII uit C.U.R.-rapportNr. 13 opgenomen: hierin wordt de minimale betondekkinggegeven met betrekking tot de vereiste brandwerendheid ende oppervlakte van de balkdoorsnede. Zoals reeds bij anderegelegenheden is gebleken mag men uit deze overname con-cluderen, dat ook dit onderdeel van het C.U.R.-onderzoek opinternationaal niveau staat!Bij de inleiding van zijn rapport deelde Dr. W i e r i g mee,dat de van 1940 daterende Duitse norm DIN 4102 'Widerstands-f?higkeit von Baustoffen und Bauteilen gegen Feuer und W?r-me' momenteel herzien wordt en onder meer betreffende de'standaard-brandproef' in overeenstemming met de aanbeve-lingen van de I.S.O. gebracht zal worden. Met nadruk weeshij erop, dat bij brandproeven het te onderzoeken beton vol-doende oud moet zijn en voorts niet abnormaal vochtig. Beidefactoren hebben weliswaar een grote invloed op de brand-bestendigheid, doch zij dienen bij de proef niet ongunstigerte zijn dan in de praktijk.Cement XV (1963) Nr. 9fig. 7invloed van betondekkingop brandwerendheid vangewapend-betonbalkenDit algemene rapport, dat zulk een grote hoeveelheid gege-vens bevat en bovendien talrijke op de praktijk gerichte con-clusies, eindigt met de volgende kernachtige uitspraak: 'DerBaustoff ?efon hat sich im Vergleich zu anderen Bauweisen beiBr?nden in der Vergangenheit bestens bew?hrt und er wird esmit Sicherheit auch in Zukunft tun'.'Brandproeven op slanke, zwaar-gewapende betorikolom-men', H. Heufers (Duitsland)Voor het in 1961 door Prof. N e u f e r t ontworpen nieuwehoofdkantoor van de Dyckerhoff Zementwerke A.G. te Wies-baden (ca. 50 m hoog; 14 verdiepingen) heeft men zeer in-teressante brandproeven moeten nemen, omdat men in de ge-vels van dit gebouw slanke, ronde betonkolommen wilde toe-passen ?foto 8). Bij een verdiepingshoogte van 3,25 m en eenhart-op-hart-afstand van 1,875 m kon voor een belasting vanmax. 83 ton worden volstaan met een kolomdiameter van21 cm, bij toepassing van 6% langswapening, een vrij dichteomwikkeling en betonkwaliteit 600. Op grond van de Duitsenorm DIN 4102 'Widerstandsf?higkeit von Baustoffen und Bau-teilen gegen Feuer und W?rme' diende men dergelijke kolom-men echter te voorzien van een 1,5 cm dikke, met gaas 'ge-wapende' pleisterlaag (kalk-cementmortel). De hieruit voort-vloeiende kolomdiameter van 24 cm kon door de architect noggeaccepteerd worden, maar het bepleisteren en daarne trans-porteren van ca. 500 --bij voorkeur geprefabriceerde-- rondebetonkolommen werd nogal bezwaarlijk geacht. Men zou dezebezwaren kunnen ondervangen door geen pleisterlaag toe tepassen, maar de kolomdiameter diende dan ter wille van devereiste brandwerendheid ten minste 30 cm te worden.Daarom zijn twee andere kolomtypen ontworpen, beide meteen totale diameter van 24 cm: het ene type (type I) met een'blijvende bekisting' van een 1 cm dikke asbest-cementbuis,waarbinnen een met kippengaas 'gewapende', 1,5 cm dikkebetondekking op de omhulling; het andere type (type II) alleenmet een 2,5 cm dikke betondekking, eveneens met kippengaas'gewapend' (fig. 9a - b).Vanzelfsprekend dienden beide typen volgens DIN 4102 ophun brandwerendheid onderzocht te worden, waarbij het vol-gens deze norm ontworpen type met een betondiameter van21 cm en een 1,5 cm dikke pleisterlaag (type III, fig. 9c) alsvergelijkingsobject kon worden gebruikt.Van elk van de drie typen zijn twee kolommen gemaakt,uiteraard van dezelfde betonkwaliteit (B 600) en met dezelfdehoofdwapening (6,4%) en omwikkeling (per meter kolomlengtefoto S. kantoorgebouw met geprefabriceerde gevelkolommen123% van de hoofdwapening) (fig. 10). Gezien de hoge beton-kwaliteit en bovendien vanwege de in de kolommen op te ne-men 'gaaswapening' en thermo-elementen, diende de vervaar-diging van deze kolommen met de grootst mogelijke zorg ennauwkeurigheid te geschieden, zowel betontechnologisch alsuitvoeringstechnisch.Van elk tweetal kolommen is de een met een ouderdom van5 maanden aan de brandproef onderworpen en de ander meteen ouderdom van 10 maanden. Zoals te verwachten was, ble-ken de oudste kolommen de grootste brandwerendheid te be-zitten; dit verschil wordt niet alleen veroorzaakt door de metde tijd toegenomen sterkte, maar ook door de grotere matevan uitdroging.Behoudens enkele ondergeschikte wijzigingen werden debrandproeven uitgevoerd volgens DIN 4102; daarbij wordt ge-eist dat de onderzochte kolom gedurende ten minste 90 minu-ten de uit de statische berekening voortvloeiende maximalebelasting moet kunnen opnemen.De onderzoekingsresultaten zijn weergegeven in tabel 2 (blz.536).Uit deze tabel blijkt dat alleen type II --het meest economischetype-- na 5 maanden verharding nog niet aan de gestelde eisvoldeed, ofschoon het bereikte resultaat alle aandacht ver-dient. Voor het genoemde kantoorgebouw te Wiesbaden zijnCement XV (1963) Nr. 9 535typeNr.ouderdom(in maanden)brandwerendheid('m minuten)opmerkingenI 5 90 proef be?indigdI 10 104II 5 87 gecorrigeerd*II 10 101III 5 90 gecorrigeerd*III 10 93* De gemeten brandwerendheden van 87 en 94 minuten zijnin verband met bepaalde onjuistheden in de beproevinggecorrigeerd tot resp. 81 en 90 minuten.tabel 2. resultaat van brandproeven op drie verschillende kolom-typen (uitw. ? 24 cm) na 5 en 10 maanden verhardingin ieder geval de van asbest-cementbuizen voorziene beton-kolommen toegepast (type I).De brandkamer was zodanig ingericht, dat men de kolommenop elk willekeurig moment van de brandproef kon waarnemenen dus ook fotograferen. Bij de inleiding van zijn rapport toon-de H e u f e r s een groot aantal kleurendia's1). Op deze foto'szag men onder meer, hoe de asbest-cementbuizen laagsge-wijze 'loslieten', op welke wijze de pleisterlagen en betondek-kingen scheurden en 'afbladderden' en welk een gunstig effectde 'gaaswapeningen' hadden.Bij de discussie na de inleiding kwam duidelijk naar voren,dat men vanwege de zeer zware wapening en het kippengaasde grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal tot 7 mmheeft moeten beperken. Deze en soortgelijke details betref-fende de vervaardiging gaven voorzitter L e o n h a r d t aan-leiding om te constateren, dat dergelijke kolommen alleenmaar fabrieksmatig vervaardigd kunnen worden.Tijdens de discussie werd ook aandacht besteed aan de op-merkelijke verdeling van de langswapening: 4 staven 0 16mm, gelijkmatig langs de omtrek van de kern verdeeld, alsmedeeen staaf 032 mm (Stahl 60/90) in het hart van de kolom (ziefig. 9a - en 10, blz. 535). De centrale staaf is voor het onder-ling koppelen van boven elkaar staande kolommen; dit ge-schiedt met behulp van zgn. moffen volgens het systeemDywidag, ook al omdat de proefkolommen vervaardigd zijndoor de betonwarenfabriek van Dyckerhoff & Widmann K.G.en het betreffende kantoorgebouw is uitgevoerd door dezeaannemingsmaatschappij in samenwerking met Wayss & Frey-tag K.G.De middagzitting van maandag 22 april stond onder voorzitter-schap van de Oostenrijker H. K a t z e n b e r g e r, voorzittervan de Oostenrijkse vereniging van betonwarenfabrikanten, enwas gewijd aan vijf min of meer uiteenlopende onderwerpen.'De vervaardiging van kleine betonwaren in de VerenigdeStaten', W. o o n s (U.S.A.)Gewoonlijk heeft men het idee dat in de Verenigde Statenvan Noord-Amerika --het land van de onbegrensde mogelijk-heden!-- alleen maar massaprodukten vervaardigd worden,ook in de betonwarenindustrie. Het in Columbus/U.S.A. geves-tigde bedrijf, the Spillman Company, een soort 'postorder-bedrijf' waarvan o o n s directeur is, heeft er echter in be-langrijke mate toe bijgedragen dat in Amerika niet alleen be-tonwaren 'en masse' gefabriceerd worden. Dit bedrijf levertnemelijk mallen van dun plaatstaal ('blikachtig') --en in enkelegevallen ook van fiberglass-- voor de vervaardiging van eengroot assortiment betonartikelen, bijv. picnic-tegels, naam-borden, wegbebakening, hekken, sierstenen, tuintrappen,sceptic-tanks, decoratieve reli?fs, tuinfiguren, muurelementenenz., enz. Door de toepassing van deze betrekkelijk goed-kope mallen kunnen de talrijke kleine betonwarenfabrieken inde V.S. op economische wijze allerlei betonprodukten maken.In de Verenigde Staten is het aantal kleine betonwarenfabrie-ken verhoudingsgewijs veel groter dan in Europa. VolgensC o o n s vindt dit zijn oorzaak in de volgende factoren: a.de uitgestrektheid en betrekkelijk geringe bevolkingsdichtheidvan het land, b. het individualisme en koopmanschap van de1) Twaalf van deze kleurenfoto's zijn afgedrukt in het meinummer 1963 vanhet Duitse tijdschrift 'Beton' (Hersteilung, Verwendung), waarin op blz.209/219 het volledige rapport van H e u f e r s is gepubliceerd.536gemiddelde Amerikaan, het feit dat betonmortelbedrijven er-toe overgingen om hun 'resten' produktief te maken en dat velebetonwarenfabrieken het nuttig achtten om bijprodukten te gaanmaken, heeft de belangstelling voor de vervaardiging en toe-passing van de genoemde kleine betonwaren sterk gestimu-leerd, d. in grote delen van het land is vrij veel ongeschoolden half-geschoold personeel beschikbaar, e. diverse artikelenvan beton zijn goedkoper dan die van andere materialen.Door zijn met talrijke lantaarnplaatjes ge?llustreerde toelichtingop zijn rapport heeft C o o n s velen een ander --nog on-bekend-- aspect van de Amerikaanse betonwarenindustrie la-ten zien en wellicht sommigen ge?nspireerd tot de vervaardi-ging van soortgelijke betonprodukten.'De toepassing van hoogovenslakken in de betonwarenin-dustrie', M. L a u r e n t (Frankrijk)De Franse hoogovens 'produceren' momenteel 15 miljoen tonhoogovenslakken per jaar, waarvan ca. 10 miljoen verwerktwordt, o.m. in de cementindustrie (hoogovencement, slakken-cement), de betonwarenindustrie (lichtgewicht beton), de we-genbouw (funderingen van hoogovenslakken) en de spoor-wegen (ballastbedden). Vanzelfsprekend zoekt men naar nieu-we toepassingsgebieden en tracht men de reeds bestaandetoepassingen te vergroten, ten einde ook de resterende hoe-veelheid van ca. 5 miljoen ton per ?aar bruikbaar te maken.L a u r e n t , die zowel cementfabrikant als betonwarenfabri-kant is,' behandelde eerst de belangrijkste drie typen (gebro-ken, ge?xpandeerd, gegranuleerd), gaf vervolgens een over-zicht van de in Frankrijk, Amerika en Engeland bestaande nor-men betreffende de toepassing van hoogovenslakken in betohen besprak ten slotte de mogelijkheden en voordelen van dezetoepassing: verbetering van de druk- en buigtreksterkte, vande weerstand tegen brand en van de warmte- en geluidsiso-latie; voorts van de weerstand tegen chemische aanastingen vermindering van het eigen gewicht (lichtgewicht beton).Het rapport van L a u r e n t is voorzien van een bijlage, waar-op verschillende muurtypen met een zelfde warmtedoor-gangsco?ffici?nt (K-waarde) zijn aangegeven, volgens onder-zoekingen van het Centre Scientifique et Technique du B?timent(C.S.T.B.). Een 20-30 cm dikke muur van holle blokken (ge-expandeerde hoogovenslakken; gewicht 250-350 kg/m2) blijktvoor wat betreft de warmtedoorgang gelijkwaardig te zijnaan een 25 - 35 cm dikke muur van 'korreibeton' (ge?xpan-deerde hoogovenslakken; gewicht 350-500 kg/m2) en aan een60-70 cm dikke muur van normaal gewapend beton (gewicht1500-1750 kg/m2).'De vervaardiging van grote betonplaten volgens het 'lopen-de-band-systeem', H. K. M i s h e (Oostenrijk)De Oostenrijkse fabrikant M i s h e heeft enkele ?aren ge-leden in Wenen een zgn. 'Fliessbandwerk' opgericht, d.w.z.een fabriek waarin volgens een soort iopende-band-systeemvooral grote muurplaten doch ook wel kolommen, dakplaten,trapportalen e.d. worden vervaardigd, overeenkomende meteen produktie van ruim 1100 woningen per jaar.De eigenlijke vervaardiging van deze betonelementen op dezgn. 'Arbeitsgleis' omvat als regel tien verschillende fasen,van het schoonmaken van de bodemplaat tot aan het afwerkenvan het verse betonoppervlak (in totaal ca. 2J uur). Na elkefase schuift de 'trein' een halte verder, waarna de volgendefase kan beginnen. De aldus vervaardigde elementen komenvervolgens via een draai- of herinrichting op de zgn. 'Be-dampfungsgleis' in een stoomtunnel (gedurende 4 - 5 uur),waarbij zij zich nog altijd in horizontale stand bevinden. Hetstomen geschiedt volgens het zgn. secundaire systeem, d.w.z.dat de in een stoomketel geproduceerde stoom alleen gebruiktwordt voor het verwarmen en verdampen van water dat zichbuiten de stoomleidingen bevindt. Elk element verlaat via eendraai- of hefinrichting, waarop het tevens in verticale standgekeerd wordt, de stoomtunnel, waarna het met behulp vaneen kraan --de eerste en enige in het gehele bedrijf-- op hetterrein of een voertuig wordt gezet.Volgens M i s h e heeft men voor een bedrijf van een der-gelijke opzet een in verhouding tot de produktie slechts kleineinvestering nodig. Door verdere mechanisering en zelfs auto-matisering kan men uiteraard de produktie vergroten.Door de rapporteur werd meegedeeld dat onlangs 'm de Rhein-pfalz en ook in Baden dergelijke fabrieken in bedrijf gesteldzijn; zij bezitten echter nog een kleinere capaciteit dan het be-drijf in Wenen, maar de mogelijkheden voor uitbreiding zijnaanwezig en op eenvoudige wijze te benutten.(wordt vervolgd) vf d. V.Cement XV (1963) Nr. 9
Reacties