6a wordt aangetoond. De in deze figuur aangegeven proefstukvervorming is een gemiddeldevan vier afzonderlijke vervormingsmetingen, op welk gemiddelde ook de vervormingssnel-heid was geprogrammeerd. Pas in de dalende tak van het --diagram (bij een gemiddeldevervorming van ca. 0,2%o) werd scheurvorming, over een gedeelte van de doorsnede, zicht-baar. Deze scheur was volledig ontwikkeld (uitwendige belasting gelijk aan nul) bij eenlangsvervorming van ca. 4%o. In foto 6b is de uiteindelijke bezwijkvorm bij deze trekproefweergegeven.6a--diagram van een uniaxiale trekproefvan grindbeton uitgevoerd in het Stevin-laboratorium6bBezwijkvorm van de trekproefir.J.vanLeeuwenFijn verdeelde wapening in betonU.D.C. 624.012.454:693.554-426Fijn verdeelde wapening in beton1Schema van de proefopstelling; allekrachten worden door trekstangen over-gebrachtOm enig inzicht te verkrijgen of een gunstigeffect op scheurvorming, stijfheid en sterktevan op buiging belaste liggers van gewa-pend beton kan worden verkregen door devereiste wapening te verdelen in vele stavenmet geringe diameter, is in het Stevin-labo-ratorium een ori?nterend onderzoek verricht.Daartoe werden 12 platen met afmetingenvan 10 X 32 X 160 cm na 28 dagen verhar-ding, elk aan een zgn. vierpuntsbuigproefonderworpen en tot breuk belast. Het onder-zoek was ge?nt op ervaringen opgedaandoor de inmiddels opgeheven CUR-commis-sie B11, die zich eveneens met dit probleemheeft bezig gehouden.De eerste 8 platen werden verdeeld in 4paren. Per paar was de hoeveelheid wape-ning gelijk. Het ene exemplaar was echtergewapend met staven QR 24 van een ge-bruikelijke diameter met een staafafstandvan ca. 10 cm, terwijl het andere exemplaarwerd voorzien van veel dunne staven vandezelfde staalkwaliteit, met een staafafstandvan ca. 1 cm. De overige 4 platen werdenzodanig gewapend dat de staafafstand va-rieerde tussen 1 en 10 cm. Het voor het be-ton gebruikte mengsel was ontwikkeld doorde genoemde commissie. In verband met degeringe staafafstand werd als grootste kor-relafmeting van het toeslagmateriaal 5,6 tot11,2 mm aangehouden. De betondruksterktena 28 dagen bedroeg ca. 400 kgf/cm2.In de proefopstelling werden niet de gebrui-kelijke rolopleggingen toegepast; alle krach-ten werden aangebracht door middel vanbuigingsslappe trekstangen (zie fig. 7). Doorrolopleggingen zou ten gevolge van horizon-tale wrijvingskrachten een normaaldrukkrachtin een plaat kunnen worden ge?ntroduceerd,die een gunstig effect zou kunnen hebbenop het gedrag van het proefstuk. Daar juisteen zodanig effect, echter veroorzaakt dooreen fijne verdeling van de wapening, onder-werp van het onderzoek was, dienden degenoemde krachten te worden vermeden omeen resultaat te kunnen verkrijgen dat nietvoor twee?rlei uitleg vatbaar is.Tijdens de beproeving is de doorbuiging ge-meten ter plaatse van het midden van deoverspanning van een plaat. Deze doorbuiging betreft alleen het gebied waarin hetmoment constant is. Uit fig. 2 is af te leidendat bij een gegeven belasting in alle geval-len de doorbuiging geringer was naarmatede wapening fijner was verdeeld. De gemetenkrommingen vertoonden eenzelfde beeld.Omgekeerd nam de buigingsstijfheid dustoe. Uit figuur 2 blijkt tevens dat het scheur-moment (ongeveer het punt waarbij de krom-men sterk afbuigen) hoger wordt bij eenCement XXI (1969) nr. 7 3004a-bHet verschil AMU tussen het gemeten enberekende breukmoment van de beproefdeplaten, uitgezet tegen de staafafstandresp. staafdiameter2a-bHet uitgeoefende moment uitgezet tegen dedoorbuiging3a-bDe scheurwijdte bij verschillende staaf-afstanden en -diameters als functie van hetuitgeoefende momentfijnere verdeling. In fig. 3 is te zien dat degemiddelde scheurwijdte kleiner is bij eenfijnere verdeling. Ook de gemiddelde scheur-afstand nam af bij een kleinere staafdiameter,c.q. staafafstand.Voor de berekening van het breukmomentvan de platen ?s uitgegaan van de gemetenvloeispanning van het staal. Voor de span-ningsverdeling in de betondrukzone is eenparabool van de tweede graad aangehouden,terwijl de maximale betondrukspanning gelijkwerd gehouden aan de gemeten prismadruk-sterkte. In fig. 4 is het verschil MU tussenhet gemeten en aldus berekende breukmo-ment van een plaat uitgezet als functie vande staafafstand resp. staafdiameter. Bij deplaten gewapend met staven van ? 8 tot? 16 mm, blijken zowel positieve als negatie-ve waarden van u voor te komen. Hetgemiddelde van deze waarden is ongeveergelijk aan nul. De platen met fijn verdeeldewapening geven alle positieve waarden van0. Deze waarden bezitten de tendentiegroter te worden naarmate de wapeningfijner is verdeeld.Tijdens de beproevingen kon worden vastge-steld dat in geval van de normaal gewapen-de platen de scheurdiepte in het bezwijk-stadium ongeveer reikte tot de neutrale lijn.Bij de platen met fijn verdeelde wapeningkwamen in dit stadium de scheuren niet veeldieper dan tot de dichtst bij het betonopper-vlak aanwezige laag wapening.Alle geconstateerde verschijnselen kunnenworden verklaard met de onderstelling dat debetontrekzone tot aan het ogenblik van be-zwijken meer meewerkt naarmate de staaf-afstand c.q. staafdiameter geringer wordt.Uiteraard moet bij de vermelde conclusiesworden bedacht dat het aantal onderzochteplaten betrekkelijk gering was. Een groteraantal proeven is dus zeker gewenst, temeer om te onderzoeken in welke mate eenvermindering van de staafafstand dan weleen vermindering van de staafdiameter ver-antwoordelijk is voor de gevonden gunstigeeffecten. Voorts betrof het onderzoek kortdurende proeven. In hoeverre ten gevolgevan lang durende en/of wisselende belastin-gen deze effecten zich zullen handhaven,zou eveneens nader moeten worden onder-zocht.Cement XXI (1969) nr. 7 301
Reacties