ir.J.C.Ie Nobel,hoofdingenieur voor bijzondere dienstenvan de Dienst der Zuiderzeewerken.De kunstwerken van deZuidelijke IJsselmeerpoldersin het huidige stadiumU.D.C. 693.5:627.532.3(492.66-13)Roggebotsluisfoto: Cement/B.J. de RuiterA. INLEIDINGIn het artikel van ir.M.KIasema, Hoofd van de Dienst der Zuiderzeewerken (blz. 483-492 vandit blad), werd het stadium van uitvoering van de Zuiderzeewerken duidelijk belicht. Deauteur heeft uitvoerig beschreven wat de bedoelingen van de werken zijn, welke functieshieraan zijn verbonden of erin moeten worden verwerkt. Voorts blijkt uit zijn artikel wat inhet verleden reeds werd gerealiseerd, wat thans en wat in de toekomst nog zal moetenworden gedaan om de Zuiderzeewerken als een in alle onderdelen volkomen en gaaf geheelaan ons nageslacht aan te bieden.Nauw verband met de verschillende functies (landaanwinning, waterhuishouding, bewoning,scheepvaart- en wegverkeer, afwatering, recreatie en veiligheid voor de inwoners), houdtde bouw van een grote verscheidenheid aan waterbouwkundige kunstwerken, die moetenzorgen dat de functies goed en geruisloos kunnen worden ge?ffectueerd.In vele gevallen zullen deze kunstwerken een enkelvoudige betekenis hebben; in anderegevallen zullen verschillende functies in ??n kunstwerk gecombineerd moeten zijn, terwijlhet in bepaalde gevallen ook aantrekkelijk is om uit economische overwegingen verschil-lende functies in ??n kunstwerk samen te trekken.De Zuiderzeewerken hebben onlangs hun gouden jubileum mogen herdenken, en dit be-tekent dat er door de dienst reeds bijna een halve eeuw kunstwerken gebouwd zijn. In dittijdvak heeft de bouwtechniek bepaald niet stilgestaan, zeker niet de techniek van het ge-wapend beton met de daaruit gekweekte veredeling, het voorgespannen beton. Met de hier-aan verbonden grote mogelijkheden van prefabricage, zijn de ontwerpen van welhaast alletypen van kunstwerken vrij ingrijpend veranderd, zodat deze ontwikkeling aan de kunstwer-ken van de Zuiderzeewerken bepaald niet is voorbijgegaan.Het zou interessant zijn om de ontwerpen van functioneel vergelijkbare kunstwerken vanvandaag en 30, 40 jaar geleden in verband met die ontwikkeling naast elkaar te besprekenen in beeld te brengen, doch de beschikbare ruimte laat dit niet toe. Daarom zullen dan ook,overeenkomstig het vermelde in de titel van dit artikel, slechts de in het huidige stadiumgebouwde of nog te bouwen werken worden besproken.De aandacht wordt erop gevestigd, dat niet alleen de bouwtechniek een grote evolutie heeftdoorgemaakt, een evolutie die nog zeker niet aan haar einde is, doch dat ook de esthetischeverzorging daarin heeft gedeeld. Niet dat de esthetische raadgevers destijds minder be-kwaam waren of dat het talent van de ontwerpers geringer was, doch de wens omaan de esthetische verzorging meer aandacht te besteden, is sterker geworden. Gelukkigheeft deze groeiende wens bij de overheid, die terecht zoveel mogelijk streeft naar eenzuinige en doelmatige besteding van de openbare gelden, ruime weerklank gevonden en zijnin gevallen waar dit door de ontwerpers nodig werd geacht, hogere kosten in verband metde esthetische verzorging toegestaan. Het is overigens lang niet altijd noodzakelijk dat dezeverzorging extra middelen vordert; de vormgeving van betonconstructies all??n kan reedsgoed werk doen en vooral de rankheid van voorgespannen betonconstructies is een wel-kome eigenschap van dit materiaal.Ten slotte is het tegenwoordig niet ongewoon meer dat betonconstructies worden geschil-derd; de uitgaven hiervoor zijn echter nauwelijks esthetische uitgaven te noemen omdat dehoudbaarheid van het beton er zeker sterk door wordt verbeterd.In het navolgende zullen de in de laatste jaren gereedgekomen, de in uitvoering zijnde, ende binnenkort in uitvoering komende kunstwerken van de Zuidelijke IJsselmeerpolders wor-den besproken, ongeveer in de volgorde zoals zij in het eerder aangehaalde artikel vanir.Klasema genoemd zijn.B. WEGVERBINDINGEN MET HET OUDE LAND1. RoggebotsluisDe brugverbinding in de streek van Kampen is ge?ffectueerd door combinatie met de Rog-gebotsluis. Hier behoefde slechts een (beweegbare) brug over een van de sluishoofden (hethoge buitenhoofd) te worden geplaatst.Cement XXI (1969) nr. 11 4931Constructie van de onderbouw brug bijElburg over het Veluwemeer2Perspectivische schets burg bij Elburg2. ElburgDe overbrugging bij Elburg (gereedgekomen in 1957) heeft een beweegbare brug met eendoorvaartwijdte van 12 m, en in verband met het vereiste doorstromingsprofiel aan elke zijdeeen aanbrug van ca. 56 m lengte. De totale brugbreedte bedraagt 7,00 + 2 X 2,70 m.De aanbruggen bestaan uit een over vier steunpunten doorgaande plaatbrug van gewapendbeton (fig. 1), terwijl de pijlers bestaan uit een binnen een kuip van stalen damwand onderwater gestort beton-funderingsblok met een opbouw van ongewapend beton. De (eenvou-dige) landhoofden zijn op betonpalen gefundeerd. Figuur 2 geeft een perspectivische schetsvan de overbrugging.Cement XXI (1969) nr. 11 4944De Hardersluis met omgeving uit de luchtgezien; op de voorgrond hetVeluwemeerfoto: Aero-Camera/Rotterdam3. HarderwijkBij Harderwijk is, zoals ir.Klasema al beschreef, een tijdelijke schutsluis als afsluiting vanhet noordelijke deel van het Veluwemeer gebouwd.Aangezien in de nabije toekomst deze sluis zal verdwijnen, en de in een verdere toekomstover de Knardijk aan te leggen belangrijke verkeersweg plaatselijk geen ongunstig trac?mag hebben, is de sluis niet in het toekomstig wegtrac? gebouwd, doch terzijde ervan (fig. 3).Het had destijds geen zin om de definitieve brug reeds te bouwen, vooral omdat noch dehoogte, noch de capaciteit ervan op dat moment te voorzien was, zodat de weg over desluis is gelegd, weliswaar met vrij korte aansluitingsbochten, maar hierdoor wordt bereiktdat de toekomstige brug een goed trac? zal kunnen krijgen.Wanneer de sluis zal worden afgebroken (met de constructie ervan is op een tijdelijk be-staan gerekend), kan voor de definitieve brug een beslissing over de breedte-afmetingenworden genomen; uiteindelijk zal de wegverbinding wel ten minste een tweebaansweg wor-den, waarvan wellicht aanvankelijk ??n baan zal worden aangelegd.Figuur 4 geeft een overzicht van de sluis (Hardersluis).4. NijkerkBij Nijkerk zijn als zuidelijke afsluiting van het Veluwemeer een schutsluis en een stroom-sluis gebouwd. Het was logisch en economisch om de wegverbinding naar Zuidelijk Flevo-land met deze kunstwerken te combineren. Een aparte brug in de nabijheid over het rand-meer zou een groot bedrag extra gevorderd hebben. In verband met deze combinatie zal.het gehele complex worden beschreven.AfmetingenDe afmetingen van de schutkolk van de schutsluis zijn overeenkomstig die van de Rogge-botsluis, nl. 90 X 10 m, terwijl de drempeldiepte op NAP --4,50 m gelegen is. Deze maat isgeschikt voor schepen van 1000 tot 1350 ton. De stroomsluis heeft 4 openingen, elk van15 m met een drempeldiepte van NAP --2,50 m. De overbrugging heeft een breedte van7,00 + 2 X 2,85 m, terwijl de onderkant ligt op NAP +7,00 m.SituatieDe situatie van het sluizencomplex is te zien in figuur 5. De sluizen zijn ten oosten van debestaande havenmond van Nijkerk ontworpen, zodat de scheepvaart naar en van deze haven- die in hoofdzaak op Amsterdam is gericht - de sluizen niet behoeft te passeren. Descheepvaart door de sluis beperkt zich tot de vaart op Harderwijk en verder oostwaarts,terwijl voorts zeer veel recreatievaart van de sluis gebruik maakt. De stroomsluis is gelegdaan de zijde van Zuidelijk Flevoland en de schutsluis aan de zijde van het oude land. Dezeonderlinge ligging heeft het voordeel, dat zowel de doorgaande vaart, als de scheepvaartnaar en van de haven van Nijkerk geen hinder van de stroom van de stroomsluis zal onder-vinden.De afstand van de schutsluis tot de havenmond van Nijkerk is zodanig gekozen dat hettraject tussen de sluis en de havenmond een ruime bocht heeft. Er zullen geen invaarmoei-lijkheden door wind ontstaan.Tevens zijn de sluizen op zodanige afstand van elkaar gelegd, dat er gelegenheid is naarweerszijden dammen uit te bouwen, ten einde ondanks de stroom, de schepen een rustigeinvaart in de sluis en een rustige ligging aan de remmingwerken te geven.Aangezien de afstand van de dijk van Zuidelijk Flevoland tot het oude land om hydrologi-sche redenen een bepaalde maat moet hebben, is er in de situatie ruimte voor verschillende,ten dele nog onbekende bestemmingen.Zo is er langs de schutsluis een ruim, door vrachtauto's te bereiken, terrein voor onder-houdswerken en dergelijke, waar tevens het bedieningsgebouw van beide sluizen is ont-worpen. Ook is er een goed terrein om dienstwoningen te plaatsen. Er is een havenruimtemet opslagterrein; de grote hoek aan de landzijde wordt voorlopig als grondbergplaats voorhet baggerwerk in de vaargeul gebruikt. Dit terrein heeft inmiddels een recreatieve bestem-ming gekregen.Cement XXI (1969) nr. 11 4955Situatie sluizen nabij Nijkerk6Ophaalbrug en remming- en geleide-werken van de schutsluis nabij Nijkerkfoto: G.Timmier/LeidschendamOver het sluiscomplex is een toegangsweg naar Zuidelijk Flevoland ontworpen. Een door deprovincie Gelderland op rijkskosten aangelegde secundaire weg, vormt de verbinding metde nieuwe Zuiderzeestraatweg (rijksweg nr. 28) nabij Nijkerk en met het wegennet in hetoude land. Aan de polderzijde krijgt de weg op de polderdijk een ongelijkvloerse aansluitingop de overbrugging van de stroomsluis.Behalve de sluizen zelf zijn ook de tussen en naast gelegen terreinen overbrugd. Door hetgehele sluisterrein te overbruggen, ontstaat een goed uitzicht over het gehele terrein. Aande invaartzijden van de schutsluis zijn speciale steigers voor de recreatievaart gebouwd.BijzonderhedenDe schutsluis vertoont geen vermeldenswaardige bijzonderheden, zodat hier zal worden vol-staan met een afbeelding {foto 6) van het buitenhoofd (Eemmeerzijde) met de op kolommenstaande ruimte voor de bewegingswerken van de brug (vrije onderdoorgang).Het aanzicht en de doorsnede van de stroomsluis wordt gegeven in figuur 7. De drempelvan de met hefdeuren ingerichte stroomsluis is, om aanzanding te voorkomen, wat hogerontworpen dan de bodem van de aangrenzende geulen in Eemmeer en Veluwemeer.Ten opzichte van de duurzaamheid van de stortebedden is de toestand gunstiger naarmatehet stromen over een grotere breedte (dus met geringere diepte) wordt verdeeld. Dit be?n-vloedt echter de bouwkosten in ongunstige zin; in verband met deze overweging is de drem-peldiepte op NAP--2,50 m, als meest doelmatig gekozen. Bij deze dieptemaat behoort daneen totale sluisbreedte van 60 m.Ten aanzien van de keuze van het aantal openingen waarover deze 60 m kan worden ver-deeld, speelt een groot aantal factoren een rol, en wel de bouwkosten, de bedrijfszekerheid(interne reserve), de regelbaarheid, de hanteerbaarheid van de hefdeuren, de grootte vande machineruimten, de afmetingen van de pijlers, het onderhoud, het esthetisch aanzien ende constructie van de overbrugging.De keuze is gevallen op 4 openingen van 15 m. Tussen de openingen zijn pijlers, die terplaatse van de hefdeuren 4,50 m breed zijn (hefdeursponningen, ruimte voor contragewichten kabelschacht) terwijl de andere pijlers een breedte van 2 m hebben, waar zij als onder-steuning voor de overbrugging dienen. De zijbegrenzing van de buitenste openingen wordtgevormd door landhoofden, waaraan grondkerende en stroomgeleidende damwanden aan-sluiten.De vorm van de vloer, aflopend aan weerszijden van de drempel en weer oplopend aan heteinde, en voorzien van chicane-blokken, is in overleg met het Waterloopkundig Laboratoriumvastgesteld.Op grond van het modelonderzoek wordt verwacht, dat de bij grotere vervallen optredendewatersprong, zich instelt binnen de opening; de bij een watersprong optredende verticaleneer (draaikolk) werkt dan boven een bodem, die niet kan worden aangetast en ontgrond.Cement XXI (1969) nr. 11 4967Stroomsluis nabij NijkerkDe pijlers en ook de hefdeuren zijn waterkerend tot NAP +2,15 m; in de sponningen zijnloop- en geleiderails voor de hefdeuren gesteld; de rails zijn gesteld tegen ingebetonneerdeprofielbalken.Op de pijlers staan heftorens die bestaan uit een op vier kolommen staande ruimte, waarinde kabelschijven en de bewegingswerken worden opgesteld.Tussen de kolommen staan wanden waartegen de geleiding van de contragewichten is be-vestigd. Op het smalle gedeelte van de pijlers en de landhoofden rust een ondersteunings-portaal voor de overbrugging.Voor normaal bedrijf worden de deuren geheven tot NAP +0,50 m, dus even boven demeest voorkomende waterstanden. In bijzondere gevallen, alsook voor inspectie en onder-houd, kunnen zij hoger worden geheven.Verder is de hoogteligging van de machinevloer aangepast aan de hoogteligging van debrug, hetgeen voor de gemakkelijke toegankelijkheid van de ruimten bevorderlijk is; aan dewegzijde is in de gebouwtjes een brede deur. De beide eindtorens zijn voorzien van een trap.Voor het bereiken van de pijlers is over de openingen op pijlerhoogte een loopbrug gelegd(voorgespannen betonbalken met aangespannen dwarskoppelingen met roosterafdekking);vanaf deze loopbrug kunnen de afdichtingen van de hefdeuren gemakkelijk bereikt worden.De afdichtingen aan de andere zijde van de deuren zijn bereikbaar via aan de pijlers ge-bouwde bordessen.De stroomsluis rust op de vaste zandbodem; de vloer is omringd door een stalen damwand.Om ontgronding buiten de sluisvloer te voorkomen, zijn aan beide zijden stortebedden vanbasaltbezetting aangelegd.Bijzondere aandacht is besteed aan de vormgeving van het bovenste in het zicht komendegedeelte van de heftorens, die in de figuren zichtbaar zijn, terwijl foto 8 aantoont dat dezevormgeving geslaagd mag heten.8Stroomsluizencomplex met heftorens enverkeersbrug nabij Nijkerkfoto: G.Timmler/LeldsohendamCement XXI (1969) nr. 11 4979Overzicht schutsluis met bedieningsluisnabij Nijkerkfoto:G.Timmler/LeidschendamOp het plateau bij de schutsluis is een bedieningsgebouw geplaatst, van waaruit alle werkencentraal bediend worden. De vormgeving ervan komt overeen met die van de heftorens(foto 9).Het architectenbureau ir.K.F.G.Spruit te Haarlem verzorgde de vormgeving.De overbrugging van het gehele sluiscomplex heeft een lengte van circa 300 m.De algemene opzet van de overbrugging is in hoofdzaak ontstaan uit de situatiegegevens,en wel als volgt:te overbruggen zijn de vier openingen van de stroomsluis, waarvan de pijlers 19,50 m hartop hart staan. Voorts moeten de rijweg op de polderdijk en het op enige afstand daarvanliggende rijwielpad overbrugd worden, terwijl dit ten slotte ook met het terrein aan weers-zijden van de schutsluis, met het oog op de toegankelijkheid van deze sluis, gedaan moestworden.In het belang van het esthetische aanzien, is de ligging van de sluizen onderling en ten op-zichte van de plaats van de landhoofden zodanig gekozen, dat over de gehele lengte dezelf-de overspanning van 19,50 m die bij de stroomsluis nodig was, toegepast kan worden.Behalve uit welstandsoogpunt, is dit ook financieel van groot belang. Een zeer regelmatiggeheel is verkregen door de vier overspanningen over de stroomsluis te flankeren door vieroverspanningen aan de polderzijde en vier overspanningen over het tussenterrein. Aan delandzijde zijn naast de schutsluis twee overspanningen.De meest economische oplossing uit het oogpunt van kosten en constructiehoogte, bleekeen constructie van voorgespannen betonbalken met opgestart samenwerkend brugdek vangewapend beton. De constructie bestaat uit 12 liggers van I-vormig profiel, hoog 1 m; dezeworden gekoppeld door in het werk gestorte dwarsdragers. De liggers rusten door middelvan rubber-platen op de pijlers. Op de liggers is een brugdek van gewapend beton gestort;voor ondersteuning (c.q. bekisting tijdens de uitvoering) dienen betonplaatjes die zijn op-gelegd in sponningen in de bovenflens van de liggers. Op het dek ligt een slijtlaag van asfalt.Aangezien zowel deze slijtlaag als de geleiderenden vrij gemakkelijk kunnen worden verwij-derd zonder de betonconstructie aan te tasten, is een wijziging van het dwarsprofiel van debrug mogelijk wanneer de ontwikkeling van het verkeer dit nodig zou maken.De pijlerwanden zijn open portaalconstructies die, behalve uiteraard bij de stroomsluis, rus-ten op een funderingsblok op gewapend betonpalen. De landhoofden zijn hoog geplaatste,op palen gefundeerde constructies.5. Brug bij MuiderbergDeze brug, gelegen in een primaire weg (Rijksweg nr. 6), is een vaste brug met een vrijedoorvaarthoogte tot NAP +12,70 m. Deze hoogte is gekozen in verband met de aldaar teverwachten scheepvaart. Behalve met de gewone binnenvaart moest rekening worden ge-houden met coasters van middelbare grootte, en recreatievaart. Uit verzamelde gegevensbleek een doorvaarthoogte van 12 m verantwoord.Rekening houdend met een toekomstige waterstand op de IJmeerboezem van waarschijnlijkNAP +0,70 m, is de maat van NAP +12,70 m gekozen. Een relatief gering aantal recreatie-vaartuigen, grotere coasters en bijzondere objecten zoals vaste drijvende bokken, kunnenhet Veluwemeer zo nodig vanuit het Ketelmeer bereiken. De behoefte hieraan zal echter zogering zijn dat een relatief kostbare, hoger gelegen brug, of een (in een primaire weg onge-wenste) beweegbare brug niet verantwoord werd geacht.Het breedteprofiel van de brug heeft twee rijbanen, elk bestaande uit 2 rijstroken + 1 vlucht-strook, totaal 11,75 m en een weg voor langzaam verkeer (wegenbouw- en landbouwmachi-nes in de nieuwe polder) van 5,00 m, zodat de totale breedte, inclusief tussen- en rand-stroken, ongeveer 34,05 m bedraagt.De totale lengte van de brug, die voortvloeit uit het uit waterloopkundig oogpunt vereistedoorstromingsprofiel tussen Eemmeer en IJmeer, bedraagt van landhoofd tot landhoofd ca.350 m.Cement XXI (1969) nr. 11 498Onderdoorkijk en oostelijk aanzichtbrug bij Muiderbergfoto's: Cement/B.j. de Ruiter10Overbrugging Muiderberg; aanzicht11Situatie brug bij MuiderbergAls constructie-systeem is de draagconstructie van vrij opgelegde voorgespannen beton-liggers gekozen, waarbij werd nagegaan of een overspanning van circa 50 m, zoals ook bijde aanbruggen van de Brienenoordbrug is toegepast, mogelijk en economisch was. Over-wogen is destijds de methode van vrije uitbouw met grotere overspanningen toe te passen,doch deze oplossing bleek niet goedkoper en er was hier te lande nog weinig ervaring metdit systeem.Intussen is in de laatste jaren de vrije uitbouw al op verscheidene plaatsen met succes ge-realiseerd.Door de keuze van 50 m heeft de brug 7 overspanningen verkregen. De constructiehoogtevan de liggers (+ brugdek) bedraagt circa 3,00 m zodat de rijweghoogte in het midden vande brug ongeveer NAP + 15,70 m bedraagt. Fig. 10 geeft de overzichtstekening van de brug,terwijl figuur 11 de situatie aangeeft. Voor stroomgeleiding (stroming door wind) zijn ge-leidingsdammen gebouwd. Ter plaatse van de kruising met de dijk van Zuidelijk Flevolandis een voorlopig verkeersplein aangelegd.De aanleg van Rijksweg nr. 6 in Zuidelijk Flevoland, in het verlengde van de brug, zal nogenige jaren duren. In de oprit vanaf de polderzijde is een onderdoorgang gemaakt ten be-hoeve van recreatieverkeer langs het randmeer. Een foto van de situatie met de gereedge-komen brug, is reeds geplaatst in het eerdergenoemde artikel van ir.Klasema.Cement XXI (1969) nr. 11 49912Doorsnede bovenbouw brug MuiderbergDe constructie van de brug is als volgt:de onderbouw bestaat uit pijlers, die op de vaste zandbodem zijn gefundeerd, en landhoof-den, die op het zandlichaam van de opritten staan.De pijlers bestaan uit een binnen een damwandkuip onder water gestorte betonfundering,waarop in den droge het pijlerlichaam is opgebouwd; na gereedkomen is de damwand af-gebrand. De afmetingen van de funderingsblokken (horizontaal en verticaal) zijn zodanigbepaald, dat de resultante van eigen gewicht, opwaartse druk en wandwrijving van de dam-wand, een bodemspanning veroorzaakt die onder de volgens het advies van het L.G.M. toete laten spanning blijft.Het opgaande werk van de pijlers bestaat uit kolommen die uit stijfheidsoverwegingen drieaan drie door een wand verbonden zijn. De pijlerkoppen zijn met graniet bekleed.De landhoofden bestaan uit een frontmuur en vleugelwanden, rustend op een funderings-plaat; de afmetingen hiervan zijn zodanig bepaald, dat een gunstige verdeling van de grond-belasting werd verkregen.De bovenbouw (fig. 12) bestaat uit 9 liggers; de liggers hebben een T-vormige doorsnedemet verzwaarde onderrand. Ter plaatse van de tussendwarsdragers zijn de liggers van aan-zetstukken voorzien en aan de liggereinden zijn geprefabriceerde eindverankeringsblokkengemaakt. De wapening bestaat uit acht 100-tons en zes 40-tons spankabels volgens hetsysteem Freyssinet.De 100-tons kabels zijn gespannen op de kopvlakken van de eindverankeringsblokken. Hier-toe werden de conussen van deze kabels op een tussenlaagje van asbestvezel geplaatst enna het spannen en injecteren ingebetonneerd. De 40-tons kabels zijn verankerd in de boven-flens van de ligger. De conussen voor deze kabels zijn ingebetonneerd in de bovenflens.De liggers zijn voorzien van sparingen voor het doorvoeren van de spankabels voor dedwarsvoorspanning. Voorts is in de bovenflens van de randliggers een naar buiten stekendewapening aangebracht, die opgenomen is in de uitkragende randbalken. De liggers rustenop rubber-opleggingen.In iedere overspanning zijn twee eind- en twee tussendwarsdragers gestort. Tussen debovenflenzen van de liggers zijn gewapend-betonvloeren gestort, die tezamen met de boven-flenzen het brugdek vormen. De aansluitende naden van deze vloeren met de bovenflenzenzijn aan de bovenkant voorzien van een vullingsmassa. In de dwarsdragers en de tussen-vloeren zijn sparingen aangebracht voor het doorvoeren van de spankabels voor de dwars-voorspanning.De dwarsdragers en de bovenflenzen met de tussenvloeren zijn voorgespannen met de40-tons kabels. In elke overspanning bevinden zich 116 dwarskabels.Over de liggers en de tussenvloeren is een uitvullaag van beton aangebracht, dik gemiddeld0,03 m. Deze uitvullaag is op de juiste hoogte en onder het vereiste profiel afgewerkt.Op het brugdek zijn twee verhoogde tussenbermen aangebracht van gewapend beton, resp.1,50 m en 2 m breed. Langs deze bermen en de randbalken zijn verkeersgeleidingsblokkenmet hol gebogen zijkanten gesteld. Bij de aansluitingen tussen de overspanningen onderlingen bij de aansluiting tegen de landhoofden, zijn stalen rijroosters met verankeringen inge-betonneerd. Tussen de rijroosters is een rubber voegdichting aangebracht.Het brugdek, uitgezonderd de bermen, is afgewerkt met een slijtlaag van warm asfaltbeton-Deze laag heeft na het afwalsen een dikte van 0,05 m. Langs de verkeersgeleidingsblokkenzijn stroken strijkasfalt gemaakt.De onderdoorgang in de noordelijke afrit van de brug wordt gevormd door een viaduct meteen overspanning van ca. 25 m, een dekbreedte van circa 34 m, samengesteld uit op beton-palen gefundeerde landhoofden en een brugdek van 34 tegen elkaar liggende voorgespan-nen HNP-betonliggers (hoog 1 m; voetbreedte 0,98 m) met een opgestart brugdek vangewapend beton; de liggers zijn op 5 plaatsen gekoppeld door in het werk gestorte dwars-dragers.6. Brug bij HuizenMet de bouw van de brug bij Huizen zal over enkele jaren worden begonnen, wanneer deontwatering in het aansluitende gedeelte van Zuidelijk Flevoland zover is gevorderd, dat deaansluiting aan het oude land bij Huizen noodzakelijk wordt. De brug komt te liggen in eenweg die voorshands alleen locale betekenis zal hebben, doch die later zal worden uitge-bouwd tot een dubbele autosnelweg. Het ligt in de bedoeling om van deze brug in het eerstestadium w?l de gehele onderbouw te realiseren, doch van de bovenbouw voorlopig slechts??n rijbaan te realiseren. De constructie zal, naar het zich laat aanzien, gelijk worden aandie van de brug bij Muiderberg, het aantal overspanningen zal vermoedelijk 5 bedragen.Cement XXI (1969) nr. 11 500Aanzicht vanuit de polder op hetgemaal 'de Blocq van Kuffeler'foto: Cement/B.J. de RuiterC. GEMAAL 'DE BLOCQ VAN KUFFELER' EN SCHUTSLUIS OOSTVAARDERSDIEPHet gemaalDe hoofdvaarten in de polder dienen behalve voor afwatering naar gemalen ook voorscheepvaart. In de nabijheid van het gemaal moest derhalve een schutsluis- worden ge-bouwd, die toegang tot de polder vanuit het Oostvaardersdiep geeft.Deze twee kunstwerken, gebouwd in de periode van het bedijken van Zuidelijk Flevoland engereedgekomen in 1967, zijn in ??n bouwput gemaakt, dit met het oog op de hoge kostendie aan het maken (in zee) van een bouwput zijn verbonden. Met het oog op zo geringmogelijke afmetingen van de bouwput zijn de kunstwerken zo dicht mogelijk bij elkaar ge-plaatst. Figuur 13 geeft de situatie aan.SituatieHet gemaal is gebouwd aan het Oostvaardersdiep op een afstand van circa 7 km van dePampushaven. Deze plaats werd gekozen in verband met een zo gunstig mogelijke traceringvan de beide poldervaarten. Aan de polderzijde van het gemaal komen de twee vaartendicht bij elkaar.Met het oog op de bouwkosten is het logisch dat de sluis in het kanaal van de hoge polder-afdeling werd gebouwd.De scheepvaartverbinding van de lage afdeling naar het Oostvaardersdiep geschiedt dooreen schutsluis met 1 m verval tussen de beide vaarten op enige afstand in de polder. Viade vaart van de hoge afdeling en deze poldersluis, bereikt de scheepvaart dan het Oost-vaardersdiep.13Situatie dieselgemaal 'de Blocq vanKuffeler" en schutsluisCement XXI (1969) nr. 11 50114Constructie dieselgemaal 'de Blocq vanKuffeler'De twee poldervaarten moeten zo dicht mogelijk bij het gemaal bij elkaar komen om debreedte van het bouwwerk zo klein mogelijk te houden. De assen van de vaarten, die totnabij het gemaal op een afstand van ca. 700 m liggen, convergeren daartoe in de onmiddel-lijke nabijheid van het gemaal, doch volgens een zodanig trac? dat een regelmatige toe-stroming naar de pompen verzekerd is.Daar de afstand tussen de vaarten te klein wordt om de polderscheiding als gronddam uitte voeren, is deze scheiding verkregen door een dam van dubbele stalen damwand metgrondvulling. Voor de scheepvaart is het eveneens van belang dat de vaart v??r de sluisover enige lengte een recht trac? heeft en dat de aftakking van het afwateringskanaal naarhet gemaal op zodanige afstand van de sluis ligt, dat de aankomende scheepvaart na hetaftakkingspunt - waar tijdens het in bedrijf zijn van het gemaal een zijdelings gerichte stro-ming zal optreden - voldoende lengte heeft om in stil water naar de sluis te koersen. Zo-doende is de situatie ontstaan dat de as van de sluis en de as van het gemaal 125 m uitelkaar liggen.Aan de zijde van het Oostvaardersdiep moest het gemaal zo ver landinwaarts liggen, dat descheepvaart in het Oostvaardersdiep geen hinder heeft van de maalstroom van het gemaal.Er diende dus een voldoend ruime voorhaven te zijn, waar de stroom gelegenheid vindtzich in het Oostvaardersdiep te spreiden. De schutsluis moest zo ver terug liggen, dat descheepvaart met een voldoend ruime bocht de sluis kan in- en uitvaren. Voor een ongehin-derde vaart naar en van de sluis is bovendien tussen de voorhavens een dam uitgebouwd.Ten slotte kan nog worden opgemerkt, dat de onderlinge ligging van de kunstwerken zodanigis dat de over de dijk van Zuidelijk Flevoland liggende weg zonder bochten de kunstwerkenkruist (bij de sluis door middel van een beweegbare brug over het benedenhoofd; bij hetgemaal over de grondaanvulling boven de perskokers).ConstructieFiguur 14 toont de constructie van het gemaal. Het ontwerp werd uiteraard geheel beheerstdoor de vorm en de afmetingen van de pompen en de motoren die deze aandrijven. Het hartvan het bouwwerk is het eigenlijke pompgebouw, waar deze werktuigen staan opgesteld.Cement XXI (1969) nr. 11 502Uitlaatopeningen gemaal 'de Blocqvan Kuffeler'foto: Cement/B.J. de Ruiter15Bovenbouw gemaal 'de Blocq vanKuffeler'foto: Cement/B.J. de RuiterMet dit pompgebouw zijn aan de polderzijde (zuigzijde) de zuigkanalen verbonden, aan debuitenzijde (perszijde) de perskokers.Aan de zuigmonden sluiten de zuigkanalen aan, waarvan de vloer ongeveer op het bodem-peil van de kanalen ligt.Ten einde cavitatie van de waaiers tegen te gaan, dienen de pompen zo laag mogelijk inhet benedenwater te worden opgesteld, terwijl de motoren hoger dan het buitenwater moe-ten staan (te allen tijde watervrije opstelling op gelijke hoogte als het omliggende terrein,waardoor mede onnodige en hinderlijke niveau-verschillen worden vermeden).Tussen de pompen en de motoren zijn dan wel lange assen nodig, doch de hoogte tussende pompen en machinevloer kan dan gunstig worden benut door het gebouw over dezehoogte hol te maken, waardoor een kelder wordt gevormd. Deze kelder wordt gebruikt alsonderhoudsruimte en voor het opstellen van hulpapparaten. De pompen kunnen bij revisiein deze ruimte worden geplaatst, waardoor deze vrij vuile werkzaamheden niet in de machi-nekamer behoeven te geschieden. De pomphuizen zijn uitsparingen in het betonwerk. In hetbovenvlak, dus in de keldervloer, bevindt zich een cirkelvormige opening, die door eengegoten ijzeren deksel is afgedekt. In dit deksel is het pomplager opgesteld.De pomphuizen hebben de vorm van een slakkenhuis, waarin de waaier (diameter 2,96 m)zich met een geringe speling tussen bodem en dek beweegt. In het wijdste gedeelte sluitde horizontale persmond aan, waardoor het water in de perskokers wordt gebracht. Openige afstand van de persmond is in de perskokers een schuif geplaatst, waarmee de pom-pen kunnen worden drooggezet.In de zuigkanalen is een krooshek opgesteld, alsmede een stalen schuif om de zuigmondte kunnen droogzetten voor inspectie en onderhoud. Over de zuigmonden ligt de 'instroom-balk' (stroomgeleiding), waarvan de horizontale bovenkant dient als werkbrug ten behoevevan het kroosruimen. Deze kroosbrug is bereikbaar via een deur in de frontwand van depompenkelder en bovendien voor vrachtauto's vanaf het rond het gemaal liggende terrein.De perskokers hebben een vrij grote lengte gekregen. De weg, die op de westelijke dijk vanZuidelijk Flevoland is geprojecteerd, moest namelijk tussen gemaal en uitmondingsgebouwliggen. Bovendien konden de perskokers zodoende als fundering voor de nevengebouwenworden gebruikt. Het aan het pompgebouw grenzende deel van de kokers is horizontaal enverticaal divergerend; in dit gedeelte is een persschuif opgesteld die gesloten is wanneerde bijbehorende pomp niet werkt. Voorbij deze persschuif lopen de perskokers op naar debodem van de voorhaven. Over dit gedeelte divergeren de kokers in horizontale zin.In het uitmondingsgebouw zijn terugslagkleppen opgesteld die automatisch sluiten wanneereen pomp wordt stilgezet. Ten behoeve van een regelmatige uitstroming over het stortebed,is elke koker in het uitmondingsgebouw voorzien van een middenschot. De convergerenderichtingen van de kanalen worden in het gehele gebouw teruggevonden; hiermee is bereiktdat het systeem van zuigkanaal, pomp en perskoker, voor alle pompen gelijk is en dat voorelke pomp het rendement gelijk en zo hoog mogelijk is. De vormgeving van het gehele ge-maal past zich hierbij aan en markeert duidelijk de twee polderafdelingen.In de machinehal staan de vier dieselmotoren met bijbehorende reductiekasten opgesteld,en voorts diverse hulpapparaten, onder meer de bewegingswerken van de persschuiven.De constructie van de hal bestaat uit stalen portaalspanten; de wanden worden gevormddoor een buitenbekleding van geribde aluminium platen en een isolerende binnenbekleding;het dak bestaat uit op gordingen rustende betonplaten met asfaltafdekking. De zin van devormgeving van de grote machinehal is een markering van de beschermende functie tenbehoeve van de machines. Langs drie zijden van de hal is een horizontale glasstrook. Aande spanten zijn rails bevestigd voor een 10-tons loopkraan, die de zwaarste machinedelenkan heffen.Tegen de machinehal sluiten de nevengebouwen aan die bestaan uit een betonskelet, datop de perskokers is opgetrokken.In de verdieping onder het maaiveld zijn een bergplaats, een C.V.-kelder en een olie-opslag-plaats ondergebracht; op de begane grond een ontvangsthal, een hulpmachinekamer, eenwerkplaats, alsmede toiletten, e.d. Op de verdieping zijn een directieverblijf, een magazijn,Cement XXI (1969) nr. 11 503een laboratorium, een archiefruimte en een olietankzolder ontworpen, alsmede een bordesvanwaar bezoekers een fraai overzicht van de machinehal kunnen hebben.De schoorstenen voor afvoer van de verbrandingsgassen staan opgesteld tussen machinehalen nevengebouwen.In de stijl van het hoofdgebouw, is ook de magazijnruimte gebouwd.De uitgevoerde sonderingen wezen uit, dat op de aanlegdiepte van het bouwwerk, inclusiefde zuigkanalen, de bodemsterkte voldoende was om op staal te funderen, ware het niet datde door de dieselmotoren ontwikkelde trillingen in het bouwwerk een ongelijke zettingzouden kunnen veroorzaken als gevolg van veranderende pakking van de zandbodem. Ditis zowel voor het bouwwerk zelf als voor het zuiver functioneren van het samenstel vanpompen en motoren een risico dat niet mocht worden genomen. Het gehele gebouw isdaarom gefundeerd op betonpalen.Als diepte van de paalpunten werd vastgesteld N.A.P.--18 m voor het diep aangelegde ge-deelte van het gebouw; en N.A.P.--15,50 m voor het hoger aangelegde gedeelte. Tegenonder- en achterloopsheid zijn verschillende stalen damwanden geplaatst; ook de aan hetbouwwerk aansluitende vleugels zijn van stalen damwand.De capaciteit van het gemaal bedraagt ca. 1600 m3/mi.n voor de hoge afdeling (opvoerhoogte5,00 m) en circa 1400 m3/min voor de lage afdeling (opvoerhoogte 6,00 m).Foto 15 geeft ten slotte een beeld van het in 1967 gereedgekomen bouwwerk.De architectonische verzorging van de bovenbouw van het gemaal was eveneens in handenvan het eerdergenoemde architectenbureau ir.K.F.G.Spruit.De schutsluisDe toegangssluis is afgebeeld in figuur 16. De afmetingen van de schutkolk zijn 65 X 8,5 m,zodat schepen tot 600 ton Flevoland kunnen binnenvaren. De breedte is 1 m groter genomendan bij dit tonnage behoort, met het oog op bijzonder materieel dat vooral in de eerste jarende polder binnen zal moeten kunnen komen (de baggerwerktuigen en drijvende bokken voorde montage van voorgespannen liggers voor bruggen in de polder en voor andere doeleindenhebben hun grote nut reeds bewezen), en voorts om ook voor kleine coasters de polder toe-gankelijk te maken. Het verval in de sluis bedraagt onder normale omstandigheden 5,00 m.DOORSNEDE A-A16Toegangssluis OostvaardersdiepCement XXI (1969) nr. 11 504Aanzicht van de schutsluis vanuit depolder (links); het niveauverschil met hetIJsselmeer bedraagt 5 m (rechts)foto's: Cement/B.J. de RuiterSituatieDe plaats van de sluis ten opzichte van de dijk van Zuidelijk Flevoland is zodanig, dat de opdeze dijk geprojecteerde weg zonder bochten over de sluis gaat. Aangezien de over de sluisontworpen beweegbare brug op het benedenhoofd is gebouwd - omdat dan een grote door-vaarthoogte beschikbaar is en de brug derhalve weinig behoeft te worden geopend - staathet benedenhoofd in de as van de weg.ConstructieHet ontwerp van een schutsluis wordt wat betreft de sluishoofden geheel beheerst door dekeuze van de beweegbare waterkeringen in verband met de daaraan te stellen eisen, envoorts door de wijze van vullen en ledigen van de schutkolk.Bij een sluis, die een afsluiting moet vormen van een diepgelegen polder, speelt de veiligheideen dominerende rol. Wat afmetingen en verval betreft konden de deuren zonder meer alshouten puntdeuren worden uitgevoerd. De veiligheid eiste echter, dat daarnaast een bijzon-dere voorziening niet kon worden gemist. Mocht door een ongeval (bij voorbeeld halsbeugel-breuk na aanvaring van een deur) een deur ernstig worden beschadigd of geheel omvallen,en de deuren van het andere sluishoofd op dat ogenblik open staan, dan kunnen deze deurenin de dan optredende sterke stroom niet worden gesloten, met alle gevolgen van dien (ont-gronding van het stortbed en als gevolg daarvan onherstelbare schade aan de sluis en zelfsinundatie van de polder). Er moest derhalve een voorziening worden getroffen om in dit gevalde sluis te kunnen sluiten. Op grond van ervaring met de eerder gemaakte IJsselmeerpoldersis daarvoor ook weer de keuze op een stel waaierdeuren gevallen. Dit deurtype kan in destroom worden gesloten, waarbij als extra voordeel is aan te merken, dat dit kan geschiedenzonder bewegingswerken, die afhankelijk zijn van elektriciteitsvoorziening.De meest gunstige plaats voor deze waaierdeuren was de buitenzijde van het buitenhoofd.Op deze wijze is de meeste waarborg aanwezig dat het bewegen van de deuren niet zal wor-den verhinderd door een bij calamiteit in ongewone positie hangende of liggende deur ofdoor een vastgelopen schip; bovendien zouden zij bij plaatsing in het benedenhoofd aan-merkelijk groter worden.De waaierdeuren zijn ook ingericht om bij het gewone schutbedrijf de deuren van het buiten-hoofd te vervangen, indien deze voor onderhoud moeten worden uitgenomen of bij storing inde bewegingswerken buiten bedrijf zijn. Ook kunnen zij bij door storm veroorzaakte hogewaterstanden als stormdeur ter bescherming van de houten deuren dienstbaar worden ge-maakt. Voor deze laatste doeleinden zijn de deuren van een (hand)-bewegingswerk voorzien.De waaierdeuren bestaan in hoofdzaak uit stalen DIN-profielen en plaat.Cement XXI (1969) nr. 11 505Voor bescherming van de deuren van het benedenhoofd is de ophaalbrug aan de kolkzijdevan de deuren geplaatst. Alleen kleine schepen kunnen dan nog onder de brug doorschietenen de deuren raken, doch dit kan geen ernstige schade aan de deuren veroorzaken.Een groot schip, dat niet op tijd tot stilstand komt, zal wel de brug beschadigen, doch dedeuren kunnen niet worden geraakt. Het vullen en ledigen van de schutkolk geschiedt doorriolen. De gewenste vultijd zou met rinketten in de deuren niet te bereiken zijn.De riolen monden aan in de frontwand van het sluishoofd, buigen dan benedenwaarts, enmonden uit in een woelkelder onder de sluishoofdvloer, waarin enige energiebrekende wan-den zijn. De laatste energievernietigers zijn enige kolommen bij de uitmonding van de woel-kelder.De rioolschuiven zijn opgesteld dicht achter de aanmonding. De noodzakelijkheid van eenwoelkelder onder de vloer van het sluishoofd is een welkome gelegenheid om de funderings-vloer van het hoofd op dezelfde diepte te leggen als de vloer van schutkolk en benedenhoofd.Sonderingen hebben namelijk uitgewezen, dat de zandbodem op NAP -- 11,50 m voldoendedraagkracht heeft om zonder noemenswaardige zetting de sluis te dragen, zodat slechts eengrondverbetering van 0,50 m behoefde te worden aangebracht om een paalfundering te ont-gaan.Het op dezelfde diepte liggen van de gehele sluisvloer was dus wel belangrijk.Het ledigen van de kolk door de riolen in het benedenhoofd is aan een laboratoriumonder-zoek onderworpen. De riolen hebben nu de op tekening aangegeven vorm verkregen. Deaanmonding is haaks op de sluisas; in de daaropvolgende bocht is een geleideschot ge-plaatst (dun gietijzeren schot), vervolgens verwijdt zich het riool, in welke verwijding weder-om geleideschotten staan, en bij de uitmonding wordt het water nog even door een drempelnaar boven gedrukt.Al deze betrekkelijk eenvoudige voorzieningen bij elkaar geven een belangrijk gunstigerstroombeeld boven het ontvangbed. Als bijkomstig voordeel bleek, dat een aan het remming-werk liggend schip tijdens het uitstromen een rustiger ligging heeft dan zonder deze voor-zieningen.De sluishoofden zijn door de vele voor een goed functioneren benodigde inwendige ruimtengrotendeels holle constructies geworden. Vooral het bovenhoofd is een nogal ingewikkeldbouwwerk geworden, doordat hierin moesten worden ondergebracht:1. de waaierkassen, die ten dele door een betonplaat zijn afgedekt ter plaatsing van hetbewegingswerk;2. de toevoer- en afvoerriolen voor de waaierdeuren;3. schachten, waarin de afsluiters van de waaierdeurriolen staan opgesteld;4. de riolen voor vulling van de kolk;5. de woelkelder;6. schachten voor de rioolschuiven;7. schotbalkschachten om de schuifschacht te kunnen droogzetten;8. ruimten voor de bewegingswerken van de rioolschuiven;9. ruimten voor de bewegingswerken van de puntdeuren;10. een kabelgang voor het doorvoeren van elektriciteitskabels, bestaande uit een schacht aanbeide zijden in het hoofd, en etemietbuizen in de drempelvloer.In het benedenhoofd zijn de volgende ruimten:1. de riolen;2. schachten voor de rioolschuiven;3. schotbalkschachten om de riolen te kunnen droogzetten;4. ruimten voor de bewegingswerken van de rioolschuiven;5. ruimten voor de bewegingswerken van de puntdeuren;6. een kelder waarin het bewegingswerk van de ophaalbrug staat opgesteld;7. een kabeldoorgang zoals bij het bovenhoofd.De bediening van de sluis geschiedt normaal vanuit een op het benedenhoofd geplaatstbedieningshuis. De bedieningsruimte in dit gebouw ligt op een verdieping, ten einde medeover het schutbedrijf van het bovenhoofd een goed uitzicht te hebben. Op het bovenhoofd iseen kleine bedieningsruimte aanwezig om in bijzondere gevallen ter plaatse de deuren tekunnen bedienen. De rioolschuiven voor de waaierdeuren worden ter plaatse bediend.De poldersluis, die nabij de toegangssluis het scheepvaartverkeer van het hoofdkanaal vande lage polderafdeling naar het kanaal van de hoge afdeling zal leiden, zal, zoals ir.Klasemareeds schreef, spoedig in uitvoering komen. De afmetingen van de schutkolk zullen uiteraardgelijk zijn aan die van de toegangssluis.De situatie van de sluis, mede in verband met de toegangssluis en het gemaal, wordt weer-gegeven in fig. 17 (blz. 512). Een toekomstige polderweg gaat via een beweegbare brugover de sluis; over de hoofdkanalen worden vaste bruggen gebouwd.D. KEERSLUIZEN IN DE KNARDIJKZoals reeds in het artikel van ir.Klasema is vermeld, worden de beide Flevoland-polderswaterstaatkundig ??n geheel; de hoofdvaarten (hoge afdeling en lage afdeling) kruisen deKnardijk ononderbroken. Uit veiligheidsoverwegingen blijft de Knardijk in functie, zodat inde kruising van de vaarten met de Knardijk een afsluiting in de vaarten mogelijk moet zijn.Het programma van eisen voor de keersluizen was als volgt:(vervolg op blz. 512)Cement XXI (1969) nr. 11 506vervolg van blz. 506(De kunstwerken van de Zuidelijke llssel-meerpolders in het huidige stadium)17Situatie poldersluis Flevoland(zuidelijk gedeelte)Voor de scheepvaart moest een vrije doorvaarthoogte zijn, gelijk aan die van de vaste brug-gen in de hoofdvaarten, nl, 5,50 m in de Hoge Vaart, en 6,50 m in de Lage Vaart. Met hetpolderpeil van NAP -- 5,20 m, resp. NAP --6,20 m, komt de onderkant van de constructieboven de doorvaartopeningen in beide gevallen op NAP + 0,30 m,De doorvaartwijdte moest ten minste gelijk zijn aan de dagwijdte van de toegangssluizen bijLelystad en Oostvaardersdiep, zijnde 8,50 m. Aangezien de opening het karakter draagt vaneen brugopening, waaraan de eis wordt gesteld dat de schepen met onverminderde snelheidmoeten kunnen passeren, was een wijdte van 9,50 m nodig. Met het oog op gelijktijdige vaartin twee richtingen waren dan twee van zulke openingen nodig, dan wel ??n ruime openingvan circa 15 m, zoals bij de vaste bruggen in Flevoland voorkomt.Uit veiligheidsoverwegingen is de eerstgenoemde oplossing gekozen, omdat deze het grotenevenvoordeel had dat dan de beweegbare waterkeringen (stalen hefdeuren) meer handzameafmetingen konden hebben.De drempeldiepte moest zodanig zijn, dat ten minste de vaardiepte van de vaarten aanwezigis, doch waarbij rekening was te houden met de afzuiging die een schip veroorzaakt wanneerhet een opening passeert waarin een grotere stroomsnelheid dan in de aangrenzendevaarten optreedt. Wanneer dit moet worden tegengegaan, zou de dagwijdte groter moetenworden genomen, dan wel de drempel dieper moeten worden gelegd, zodanig dat het door-stromingsprofiel van de sluizen gelijk is aan het natte profiel van de kanalen. Deze eis zoutot een belangrijk grotere sluis hebben geleid. Nagegaan is, dat bij een profielvernauwingvan 30% de maximum-stroomsnelheid in de opening zal toenemen van 0,20 m/s (in devaarten) tot 0,27 m/s (in de sluis), waarbij de afzuiging ten hoogste 0,20 m/s zal zijn. Opgrond hiervan werd de dagwijdte van de openingen op 9,50 m gehouden, en de drempel0,20 m dieper gelegd dan bij de normale vaardiepte. Zodoende ligt de drempel op NAP--8,40 m bij de Hoge Vaart en op NAP --9,40 m bij de Lage Vaart.Wat betreft de afwatering was het voor de scheepvaart vereiste profiel ruim voldoende.Voor de situatie van de sluizen waren er drie mogelijkheden, nl. een ligging van de sluizen inde Knardijk zelf, binnenwaarts in Zuidelijk Flevoland of binnenwaarts in Oostelijk Flevoland.Een ligging in de dijk zou betekenen, dat ten behoeve van de bouw - die moest plaatshebbentijdens de afmaling van Zuidelijk Flevoland, zodat het peil in de beide polders niet gelijk was-- aan de binnenzijde van de nog niet drooggemalen polder een bouwputdijk, reikende tot dehoogte van de Knardijk moest worden gemaakt. Hetzelfde gold (in versterkte mate door degrotere lengte van de bouwputdijk) wanneer de sluizen binnen Zuidelijk Flevoland zoudenworden gelegd.Bij een ligging binnen Oostelijk Flevoland was geen bouwputdijk nodig.Een ligging in de Knardijk was ook om andere redenen niet aantrekkelijk. De meest passendeinrichting van de sluizen was een hefdeursluis, waarvan de deuren in normale omstandighe-den (dus vrijwel altijd) in hoog geheven stand staan. Dit zou betekenen, dat het passerendwegverkeer geconfronteerd wordt met een plotselinge zijwaartse barricade die bij zijwindzeer hinderlijk kan zijn.Ook esthetisch was voor dit geval geen aantrekkelijke oplossing te vinden. Al met al zijn desluizen derhalve op enige afstand van de Knardijk binnen Oostelijk Flevoland gebouwd. Nahet gereedkomen is de Knardijk doorgebaggerd en zullen te zijner tijd bruggen ervoor in deplaats komen.Cement XXI (1969) nr. 11 51218Situatie keersluis KnardijkKeersluis in Lage Vaart in uitvoeringfoto: Cement/B.J. de Ruiter19Constructie keersluis KnardijkFiguur 18 geeft de situatie aan. Aangezien de sluizen wederom door middel van dammen meteen kerende hoogte gelijk aan die van de Knardijk, met deze dijk moesten worden verbon-den, zijn zij zo dicht mogelijk bij de Knardijk gebouwd, doch op zodanige afstand dat de vrijdiepe bouwputten geen gevaar voor de Knardijk zouden kunnen opleveren.De constructie van de sluizen is als volgt (fig. 19): De sluizen bestaan uit een vloer met tweelandpijlers en een stroompijler, waarop de heftorens staan. In de wanden van de pijlers zijndeursponningen en schotbalksponningen, terwijl in de pijlers schachten zijn uitgespaardwaarin de contragewichten van de hefdeuren zakken.De vorm van de pijlers is zodanig, dat een gunstige afvoerco?ffici?nt wordt verkregen. Debe?indiging van de landpijlers geschiedt met stalen damwandvleugels.Over de openingen ligt een voetbrug, waarlangs aan de onderzijde tevens de bovenaanslagvan de hefdeuren is bevestigd. Deze hefdeuren, die uiteraard tot de hoogte van de Knardijkmoeten keren (NAP + 2,00 m), kunnen op deze wijze lager zijn dan wanneer de bovenaanslagop NAP + 0,30 m ontbrak. De sluis is derhalve van het zgn. gesloten type.De heftorens bestaan uit twee evenwijdige wanden, waartussen de contragewichten bewe-gen. Op elk van de heftorens is een gesloten ruimte gebouwd, waar de kabelwielen en debewegingswerken staan opgesteld.Deze ruimten zijn met elkaar verbonden door een loopbrug, waarop tevens lagers zijn opge-steld voor de doorgaande assen van de aan elke hefdeur gekoppelde bewegingswerken.Aan de polderzijde zijn deze loopbruggen voorzien van een achterwand, terwijl de gehelebovenbouw met een dakplaat is afgedekt.Cement XXI (1969) nr. 11 51320Gezicht op de onlangs gereedgekomenkeersluis gelegen in de Hoge Vaartals scheiding tussen het oostelijken zuidelijk gedeelte van Flevolandfoto; G.Timmler/LeidsohendamBij het ontwerp van de sluizen is voor de architectonische vormgeving medewerking verleenddoor het architectenbureau ir.K.G.F.Spruit BNA te Haarlem.De hefdeuren zijn regeldeuren van gelaste constructie. Bij het ontwerp moest rekening wor-den gehouden met montagemogelijkheden. De deuren wegen elk circa 55 ton, en het wasniet mogelijk om deze in hun geheel met een drijvende bok (met grote sprei) in te hangen;bovendien was dit met de gekozen vorm van de bovenbouw niet mogelijk (tenzij zij zoudenworden geplaatst v??rdat de heftorens waren gebouwd). De deuren bestaan daarom uit tweeop elkaar staande halve deuren, die na montage met bouten zijn verbonden.De sluizen zijn voorzien van stortebedden van basalt, terwijl ten behoeve van de scheepvaartenige houten remmingwerken zijn geplaatst.Foto 20 geeft een beeld van de gereedgekomen sluis in de Hoge Vaart.E. SLUIZEN NABIJ ENKHUIZENAls noordelijke afsluiting van het randmeer langs de Noordhollandse kust worden nabijEnkhuizen soortgelijke werken gebouwd als nabij Nijkerk in de zuidelijke afsluiting van hetVeluwemeer, te weten een schutsluis en een stroomsluis, terwijl ook hier de wegverbindingnaar de Markerwaard met deze kunstwerken is gecombineerd.AfmetingenDe schutsluis wordt ingericht voor vaartuigen tot 1350 ton, waarvoor een kolkbreedte van12 m nodig is.De kolklengte van 110 m is zodanig gekozen, dat een schip van het Dortmund-Eemskanaaltype (tot 67 m) of een Kempenaar (tot 60 m) en een zgn. Spits (38,5 m) of Friesemaatschip(32 m) achter elkaar kunnen liggen.De benodigde drempeldiepte voor 1350 tons vaartuigen is 3,1 m. Aangezien ook kustvaarderskunnen worden verwacht, moet met een grotere diepgang rekening worden gehouden. Dedrempel is daarom gelegd op NAP -- 4,50 m.De stroomsluis heeft twee openingen, elk van 18 m breedte met een drempeldiepte vanNAP--4,50 m. Deze drempeldiepte is gelijk aan die van de schutsluis genomen, omdat het inde bedoeling ligt dat vaartuigen bij gelijke of nagenoeg gelijke waterstand op IJsselmeer enrandmeer van de stroomsluis gebruik kunnen maken, wanneer deze ten behoeve van dewaterhuishouding op de meren niet behoeft te worden gesloten. Aldus kan tijdverlies doorhet schutten in de schutsluis worden vermeden. De schutsluis moet namelijk steeds wordenbediend, ook bij gelijk of nagenoeg gelijk water omdat de puntdeuren waarmee de sluis wordtingericht niet in stroom kunnen worden bewogen. Het is lang niet ondenkbaar, dat door hetwindeffect plotseling een verval gaat optreden en de openstaande sluis dan niet meer zalkunnen worden gesloten. Voor de gewone binnenvaart zou een drempeldiepte van NAP--3,60 m voldoende zijn, doch de diepte is groter gekozen omdat de schepen bij doorvarenin stroom een afzuiging veroorzaken.De maat van 18 m is gekozen om de schepen een veilige doorvaart in stroom te geven. Datde spuicapaciteit door deze breedte en door de verdiepte drempelligging enige overmaatheeft, is een welkome aangelegenheid.Het spuiprofiel is over twee openingen verdeeld met het oog op de veiligheid van de vaart(??nrichtingsverkeer). De stroomsluis, die met hefdeuren wordt ingericht, biedt een vrijedoorvaarthoogte van 6,00 m, zodat alle normale binnenvaart van de doorvaart kan gebruikmaken, mits uiteraard de stroomsnelheid niet te groot is. De overbrugging heeft een breedtevan 7,00 + 2 maal 2,85 m. De situatie van de werken, waarmee onlangs is aangevangen,wordt weergegeven in fig. 21.Cement XXI (1969) nr. 11 51421Situatie sluizen nabij Enkhuizen22Constructie stroomsluis nabij EnkhuizenDe sluizen liggen zodanig, dat een gunstige invaart vanuit de aansluitende vaargeulen wordtverkregen, terwijl de onderlinge afstand van de sluizen zodanig is dat de scheepvaart doorde schutsluis geen hinder heeft van de stroom van de stroomsluis.De bouw van de sluizen binnen een bouwput maakte het noodzakelijk om de bestaande vaar-geul in het Krabbersgat tijdelijk om te leggen; hiertoe is naast de put een geul gebaggerd, dienaderhand, wanneer de werken gereed zijn, weer wordt afgesloten door de verbindingsdijkvan de sluizen met de dijk van de Markerwaard.BijzonderhedenDe schutsluis wordt in het buitenhoofd voorzien van een dubbele kering naar het IJsselmeer,omdat de sluis een eerste kering is achter de Afsluitdijk.Zowel de sluishoofden als de sluiskolk zijn ontworpen als een bakprofiel, dat wordt gefun-deerd op betonpalen, reikend tot NAP --16 m.Puntdeuren van tropisch hardhout vormen de beweegbare waterkeringen.Het vullen en ledigen van de kolk geschiedt door omloopriolen. Over het buitenhoofd ligt eenophaalbrug; de ruimte waarin het bewegingswerk van de brug wordt opgesteld, is op dehoogte van de bovenkant van het hoofd gebouwd. Aansluitend aan de sluishoofden vindt descheepvaartgeleiding plaats langs stalen damwanden (richting 1 : 8 met de sluisas), over-gaande in stalen meerpalen en houten aanleg- en loopsteigers.Aan de zijde van de stroomsluis staan voldoende meerpalen om de schepen te geleidenwanneer zij bij sterke stroom in de richting van de stroomsluis mochten drijven. De bedieningvan de schutsluis geschiedt normaal vanuit een nabij de ophaalbrug geplaatst bedienings-gebouw, terwijl voor bijzondere gevallen de deuren ook plaatselijk kunnen worden bediend.De stroomsluis (fig. 22) bestaat uit een vloer, twee landhoofden en een pijler. Op de land-hoofden en de pijler staan de heftorens voor de stalen hefdeuren, een dubbel stel in elkeopening.De vloer is eveneens gefundeerd op betonpalen.Vanaf de op NAP -- 4,50 m liggende deurdrempels is de vloer in de stroomrichting hellendCement XXI (1969) nr. 11 51523Aanzicht maquette van de stroomsluisnabij Enkhuizenfoto: G.Timmler/Leidschendamnaar NAP -- 5,10 m, aan de einden waarvan weer een tot NAP--4,50 m reikende drempel isaangebracht.Daardoor wordt een vorm verkregen die gunstig is in verband met de stabiliteit van debodembekleding buiten de sluis.In de pijler en de landhoofden bevinden zich sponningen voor de hefdeuren, alsmede holleruimten waarin de contragewichten in hun laagste stand hangen. De pijler is grotendeels hol,omdat er geen mogelijkheid is om de contragewichten van buiten af op hun plaats te brengen.De vleugels zijn van stalen damwand.De heftorens (twee op elk onderdeel) bestaan uit een gesloten buitenwand en een openbinnenwand. Tussen de wanden wordt een wenteltrap opgesteld die voert naar de machine-ruimte in het bovenste gedeelte van de torens. Op dit niveau zijn de torens gekoppeld, zodat??n machineruimte ontstaat.Naast de torens staan op de pijler en de landhoofden ondersteuningsportalen voor de over-brugging.Voor de toegankelijkheid van de heftorens vanaf de brug is op brughoogte in en aan detorens een bordes gebouwd. De stalen hefdeuren hebben een gewicht van circa 70 ton. Overeen grote afstand ter weerszijden van de sluis worden stortebedden van zware basaltblokkenaangelegd.Foto 23 geeft een aanzicht van de maquette van de sluis. Voor de vormgeving werd adviesverkregen van het architectenbureau Verhave-Luijt-de Jongh-Slikker te 's-Gravenhage.De overbrugging heeft een totale lengte van circa 155 m. De onderlinge ligging van de sluizenis zodanig gekozen, dat de vaste overbrugging kan bestaan uit zes gelijke overspanningen;maatgevend was de over de stroomsluis benodigde overspanning van 21,30 m.Zij bestaat uit een draagconstructie van vrij opgelegde, door dwarsdragers gekoppelde, voor-gespannen betonliggers met een samenwerkend betondek als druklaag.F. HOUTRIBSLU1ZENIn de noordelijke be?indiging van het Oostvaardersdiep zullen een stroomsluis en tweeschutsluizen worden gebouwd, terwijl deze sluizen worden overbrugd voor een wegverbin-ding tussen Oostelijk Flevoland en de Markerwaard. Met de bouw zal over enige maandenworden begonnen.AfmetingenBij de vaststelling van de afmetingen van de schutsluizen kunnen de volgende beschouwin-gen worden gegeven.Het Oostvaardersdiep vormt in de toekomst de meest directe vaarwegverbinding vanAmsterdam met de noordelijke gewesten. De belangrijke vaart die thans vrijelijk van hetIJsselmeer gebruik maakt, wordt dan in ??n (breed) kanaal geconcentreerd.Weliswaar zal ook de vaarweg door de randmeren langs Noord-Holland en Gelderland ge-bruikt kunnen worden, doch deze worden slechts ingericht voor de gewone binnenvaart,terwijl zij ten opzichte van de verbinding met het noorden des lands een aanzienlijke omwegbetekenen.Uit statistieken is de conclusie getrokken, dat moet worden gerekend op een capaciteit van13 tot 15 miljoen ton per jaar, met perioden van een hoog daggemiddelde.Er is voor de dagcapaciteit een nuttige kolk-oppervlakte nodig van ca. 5000 m2, terwijl alsgrootste schip moet worden gerekend op een laadvermogen van 2000 ton, waarvoor (inclu-sief sleepboot) een kolklengte van 142 m nodig is.Deze lengte heeft ook de grote schutsluis te Kornwerderzand in de Afsluitdijk, die min ofmeer in dezelfde vaarroute ligt. De kolkbreedte is vastgesteld op 18 m, en dan is het zo datmet twee schutsluizen naast elkaar de vereiste kolk-oppervlakte wordt bereikt.De drempeldiepte is NAP--4,50 m (gelijk aan Komwerderzand). In verband met onvoorzieneuitbreiding van het scheepvaartvolume, is in de situatie rekening gehouden met de bouwvan een derde schutsluis, die eventueel als duwsluis kan worden ingericht (kolklengte 200 mof meer).Cement XXI (1969) nr. 11 51624Situatie HoutribsluizenDe stroomsluis heeft zes openingen, elk van 18 m, met een drempeldiepte van NAP--4,50 m;deze openingen zijn derhalve gelijk aan die van de stroomsluis bij Enkhuizen, hetgeen be-paalde voordelen biedt (onder meer bij het ontwerpen en bijv. met het oog op hulp-afslui-tingsmiddelen bij belangrijk onderhoudswerk).Het aantal van zes is bepaald uit de vereiste capaciteit voor het spuien en het inlaten vanwater.Ook deze stroomsluis wordt zodanig, dat bij gelijk of nagenoeg gelijk water door de sluiskan worden gevaren en niet behoeft te worden geschut, zoals bij de sluizen van Enkhuizenis beschreven. Al met al is de Houtribstroomsluis behoudens het aantal openingen vrijwelidentiek aan die bij Enkhuizen; ook de heftorens zullen dezelfde vorm verkrijgen.De overbrugging krijgt eveneens dezelfde breedte-afmetingen als de overbrugging bij Enk-huizen.De vaste overspanningen krijgen dezelfde afmetingen als bij Enkhuizen; over het binnen-hoofd van de beide schutsluizen komen beweegbare bruggen.SituatieDe situatie van de kunstwerken binnen de beschikbare breedte tussen de dijken van Ooste-lijk Flevoland en de Markerwaard is een punt van uitvoerige studie geweest. Hierbij moestworden bedacht, dat uitbreiding van het aantal schutsluizen of stroomsluizen of eventuelenoodzaak van nog andere kunstwerken (bijv. een gemaal ter ondersteuning van de afwateringof het inlaten van water) niet meer zouden kunnen worden geplaatst wanneer daartoe geenruimte werd gereserveerd.Zoals reeds gezegd, behoort een derde schutsluis voor duwvaart tot de mogelijkheden.Het was derhalve nodig de ruimte niet te versnipperen, doch de kunstwerken zo gunstigmogelijk te schikken.Figuur 24 laat de uiteindelijk gekozen situatie zien. De twee schutsluizen zijn zo dicht moge-lijk langs de dijk van Oostelijk Flevoland ontworpen met het oog op de communicatie metCement XXI (1969) nr. 11 51725Kanaalbrug in de Noordoostpolderfoto: Directie van de Wieringermeer26Tochtbrug in de Noordoostpolderfoto: G.Timmler/LeidschendamLelystad. De stroomsluis is zo dicht mogelijk langs de dijk van de Markerwaard ontworpenHierdoor ontstaat een zo groot mogelijk reserve-terrein tussen de thans uit te voeren kunst-werken en hier kunnen meerdere kunstwerken in de toekomst worden gemaakt.BijzonderhedenDe schutsluizen worden op traditionele wijze gemaakt. In het buitenhoofd komt evenals bijEnkhuizen een dubbele waterkering. De sluisdeuren worden stalen puntdeuren terwijl hetgelijk maken van de kolken met omloopriolen zal geschieden. Op de binnenhoofden komenopbouwen voor de brugkelders.Het bedieningsgebouw wordt geplaatst op het terrein tussen de sluizen. De stroomsluiswordt zoals reeds gezegd vrijwel identiek aan die van Enkhuizen; de vorm van de vloerwordt evenwel anders: Bij deze sluis zal het nl. vrij veel voorkomen, dat meerdere kerenper jaar in korte tijd optimaal zal worden gespuid, terwijl bij het spuien met de sluis bijEnkhuizen dit optimum zich weinig of nooit zal voordoen. Een en ander was aanleiding omhet gedrag van de dan optredende sterke stroom ten opzichte van de aansluitende bodemgedegen in een model te onderzoeken.Dit is geschied en het resultaat houdt in, dat een van NAP--4,50 m (drempel) tot NAP--6,00 m aflopende vloer wenselijk is om ontoelaatbare aantasting van de bodem buiten destortebedden te voorkomen, althans voor redelijke tijd, zodat tijdig voorzieningen getroffenkunnen worden (storten van keileem of steen) om de standzekerheid van het sluisgebouwbuiten gevaar te houden.De overbrugging krijgt dezelfde constructie als die bij Enkhuizen.Het reserve-terrein wordt niet overbrugd, doch hier komt een grondlichaam ten einde ditterrein in de toekomst zonder hinder van een aanwezige brug vrijelijk te kunnen gebruikenvoor kunstwerken. Dit geeft tevens de mogelijkheid op eenvoudige wijze een afrit naar ditterrein te maken.G. BRUGGEN BINNEN DE POLDERSDe aanwezigheid in de polders van een net van vaarten en tochten, en een vrij dicht netvan verkeerswegen (hoofdwegen, secundaire wegen en polderwegen) maakt, dat een qrootaantal bruggen nodig is,Zo bevat Oostelijk Flevoland ruim 40 bruggen, terwijl bij dit laatste aantal dan nog eenaantal van circa 8 bruggen en viaducten moet worden opgeteld in verband met de vorig jaarbegonnen aanleg van rijksweg nr. 6 van Muiderberg naar Emmeloord (gedeelte Lelystad -Zwolse Hoek), terwijl voor het gedeelte van deze weg in de Noordoostpolder, waar thanshet wegvak Zwolse Hoek- Nagele in uitvoering is, circa 12 kunstwerken nodig zijn.Van de gewone bruggen in Oostelijk Flevoland zijn of komen de laatste 6 in uitvoering,terwijl van de viaducten in rijksweg nr. 6 thans de eerste twee in uitvoering zijn, en voor hetwegvak in de Noordoostpolder eveneens de eerste twee.Als ergens de betontechniek niet heeft stilgestaan, dan is het bij de bruggenbouw, en vooralbij de kleinere bruggen. De constructie hiervan is in de laatste decade snel veranderd.Voor de goede orde zal betreffende deze bruggen eerst iets over de ontwikkeling van delaatste 15 jaren worden aangehaald. In de tijd dat de ontginning van de Noordoostpoldernog in volle gang was, werd met gewapend beton gewerkt. Toen leefde echter reeds dewens om tot grotere overspanningen te geraken, met behoud van de rankheid. Bij overspan-ningen groter dan circa 15 m moest van plaatbruggen naar balkbruggen worden over-gegaan, hetgeen de rankheid (en de bouwkosten) niet ten goede kwam.Om toch ranke plaatbruggen te verkrijgen, werden daarom statisch onbepaalde portaalbrug-gen gebouwd, die aan welstandseisen voldeden. De foto's 25 en 26 geven een beeld van indie tijd gebouwde bruggen in de Noordoostpolder, terwijl foto 27 een voorbeeld toont vaneen vaartbrug uit de eerste periode van de ontginning van Oostelijk Flevoland.Nadat enkele bruggen van dit type waren gebouwd is voor een volgende brug een twee-ledige aanbesteding gehouden, nl. van een ontwerp met doorgaand plaatvormig brugdek enCement XXI (1969) nr. 11 51827Kanaalbrug nabij Dronten inOostelijk Flevolandfoto: R.IJ.P./Zwolleeen ontwerp met statisch bepaalde overspanningen met een brugdek van voorgespannenbalken waarop een samenwerkend betondek als druklaag en dwarsdragers als koppeling(overspanningen van circa 15 m).Het resultaat was, dat laatstgenoemde uitvoering voordeliger bleek, en daarom zijn vanafdat ogenblik de bruggen vrijwel alle op deze wijze uitgevoerd.Door grotere fabricage-mogelijkheden is in de loop van de jaren de overspanning voor vrijopgelegde balken uitgegroeid tot 25 m. Vooral voor bruggen met een groter aantal veldenis de constructie in het voordeel wegens de zeer grote hoeveelheid ondersteuningshulp-werken die bij een over meerdere velden doorgaande plaatbrug in gewapend beton zounodig zijn.Er zijn bij deze soort bruggen thans twee constructievormen in gebruik, nl. INP-liggers(fig. 28) en HNP-liggers (fig. 29).In gevallen dat een overspanning van 25-30 m wenselijk is, worden over meerdere steun-punten doorgaande INP-liggers doorgekoppeld, zodat zij voor de mobiele belasting door-gaande liggers vormen.Ook worden met deze profielen voor dezelfde overspanningen vrij opgelegde inhangliggerstoegepast.Het toepassen van scheve of gebogen bruggen geeft bij gebruik van voorgespannen liggersnauwelijks bezwaren, zodat er verscheidene niet-rechte bruggen zijn en worden gebouwdom het trac? van de betreffende weg zo logisch mogelijk in de brug door te voeren.Een ander systeem, dat in gebruik is gekomen, bestaat uit een over 3 of meer steunpuntendoorgaande voorgespannnen plaatbrug. Dit systeem vraagt wel veel steigerwerk, doch bijeen viaduct over een weg is dit niet zo kostbaar dat het gehele bouwwerk oneconomischwordt (Bij een brug over een kanaal wordt het steigerwerk in vele gevallen w?l relatiefte kostbaar).28--29Samenstelling draagconstructie brugOostelijk FlevolandCement XXI (1969) nr. 11 51930Bouwkanaalbrug Oostelijk Flevolanddoor middel van voorgespannenbetonbalkenfoto: Ned. Spanbeton Mij/Alphen a/d Rijn31Kanaalbrug Oostelijk Flevolandfoto: G.Timmler/LeidschendamNadere details zullen in dit artikel niet worden gegeven. Volstaan wordt met twee foto's(30 en 31) van bruggen in O
Reacties