ir.E.O.HoutsmaRaadgevend Bureau ?r.B.W.Berenschot N.V.AmsterdamDe economische zijdevan de bekistingU.D.C. 69.057.5:657.471De economische zijde van de bekistingBekistingen hebben in het algemeen tweekanten: de met het beton in aanraking ko-mende zijde en de economische zijde.De betonziende zijde laat een duidelijkeblijvende indruk achter op het beton. Deeconomische zijde laat meestal een veelminder duidelijke en blijvende indruk achter.Dit laatste is in het licht van het aandeelvan de bekisting in de kosten van betonwerkechter ten onrechte. De kosten van de be-kisting bedragen gemiddeld zeer globaal eenderde van de kosten van het betonwerk.Dat wil zeggen, ongeveer evenveel als hetbeton of de wapening elk.De aandacht, die de bekisting krijgt is veelgeringer dan overeenkomt met het aandeelin de kosten. Gemeten naar de omvang vande voorschriften blijkt bijvoorbeeld:De Algemene Voorschriften (A.V.) wijdt ??nop de tien artikelen over beton aan de be-kisting. Dus maar 10%.? Art. 68/4 en 262/4 'De bekisting moet vandeugdelijk materiaal worden samengestelden naar de aard van het werk worden aan-gebracht' geldt voor ongewapend beton.? Art. 69/1 en 263/1 verwijzen voor de be-kisting van gewapend beton naar de GBV.Aldaar lezen wij in art. 20: 'De bekistingmoet van deugdelijk materiaal worden sa-mengesteld en -- op behoorlijke wijze --naar de aard van het werk worden aange-bracht'. Het verband tussen 'gewapend' en'behoorlijk' wordt helaas nergens toegelicht.Art. 20 is tevens het enige van de ruim 60artikelen in de GBV over bekisting; dat wilzeggen 1,5% van de tekst gaat over ruim30% van de kosten.In de meeste bestekken worden deze vageen schaarse artikelen dan ook verduidelijktdoor de aanvullende bepaling 'De bekistingdient ook overigens tot genoegen van dedirectie te zijn'.De geringe belangstelling voor de bekistingis wellicht voor een deel te verklaren uit dekorte levensduur van de traditionele bekis-tingen, die elk voor zich geen blijvende in-*Stichting Arbeidstechnisch Onderzoek.Bouwnijverheid Vloerbekistingen uitgaveAgon Elsevier 1968.druk achter laten. Zeker is dat de opkomstvan nieuwe bekistingsmaterialen en onder-delen.-- meestal van langere levensduur --de belangstelling voor de bekisting hebbendoen toenemen.Als tweede oorzaak speelt ook de ontwikke-ling van het geprefabriceerde beton een rol.Van filosofische hoogte bezien is het ver-schil tussen ter plaatse gestort en geprefa-briceerd beton alleen een verschil in de vol-gorde van de werkzaamheden: eerst trans-porteren en dan storten en verharden ofeerst storten en verharden en dan transpor-teren. De economische grens tussen terplaatse storten en prefabriceren wordt zobepaald door de ontwikkeling van beide.Het nu volgende is gebaseerd op de resul-taten van het onderzoek naar de economi-sche zijde van bekistingen door een werk-groep van de Stichting ArbeidstechnischOnderzoek Bouwnijverheid. Deze werkgroepwerd in 1963 opgericht. Zij bestaat uit con-structeurs, arbeidstechnieken en een advi-seur voor organisatie en beleidsvorming.Verleden jaar werden enkele resultaten ge-publiceerd in het boekje 'Vloerbekistingen' *.Een dankbare lezer meldde dat toepassingvan de hierin beschreven aanbevelingen hem100 000,-- bespaarde op de vloerbekistin-gen van ??n -- wel een groot -- werk.Ondertussen zijn ook de wandbekistingenvrijwel gereedgekomen. Kolommen en bal-ken zijn in voorbereiding, terwijl voor detoekomst gedacht wordt aan verdere uitbrei-ding en aanvulling met andere bekistingty-pen, aangepast aan de behoefte van depraktijk.Een belangrijk deel van de studie is besteedaan een onderzoek naar de grondslagenvoor het ontwerpen en vervaardigen vanbekistingen. Zoals reeds besproken, zijn devoorschriften hierover summier en vaag.Sommige van de bij het ontwerpen opko-mende vragen naar belastingen, spanningenen berekeningen werden aan meer deskundi-gen op dit terrein voorgelegd ter beantwoor-ding.Ook moest de arbeidstechnische kennis vanhet vervaardigen hier en daar aangevuldworden. Al deze basisgegevens zijn nodigvoor de economische berekeningen.Het bestuderen van de economische zijdeder bekistingen houdt in het vergelijken vanmogelijkheden voor ontwerp en uitvoeringmet als maatstaf een economisch criterium.De berekeningen die hiervoor nodig zijn,blijken betrekkelijk eenvoudig. Het moeilijkebij het vergelijken is steeds weer om eerlijkte vergelijken. Om de hierbij noodzakelijkeobjectiviteit te verkrijgen is een zekere matevan standaardisatie nodig. Deze standaardi-satie omvat voor het ontwerp het vaststellenvan de reeds besproken punten, namelijk:? de ontwerpbelastingen;? de toegelaten spanningen;? de berekeningsmethode.Voor de vervaardiging is standaardisatienodig van:? het arbeidstempo en de vaardigheid;? de bijkomende handelingen;? de rusttijden e.d.;? de werkmethode en de invloed van deorganisatie.De gegevens van de Stichting Arbeidstech-nisch Onderzoek Bouwnijverheid zijn opdeze punten volledig gestandaardiseerd.Soms kon op basis van de aanwezige ge-gevens tot een betere werkmethode wordenbesloten dan de gebruikelijke waargenomenmethode.Bij een omvangrijk onderzoek zoals de eco-nomie van bekistingen is ook een zekerebegrenzing noodzakelijk om tot resultaten tekomen. Deze begrenzing is gekozen in debeperking tot constructies en werkmethoden,die redelijk courant en in het merendeelvan de gevallen toepasbaar zijn. Bovendienis het onderzoek beperkt tot wat redelijkeffici?nt is.Ten slotte is bij de vergelijking van de ver-schillende bekistingen de invloed van groteen kleine sparingen ge?limineerd. Zij be?n-vloeden uiteraard de totale tijden of kostenvan een bekisting wel; maar zij vertekenenin het algemeen het beeld van de verge-lijking niet.Dit komt doordat zij ?f gelijk zijn voor tweeverschillende mogelijke bekistingen ?f de-zelfde tendens vertonen als de bekistingenonderling.In de volgorde van behandeling is voorranggegeven aan de traditionele bekistingen. Teneerste, omdat deze dikwijls als vergelijkings-maatstaf dienen bij de beoordeling van nieu-we bekistingssystemen en onderdelen. EenCement XXI (1969) nr. 5 185zuivere maatstaf is dan van belang opdatmen niet het voordeel van een nieuw sy-steem afmeet aan de gebruikelijke verspillingbij het oude. En ten tweede, omdat de con-structieve problemen vooral bij de traditio-nele kisten een rol spelen, omdat zij telkensopnieuw ontworpen worden. Hierdoor kun-nen telkens weer onjuiste ontwerpen ge-maakt worden.Uit een ori?nterende studie die aan heteigenlijke onderzoek voorafging was reedsgebleken dat bij houten bekistingen het ont-werp een belangrijke factor was in de op-tredende verschillen in manuren en kostenvoor vrijwel dezelfde te bekisten onderdelen.Deze invloed van het bekistingontwerp treedtin hoofdzaak bij de houten bekistingen op.Bij systeembekistingen is de constructie inhoofdzaak gegeven. De variaties zijn beperkttot wat huisvlijt aan de verbetering van de-tails. Deze verbeteringen kunnen de econo-mie van de uitvoering toch duidelijk be?n-vloeden. Voor alle soorten bekistingen heeftde werk- en uitvoeringsmethode steeds eenduidelijke invloed op de kosten.Om tot een vergelijking tussen verschillendeconstructietypen te komen, ?s eerst voor elkconstructietype nagegaan wat het beste ont-werp en de beste uitvoering voor dit type is.De methode om het beste ontwerp en debeste uitvoering te vinden is steeds dezelfde:Eerst worden de mogelijke constructies be-paald.Voor de houten bekistingen is hiervoor eensterkteberekening nodig. Hieruit volgen deonderlinge afstanden en de aantallen be-nodigde bekistingsonderdelen. Vervolgenswordt nagegaan wat de beste uitvoerings-en werkmethode is om deze constructie temaken. Hieruit volgen de manuren per on-derdeel. Met deze gegevens zijn voor elkemogelijke constructie de totale benodigdetijd en de kosten te bepalen. Hieruit volgtdan weer welke mogelijke constructie demeest aantrekkelijke is.Het blijkt dat de totale benodigde tijd -- enook de kosten -- be?nvloed worden doorverschillende factoren zoals onder meer deoverspanning van een vloer of de hoogtevan een wand. Deze invloed is voor de ver-schillende constructietypen verschillend. Ditis de oorzaak dat niet ??n type bekistingonder alle omstandigheden de beste is, maardat elk type zijn toepassingsgebied heeft.Binnen zijn toepassingsgebied is elk con-structietype de beste keuze, daarbuiten zijner betere constructietypen. Sommige con-structietypen hebben helemaal geen toepas-singsgebied omdat er altijd een betere keuzemogelijk is. Zo zijn stalen stempels altijdaantrekkelijker dan poten van baddinghout.Ook op het gebied van de uitvoeringsme-thode komen dergelijke grenzen tussen toe-passingsgebieden tevoorschijn. De grenstussen al of niet in twee richtingen knikvastdoorkoppelen van stalen stempels ligt steedsbij een toelaatbare belasting van ca. 1 tf opde niet doorgekoppelde stempels.Het gedetailleerde inzicht in de economievan de bekistingen leidt ook tot meer inzichtin de eisen en wensen voor bekistingsmate-rieel, zoals bij voorbeeld het draagvermogenof de vormgeving van onderdelen.Om het resultaat van alle berekeningen han-teerbaar te maken zijn de uitkomsten samen-gevat in nomogramm?n en grafieken. Hetnomogram vormt de bijdrage van de bekis-tingsconstructeurs. In het nomogram zijn deresultaten van de sterkteberekening samen-gevat. De toelaatbare overspanningen enonderlinge afstanden van de constructie-on-derdelen zijn direct uit het nomogram af telezen. Waar dat wenselijk was, is in hetnomogram ook aangegeven welke keuze uitde mogelijkheden de meest aantrekkelijkebekisting geeft. De bijdragen van de arbeids-technici zijn samengevat in de manurengra-fieken. De manurengrafieken geven de be-nodigde manuren per m2, zoals deze doorde verschillende invloedsfactoren wordenbepaald. De belangrijkste invloedsfactorenzijn in de grafiek zelf verwerkt. De overigefactoren zijn vermeld in correctietabellen.De nomogrammen geven in het algemeenwat meer dan de manurengrafieken.Op de nomogrammen komen alle mogelijkeconstructie-afmetingen voor. Op de manuren-grafieken zijn alleen de manuren bij demeest economische constructie en werkwijzeweergegeven. De uren hebben betrekking opde ondersteuningsconstructie, dat wil zeggenexclusief het bevloeren.Deze manuren zijn de gestandaardiseerdenetto uren. Hierboven komen toeslagen voorbijkomende handelingen, rust, e.d. die af-hankelijk zijn van werk- en uitvoeringsme-thode en een toeslag voor de organisatie.Deze toeslagen zelf zijn elk weer gestan-daardiseerd. De bruto-uren zijn 1,5 tot 2,0maal de netto uren, afhankelijk van de aardvan het werk.Het nomogram N1 geeft het verband tussende toelaatbare kinderbint-, onderslag- enstempelafstanden voor vloerbekistingen openkele onderslagen. In het vak links bovenis de constructie geschetst. De overige drievakken vormen het eigenlijke nomogram. Hetvak rechtsboven geeft het verband tussende onderslagafstand of de overspanning vande kinderbinten en de kinderbintafstand.Van rechts naar links gaande wordt deze --in het horizontale stuk -- bepaald door debevloering en vervolgens eerst door de op-legdruk op de onderslagen en na de knikdoor de buigsterkte van de kinderbinten. Deinvloed van de doorbuiging begint geheelrechts na 3,50 m. Het verband tussen dekinderbintafstand en de onderslagafstand isafhankelijk van het gewicht van de beton-vloer. Hiervoor zijn de lijnen voor vloerdiktestussen 10-40 cm getekend, opklimmend met5 cm. Tussen deze lijnen kan ge?nterpoleerdworden.Het onderste deel dient voor het verbandtussen de onderslagafstand en de stempel-afstand. Eerst wordt rechts de onderslag-afstand voor enkele vloerdiktes omgezet inde belasting per cm van de onderslag. Hetverband tussen deze belasting en de stem-pelafstand wordt linksonder gegeven. Detoelaatbare stempelafstand is afhankelijk vande kinderbintafstand, omdat deze het op-tredende laststelsel bepaalt.Met stippellijnen is het verband tussen on-derslagbelasting en de stempelbelasting aan-gegeven bij de verschillende stempelafstan-den. Zij dienen zowel om de stempelbelas-ting -- desgewenst -- te bepalen, als ombij beperkte toelaatbare stempelbelasting deonderlinge afstand te vinden. In het vakrechtsonder is met streeppuntlijnen de on-derslag afstand aangegeven die de minstemanuren geeft. Behalve van de vloerdiktehangt deze ook van de toelaatbare stempel-belasting af. De vraag naar de bekisting metde minste manuren is hiermee direct te be-antwoorden.Voor een vloer van 20 cm dik wordt de ge-wenste onderslagafstand 236 cm. Hierbijkomt -- naar boven -- de kinderbintafstandvan 50 cm. De stempelafstand wordt 103 cm.De stempelbelasting is hierbij 1700 kgf.Hiermee is de ontwerpberekening klaar enbovendien het meest aantrekkelijke ontwerpgevonden. Rekent men -- zoals veel voor-komt -- van boven naar beneden dan wor-den de maten 156-76-116 cm. De manurenworden hierdoor 15% hoger en de kostenvoor de gehele vloerbekisting 7-10%.Bij deze constructie horen twee manuren-grafieken. Grafiek 1 geeft de uren per m2bij toepassing van poten uit baddinghout eneen betondikte van 20 cm. Uit de grafiek isCement XXI (1969) nr. 5186CementXXI(1969)nr.5 187de invloed van de afmetingen van het vloer-veld te zien. Voor kleine vloeren lopen demanuren sterk op. Rechts is in tabel b decorrectie voor andere vloerdiktes gegeven.Tabel a geeft de splitsing in bekisten enontkisten.Grafiek 2 geeft de uren per m2bij toepas-sing van stalen stempels. Het beeld isvrijwel hetzelfde als het vorige. De grotevloeren zijn wat gunstiger bij de stempelsdan bij de houten poten.Tabel geeft voor verschillende stempelbe-lastingen aan wat het verschil is tussen nietdoorkoppelen bij lage toelaatbare belastingen wel doorkoppelen en dan een hogerestempelbelasting. Het blijkt dat doorkoppe-len eerst bij kleinere toelaatbare belastingendan ca. 1 tf. per stempel voordeel oplevert.Deze grafiek geldt tevens voor de dubbeleonderslagen doordat de manuren vrijwel ge-heel gelijk zijn voor enkele en voor dubbeleonderslag op stalen stempels.Het nomogram N2 dat bij de dubbele onder-slagen behoort is geheel overeenkomstig heteerste nomogram. Alleen de lijnen zijn watverschoven wegens het grotere draagver-mogen van de dubbele onderslag. De be-kisting met de minste manuren heeft nu devolgende maten voor een vloer van 20 cmen 2 tf of meer toelaatbaar op de stempels.De onderslagafstand is 230 cm. De kinder-bintafstand is 50 cm en de stempelafstand117 cm. De stempelbelasting is nu 1800 kg.Nomogram N2 laat ook zien welke toelaat-bare belasting voor stempels gewenst zouzijn. Het blijkt dat in verband met de sterktevan het baddinghout belastingen boven de3000 kgf niet gerealiseerd kunnen worden.In feite is het gewenste draagvermogenlager, omdat het optimum bij kleinere onder-slagafstanden ligt waardoor bij deze con-structie 2 ? 2,5 tf al niet overschredenwordt bij vloeren tot 40 cm.De manurengrafiek die bij de dubbele onder-slagen hoort werd reeds besproken. Ditwaren de grafieken 1 en 2.De manuurgrafieken 3 en 4 geven de urenper m2voor vloeren tussen balken. Hierbijzijn de buitenste onderslagen door onder-steuningsbaddingen vervangen. Deze andereconstructie geeft een ander beeld voor demanuren. Nu zijn de kleine vloeren juistvoordeliger. Grafiek 3 geldt voor enkele on-derslagen op poten van baddinghout.De Grafiek 4 geldt ook voor vloeren tussenbalken, maar nu op stalen stempels en en-kele of dubbele onderslagen.Uit tabel blijkt dat doorkoppelen weervoordeliger wordt bij toelaatbare stempel-belastingen onder 1,1 tf. De grafiek laat ookzien in welke richting de onderslagen hetbeste gelegd kunnen worden. Een vloer van4 bij 8 m (8 evenwijdig aan de onderslagen)geeft 0,113 mu/m2en een vloer van 8 bij 4geeft 0,141 mu/m2of een nadelig verschilvan 25%. De onderslagen kunnen dus beterevenwijdig aan de lange kanten worden ge-steld.Het derde nomogram geeft de gegevens voorhet ontwerpen van vloeren op stalen dragers.Linksboven zijn weer de constructies aange-geven. (vervolg tekst op blz. 212)Cement XXl (1969) nr. 5 188Cement XXI (1969) nr. 5 189Cement XXI (1969) nr. 5 190 vervolg op blz. 212vervolg van blz.190(De economische zijde van de bekisting)Het vak linksonder geeft het verband tussende overspanning en de toelaatbare be-lasting voor verschillende dragers. Rechts-onder wordt deze toelaatbare belasting ver-taald in onderlinge afstanden tussen de dra-gers bij verschillende diktes van de beton-vloer. De streep-stippellijn geeft aan waarde grens ligt in verband met het draagver-mogen van de bevloering. Rechts van dezelijn moeten kinderbinten worden toegepast.Uit de manurenberekeningen blijkt echterdat het voordeliger is om de dragerafstandtot de toelaatbare voor de bevloering te be-perken, dan kinderbinten toe te passen. Bijeen overspanning. van 5,00 m wordt demaximale belasting op een drager 1,3 t/m4 kgf/cm. Dit geeft voor een vloer van 20 cmdik een maximumafstand van 60 cm.In dit nomogram komt geen aanduiding vande constructie met de minste manuren voor,omdat de maximale dragerafstand altijd debeste keus is nu de kinderbinten geen voor-deel bieden. De stippellijnen geven de toe-laatbare oplegdruk aan. Deze mogen even-min als de toelaatbare momenten overschre-den worden.De manurengrafiek 5 voor stalen dragersziet er evenals het nomogram anders uit dande vorige. Verticaal is de overspanning vande dragers uitgezet en horizontaal de man-uren.Voor enkele dragers -- waartussen ge?nter-poleerd kan worden -- is het verband tussenmanuren per m2en de overspanning aange-geven. De lijnen hebben het onderste deelals gemeenschappelijke tak. Deze geeft aande begrenzing door de sterkte van de be-vloering. Als deze maatgevend is kan dedrager niet verder belast worden en speelthet overtollig draagvermogen geen rol meer.Bij de in dezelfde situatie mogelijke vloerenop roosterwerk en stalen stempels vondenwe een tijd van 0,11 mu/m2voor een vloervan 4 ? 8 m en 20 cm dik. Deze grafiek geeftca. 0,10 mu/m2. Bij overspanningen kleinerdan 4 m lopen de tijden snel op, waardoorhet roosterwerk in het voordeel komt. Degrens ligt ongeveer bij 4 m. Dit betekent datvoor dragers lichter dan ca. 0,8 ton er geentoepassingsgebied overblijft bij deze vloer-constructies. Alleen bij zeer grote verdie-pinghoogtes ontstaat een nieuw toepassings-gebied nadat de mogelijkheden van de stem-pels vrijwel zijn uitgeput.De reeds aangevoerde grote verschillen, diein de praktijk optreden tussen de kostenvan de ondersteuningsconstructie van houtenvloerbekistingen, hebben verschillende oor-zaken. Een minder gelukkige keuze van deonderlinge afstanden kan 5 tot 10% hogerekosten geven bij een overigens juiste bere-kening. De veel grotere verschillen die op-treden, komen voort uit onderlinge afstandendie kleiner zijn dan uit de berekening volgen.Deze overmaat aan draagvermogen komtlang niet altijd ten goede aan de veiligheid,omdat de ene maat soms duidelijk te kleinen de andere bijna te groot blijkt.De algemene conclusie voor vloerbekistin-gen is dat dikwijls te zwaar wordt gecon-strueerd. Merkwaardig is dat voor wandende tegengestelde conclusie opgaat. De eer-ste ori?nterende berekeningen van wanden?--? en ook voor kolommen -- gaven als re-sultaat dat uitgaande van de in de herzienerichtlijnen voor het trillen van beton -- NEN3051 aanbevolen betondrukken, de be-kisting belangrijk zwaarder zou moeten wor-den geconstrueerd dan gebruikelijk.In de economische taal uitgedrukt zouden dekosten per m2wand -- dat is tweezijdig be-kist -- van 18,-- tot 25,-- stijgen. Ditverschil van 7,-- per m2was aanleidingdieper op de betondruk en de gebruikelijketoegelaten spanningen in te gaan. De uit-komst van het hierop volgend overleg isgeweest dat de betondruk aanvaard moetworden, hoewel bij hoge stortsnelheden nogwel enige onzekerheid bestaat en dat detoelaatbare spanningen belangrijk kunnenworden verhoogd.Het economisch resultaat is dat de kostenper m2weer van 25,-- terug gaan naar18,--. Voor de vloeren houdt deze ver-hoging van de toelaatbare spanningen eenverlaging van de kosten in met 5 ? 10%.Op deze nieuwe grondslagen voor de belas-tingen en de toelaatbare spanningen zijn deberekeningen gebaseerd voor wandbekistin-gen met 2, 3 en 4 gordingen en hoogten van2,50 tot 4,00 m. Omdat de studie omtrentdeze wandbekistingen nog niet is afgesloten,moeten het nomogram, de grafiek en deconclusies nog als voorlopig worden be-schouwd. In een volgende publikatie zalhierop worden teruggekomen.Dit zelfde voorbehoud moet gemaakt wordenvoor de laatste grafiek (f/g. 6). Ookhierin zijn bij nadere bestudering nog klei-nere verschuivingen mogelijk. De laatstegrafiek geeft een voorlopige vergelijking tus-sen verschillende mogelijke bekistingen. Degegevens zijn aan een nog lopende studieontleend. Omdat, zoals gebleken is, er nietvan een vaste prijs per m2gesproken konworden doordat deze van de afmetingen vanwanden en vloeren afhangt, is een vergelij-kingsobject gekozen. Dit bestaat uit eenvloer van 5 ? 10 m2samen met een wandvan 2,60 ? 10 m2.Verticaal zijn de kosten voor de bekisting enhorizontaal het aantal herhalingen uitgezet.Voor de vloerbekistingen zijn gekozen debekisting op stalen stempels en een tafel-bekisting. Voor de wanden een effici?nt ge-construeerde houten bekisting en stalen be-kistingen uit kleine en uit grote elementen.Als combinaties staan aangegeven de houtenwandbekisting met vloer op stempels, dehouten wand met tafels en beide stalen be-kistingen met tafels. Ten slotte is ook eenlijn voor tunnelbekistingen aangegeven. Bijde gekozen afmetingen van de vloer en dewand blijken telkens andere bekistingen devoordeligste te zijn, afhankelijk van het aan-tal malen herhaling. Het aantal herhalingenis een nieuwe invloedsfactor die hier ineenste voorschijn komt. In de eerder getoondenomogrammen en grafieken kwam het aantalherhalingen niet voor, omdat daar steedsmogelijke uitvoeringen van hetzelfde typewerden vergeleken.De kosten per keer bekisten en ontkistenbestaan uit een deel -- de arbeid en de inhet beton achterblijvende onderdelen -- dattelkens terugkomt en een aandeel in de in-vestering voor de bekisting dat per keer af-geschreven wordt. Wanneer het aantal her-halingen groter wordt dan de levensduur vanCement XXI (1969) nr. 5 212de bekisting, dan moet deze vernieuwd wor-den. Op dat moment is ook het minimum inde totale kosten per keer bereikt. In degrafiek is het verdere verloop door eenrechte lijn weergegeven. Wiskundig gerede-neerd zou dit een zaagtand moeten zijn mettelkens een sprong omhoog waar een nieu-we bekisting nodig is. In werkelijkheid is delevensduur niet zo exact; praktisch zal menaltijd trachten te voorkomen dat voor delaatste paar herhalingen de bekisting ver-nieuwd moet worden. Meestal tracht mende levensduur wat te rekken, hetzij door eenvoorzichtige behandeling, hetzij door extrareparatie. Hierdoor verdwijnen in werkelijk-heid de zaagtanden weer grotendeels.Het streven naar veel herhalingen is in con-flict met het streven naar een hoge bouw-snelheid. Een hoge bouwsnelheid vraagt veelbekistingen, die samen het mogelijke aantalherhalingen moeten delen. De keuze van debouwsnelheid kan hierdoor tot de keuze vaneen andere bekisting leiden in verband methet feitelijk aantal herhalingen per afzonder-lijke bekisting.Mogelijkheden bij volgende werken spelenook nog een rol. Zoals uit het vorengaandeover de vloerbekistingen blijkt, is voor depresentatie van de uitkomsten van de be-rekeningen een vorm gekozen die vrijwelelke berekening overbodig maakt. De ont-werpmaten van de constructies zijn directin de nomogrammen af te lezen. De manurenzijn eveneens direct op de grafieken te vin-den.Een van de redenen voor de keuze van dezevorm is dat het vinden van de meest aan-trekkelijke bekisting telkens een omvang-rijke berekening vraagt. De nomogrammenzijn oorspronkelijk ontstaan als een middeltot arbeidsbesparing bij het rekenwerk. Degelegenheid voor deze berekeningen is erniet altijd.De belangrijkste reden dat de resultaten indeze vorm worden aangeboden is het stre-ven om een rationeler aanpak van het ont-werp en de uitvoering van bekistingen testimuleren. Hierom zijn enerzijds de resul-taten van het rationeel ontwerpen en uitvoe-ren sterk naar voren gehaald met hun con-sequenties voor de manuren en de kosten.Anderzijds worden de berekeningen van degepubliceerde bekistingen volledig gegeven,zodat zij ook volledig te controleren zijn. Bijde berekeningen is er niet naar gestreefdhet onderste uit de kan te halen. Het eerstedoel was te bevorderen dat er niet node-loos veel achterbleef.De berekeningen zijn op elasticiteitsgrond-slag uitgevoerd, uitgaande van normale om-standigheden. Zowel onder bijzondere om-standigheden, als door deskundige toepas-sing van meer geavanceerde berekenings-methoden, is verdergaande besparing moge-lijk.De meer rationele wijze van benadering vande bekisting, leidt tot het ontdekken vannieuwe mogelijkheden; zelfs reeds met debeschreven 'kookboek'-methode. Deze bena-dering heeft ook consequenties. Wanneerde bekisting door berekening is bepaald,dan is deze berekening gebaseerd op toege-laten spanningen en andere materiaaleigen-schappen. Deze materiaaleigenschappen die-nen dan in de gebruikte onderdelen van debekisting aanwezig te zijn, ook na herhaaldgebruik. Hieruit volgt dat meer aandachtnodig is voor de kwaliteit van de te gebrui-ken onderdelen, zoals bij voorbeeld rottebaddingen, door betonstaal vervangen stel-pennen, verroeste stalen onderdelen, enz.Wanneer de bekisting door berekening isbepaald, dan ligt de verantwoordelijkheidvoor het ontwerp bij de bekistingsconstruc-teur. Er komt weinig van de economie vande bekisting terecht indien op de bouw-plaats bij voorbeeld toch maar wat extrastempels worden toegevoegd.De reden dat men op de bouwplaats nooitvoor alle zekerheid maar een paar stavenwapening of een paar cm beton erbij doetis ongetwijfeld de G.B.V. Deze geeft voorhet beton en de wapening duidelijke richt-lijnen t.a.v. ontwerp en uitvoering, waardoordiscussie over te weinig of te veel geslotenis. Zouden duidelijke richtlijnen voor het ont-werp en de uitvoering van bekistingen niethetzelfde heilzame effect kunnen hebben?Naar schatting wordt er jaarlijks in Neder-land voor ongeveer f 200 000 000 aan bekis-tingen vertimmerd.De economische zijde van bekistingen is bijnader onderzoek eigenlijk de meest fasci-nerende zijde van de bekisting. Zowel dedetails als het overzicht van het geheel bie-den telkens weer verrassende ontdekkingendie zeker een derde van de aandacht voorhet betonwerk waard zijn of althans even-veel als aan het beton en de wapening wordtbesteed.vervolg van blz. 211(Opslagloods in lichtbeton)Hollith (droog stortgewicht 570 kg/m3) tegen-over Berwilit (625 kg/m3) en Korlin (750 kg/m3), alsmede de lagere prijs.Men heeft van de gelegenheid gebruik ge-maakt om een tweetal proefbalken te ver-vaardigen, ??n met Hollith, de andere metKorlin. Aangezien de voorspanstaven ? 26mm (systeem Dywidag) op het moment vanbeproeven nog niet volledig waren gespan-nen, kon de belasting niet hoog opgevoerdworden, daar anders gevaar voor scheurvor-ming ontstond.Dhr. J.F.A.Broeckhoven, ing. tekent hierbijhet volgende aan:In beide gevallen bleek uit de verrichte rek-en stuikmetingen dat vermoedelijk alle wa-pening meewerkte, ook de nog niet ge?njec-teerde spanstaven, als gevolg van wrijving.Voorts bleek dat er een verschil was in deelastieiteitsmodulus tussen onder- en boven-zijde van de doorsnede, dit ten gevolge vande betere verdichting van de onderste beton-lagen.De balken met overspanningen van 17,85 mzijn in het midden belast met behulp van eenkleine vijzel tot 5 tf. De belasting werd in ca.30 minuten opgebracht en korte tijd (35 en50 minuten) gehandhaafd; daarbij namen reken doorbuiging nog toe. De spanningswisse-ling t.g.v. de 5 tf belasting bedroeg ca. 66kgf/cm2, gerekend met de gewapende door-snede.waarden in de tabel zijn daarom niet meerdan redelijke benaderingen. Belangrijkerechter dan de waarden zelf zijn de tendenzendie er uit blijken.De meetresultaten zijn in onderstaande tabelopgenomen. Opgemerkt moet worden datten gevolge van weersomstandigheden hetmeten van de doorbuigingen op een nogalprimitieve wijze geschiedde. De afgeleideIn samenwerking met Rijkswaterstaat, Ibis enCentraal laboratorium is een aantal vergelij-kende proeven genomen tussen Hollith enBerwilit, waarvan in Cement nr. 6 uitvoerigzal worden bericht door J.F.A.Broeckhoven,ing. NeHollithbalk Korlinbalkdoorbuiging (gemidd. van beide zijden):bij = 5 tf (opgaand) 30,3 mm 23,5 mmidem, na 35/50 minuten 32 mm 24,5 mmbij van 1 tot 5 tf (opgaand) 25 mm 19 mmbij van 5 tot 1 tf (neergaand) 20,3 mm 16,5 mmblijven bij = 0 5,7 mm 4 mmE-modulus bij van 1 tot 5 tf (opgaand):uit doorbuiging ca. 154 000 kgf/cm2ca. 203000 kgf/cm2uit stuik bovenrand ca. 164 000 kgf/cm2ca. 213000 kgf/cm2uit rek onderrand ca. 182 000 kgf/cm2ca. 238000 kgf/cm2E-modulus bij van 5 tot 1 tf (neergaand):uit opbuiging ca. 189000 kgf/cm2ca. 234 000 kgf/cm2uit rek bovenrand ca. 180000 kgf/cm2ca. 233000 kgf/cm2uit stuik onderrand ca. 197 000 kgf/cm2ca. 253000 kgf/cm2ouderdom 51 dagen 44 dagenCement XXI (1969) nr. 5 213
Reacties