De Belgische PrestatiegidsEen bijdrage tot industrialisatie van gebouwen in het algemeenen van woningen in het bijzonder*Deze studiemiddag wordt georganiseerd doorde Betonvereniging, de Sectie Utiliteitsbouwvan het KIVI, de SAR, Bouwcentrum en Pro-gresbouw.Op 12 december 1979 zal door de Betonvereniging 's middags in het Bouwcentrum te Rotterdameen lezingenmiddag worden georganiseerd, waarop belangstellenden worden ge?nformeerdomtrent de aard van en de stand van zaken betreffende de Belgische Prestatiegids voor gebou-wen*. Dit is een vooruitstrevend werkstuk dat moet dienen als een hulpmiddel voor de kwalita-tieve bepaling van de eisen die de ontwerper stelt aan het gebouw als geheel en aan dematerialen en installaties. Het is veelomvattend omdat alle gebruiksfuncties van zo'n gebouw inbeschouwing worden genomen.Bij de samenstelling zijn vooral het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouw-bedrijf (WTCB), de universiteiten, de researchcentra voor de industrie?n en het Controlebureauvoor de veiligheid van het Bouwwezen (SECO) betrokken. Hierbij wordt een grote stimulansuitgeoefend door de Industri?le Studiegroep voor de Bouwnijverheid (IC-IB), die de industriali-satie van de bouwnijverheid nastreeft. De kosten die met de studie en de research daarvoor zijngemoeid, worden gedragen door het IWONL (Instituut tot aanmoediging van het Wetenschap-pelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw), alsmede door de industrie (via de in totaal16 federaties).Om het een en ander duidelijk gestalte te kunnen geven, is het nodig de eisen van de gebruikers,het betreffende type gebouw, alsmede de belastingen en de invloeden op het geheel naarfunctie te splitsen, met andere woorden te classificeren. Dit gebeurt niet alleen ten aanzien vande constructie en de uitvoerings-technische facetten, maar ook voor de verschillende soortenvan comfort, het gebruik, de hygi?ne, enz. Vandaar dat de Betonvereniging ook andere vereni-gingen en instanties op deze lezingenserie heeft geattendeerd.Het is merkwaardig dat in Nederland zo weinig bekend is van hetgeen in Belgi? wordt onder-nomen. Waarschijnlijk is dat ook omgekeerd het geval. Tot deze opmerking komt men algemakkelijk, wanneer men zich realiseert dat het opstellen van de Prestatiegids, die zich ineerste instantie beperkt tot woningen, reeds vele jaren van intensief onderzoek heeft gevraagd.De eerste uitgave dateert namelijk al van 1976 en werd ter kritiek en voor aanvullendesuggesties rondgezonden aan velerlei instanties in de bouw. Met enige trots wordt in Belgi?geconstateerd dat het gehanteerde classificatiesysteem is overgenomen door de ISO (Inter-national Standards Organization) die een dergelijk systeem voor internationale normalisatievoorbereidt. Het in Belgi? verrichte werk is ongetwijfeld van internationale betekenis.Om een idee te krijgen van de basisgedachte die aan de Prestatiegids ten grondslag ligt, kan hetbeste worden gerefereerd aan een rapport van onderzoek dat door het WTCB werd uitgegevenen gewijd aan de verschillende in dit verband verrichte deelonderzoeken (zie literatuuropgave).Daarin wordt onder meer gesteld dat de keuze van bouwmethodes en -produkten bij traditiegeheel werd bepaald door specificaties van de materialen en hun verwerking, hetgeen thanswordt beschouwd als een ernstige belemmering voor renovaties. Wanneer men de industriali-satie van het produkt en de rationalisatie van de bouw wil bevorderen, dient men te zoeken naarnieuwe methodes om zich ervan te vergewissen of een gebouw de functies waartoe het isbestemd kan vervullen.Als een doeltreffende handelwijze om een constructief probleem op te lossen, wordt beschouwdhet tegenover elkaar stellen van de diverse mogelijke oplossingen, dus de alternatieven tebehandelen op voet van gelijkheid wanneer er een keuze moet worden gemaakt, uitgaande vande vereiste kwaliteiten die door de gebruikers van het bouwwerk worden gesteld. De prestatie-gids is een werkdocument, waarmee deze filosofie gestalte moet krijgen. Deze gids, met eenschat aan informatiemateriaal, staat ten dienste aan alle betrokkenen. Dat zijn:de architect en de constructeur, die er praktische aanbevelingen aantreffen ook ten aanzien vanbouwmaterialen die, ongeacht welke, voor hun verschillende bestemmingen aan bepaaldeeisen moeten voldoen;de fabrikant, die zijn produkten ge?ntegreerd weet in de totale conceptie;de aannemer die er de bepalingen aantreft die gelden voor de te verwerken materialen en dekwaliteiten die daarbij moeten worden behaald;ten slotte de bouwheer en de gebruiker die zullen profiteren van een beter, duurzamer en econo-mischer produkt, omdat de prestatiegids door zijn opzet voor de industrie een stimulans vormtom voortdurend te streven naar betere oplossingen.Cement XXXI (1979) nr. 11 477De gids is opgezet als een zelfstandig document, waarnaar kan worden gerefereerd c.q. gebruikgemaakt bij het opstellen van bestekken. Het is geen opsomming van voorschriften maar kansteeds worden aangevuld met recent verworven gegevens.Bij het samenstellen van een dergelijke gids is het nodig een gebouw in functionele onderdelente splitsen. Bij de eerste uitgave in 1976 waren dat de volgende onderdelen:een ruimtelijke indeling uitgaande van de activiteiten van de gebruiker,de constructie,de scheiding tussen interieur en buitenomgeving,de scheidingselementen binnen het gebouw,de installaties.Deze hoofdindeling kan vanzelfsprekend weer verder worden onderverdeeld.Ten einde de gebruiksvoorwaarden van een gebouw te kunnen bepalen, moeten de mechani-sche, fysische, chemische en/of biologische invloeden bekend zijn, evenals de wijze waaropdeze zich manifesteren. In derde instantie kunnen dan de gebruikerseisen worden vastgestelden in overeenstemming daarmee de kwaliteiten worden geformuleerd waaraan toe te passenmaterialen en installaties dienen te voldoen.Zoals opgemerkt had de eerste uitgave van de Prestatiegids betrekking op ge?ndustrialiseerdewoningen. De uitgave bestond uit twee delen. Deel 1 bevatte algemene gegevens over hetbegrip kwaliteit en aanbevelingen voor het gebruik ervan bij de voorbereiding en het ontwerp vaneen gebouw. Deel 2 vormde een soort catalogus waarin de kwaliteitseisen waren gespecificeerdvolgens een functionele onderverdeling. Daarbij was tevens aangegeven op welke wijze diekwaliteit, te onderscheiden in niveaus, moest worden getoetst.Bij het voorbereidende werk toen, en ook nu nog, is een achttal commissies betrokken (in totaal150 personen), die zich bezighouden met de bestudering van de verschillende technische facet-ten. Deze commissies hebben afgeronde taken, die achtereenvolgens betreffen: duurzaam-heid, akoestisch comfort, toleranties, toelaatbare vervormingen, thermisch en visueel comfort,dichtheid van gevels enerzijds en van daken anderzijds. De commissies hebben tot taak dekwaliteitswaarden vast te leggen en hiervoor beoordelingssystemen te ontwikkelen. Men kanzich voorstellen dat hiervoor veel onderzoek moet worden verricht.Bij de introductie van het ontwerp in 1976 zijn verschillende instanties met de inhoud ervan op dehoogte gebracht. Er werd aangedrongen op kritiek en op het doen van suggesties. Voor hetpeilen van de meningen werd een enqu?te gehouden. In het algemeen mag worden gesteld datde gids een positief onthaal heeft gekregen. Deze werd beschouwd als een goed hulpmiddel omvernieuwing en verdere industrialisatie te bevorderen.Ten einde de praktische toepasbaarheid te toetsen werd de gids gebruikt bij het ontwerp en debouw van woningen volgens twee ge?ndustrialiseerde systemen die onderling sterk verschillendwaren:? ??n bouwsysteem, bestaande uit volledig in de fabriek geprefabriceerde cellen van hout, beton,staal en kunststof, inclusief de afwerking en centrale verwarming, voorzien van een hellend dak;? ??n bouwsysteem bestaande uit geprefabriceerde betonpanelen, waarbij montage en afwer-king op de bouwplaats geschiedt, voorzien van plat dak en met elektrische verwarming.Overeenkomstig de toetsingmethodes in de Prestatiegids werden allereerst laboratorium-proeven verricht ten einde te bepalen: a. de beginkwaliteit volgens niet destructieve methodes;b. de veroudering van bepaalde elementen; de kwaliteit na veroudering en d. de kwaliteit vanverouderde en niet-verouderde elementen met behulp van een destructieve methode. In tweedeinstantie werden proeven op het bouwwerk genomen om de correlatie met de laboratorium-proeven na te gaan.Het onderzoek sloot af met een enqu?te onder de bewoners, die hun oordeel gaven omtrent dekwaliteit van de woning. De beoordeelde kwaliteitsaspecten betroffen voornamelijk de ver-schillende soorten van comfort. De beoordeling door de bewoners werd vergeleken met de tech-nische beoordeling overeenkomstig de proeven en berekeningen die in de gids warenopgenomen. vervolg op blz. 490Cement XXXI (1979) nr. 11 478derhalve ca. 15?C hoger dan bij de geventi-leerde constructie. De gemiddelde waardevan de temperatuurschommeling van de bin-nenlucht ligt bij 36? C, terwijl deze bij degeventileerde constructie op omstreeks23,5?C uitkomt. Dit resultaat wordt alleenmaar bereikt, omdat de dagelijkse hoeveel-heid toegevoerde energie direct weer naarbui-ten afgevoerd wordt. Wanneer daarentegende ventilatie zou worden stopgezet, dan zouals gevolg van de energietoevoer met eendagelijkse stijging van de temperatuur in deconstructie en daarmee van de binnenlucht-temperatuur moeten worden gerekend vanca. 3 tot 4?C per dag. Dit proces gaat door,totdat de temperatuurschommeling van debinnenlucht na 4 ? 5 dagen de in figuur 11 ge-stippeld getekende evenwichtstoestand heeftbereikt. Omgekeerd zou het evenlang duren,voordat de betreffende constructie weer totde toestand van de minimum temperatuur isafgekoeld.De belangrijk lagere oppervlaktetemperatu-ren in de binnenruimte t.o.v. de overdagheersende buitenluchttemperaturen gevennog aanleiding tot de vraag of er geen opper-vlaktecondensatie zou kunnen optreden.Betonoppervlakken kunnen weliswaar de ab-sorptiefunctie m.b.t. kortstondig optredendecondensatie overeenkomstig functie nr. 8 infiguur 1 vervullen, maar langdurige conden-satie is toch ongewenst. In het hier besprokengeval mag de relatieve vochtigheid van debuitenlucht gedurende de 8 nachtelijke venti-latie-uren zonder bezwaar tot 100% oplopen,omdat de wandtemperatuur tijdens dezeperiode toch hoger dan de buitenluchttempe-ratuur is. Op het tijdstip dat de buitenlucht demaximum temperatuur van 40?C bereikt, magde relatieve vochtigheid daarentegen nietmeer zijn dan 38%, omdat de wandtempera-tuur binnen ca. 17?C lager is. In de warme endroge continentale klimaatgebieden wordt38% relatieve vochtigheid op het tijdstip vande dagelijkse maximale buitentemperatuurook nauwelijks overschreden, uitgezonderdhet kortstondig oplopen van de relatievevochtigheid na onweersregens. In de warme-re en vochtiger maritieme klimaatgebiedenzouden de desbetreffende meteorologischewaarden nader moeten worden onderzocht.Ook hieruit volgt dat de inwendig geventileer-de bouwconstructies vooral in de meer conti-nentale, warme en droge klimaatgebiedendienen te worden toegepast.Het zou een opgave voor de bouwmeteoro-logie zijn om, ter vermijding van onjuiste toe-passing op niet geschikte plaatsen, de voordeze constructies ge?igende klimaatgebie-den goed in kaart te brengen.SlotopmerkingenZoals aangeduid, kan de regulering van hetthermische binnenklimaat betreffende koe-ling in hete klimaten door geventileerde bouw-constructies een haalbare zaak zijn. Het gaatin dit geval echter niet om constructies die inhet klimaatgebied van West-Europa (de lan-den en gebieden rond de Middellandse Zeemisschien uitgezonderd) zouden kunnen wor-den toegepast. Het toepassingsgebied zalveel meer in de equatoriale, warme gebiedenvan het vaste land van Noord- en Centraal-Af rika, in Midden-enZuid-Amerikaen inZuid-oost-Azi?, zoals in India en China, moetenworden gezocht.In een later te publiceren vervolgartikel zullengeventileerde kruipruimten met warmteaccu-mulerende materiaallagen voor grote bedrijfs-ruimten in de laagbouwsector worden bespro-ken.Literatuur1. Haferland Fr., 'Das W?rmetechnische Ver-halten mehrschichtiger Aussenw?nde';Bauverlag, Wiesbaden-Berlin, 1970.2. Haferland Fr., W.Heindl en H.Fuchs, 'Dasw?rmetechnische Verhalten von Geb?u-den unter periodisch wechselnden Warme-einfl?ssen'; Berichte aus der Baufor-schung' Heft 99, Verlag Ernst & Sohn,Berlin, 1975.vervolg van blz. 478'De Belgische Prestatiegids'Tabel 11. VoorwerpIdentifikatie van het orgaan van het gebouw envan de inhoud van de aflevering2. ToepassingsdomeinToepassingsdomeinen van de aflevering3. ReferentiesReferentiewijze naar de dokumenten van toepas-sing4. DefinitiesGebruikte gespecializeerde termen5. Rol en gebruiksvoorwaarden-- Rol gespeeld door het orgaan van het gebouwin het voldoen aan de eisen van de gebruikei-- Werkingen en agentia die de prestaties be?n-vloeden6. PrestatiesVoor iedere eis :-- definitie van de prestatie-- bepaling van de prestatie (meting, berekeningproef, onderzoeksmetode)-- waarden van de prestatie (eisbare niveaus o'klassen)Wij zijn thans drie jaar verder en de definitieve uitgave van de prestatiegids zal nog v??r heteinde van dit jaar verschijnen. Op veler verzoek is voor een overzichtelijker indeling gekozen. Deuitgave bevat nu 9 handzame afleveringen gewijd aan afgeronde gebouwfacetten. De indeling isals volgt:1. Algemene begrippen en het gebouw als geheel.2. Gevels.3. Daken.4. Binnenverdeling verticaal gezien.5. Vloeren en trappen.6. Waterdistributie en -afvoerinstallaties.7. Installaties voor warmtevoorziening en ventilatie.8. Elektrische installaties.9. Installaties voor transport en communicatie.Elk van deze hoofdstukken heeft een indeling volgens de hiernaast afgedrukte tabel.Er moet overigens nog het nodige gebeuren. Zo is het de bedoeling het gebruik van de gids uit tebreiden tot ziekenhuizen, scholen en kantoren. Maar ook ten aanzien van de praktische toepas-baarheid van de gids is nog verdere studie en onderzoek vereist, zoals onder meer:- bepaling van het toepassingsgebied van de verschillende kwaliteitsspecificaties,- het gebruik van de gids bij het opstellen van bestekken,- precisering van beoordelingssystemen,- analysering van de praktijkervaringen met het oog op verdere vervolmaking,- het voortdurend actualiseren van de gids.Vooral dat laatste is natuurlijk erg belangrijk. Het periodiek herzien en het verwerken van deresultaten van recente onderzoekingen maken het gebruik van zo'n gids uiterst waardevol,zeker wanneer men daarbij bedenkt dat voorschriften door hun aard deze flexibiliteit nietbezitten en de gids, gezien de veelomvattende voorbereiding, een groot gezag zal uitoefenen.ing.M.G.P.NelissenLiteratuur1. Studie- en researchrapport nr. 20,1976, Onderzoekingen over de prestaties van gebouwen';Uitgave van het WTCB, Brussel2. Studie- en researchrapport nr. 23,1979, 'Onderzoekingen over de prestaties van het gebouw';Uitgave van het WTCB3. WTCB, tijdschrift nr. 2, juni 1979, blz. 2/10.Cement XXXI (1979) nr. 11 490
Reacties